• No results found

Antea Group Archeologie 2016/75. Archeologische begeleiding van de bodemsanering aan de Poststraat te Scheemda

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Antea Group Archeologie 2016/75. Archeologische begeleiding van de bodemsanering aan de Poststraat te Scheemda"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

2 Bureauonderzoek 4

2.1 Beschrijving onderzoekslocatie 4

2.1.1 Begrenzing onderzoeks- en plangebied 4

2.1.2 Huidig en toekomstig gebruik 4

2.1.3 Archeologisch beleid 4

2.1.4 Landschappelijke situatie 4

2.1.5 Historische situatie en mogelijke verstoringen 5

2.2 Bekende waarden 5

2.2.1 Archeologische waarden 5

2.2.2 Ondergrondse bouwhistorische waarden 6

2.3 Archeologische verwachting 6

2.3.1 Bestaande verwachtingskaarten 6

2.3.2 Gespecificeerde archeologische verwachting 6

2.4 Conclusies en advies voor vervolgonderzoek 7

3 Veldonderzoek 8

3.1 Doel- en vraagstelling 8

3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze 8

3.3 Resultaten 9

3.3.1 Bodemopbouw 9

3.3.2 Archeologie 9

4 Conclusies en advies 10

4.1 Conclusies 10

4.2 (Selectie)advies 10

Literatuur en geraadpleegde bronnen 11

Bijlagen

1 Archeologische perioden

2 AMZ-cyclus

Kaartbijlage

408181-AS Allesporenkaart

(4)

Afbeelding 1. Uitsnede topografische kaart 1:25.000 (niet op schaal) met ligging plangebied (rode cirkel).

Administratieve gegevens Projectnummer Antea Group 408181

OM-nummer 3991895100 Provincie Groningen Gemeente Oldambt

Plaats Scheemda Toponiem Torenstraat Kaartblad 8C

Coördinaten 260971/577680 260988/577666 260974/577652 260960/577666 Opdrachtgever Gemeente Oldambt

Uitvoerder Antea Group Datum uitvoering 14-16 maart 2016

Projectteam B. Aerts (projectleider)

D. la Fèber (senior KNA-archeoloog) Vrijgave conform KNA I. Vossen (senior KNA-archeoloog)

Bevoegd gezag gemeente Oldambt Beheer documentatie Antea Group

Vondstdepot Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis

(5)

Samenvatting

In de periode 14-16 maart 2016 is in opdracht van de gemeente Oldambt door Antea Group een archeologische begeleiding uitgevoerd aan de Poststraat te Scheemda. Het betrof het begeleiden van een milieuhygiënische bodemsanering.

Aanleiding voor de begeleiding is het voornemen om binnen het plangebied een nieuwe

supermarkt te realiseren. De bestaande bebouwing, Poststraat 7, 9, 13 en 15, is hiertoe gesloopt.

Het pand Poststraat 13 bevatte een voormalige kolenopslag. Rondom en ten zuiden van deze locatie is een vervuiling van met name PAK en lood vastgesteld. Voor het terrein bebouwd kan worden, dient de vervuilde grond te worden ontgraven en afgevoerd.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Oldambt (Libau 2010) ligt het plangebied binnen de oude historische kern van Eexta/Scheemda ligt. De voormalige loop van het Winschoterdiep liep ter plaatse van de Poststraat. Op de archeologische beleidskaart (2010) is het nog bestaande deel hiervan opgenomen als oude waterloop, op de update van de archeologische beleidskaart (Libau, nog in concept) is ook het gedempte deel van het

Winschoterdiep opgenomen. Het onderzoeksterrein ligt binnen het bestemmingsplan Scheemda- Centrum. Het gebied heeft een dubbelbestemming met een waarde voor archeologie.

