• No results found

Samenvatting Biologie Hoofstuk 3 en 4

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenvatting Biologie Hoofstuk 3 en 4"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Biologie Hoofstuk 3 en 4

Samenvatting door een scholier 4e klas havo

1768 woorden 17 jaar geleden

7

58 keer beoordeeld

Vak Biologie

Methode Nectar

H3 Wie het kleine niet eert…

§1 Van organisme naar cel

-Cellen kunnen zich bescherming tegen levensbedreigende situaties -Cellen reageren op veranderingen in hun omgeving

-Cellen hebben organellen (:organisme heeft organen) - Vb. celmembraan: regelt de opname en afgifte van stoffen

- Membraan heeft ‘receptoren’: ontvangt informatie uit de omgeving. Vergelijkbaar met zintuigcellen in je huid die informatie verzamelen.

- Vb organel: endoplasmatisch reticulum: zorgt voor transport van stoffen binnen de cel. Vergelijkbaar met buizenstelsel van je bloedsomloop

-Dezelfde levensverschijnselen vind je op organismaal- en celniveau

-Extra energie is vooral nodig om je lichaam op temperatuur te houden

-Energie wordt geproduceerd op celniveau. Bij alle cellen is dat op dezelfde manier: ATP -ATP: een stof die energie oplaad en afgeeft

-Cellen laden ATP op door energie uit brandstoffen te halen, vb glucose

-Mitochondriën zitten in organellen in een cel en maken uit brandstoffen energie vrij en laden ATP op schematische weergave vorming ATP:

brandstof + zuurstof → ATP + water + koolstofdioxide + warmte

-Cellen met een dergelijke tussencelstof vormen de steunweefsels in je lichaam

-Steunweefsel ontstaat doordat de cellen stoffen uitscheiden die een stevige buitenlaag geven Vb. stoffen: de eiwitten elastine en collageen

Vb. steunweefsels: bindweefsel, been en kraakbeen

-Deze stoffen (elastine en collageen) zorgen in de tussencelstof voor elasticiteit Vb. bindweefsel in je huid

-Extra kalkzouten in de tussencelstof maken de weefsels nog steviger Vb. botten

(2)

§2 DNA

-Chromosomen bestaan uit eiwit en DNA

-DNA door wordt de erfelijke informatie opgeslagen -DNA is een dubbele wenteltrap

-Elke trede wordt gevormd door stikstofbasen -DNA heeft 4 stikstofbasen:

A(denine) T(hymine) C(ytosine) G(uanine)

-De erfelijke informatie zit in de volgorde waarin de basen naast elkaar in het DNA voorkomen -3 opeen volgende basen (codeletters) vormen met elkaar een code(woord)

-Elke (code)woord bestaat uit 3 letters: zo’n woord heet een triplet, en vormt een aminozuur -1 zin van die codewoorden, compleet met start- en stopwoord bepaalt 1 erfelijke eigenschap -Een DNA-zin codeert voor een eiwitmolecuul

-Elk woord in zo’n zin bepaalt wel aminozuur als volgende bouwsteen in het eiwit wordt ingebouwd

Schema eiwitsynthese:

DNA → Kopie deel DNA → kernporie → endoplasmatisch reticulum → ribosoom → eiwit in de cel

Toelichting bij het schema:

-Er wordt eerst een kopie gemaakt van een gedeelte van het DNA -Kopieën gaan naar cytoplasma

-Op basis van de kopieën rijgen aminozuren zich in een bepaalde volgorde aan elkaar tot eiwit -Eiwitsynthese vindt plaats door een klein celorganel: ribosoom

-Ribosomen bevinden zich in elke cel in het cytoplasma en vrijzwevend of gebonden aan het endoplasmatisch reticulum.

-Ribosomen produceren eiwitten die het proces opgang brengen waardoor de cel zijn bijzondere eigenschappen krijgt

§3 Samen delen, samen groeien

-Kinderen groeien snel: een hoge delingsfrequentie

-Op een gegeven moment ben je uitgegroeid maar je cellen blijven zich delen -Versleten of beschadigde cellen worden voortdurend vervangen: celdeling -Hoe korter de levensduur van cellen is, hoe hoger de delingsfrequentie

DNA-verdubbeling:

-Verdubbeling van de cel kern

-Beide leuningen van de DNA-wenteltrap splitsen zich doordat de waterstofbruggen tussen de stikstofbasen A, T, C en G verbreken.

-In het cytoplasma zit voorraad A, T, C en G.

-Deze basen nemen de opgevallen plaatsen op beide traptreden in, waarna nieuwe leuningen de wenteltrappen weer compleet maken.

