• No results found

van de vergadering van provinciale staten van Drenthe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "van de vergadering van provinciale staten van Drenthe"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

van de vergadering van

provinciale staten van Drenthe

gehouden op 30 mei 2001

(2)

INHOUD

Opening 2

Mededelingen 2

Onderzoek geloofsbrief en toelating de

heer F. Ietswaart te Exloo 2

Ingekomen stukken 2

Brieven gedeputeerde staten/voorzitter

provinciale staten 2

Mondelinge vragen 3

Ontwerpbegroting 2002, ontwerpmeer- jarenraming 2002-2006, conceptjaarrekening 2000 en jaarverslag 2000 Interprovinciaal Overleg

11 Instelling en Verordening Provinciale

Commissie Verkeer- en Vervoerberaad 11 Subsidie Open NK (alle categorieën) en EK (amputaties) atletiek voor mensen met een

handicap 11

Tender vrijwilligerswerk 11

Sluiting 13

(3)

PROVINCIALE STATEN VAN DRENTHE

Verslag van de vergadering van provinciale staten van Drenthe, gehouden op 30 mei 2001 in het provinciehuis te Assen.

Tegenwoordig zijn:

A.L. ter Beek, Commissaris van de Koningin, voorzitter

de leden (45 in getal):

mevrouw N. Nieuwenhuizen (OPD) CH.C. de Haas (OPD)

mevrouw J. Schipper (VVD) A. Wendt (ChristenUnie)

S.A. van der Schoot (Ouderenpartij) H. Baas (ChristenUnie)

Joh. Dijks (VVD) L. Bomhof (VVD) G.A.W. Fonk (VVD) H. Holman (CDA)

mevrouw K. Westerkamp-Exoo (CDA) mevrouw M.Ch.A. Smilde (CDA) K. Jonker (CDA)

A.G.H. Peters (CDA)

R.C.M. van Glansbeek (CDA) H. Zomer (CDA)

W. Nijenbrinks (VVD) J.J. van Heukelum (VVD) A. Faber (CDA)

H. Weggemans (PvdA) A. Haak (PvdA) J.J. Mastwijk (CDA) J.W.M. Engels (D66) J.P. Sluiter (D66) W. Hoekstra (OPD) F. Benning (VVD) K.H. Smidt (VVD)

mevrouw M. Duran (D66)

mevrouw W.F.C. Dirks (GroenLinks) mevrouw H.G. Stoel-Snater (PvdA) mevrouw G. de Vries-Leggedoor (CDA) mevrouw G.M. Remmelts-Mulder (VVD) mevrouw M.W. Brink-Massier (PvdA) mevrouw W.H.H. Ceelen (PvdA) W.H. Kuiper (GroenLinks) H.R. Hornstra (PvdA) J.H. Schaap (PvdA)

mevrouw A. Edelenbosch (PvdA) K.N. Blanksma (GroenLinks) J.R. Dijkstra (PvdA)

mevrouw A. de Widt-Nieuwenhuizen (VVD)

mevrouw M. Looman-Struijs (PvdA) F.A.J. Harleman (GroenLinks) S.B. Swierstra (VVD)

J. Prinsen (PvdA)

mevrouw H. Rappa-Velt, griffier der staten van Drenthe

Met kennisgeving afwezig:

mevrouw I.J. Huisman-Holmersma (PvdA) J. Langenkamp (GroenLinks)

mevrouw H. Kempe-Foekens (ChristenUnie) R.W. Klein Nulent (PvdA)

mevrouw E.H. Mellink (PvdA) A. Tuparia (PvdA)

(4)

A. Opening

De VOORZITTER: Ik open de vergadering van provinciale staten (09.31 uur).

B. Mededelingen

De VOORZITTER: Ik deel de staten mee dat bericht van verhindering tot het bijwonen van de vergadering is binnengekomen van de dames Huisman, Kempe en Mellink en van de heren Klein Nulent, Tuparia en Langenkamp.

C. Onderzoek geloofsbrief en toelating van de heer F. Ietswaart te Exloo als lid van provinciale staten van Drenthe (ter voorziening in de opengevallen plaats ontstaan door het ontslag van mevrouw M. Duran.)