Het maaiveld bevond zich ten tijde van het onderzoek op een hoogte van circa 2,5 m +NAP. Er is tijdens de bodemsanering alleen gegraven in antropogene ophooglagen. De ontgravingsdiepte lag normaal rond de 0,5 m -mv. Plaatselijk is gegraven tot een diepte van circa 1,0 m -mv.

Er zijn bij de begeleiding van de milieukundige sanering archeologische resten aangetroffen.

Naast een tweetal ophooglagen betreft het (nieuwe tijds) muurwerk aan de huidige Poststraat, dan wel het gedempte Winschoterdiep. De resten strekken zich uit tot buiten de contouren van de ontgraving.

Gezien de dubbelbestemming in het bestemmingsplan Scheemda-Centrum met een

archeologische waarde en de verwachte verstoringen door de bouwwerkzaamheden zullen de nog aanwezige archeologische resten binnen het te verstoren bouwvlak dienen te worden gedocumenteerd middels een archeologische opgraving.

(6)

1 Inleiding

In de periode 14-16 maart 2016 is in opdracht van de gemeente Oldambt door Antea Group een archeologische begeleiding uitgevoerd aan de Poststraat te Scheemda. Het betrof het begeleiden van een milieu-hygiënische bodemsanering.

Aanleiding voor de begeleiding is het voornemen om binnen het plangebied een nieuwe

supermarkt te realiseren. De bestaande bebouwing, Poststraat 7, 9, 13 en 15, is hiertoe gesloopt.

Het pand Poststraat 13 bevatte een voormalige kolenopslag. Rondom en ten zuiden van deze locatie is een vervuiling van met name PAK en lood vastgesteld. Voor het terrein bebouwd kan worden, dient de vervuilde grond te worden ontgraven en afgevoerd.

Het plangebied ligt binnen de oude historische kern van Eexta en aan het voormalige Winschoterdiep. Het te ontwikkelen terrein bevindt zich het bestemmingsplan Scheemda- Centrum. Het terrein heeft een dubbelbestemming met een waarde voor archeologie.

Voorafgaand aan de werkzaamheden is een bureauonderzoek uitgevoerd.1Hieruit volgt dat er in het plangebied een kans is op resten van oude bebouwing uit met name de middeleeuwen en nieuwe tijd. Om die reden zijn de saneringswerkzaamheden uitgevoerd onder archeologische begeleiding (protocol opgraven). Voorafgaand aan de begeleiding is er een Programma van Eisen opgesteld ten behoeve van dit onderzoek.2

Het veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3.

1De Jong, 2011

2De Jong, 2016

(7)

2 Beschrijving onderzoekslocatie

Onderstaande gegevens zijn overgenomen uit het opgestelde PvE.3

2.1 Geplande ingrepen

Het te ontgraven terrein is circa 400 m2groot. De grond wordt tot maximaal 1 m onder maaiveld ontgraven. Naar verwachting vindt de volledige ontgraving plaats in den droge; het grondwater bevindt zich rond 1,5 m onder maaiveld.4

2.2 Regionale landschappelijke situatie

Het plangebied valt tegenwoordig binnen de grenzen van Scheemda in de gemeente Oldambt.

Vóór de verlegging van het Winschoterdiep in de jaren ’50 van de 20e eeuw vormde de oude loop van het diep de grens tussen Scheemda en Eexta (deze volgde hier de oude karspelgrens tussen beide dorpen). De woningen aan de zuidzijde van de Poststraat behoorden van oorsprong dan ook tot Eexta.

De middeleeuwse dorpen Eexta en Scheemda ontstonden als veenontginningsnederzettingen Landschappelijk gezien behoorden beiden tot het Wold-Oldambt. Het landschap van het Wold- Oldambt bestond uit uitgestrekte venen, die in het zuiden werden doorsneden door langgerekte pleistocene ruggen. De vorm van deze ruggen was bepalend voor de langgerekte vorm van middeleeuwse veenontginningsnederzettingen (bijvoorbeeld ook Midwolda). De oriëntatie van de Scheemder ontginningen was noord-zuidgericht en die van de Eexter ontginningen oost- westgericht.