-De waterstofbruggen voorkomen dat er een verkeerde combinatie tussen de stikstofbasen ontstaat

(3)

-Celdeling in 4 stadia:

G1, S, G2 en M

-De eerste 3 stadia samen heet: interfase -S (=synthese) DNA-verdubbeling

-M (=mitose) deling van chromosomen in de celkern, gevolg door deling van celmateriaal

-G (=Gap, engels voor tussenstap) het aantal celorganellen en hulpstoffen neemt toe. Plasmolise vindt plaats, de cel wordt groter

-Stadia G1 t/m M heet: celcyclus

Celcyclus bij bindweefselcellen van de mens 1. G1 toename celorganellen

2. S (=synthese) DNA-verdubbeling 3. G2 eiwitsynthese

4. M (=mitose)

Celdeling:

-Kerndeling (=mitose)het verdubbelde DNA wordt gesplitst en over 2nieuwe celkernen verdeeld -Delende celkern verandert geleidelijk; korrelige structuur → draderige

-DNA gaat spiraliseren -Er blijven chromosomen over

-Elk chromosoom bestaat uit 2 delen: chromatiden, zijn elkaars kopieën -Chromatiden zijn verbonden via centromeer

-Tijdens de mitose in een aantal fasen worden de chromatiden losgemaakt en verdeeld over de 2 nieuwe celkernen

-Na mitose ontstaan 2 kleine celkernen, half zo groot als normaal

-Plasmagroei door opname voedingsstoffen en water. Dit is de G1 fase van de volgende celcyclus -Specialiseren van cellen: DNA delen geblokkeerd andere geactiveerd. Cellen die gespecialiseerd zijn tot een bepaald celtype (spiercel, zenuwcel) stopt de celcyclus.

-Gespecialiseerde cellen delen niet

§4 Cellen verenigen zich

Voordelen van meercellige organismen boven 1-cellige:

-Meercellige minder gevoelig voor veranderingen

-binnenste cellen in organisme minder last van temp.schommelingen en ziekteverwekkers -Meercellige kunnen zich specialiseren

Weefsel:

Een groep gelijk gespecialiseerde cellen met dezelfde bouw en functie 4 hoofdtypes:

*Dekweefsel:

- Bedekt het lichaam(huid)

- Binnenste bekleding van organen (slijmvliezen van mond, darm,enz.

(4)

- De cellen sluiten dicht tegen elkaar aan.

*Steunweefsel

- Stevigheid, vb. skelet en tussen organen

- Stevigheid door de tussencelstof die de celen afscheiden, vb. botweefsel, kraakbeenweefsel en bindweefsel

*Spierweefsel

- De cellen kunnen zich samentrekken zodat er een beweging ontstaat - De cellen zijn langgerekt

*Zenuwweefsel

- Cellen geven impulsen door, vb. naar de spiercellen om ze te laten samentrekken - De cellen hebben korte en lange uitlopers

Orgaan:

Samen gegroeide weefsels tot een eenheid die een bepaalde functie in je lichaam heeft, vb. long, hart, enz

Communicatie via geur:

-Eencellige communiceren via de stof feromonen

-Menselijke huid geeft geurstoffen af als boodschap, vb. zweet

-Parfums gemaakt van o.a.: muskus, androstenol (okselzweet), copuline (mengsel van geuren uit de vagina van een aap.

-Dieren zetten een territorium af via geuren van urine, uitwerpselen of traanklieren

-Planten: bloemen geven geuren af om bijen te lokken, anderen weer om vraatzuchtige dieren af te schrikken

-Een manier van communicatie tussen cellen van hetzelfde organisme gaat via hormonen -Hormonen:

- Zijn stoffen die via het bloed van cel naar cel gaan - Meerdere boodschappen overbrengen

- Vb. baardgroei, borstontwikkeling, stimuleert rijping zaadcel en eicel.

- Hormonen die steeds dezelfde signalen afgeven: schildklierhormonen, geven juiste tempo aan voor de stofwisseling in je cellen

- Hormoon insuline regelt suikergehalte van je bloed: stimuleert de cellen suiker uit het bloed op te nemen Laatste stukje op bladzijde 90 + §5 Cellen op hol

H4 Voeding

§1 Keuzemenu

Mensen en dieren zijn heterotroof:

Ze voeden zich met stoffen die van een ander organisme afkomstig zijn Richtlijnen voor een gezonde voeding:

(5)

1. Eet gevarieerd 2. Wees matig met vet

3. Eet volop zetmeel en vezels

4. Drink dagelijks tenminste 1½ liter vocht. Maar wees matig met alcohol

Gebreksziekten:

Ontstaan door een langdurig tekort aan een of meer voedingsstoffen, eenzijdig voedingspatroon.