De VOORZITTER: De heer Ietswaart heeft meegedeeld de benoeming tot lid van provinciale staten te aanvaarden.

In de commissie van onderzoek van de

geloofsbrief benoem ik mevrouw Stoel, mevrouw Dirks en de heer Peters en ik verzoek mevrouw Stoel namens de commissie als rapporteur op te treden.

Ik schors de vergadering gedurende het onderzoek.

(Schorsing van 09.32 tot 09.37 uur.)

De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevrouw Stoel.

Mevrouw STOEL: Mijnheer de voorzitter. De commissie heeft de geloofsbrief en de bijbehorende stukken onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat die in orde zijn. De commissie adviseert de staten dan ook de heer Ietswaart toe te laten als lid van de staten van Drenthe.

De VOORZITTER: Ik stel voor overeenkomstig dit advies te besluiten.

Aldus wordt besloten.

De VOORZITTER: Namens de staten zeg ik de leden van de commissie hartelijk dank voor de verrichte noeste arbeid.

Ik geef het woord aan de heer Engels.

De heer ENGELS: Mijnheer de voorzitter. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om de staten toestemming te vragen dat de heer

Ietswaart al vanaf dit moment gaat deelnemen aan het commissieoverleg, anderszins dan hij tot nu toe deed; ik vraag de staten de heer Ietswaart toe te laten tot de Statencommissies Cultuur en Welzijn en Bestuur, Financiën en Economie.

Verder verzoek ik de staten de heer M.J. Smit te Paterswolde, in afwachting van zijn benoeming als lid van de commissie, toe te laten tot de

vergadering van de Statencommissie Milieu, Water en Groen.

De VOORZITTER: Naar mij blijkt stemmen de staten hiermee in.

D. Ingekomen stukken

1. Advies van maart 2001 van de Raad voor het Landelijk Gebied getiteld "Kansen voor de biologische landbouw"

De VOORZITTER: Ik stel de staten voor dit stuk voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

E. Brieven gedeputeerde staten/voorzitter provinciale staten

1. 25 april 2001, kenmerk

17/6.11/2001003175, houdende

beantwoording van de door het statenlid S.A. van der Schoot gestelde vragen inzake de treintaxi

2. 9 mei 2001, kenmerk 17/6.15/2001003602, inzake terugmelding van het bestuurlijk overleg over de opvang van legale dakloze asielzoekers

3. 9 mei 2001, kenmerk 19/6.10/2001003412, houdende beantwoording van de door het statenlid K.N. Blanksma gestelde vragen inzake het MKZ-beleid in Drenthe

4. 9 mei 2001, kenmerk 19/6.11/2001003500, houdende beantwoording van de door de statenleden Ch.C. de Haas en mevrouw N. Nieuwenhuizen gestelde vragen inzake wachtlijsten in de jeugdzorg

De VOORZITTER: Ik stel de staten voor de stukken E.1. tot en met E.4. voor kennisgeving aan te nemen.

De heer VAN DER SCHOOT: Mijnheer de voorzitter. Ten aanzien van de brief onder nummer E.1. wil ik namens de dorpen en namens

(5)

de ouderen mijn dank uitspreken voor de

bijzonder indringende en betrokken wijze waarop dit antwoord tot stand is gekomen. Dat klinkt een beetje cynisch en zo is het ook bedoeld. Wij zijn namelijk wat teleurgesteld en wij denken dat als het met de verkiezingen zo gaat...

De VOORZITTER: Wacht even, u bent nu weer bezig met hetzelfde wat voorgangers van u ook al hebben gedaan, namelijk met het aangrijpen van dit agendapunt om inhoudelijk commentaar te geven op het antwoord. Dat is niet de bedoeling bij dit agendapunt. Er kunnen alleen opmerkingen van procedurele aard worden gemaakt, dus alleen opmerkingen over de wijze van afdoening. Bij dit agendapunt kan geen inhoudelijk commentaar worden geleverd.

De heer VAN DER SCHOOT: Dan hierbij mijn cynische dank.

De heer BLANKSMA: Mijnheer de voorzitter. Ik wil reageren op het stuk onder E.3. de beantwoording van mijn schriftelijke vraag over het MKZ-beleid in Drenthe. Het MKZ mag dan voorbij zijn, het MKZ- beleid is dat nog niet. Het antwoord op het tweede deel van mijn vraag zie ik graag geagendeerd voor de vergadering van de Statencommissie Milieu, Water en Groen.