De veenontginningen, zowel aanleg van landbouwgrond, de boekweitbrandcultuur en het winnen van turf, hadden maaiveldverlaging tot gevolg. Door ontwatering van het veen vonden klink en oxidatie plaats en daalde de bodem meer en meer. Na verloop van tijd kregen de nederzettingen te maken met wateroverlast doordat er zuur veenwater toestroomde vanuit de onontgonnen venen ten zuiden van het Wold-Oldambt. Al in de loop van de late middeleeuwen werden daarom dorpen verplaatst naar de hogere gronden. De bebouwing van Scheemda verschoof rond 1500 naar de hogere glaciale opduiking waarop de huidige dorpskern is gelegen, dichtbij de nederzetting Eexta die daar enkele eeuwen eerder al was ontstaan. In de loop der tijd, maar vooral sinds de aanleg van het Winschoterdiep (hier aangelegd rond 1635), groeiden Scheemda en Eexta samen tot één bewoningskern.5

Naast het veenwater nam gedurende de late middeleeuwen de overlast door zeewater toe, vanwege stuwing in de Eemsmonding. Vanwege het gedaalde maaiveld kon de zee bij overstromingen tot diep in het binnenland doordringen en ontstond de Dollard. Deze boezem van de Eems bereikte haar grootste omvang tijdens een stormvloed in 1509. De Dollard zorgde voor afzettingen van klei op het veen, variërend van enkele meters in de diepste delen van het Wold-Oldambt, tot enkele centimeters langs de randen van de boezem. Vanaf de 16de eeuw werd begonnen met de aanleg van dijken om het verloren land terug te winnen.

3De Jong, 2016

4Buist, 2015.

5Koers, 1997: p. 16

(8)

Op aardkundige kaarten is het plangebied gekarteerd als bebouwd gebied. Gelet op de omgeving ligt het plangebied fysisch-geografisch gezien op de overgang van drie eenheden, namelijk: een glaciale rug met dekzand en glaciaal materiaal binnen 1,2 m onder maaiveld, een dekzandwelving en een dekzandvlakte met daarop een kleidek van 15-40 cm dikte. Gezien de relatief hoge ligging van het plangebied, die op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) te zien is, bevindt het plangebied zich waarschijnlijk op de rand van de glaciale rug.

De bodemkundige situatie binnen het plangebied is niet gekarteerd. Ten noorden van Scheemda en Eexta liggen moerige eerdgronden met een zavel- of kleidek en een moerige tussenlaag op zand (code kWz), ten oosten en zuiden liggen veldpodzol gronden bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand (code Hn21) en ten westen en zuiden liggen kalkarme poldervaaggronden bestaande uit klei (code Mn82C).

2.3 Historische situatie

Op de kadastrale minuut uit 1823 (gemeente Scheemda, sectie F1) is te zien dat het de kern van Eexta zich oorspronkelijk nabij de kerk en pastorie bevond en zich daar als een noord-zuidgericht lint uitstrekte. Ten oosten daarvan is een tweede bewoningslint zichtbaar dat aan de huidige Stationsstraat ligt. Hieraan liggen in 1823 boerderijen en een aantal oude, verlaten erven. Het is mogelijk dat ook binnen het plangebied, al ruim voor de aanleg van het WInschoterdiep, bebouwing aanwezig was gerelateerd aan deze weg. Het plangebied bevond zich in 1823 ter plaatse van de erven en (moes)tuinen van de bebouwing aan het Winschoterdiep. De huizen langs het diep betroffen van west naar oost een huis met bierbrouwerij, timmermanswoning, schipperswoning en een arbeiderswoning.