Vb. Bloedarmoede, dan maakt je lichaam door een gebrek aan ijzerzouten niet voldoende rode bloedcellen om de oude te vervangen

Welvaartsziekten:

Mensen eten te vet, hebben weinig lichaamsbeweging en hebben daardoor minder energie nodig, gevolg:

welvaartsziekten

Vb. vetzucht, hart- en vaatziekten en kanker

Hart- en vaatziekten:

*Voornaamste vaatziekte is aderverkalking:

- Aderverkalking aan binnenkant van bloedvaten → ophoping vetachtige stoffen → wand bloedvat minder elastisch en diameter neemt af → belemmering bloedsomloop

- Aderverkalking in de wand van de kringslagader → gedeelte hart geen bloed → hart krijgt dus geen zuurstof en voedingsstoffen → hartinfarct: deel van de hartspier sterft af

*Kans op hart- en vaatziekten:

- Hangt af van je leefwijze

- Vergroten: te hoge bloeddruk (zout eten en stress), roken, een te hoog lichaamsgewicht, te weinig lichaamsbeweging en veel dierlijke vetten eten met verzadigde vetzuren en cholesterol

- Verkleinen: plantaardige vetten met veel (meervoudige) onverzadigde vetzuren (o.a. linolzuur) eten.

- De een is gevoeliger voor vetten dan de ander - Is erfelijk

Kans op Kanker:

*Vergroten:

- Veel vetten eten: bevorderd aanmaak galzuren, veel galzuren grotere kans op kanker - Overmatig alcoholgebruik veroorzaakt kanker aan: mond, keel en slokdarm

- Verbrand voedsel (de zwarte laag op vb vlees) bevat kankerverwekkende stoffen: PAK’s

- Nitraat uit groenten die in je darmkanaal een verbinding aangaan met bepaalde eiwitbestanddelen → nitrosaminen: kankerverwekkende stoffen

*Verkleinen:

- Vitamine C verkleint darmkanaal kanker

- Vezelrijk voedsel eten: vezels stimuleren darmwerking, hierdoor passeren schadelijke stoffen (galzuren) de darm sneller

- Eten van voeding met vitamine A, C, E en bepaalde mineralen: o.a. calcium en selenium

(6)

§2 Energieke voeding

-Voedsel bevat voedingsstoffen die energie leveren:

- Koolhydraten, vetten en eiwitten.

-Voor het lichaam is het gunstig om energie uit voedingsstoffen te halen voor:

- 1/ 2 koolhydraten - 1/ 3 vetten

- de rest eiwitten

-Energie komt vrij bij dissimilatie: de afbraak van voedingsstoffen in de cellen -Een deel v.d energie komt vrij als warmte, de rest wordt bewaard in ATP

- Energie uit ATP: spiercel samentrekken en darmcel suiker opnemen uit dunne darm

Koolhydraten:

-Sporters eten vooral koolhydraten omdat ze veel energie nodig hebben(vb. bananen of sportdrankjes) Voorbeelden koolhydraten:

· Zetmeel

-Reservestof van planten (vb. wortels, bollen, knollen, zaden en vruchten) -Bestaat uit lange ketens aaneengekoppelde glucosemoleculen.

-Lengte van ketens, vertakt en onvertakt variëren.

-Verwerkingscyclus:

Je eet een banaan → verteringssappen breken zetmeel af tot glucosemoleculen → bloed neemt moleculen op → vervoert naar cellen

-Glucosemoleculen die je lichaam niet direct verbruikt, wordt opgeslagen als Glycogeen of vet.

· Cellulose

-Bestanddeel van de celwand van plantaardige cellen.

-Belangrijkste bestanddeel van de voedingsvezels.

-Levert mensen geen energie: darmen kunnen het niet afbreken.

· Glycogeen

-Dat slaat je lichaam op als Glucosemoleculen niet direct verbruikt worden.

-Verkrijgbaar via zetmeel uit planten en het komt bij dieren voor waar het als reservestof dient op korte termijn.

-Ontstaat: in lever en spieren door aaneenkoppeling van meer dat 1000 glucosemoleculen.

Vetten:

- Bouwstof voor cholesterol, hormonen en celmembranen.

- Isolatielaag rond je lichaam - Te veel vet is ongezond:

Levercellen zetten suiker om in vet → geven aan t bloed af → ophoping vet rond lever, darmen en onder je huid.

Eetstoornissen:

· Anorexia nervosa -Jezelf te dik vinden

(7)

-Weinig eten: vasten

-Koolhydraten en vetten vermijden -Braken en gebruik laxeermiddelen

-Komt vaakst voor bij meisjes en vrouwen van 12 tot 25 jaar -Overmatige lichaamsbeweging

-Bang voor aankomen

-Psychische factoren spelen een belangrijke

· Boulimia nervosa -Jezelf te dik vinden

-Vertoond dezelfde symptomen als anorexia nervosa: vasten, braken, laxeren, overmatige lichaamsbeweging, enz

-Boulimia patiënten verschillen van Anoraxia doordat ze hun vasten afwisselen met ongeremde eetbuien.