De VOORZITTER: Van dit verzoek nemen wij kennis. De agendering is een verantwoording van de commissie.

Vervolgens besluiten de staten overeenkomstig het voorstel van de voorzitter.

F. Mondelinge vragen

De VOORZITTER: Ik deel de staten mee dat vragen zijn aangemeld door zes leden. Ik heb mij hierbij even af zitten vragen wat de betekenis is van de term "vragenhalfuur". Wellicht dat ik gaandeweg de vragenstellerij en de

beantwoording daarover nog wel een enkele opmerking maak, mede gelet op het hierover bepaalde in ons Reglement van orde.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Van der Schoot om zijn vragen te stellen en toe te lichten.

De heer VAN DER SCHOOT: Mijnheer de voorzitter. De kritische opmerkingen over het

"vragenhalfuur" zijn bij mij goed doorgekomen. Ik stel daarom voor de door mij aangemelde vragen door te schuiven naar de Statencommissie Bestuur, Financiën en Economie en ze daar te

laten beantwoorden. Dat zou waarschijnlijk wel met meer van de aangemelde vragen kunnen, behalve dan met die over de N34.

De VOORZITTER: Ik vind dit een elegante oplossing en ik hoop dat de voorzitter van de desbetreffende commissie hiervan ook kennis heeft genomen.

Ik geef vervolgens het woord aan de heer Sluiter, die een vraag wil stellen naar aanleiding van verschillende ongevallen op de N34.

De heer SLUITER: Mijnheer de voorzitter. De laatste tijd is er sprake van een fors aantal ongelukken op de N34, met name op het stuk tussen De Punt en Gieten. Hierbij waren ook enkele ongelukken met dodelijke afloop. Onze vraag is welke initiatieven de provincie en in het bijzonder de gedeputeerde vanuit de regierol van de provincies bereid of van plan is te ondernemen om in ieder geval te bereiken dat het aantal ongelukken met slachtoffers afneemt. Onze fractie denkt daarbij niet zozeer in de richting van

rijbaanverdubbeling als wel in de richting van een algeheel inhaalverbod dan wel flitspalen. Het gaat in ieder geval om zodanige maatregelen, die door de provincie worden geïnitieerd en door anderen worden uitgevoerd, dat het aantal slachtoffers vermindert.

De heer SWIERSTRA: Mijnheer de voorzitter. Het zal duidelijk zijn dat niet alleen de recente

ongevallen op de rijksweg N34, maar ook die welke daar de afgelopen jaren hebben

plaatsgevonden, ook ons zeer hebben verontrust.

Ik wil in herinnering brengen dat die ongevallen dit provinciaal bestuur, hoewel het om een rijksweg gaat, ertoe hebben gebracht het initiatief te nemen om te komen tot afspraken tussen de

verschillende betrokken, je zou zelfs kunnen zeggen belanghebbende, wegbeheerders. Die afspraken zijn neergelegd in een

intentieverklaring, je zou kunnen zeggen een soort van convenant, tussen het Rijk, de aanliggende gemeenten en de provincie, waarbij is

afgesproken om de rijksweg N34 de functie van autoweg te blijven geven, maar daartoe wel de kruisingen ongelijkvloers te maken en nog een aantal andere maatregelen te nemen. Daarover heeft indertijd in deze staten ook een heel indringende discussie plaatsgevonden en toen is heel nadrukkelijk ook de keuze voor de functie van deze weg en de daarbij behorende

Besloten is voorlopig te volstaan met een schriftelijke afdoening.