2.4 Archeologische waarden en verwachting

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Oldambt (Libau 2010) is aangegeven dat het plangebied binnen de oude historische kern van Eexta/Scheemda ligt. De voormalige loop van het Winschoterdiep liep ter plaatse van de Poststraat. Op de archeologische beleidskaart (2010) is het nog bestaande deel hiervan opgenomen als oude waterloop, op de update van de archeologische beleidskaart (Libau, nog in concept) is ook het gedempte deel van het Winschoterdiep opgenomen.

Iets ten noorden van het plangebied is een archeologische waarneming bekend (ARCHIS2- waarneming 39533). Hier zijn smeltkroesjes aangetroffen; de datering ervan is niet bekend.

De exacte begrenzing en oppervlakte van de vindplaats is niet bekend. Het plangebied ligt geheel binnen de oude bebouwde kern van Eexta.

Uit de middeleeuwen en nieuwe tijd zijn structuren en sporen te verwachten die samenhangen met de nederzetting Eexta. Het gaat hierbij om muur- of funderingsresten, paalgaten, water- of beerputten, afvalkuilen, greppels/sloten en oude akkerlagen. Middeleeuwse funderingen hebben in veengebieden doorgaans een basis van geel zand, die tot op de zandige ondergrond zijn aangelegd (in banen of in de vorm van een podium). Het gele zand steekt scherp af tegen de donkere veengrond en is daardoor gemakkelijk te herkennen. Mogelijk komen in het plangebied ook sporen voor die samenhangen met de aanleg van het Winschoterdiep. Het voorkomen van oudere archeologische sporen kan niet worden uitgesloten.

(9)

3 Onderzoeksopzet

3.1 Doel- en vraagstelling

Het doel van de uitgevoerde archeologische begeleiding is het is het documenteren en

registreren van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden zodat deze niet verloren gaan. Dit onderzoek kan tevens specifieke informatie opleveren over de aard van het terrein die van nut kan zijn bij het toekomstig vervolgonderzoek in het kader van de geplande nieuwbouw op deze locatie.

Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen:

• Zijn in het onderzochte gebied archeologische sporen en vondsten aanwezig? Zo ja, wat is de aard en datering van deze sporen en vondsten? Wat is de vondstdichtheid en ruimtelijke spreiding van de sporen en vondsten?

• Wat zegt de ruimtelijke spreiding over het middeleeuwse dorpslint en latere komvorming van Eexta?

• Komen in het plangebied sporen of vondsten voor die te relateren zijn aan de oude weg (ter plaatse van de huidige Stationsstraat)? Zo ja, waaruit bestaan deze?

• Komen in het plangebied sporen of vondsten voor die te relateren zijn aan de aanleg van het Winschoterdiep? Zo ja, waaruit bestaan deze?

• Wat is de conserveringsgraad van de aanwezige sporen en vondsten?

• Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied?

• Is binnen het plangebied Dollardklei aanwezig en zo ja, wat is de mate van invloed (verspoeling en/of verstoring) van de Dollardoverstromingen op de conserveringsgraad van middeleeuwse resten?

• In hoeverre is binnen het plangebied nog sprake van een (veraard) pakket veen?

• Zijn archeologische resten aangetroffen die buiten de verwachting van het PvE vallen?

Zo ja, wat is de aard en datering hiervan?

3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze

Datum uitvoering 14, 15 en 16 maart 2016

Veldteam P. Teekens, D. la Fèber (beide senior KNA-archeoloog, Antea Group) Weersomstandigheden Droog, zonnig -3 tot 9°C

Het onderzochte gebied betreft het deel van het plangebied waar de verontreinigingen zijn weggegraven. De contouren en diepte hiervan zijn afhankelijk van de waarnemingen van

kolengruis tijdens de ontgraving en de eindbemonsteringen op de milieuhygiënische kwaliteit van de wanden en de bodem.

Er is één sporenvlak aangelegd. Het vlak en de sporen zijn gedocumenteerd door middel van foto’s. Daar waar sporen zijn aangetroffen zijn deze, naast gefotografeerd, tevens getekend (schaal 1:50) en beschreven. Het vlak is afgezocht met een metaaldetector en de

(metaal)vondsten zijn hierbij als puntvondst ingemeten.