Hierdoor vermageren ze niet tot nauwelijks

-Door de stof serotine in de hersenen ontstaat er geen gevoel meer voor verzadiging: patiënt blijft eten.

§3 Groei en onderhoud

-Meisjes hebben eerder een groeispurt dan jongens, daardoor zijn meisjes eerder in de puberteit. Maar jongens groeien een paar centimeter extra.

Eiwitten:

- Bestaan uit lange ketens aminozuren

· Bouweiwitten

-Krachtsporter hebben extra eiwitten nodig: door trainingsbelasting komen er extra spiervezels bij: actine- en muosine-eiwitten → bouwstenen die spierbewegingen mogelijk maken

· Enzymen

-Noodzakelijk voor stofwisseling(=chemische reactie) in de cel

-Cellen werken pas bij 100ْC, maar door de aanwezigheid van enzymen werken ze bij 37ْC.

-Verteringsenzymen (ook eiwitten!):

-Afbraak voedingseiwitten in je darmkanaal → via darmwand aminozuren in bloed → via bloed in cellen → cellen maken van aminozuren lichaamseiwitten.

-hoe meer een voedingseiwit in aminozuursamenstelling overeenkomt met een lichaamseiwit, hoe bruikbaarder

-Dierlijke eiwitten (uit vlees, melk, kaas en eieren) lijken meer op lichaamseiwitten dan plantaardige eiwitten

· Essentiële aminozuren

-Aminozuren die je lichaam niet via ombouwing kan maken uit andere aminozuren.

-Tekort aan essentiële aminozuren → cellen kunnen bepaalde eiwitten niet maken variatie in voedsel belangrijk

Vitaminen:

· Functies:

-Stofwisselingsprocessen

(8)

-A: lichtgevoelige kleurstof op je net vlies -B: functioneren van je zenuwcellen -C: bindweefsel van o.a. je bloedvaten -D: afzetting van kalt in je botten Mineralen:

· Functies:

-Stofwisselingsprocessen

-Opbouw van je lichaam, vb. kalk -IJzer: aanmaak rode bloedcellen

Water:

- Meest voorkomende stof in je lichaam - Mens bestaat ca. 65% uit water

- Je moet je vocht verlies (via urine, zweet en verdamping) elke dag aan vullen (drink min. 1 ½ l water per dag. Bij extra lichaamsbeweging moet je ook extra vocht binnen krijgen.

- Gering vochtverlies leidt al gauw tot vermindering van prestaties, doordat het de stofwisseling negatief beïnvloedt

- Bij waterverlies van 3% van je lichaamsgewicht zijn de eerste tekenen van uitputting waarneembaar - Is belangrijk transportmiddel

- Neemt deel aan chemische reacties

- Zorgt voor een constante lichaamstemperatuur: 37ْC

§4 Beperkte houdbaarheid Biotechnologie:

· Voedingsmiddelenindustrie bereidt producten met levende cellen of onderdelen van levendecellen.

Voorbeelden:

-Brood, wijn en bier: gistcellen zetten suikers om in alcohol en koolstofdioxide

-Kaas, boter, yoghurt en andere zuivelproducten: bij bereiding zijn micro-organismen (vb.

melkzuurbacteriën) betrokken.

· Micro-organismen zorgen ook voor voedselbederf

-Eten van bedorven voedsel kan leiden tot een voedselvergiftiging. Er zijn verschillende voedselvergiftigingen met verschillende gevolgen: van maaggriep tot dodelijk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De individuen en cellen die verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning en voorbereiding van de gewelddadige jihad kunnen worden bestempeld als facilitatoren.. Bij de aanslagen

TNFα mede reguleert inflamatoire genen zoals intra-cellulair adhesion molecule-1 (ICAM-1) en vasculair cell adhesion molecule -1 (VCAM-1) beide sterk betrokken bij recutering

orgaanstelsel waar de lever en de darmen bij horen8. lange buis met

Maak een tekening van 1 pantoffeldiertje met een vergroting van 400 of 100x... Organen

Werking huidmondje Bouw blad. Blad onder

o Als deze cellen losraken komen ze in andere organen van het lichaam waar ze uitgroeien (uitzaaiingen). Chemotherapie • De meeste stoffen gebruikt bij het bestrijden van

▪ Na bevruchting bevat een zygote weer een diploïd aantal chromosomen, dus dubbele informatie voor eigenschappen afkomstig van moeder en vader Meiose • De haploïde

Hoe dat proces van splicing in zijn werk gaat is tot in fijn moleculair detail in beeld gebracht, maar hoe het zich in ruimte en tijd in de kern van een cel afspeelt was tot voor