(6)

maatregelen bevestigd. Daarbij is ook de positie van deze weg in de totale verkeersstructuur in Drenthe betrokken, is dus ook in aanmerking genomen welke functie is toegekend aan de A28, aan de N381 en aan de A37 en de N33. Dat is gedaan tegen de achtergrond van de constatering dat er voor de verbinding tussen Emmen en de stad Groningen goede alternatieven zijn, zowel via Drenthe als straks via

Groningen. De N391 speelt daarin zelfs ook nog een rol. De verkeersaantallen hebben er in

combinatie met de landschappelijke inpassing van het geheel toe geleid dat wij uiteindelijk hebben gezegd dat ook al is een verdubbeling puur technisch vanuit verkeersveiligheids oogpunt het meest gewenst, er zoveel redenen zijn om dat niet te doen dat de staten van Drenthe tenslotte hebben gezegd uiteindelijk niet voor die

verdubbeling te kiezen. De bescherming van de Hondsrug heeft daarin een doorslaggevende rol gespeeld. Een ander argument om het uiteindelijk toch niet te doen was dat aan de uitvoering een jaren en jaren durende discussie vooraf zou gaan, terwijl er snel maatregelen moesten worden genomen.

Wat is dan snel? Uiteindelijk duurt het allemaal toch nog heel lang. Wij zijn nog steeds bezig met de maatregelen die wij toen hebben afgesproken.

Er lopen nog planologische procedures en wij onderhandelen nog met het Rijk over de

financiering en in het kader van Langman zijn de afspraken over de miljoenen die hiervoor ter beschikking zijn nog eens bevestigd. Maar hiermee zijn wij er dus niet, want het aantal slachtoffers blijft stijgen.

Als zich weer zo'n ongeval heeft voorgedaan wordt meteen nagegaan waaraan dat heeft gelegen. De recente ongevallen hebben dan ook tot ogenblikkelijke actie in dit huis geleid en wij hebben verschillende instanties uitgenodigd voor nader overleg. Op heel korte termijn zal niet alleen nader overleg plaatsvinden met het Rijk maar ook met de omliggende wegbeheerders en de politie, in welk overleg wij opnieuw een aantal knelpunten op deze weg aan de orde zullen stellen en zullen bekijken welke afspraken al zijn gemaakt - er zijn ook stukken weg waarover nog geen afspraken zijn gemaakt; men moet zich hierbij blijven realiseren dat het om een rijksweg gaat - en aan de hand van een analyse van de ongevallen zullen wij bekijken wat voor de stukken waarover nog geen afspraken zijn gemaakt de meest gewenste maatregelen zijn. Dat klinkt allemaal heel bureaucratisch, maar het kan niet anders dan dat wij eerst alles helder op een rijtje zetten. Want nu roepen dat wij dan het stuk tussen Gieten en De Punt dan toch maar moeten verdubbelen, gaat

mij te ver. Het is wel een van de mogelijkheden.

Wij hebben al eerder op inhaalverboden aangedrongen, maar het Rijk had hiertegen bezwaren. Desalniettemin zullen wij die

mogelijkheid toch weer naar voren brengen, mede tegen de achtergrond van proefnemingen die Drenthe op het ogenblik doet op de N375 met rijbaanscheiding. Verder wordt er natuurlijk met de politie gesproken over de handhaving van de maatregelen, want die handhaving is

onlosmakelijk aan het nemen van maatregelen verbonden. Het alleen plaatsen van flitspalen of het alleen instellen van een inhaalverbod helpt niet. Er moet sprake zijn van een combinatie van maatregelen, zoals wij dat uiteindelijk ook bij de N37 hebben gedaan, toen die nog niet verdubbeld was. Kortom, we zijn op verschillende manieren heel indringend bezig te proberen zo snel mogelijk de verkeersveiligheid op dit stuk weg nabij te brengen en wellicht kan op korte termijn - ik hoop tenminste dat dat de uitkomst zal zijn van het overleg - een aantal maatregelen worden

genomen, al dan niet vooruitlopend op definitieve maatregelen waarover al afspraken zijn gemaakt of waarover met het Rijk nog onderhandelingen moeten worden gevoerd.

Het punt heeft alle aandacht van vele partijen. Er zijn inmiddels ook al schriftelijke vragen over gesteld. Wij zullen alle mogelijkheden goed afwegen en vervolgens in overleg met de gemeenten, Rijkswaterstaat en de politie om de tafel gaan om dit acute probleem zo snel mogelijk op te lossen.

Ongevallen, waarbij het volstrekt helder is dat ze zijn te wijten aan absoluut fout gedrag van

weggebruikers, zullen wij nooit voor de volle 100%

kunnen voorkomen. Als macho's elkaar inhalen en daarbij over de strepen gaan, is er vaak geen houden aan. Maar dit ontslaat ons niet van de plicht om zoveel mogelijk maatregelen te nemen om onschuldige weggebruikers te beschermen.