Alle werkzaamheden en vormen van documentatie zijn verder uitgevoerd conform de eisen die zijn vastgelegd in KNA 3.3 en het PvE.

(10)

3.3 Afwijkingen op het PvE

De ontgraving is aangelegd met flauwe taluds. Omdat de ontgraving bovendien niet tot in de natuurlijke ondergrond reikte, zijn er geen profielen aangelegd.

(11)

4 Onderzoeksresultaten

4.1 Bodemopbouw

Het maaiveld bevond zich ten tijde van het onderzoek op een hoogte van circa 2,5 m +NAP. Er is tijdens de bodemsanering alleen gegraven in antropogene ophooglagen. De ontgravingsdiepte lag normaal rond de 0,5 m -mv. Plaatselijk is gegraven tot een diepte van 1,0 m -mv.

Omdat nergens is gegraven tot in de natuurlijke ondergrond kan er geen beschrijving worden gegeven van de natuurlijke bodemopbouw. In de ontgraving zijn er met name flauwe taluds aangelegd. Er zijn dan ook geen profielen aangelegd dan wel gedocumenteerd.

Afbeelding 2. Ontgravingsvlak vanuit het oosten. Zichtbaar zijn de funderingen van de gesloopte bebouwing en de ophooglaag S9001. De Poststraat bevindt zich aan de rechterzijde.

4.2 Sporen en structuren

Zie voor een overzicht de allesporen kaart 408181-AS1 in de kaartenbijlage.

Op het middenterrein en het zuidelijk deel is één groot homogeen ophoogpakket vastgesteld (S9001) bestaande uit donkerbruin, sterk humeus, zwak kleiig zand. Het zand bevatte, naast plaatselijk moderne bijmengingen als plastic, afval en kolengruis, een zwakke bijmenging met puin, glas, metaal en aardewerk. Het aardewerk betrof zowel roodbakkend geglazuurd als steengoed en porselein.

De laag strekte zich uit tot beneden de maximale ontgravingsdiepte van 1,0 m -mv. In de laag waren de funderingen van de subrecente bebouwing nog aanwezig (zie afb. 2). Deze zijn voor dit onderzoek niet verder gedocumenteerd. Gezien de homogene samenstelling van het materiaal, de verspreiding over een groot oppervlak en de dikte van meer dan één meter wordt

geconcludeerd dat dit pakket in één maal aangevoerd en niet het gevolg is van een geleidelijke depositie van kleinere partijen. Mogelijk is dit gelijktijdig met het dempen van het

Winschoterdiep in de jaren vijftig van de 20e eeuw gebeurd.

(12)

Meer naar het noorden, richting de Poststraat is naast dit zand nog een ophooglaag van sterk puinhoudende grijze klei aanwezig (S9002). Deze laag is met name aangetroffen rond de funderingen.

Daarnaast is, grenzend aan de Poststraat, muurwerk aangetroffen (zie afb. 3). De bovenste muur (spoor S1) betreft een 2,5 m lange N-Z gerichte vleilaag van een muur. Er resteert slechts één laag. De muur bestaat uit ongemetselde breuksteen met een baksteenformaat van ?x14x7 cm.

De oriëntatie lag schuin op de huidige Poststraat. Het spoor ligt in de ophooglaag S9002 en was afgedekt door de ophooglaag S9001 en een verontreinigde sintel/puin/slakkenlaag.

Onder S1 bevindt zich een tweede muur (spoor S2) Het betreft de restanten van een kleine kelder in de vorm van drie muren. Het muurwerk bestaat uit met leem gemetseld breuksteen met een baksteenformaat van eveneens ?x14x7 cm. In totaal resten er 5 lagen (5-lagenmaat: 36 cm). De kelder ligt niet parallel aan de muur S1 maar heeft een meer NO-ZW oriëntatie. De kelder met een breedte van 2 m en een onbekende lengte (tot buiten sanering) was gevuld met

bouwpuin en lag ingegraven in de ophooglaag S9002.