En dat zullen wij dan ook doen.

De heer SLUITER: Mijnheer de voorzitter. Wat mij betreft heeft de gedeputeerde zichzelf op een punt tekortgedaan: hij zei dat zijn antwoord misschien wel wat bureaucratisch was. Ik vond dat niet. Ik vond het een uitvoerige beantwoording, waaruit heel concreet blijkt dat het punt de volle aandacht heeft. Als waargemaakt wordt wat de

gedeputeerde hier heeft gezegd dan zal er op korte termijn een verbetering in de situatie optreden. Dat vind ik prettig.

De VOORZITTER: Ik geef vervolgens het woord aan mevrouw Dirks, die een vraag wil stellen over een landschapswerkdag voor statenleden.

(7)

Mevrouw DIRKS: Mijnheer de voorzitter. Onze vraag is een verzoek aan het college om de Stichting "Het Drentse Landschap" (HDL) en Landschapsbeheer Drenthe voor de statenleden een landschapswerkdag te laten organiseren.

Toen wij in de Statencommissie Cultuur en Welzijn dit idee naar voren brachten, was de reactie zo hartverwarmend spontaan positief dat wij menen dat wanneer beide instellingen met een leuk maar vooral zinvol voorstel komen, dat in de staten zeker in goede aarde zal vallen.

Mevrouw BRINK: Mijnheer de voorzitter. Als geen reactie ook hartverwarmend is dan was mijn reactie in de commissie ook hartverwarmend.

Mevrouw Dirks vraagt mij met beide stichtingen in overleg te treden om een dag te organiseren, speciaal voor de statenleden. Ik wil erop wijzen dat er al verschillende vrijwilligersdagen worden georganiseerd door HDL. Ik heb net een krantje van de gemeente Noordenveld gekregen waarin vrijwilligers worden gevraagd voor een

fruitbomenproject. Iedereen kan daaraan meedoen.

Ik hoor graag van de andere fracties of ook zij in statenverband hiermee aan de gang willen.

De VOORZITTER: Er kunnen nog heel wat appeltjes geschild worden bij dat

fruitbomenproject.

Mevrouw DIRKS: Mijnheer de voorzitter. Maar zo'n project is toch niet helemaal hetzelfde als een speciale vrijwilligersdag voor statenleden. Met name in het kader van het Internationale jaar voor de vrijwilligers is de signaalwerking van

vrijwilligerswerk door statenleden ten behoeve van Drenthe en in het Drentse landschap groter dan wanneer vrijwillig kan worden ingeschreven - het wordt dan toch weer te vrijblijvend - op een bestaande vrijwilligersdag. Dat is toch niet helemaal wat wij bedoelen.

De heer VAN DER SCHOOT: Mijnheer de

voorzitter. Ik wil mevrouw Dirks wel bijvallen. Voor het college wordt het wellicht wat gemakkelijker om mee te doen wanneer het tot een middag beperkt blijft, zoals ook in de brief van mevrouw Dirks staat.

Mevrouw BRINK: Mijnheer de voorzitter. Het gaat er niet zozeer om dat de collegeleden niet willen.

Een van de argumenten is dat het een gelegenheid is voor een informele ontmoeting tussen statenleden, maar daarvan hebben wij veertien dagen geleden tijdens de statenexcursie

al een voorproefje gehad. En verder heeft ieder statenlid al wel een band met de Drentse natuur.

Ik wil beide stichtingen best vragen iets te

organiseren, maar ik ben toch ook benieuwd naar de reactie van de andere fracties op dit voorstel.

Mevrouw NIEUWENHUIZEN: Mijnheer de voorzitter. De OPD heeft in de commissie al het voorstel van GroenLinks gesteund en dat doet bij dezen weer. Het idee is dat de Drentse

statenleden een voorbeeld geven door als vrijwilliger in het Drentse landschap te werken.

Mevrouw LOOMAN: Mijnheer de voorzitter. Ik was in de commissie ook enthousiast: ik houd van de natuur en ik vind het leuk een dag daarin te werken, maar onze fractie is hierover verdeeld.

Wij willen het facultatief houden en elk lid van onze fractie dat zin heeft om mee te doen, zal zich hiervoor aanmelden.

De heer NIJENBRINKS: Mijnheer de voorzitter.

Toen mevrouw Dirks zei dat het op een andere manier te vrijblijvend is, kreeg ik de indruk dat zij het eigenlijk verplichtend wilde laten zijn. Daar heb ik toch de nodige moeite mee. Ik voel me - dat geldt voor veel leden van mijn fractie - ook niet aangesproken, omdat velen van ons al op veel manieren vrijwilligerswerk doen en daarmee een voorbeeldfunctie vervullen. Om nu enigszins dwangmatig aan zoiets mee te moeten doen, doet mij haast een beetje Oost-Duits aan en daar voel ik niet zoveel voor.

Mevrouw WESTERKAMP: Mijnheer de voorzitter.

Ik heb in de commissie bewust niet gereageerd omdat ik toen nog niet namens de fractie kon spreken. Ik heb de meningen inmiddels geïnventariseerd. Bij ons heeft het

vrijwilligerswerk een heel hoge prioriteit en veel fractieleden doen dat ook al. Misschien wil GroenLinks ons hiermee dan complimenteren, maar ik denk niet dat dat de bedoeling is. Het vrijwilligerswerk beperken tot één dag, spreekt ons ook niet aan. Mijn fractie is van mening dat de statenleden zich niet op deze wijze zichtbaar behoeven te maken.

Mevrouw DIRKS: Ik leg het verplichtende karakter anders uit. Als het vrijblijvend is dan is het

allemaal anoniem. Natuurlijk mag iedereen zijn vrijwilligersactiviteiten op zijn eigen wijze mee invullen en daar moet iedereen vooral ook mee doorgaan. Maar daar gaat nog niet duidelijk een voorbeeldfunctie van uit. De voorbeeldfunctie wordt duidelijk wanneer wij als statenleden optreden. En natuurlijk is het vrijwillig, want de kern van het vrijwilligerswerk is dat het nooit

(8)

verplicht kan zijn. Wij vinden de meerwaarde van die voorbeeldfunctie heel waardevol in het kader van het Internationale jaar voor de vrijwilligers.

Misschien ligt het aan het enthousiasme van de Statencommissie Cultuur en Welzijn dat toen zo spontaan op mijn voorstel gereageerd werd. Maar als er een plan is, moet dat eerst terug naar de commissie, waarna de commissie kan bekijken of dat voorstel in overeenstemming is met de intentie van de vraag.

De heer WENDT: Mijnheer de voorzitter. Ook ik wil de opmerking maken dat vrijwilligerswerk natuurlijk wel vrijwillig moet blijven. Ik ben ook bang dat wanneer een zaterdag wordt geprikt, die zaterdag misschien tien statenleden vrij zijn, zodat er van het idee dat de Drentse staten ergens aan het werk zijn, ook niet veel terecht komt. Zelfs excursies die al maanden van tevoren worden aangekondigd, kunnen niet door alle statenleden worden meegemaakt, laat staan dat iedereen vrij is op een zaterdagmiddag. Ik heb het vermoeden dat de meeste statenleden dan al bezet zijn en dan vaak in het vrijwilligerswerk.

De heer ENGELS: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat ik er niet aan ontkom ook een kleine bijdrage aan deze discussie te leveren. Ik had dit liever niet gedaan, want ik moet bekennen dat dit voorstel van GroenLinks in mijn fractie diepe voren heeft getrokken. Een zekere relatie met andere gebeurtenissen die aan het eind van deze vergadering zullen plaatsvinden, kan niet worden ontkend.

De meerderheid van mijn fractie voelt zich meer thuis bij het standpunt zoals dat door de heer Nijenbrinks is verwoord.

De heer VAN DER SCHOOT: Mijnheer de voorzitter. U bent een goede kenner van het Reglement van orde en u zult dan ook gemerkt hebben dat wij nu de commissievergadering bijna overdoen. Ik vind vrijwilligheid prima, en daar moet het ook bij blijven.