Uit de verschillende maten, de verschillende oriëntaties en het feit dat S1 S2 oversnijdt volgt dat het hier de restanten van twee verschillende gebouwen op de locatie betreft. Het gebruikte materiaal betreft (herbruikte) breuksteen. Het formaat van de stenen kan daarom niet worden gebruikt als dateringsmedium. Er zijn in de kelder of bij het vrijgraven van het muurwerk (funderingssleuf) geen vondsten gedaan die het muurwerk nader dateren dan als nieuwe tijds (tussen 1500 en de bouw van de gesloopte opstallen in de 20e eeuw). Mogelijk betreft het (een deel van) de resten van de bebouwing zichtbaar op de kaarten uit het begin van de 19e eeuw.6

Afbeelding 3. Het muurwerk van spoor S1 (achtergrond) en spoor S2 (voorgrond) vanuit het westen. De Poststraat bevindt zich aan de linker bovenzijde.

6De Jong 2016, p. 4

(13)

4.3 Vondstmateriaal

Er zijn bij de aanleg geen vondsten, anders dan metaal, uit de (verontreinigde) ophooglagen verzameld (zie tabel 4.1).

Tabel 4.1. Metaalvondsten met vondstnummer en beschrijving.

Vondstnummer spoornummer Metaal Aard

1 9001 Koper Cent WIII 1876

2 9001 Lood Druppelvormig object (kogel?)

3 9001 Brons Hangertje

4 9001 Koper Duit ‘WESTFRISIA’ 1717

5 9001 Brons Gesp, 5,5x6,5 cm

6 9001 Lood Druppelvormig object (kogel?)

7 9001 Lood Musketkogel met gietnaad

Alle vondsten komen uit de zandige ophooglaag S9001. Het betreft uitsluitend materiaal uit de nieuwe tijd. Gezien de homogene samenstelling van de ophooglaag en de diepte van de vondsten (> 0,5 m -mv.) is het materiaal waarschijnlijk aangevoerd met de grond en vormt het niet de neerslag van de nieuwe tijdse bewoning ter plekke. Voor de positie van de vondsten wordt verwezen naar tekening 408181-AS1 in de kaartenbijlage.

(14)

5 Conclusies en advies

5.1 Beantwoording onderzoeksvragen

Aan de hand van de onderzoeksresultaten kunnen de onderzoeksvragen uit paragraaf 3.1 als volgt worden beantwoord.

Zijn in het onderzochte gebied archeologische sporen en vondsten aanwezig? Zo ja, wat is de aard en datering van deze sporen en vondsten? Wat is de vondstdichtheid en ruimtelijke spreiding van de sporen en vondsten?

Bij de begeleiding zijn er verschillende ophooglagen en enkele muren aangetroffen. De zandige ophooglaag op het middenterrein en de zuidzijde is waarschijnlijk in éénmaal opgebracht. Gezien de bijmengingen is dit ergens in de nieuwe tijd uitgevoerd.

Zowel het muurwerk aan de noordzijde (aan de Poststraat) als de hier aanwezige kleiige ophooglaag kunnen niet op basis van steenformaat of vondstmateriaal nader worden gedateerd dan in de nieuwe tijd.

Wat zegt de ruimtelijke spreiding over het middeleeuwse dorpslint en latere komvorming van Eexta?

Er zijn sporen van (nieuwe tijdse) bewoning aangetroffen ter hoogte van de Poststraat (de loop van het oude Winschoterdiep). Op kaarten uit het begin van de 19e eeuw is hier aan weerszijden van het kanaal bebouwing aanwezig. De bebouwing lijkt gericht op het kanaal. Omdat er, op resten van de gesloopte bebouwing na, verder geen muurwerk is aangetroffen is het niet mogelijk iets te zeggen over de ruimtelijke spreiding.

Komen in het plangebied sporen of vondsten voor die te relateren zijn aan de oude weg (ter plaatse van de huidige Stationsstraat)? Zo ja, waaruit bestaan deze?

Deze zijn binnen de contouren van de ontgraving niet aangetroffen.

Komen in het plangebied sporen of vondsten voor die te relateren zijn aan de aanleg van het Winschoterdiep? Zo ja, waaruit bestaan deze?

Deze zijn binnen de contouren van de ontgraving niet aangetroffen.

Wat is de conserveringsgraad van de aanwezige sporen en vondsten?

Van één muur resteert slecht een enkellaags vleilaag. Van een kelder resteert een vijftal lagen.

Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied?

Er is alleen gegraven in ophooglagen. Op het grootste deel van het gebied is er een in één maal aangebrachte zandige ophooglaag vastgesteld. Deze reikt plaatselijk tot 1,1 m - mv. Aan de noordzijde is een meer kleiige ophooglaag aanwezig rond/onder het

muurwerk.

Is binnen het plangebied Dollardklei aanwezig en zo ja, wat is de mate van invloed (verspoeling en/of verstoring) van de Dollardoverstromingen op de conserveringsgraad van middeleeuwse resten?

Deze zijn binnen de contouren van de ontgraving niet aangetroffen.

(15)

In hoeverre is binnen het plangebied nog sprake van een (veraard) pakket veen?

De maximale ontgravingsdiepte was circa 1,1 m -mv. Op deze diepte was er nog steeds sprake van een ophoogpakket en niet van een natuurlijke bodemopbouw. Er was derhalve ook geen mogelijkheid voor het aantreffen van een eventuele (veraarde) veenlaag.

Zijn archeologische resten aangetroffen die buiten de verwachting van het PvE vallen? Zo ja, wat is de aard en datering hiervan?

Er zijn geen onverwachte sporen en resten aangetroffen.

5.2 (Selectie)advies

Er zijn bij de begeleiding van de milieukundige sanering archeologische resten aangetroffen.

Naast een tweetal ophooglagen betreft het muurwerk aan de huidige Poststraat, dan wel het gedempte Winschoterdiep. De resten strekken zich uit tot buiten de contouren van de ontgraving.

Het gebied kent in het bestemmingsplan Scheemda-Centrum een dubbelbestemming met een archeologische waarde. De bouwwerkzaamheden zullen aanwezige archeologische resten verstoren. Uit de begeleiding volgt dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Voorafgaand aan de bouw van de winkel zullen de overige vermoedde archeologische resten binnen het te verstoren bouwvlak dienen te worden gedocumenteerd middels een archeologische opgraving.

Antea Group

Heerenveen, augustus 2016

(16)

Literatuur en geraadpleegde bronnen

Jong, M. de, 2016. Programma van Eisen Archeologische begeleiding – protocol opgraven.

Poststraat 7, 9, 13 en 15 te Scheemda.

Jong, M. de, 2011. Omgeving Poststraat te Scheemda (gemeente Oldambt. Een archeologische bureauonderzoek. Libau 11-167, Groningen

Barends et. al., 1986: Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering.

Uitgeverij Matrijs, Utrecht.

Berendsen, H.J.A., 2004 (4edruk): De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Van Gorcum, Assen.

(17)
(18)

van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager-verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties.

In het mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige

klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond.

Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes.

De hierop volgende periode, het neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels.

Het begin van de bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel.

In de ijzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand.

Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden.

Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn.

Over de middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10eeeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode.

De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.

(19)
(20)
(21)

Archeologische indicatoren

Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc.

Archis

Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen.

Bureauonderzoek (STAP 1)

Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties.

Fysiek beschermen (STAP 4c)

De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen.

Geofysisch onderzoek

Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar-, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen.

Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen.

Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2)

Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoek- overig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats.

Inventariserend veldonderzoek - overig (IVO-o) (STAP 2b of 2c)

Bij een Inventariserend veldonderzoek - overig door middel van boringen (IVO- o) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts.

Inventariserend veldonderzoek -proefsleuven (IVO-p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen.

Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Verkennende fase (STAP 2b)

Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen.

Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Karterende fase (STAP 2c of 2f)

groter dan in de verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven.

Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase.

Opgraving (STAP 5c)

Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden.

Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a)

Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt.

Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a)

Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek -

proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk).

Quickscan

In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Selectieadvies (STAP 3)

In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden.

Selectiebesluit (STAP 4)

De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht.

Veldkartering

Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.

(22)
(23)

k k k

k

k

k

k

Poststraat

9001

90022

2 11

7 6

5 4 3

1 2

577.650577.700

° !

A3 1:250

PROJECTOMSCHRIJVING

OPDRACHTGEVER GIS SPECIALIST

PROJECTLEIDER

SCHAAL FORMAAT BLAD IN BLADEN DATUM

DATUM

NR WIJZIGING GET.

J. Tolsma D. la Fèber

16-6-2016 Archeologische begeleding milieukundige bodemsanering

Gemeente Oldambt

1 van 1

C0 16-6-2016 concept DlF

k Locatie puntvondst met nummer Omtrek gesloopte bebouwing

0 2,5 5 10

Meters

(24)

Contactgegevens

Tolhuisweg 57

8443 DV HEERENVEEN Postbus 24

8440 AA HEERENVEEN T. (0513) 63 43 13

E. jet.tolsma@anteagroup.com www.anteagroup.nl

waterwerken. Maar we zijn ook betrokken bij thema’s zoals milieu, veiligheid, assetmanagement en energie. Onder de naam Oranjewoud groeiden we uit tot een allround en onafhankelijk partner voor bedrijfsleven en overheden. Als Antea Group zetten we deze expertise ook mondiaal in.

Door hoogwaardige kennis te combineren met een pragmatische aanpak maken we oplossingen haalbaar én uitvoerbaar.

Doelgericht, met oog voor duurzaamheid.

Op deze manier anticiperen we op de vragen van vandaag en de oplossingen van de toekomst. Al meer dan 60 jaar.

ISSN: 1570-6273 Copyright © 2016

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is echter één groep mensen in Nederland die blij is dat menselijke activiteiten op een bepaalde plaats zorgen voor een verhoging van het fosfaatgehalte in de bodem en

Deze drie zones zijn bestempeld voor de aanleg van regenwaterbuizen en zullen tot 2m onder het maaiveld verstoord worden.. Voorafgaandelijk de aanleg van de

We vullen een deel van het theoretische kader in: welke soorten planten en dieren zijn te verwachten in groenblauwe dooradering in de verschillende landschapstypen en welke

1 Selecteer de benodigde kaarten Kaart 1 Door Provincie geselecteerde deelstroomgebieden; Kaart 2 Begrenzing EHS, opgesplitst naar natuurdoelen water- en landecosystemen, EHS

Met behulp van het fijn raster wordt tijdens het bedrijfsbezoek op een consis- tente manier informatie verzameld over zaken die moeilijk in een ondernemingsplan zijn vast te

Door tegenvallende biggenprijzen in de eerste maanden van het jaar en de sterk opgelopen voerprijzen, is het saldo in het eerste kwartaal ruim 40.000 euro per bedrijf lager dan

Diverse onderzoeken zijn uitgevoerd om obstakels zo te kunnen construeren dat ze bij een aanrijding door een personenauto geen gevaar voor de inzittenden daarvan

Dit is een terrein van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3) en waarvan bekend is dat daar resten van het Augusteïsche legerkamp (19–16 voor Chr.), twee legerplaatsen van