De heer DE HAAS: Mijnheer de voorzitter. Ik stel vast dat deze discussie tot niets leidt. Ik

constateer dat het uitgangspunt is dat

vrijwilligerswerk onbetaald werk is. Ik stel daarom het volgende voor: de OPD betaalt ieder statenlid dat die dag gaat werken ƒ 50,-- en de provincie legt daar eenzelfde bedrag per deelnemer bij, waarna dat hele bedrag naar een goed doel gaat.

Als het zo wordt gedaan, dan zijn we er.

Mevrouw BRINK: Mijnheer de voorzitter. Toen mevrouw Dirks sprak over anoniem had ik het

beeld dat wij undercover fruitbomen gingen behandelen. Ik denk dat de voorbeeldfunctie heel belangrijk is, maar ik deel de mening van

mevrouw Westerkamp dat ieder van ons al vrijwilligerswerk doet op de manier en op de tijd die hem of haar het beste dunkt.

In het voorstel van de heer De Haas zie ik helemaal niets.

De heer DE HAAS: Dat spijt mij.

De VOORZITTER: Ik sluit de discussie hiermee af.

Ik geef dan nu het woord aan mevrouw Looman die vragen wil stellen over de huisvesting van andere provinciale instellingen in het nieuwe pand van RTV Drenthe.

Mevrouw LOOMAN: Mijnheer de voorzitter. De gemeenteraad van Assen heeft onlangs eindelijk besloten de voormalige Rijks-HBS ter beschikking te stellen van RTV Drenthe en de raadsfractie van de PvdA heeft ingestemd onder de voorwaarde dat gekeken wordt naar mogelijkheden van huisvesting in het pand van ook andere stichtingen. Wij hebben hier verleden jaar niet voor gekozen en wij zijn er niet voor eenmaal genomen besluiten open te breken. Wij kunnen RTV Drenthe hiertoe dus niet verplichten, maar door het besluit van Assen is de

situatie wel gewijzigd. Daarom verzoeken wij mevrouw Brink om met de heer Staal te

overleggen om, ingeval er plaats is en de ruimte geschikt is, de mogelijkheid te bekijken of provinciale instellingen in het pand gehuisvest kunnen worden. Ik heb de volgende vragen:

- wat is het standpunt van het college aangaande de huisvesting van andere gemeentelijke en provinciale instellingen in dit pand

- zijn GS bereid deze mogelijkheid te

onderzoeken en hierover met RTV Drenthe van gedachten te wisselen?

Mevrouw BRINK: Mijnheer de voorzitter. Ik heb gisteren direct contact opgenomen met de heer Staal. Op grond van de tekeningen die gemaakt zijn voor de verbouwing en herinrichting van het gebouw is zijn conclusie dat daar waarschijnlijk absoluut geen ruimte voor is. Ik ga hier nog eens met hem over praten en als er wel ruimte blijkt te zijn dan zal de zaak opnieuw worden bekeken.

In haar brief noemt mevrouw Looman ook de kunstuitleen en Radio Assen. Ik gun de kunstuitleen een beter onderkomen dan de school. Van mij kan zeker niet worden verwacht dat ik mij bemoei met de huisvesting van Radio

(9)

Assen. Dat is een zaak van de gemeente en daar wil ik niet in treden.

Mevrouw LOOMAN: Mijnheer de voorzitter. Ik dank mevrouw Brink voor haar antwoord. Ik heb alleen over provinciale instellingen gesproken, want ik begrijp dat wij niets over Radio Assen te zeggen hebben. Ik ben blij dat de gedeputeerde nog eens wil kijken naar de mogelijkheden voor de kunstuitleen en dat zij nog eens met de heer Staal wil overleggen.

De VOORZITTER: Ik constateer dat geen der andere leden hierover nog het woord wenst.

Ik geef dan nu het woord aan de heer Blanksma die vragen wil stellen over de instandhouding van het Schonebeker schapenras.

De heer BLANKSMA: Mijnheer de voorzitter. Ik ga nu niet mijn brief voorlezen, ik wil alleen aangeven wat voor ons de aanleiding is geweest om deze vragen te stellen.

Na de ruimingen als gevolg van het MKZ-beleid zijn er twijfels over de mogelijkheden van instandhouding van het Drentse Schonebeker schapenras. Mijn voornaamste vraag is of het provinciaal bestuur zich ervoor wil inspannen dat het beheer van de Schonebeker schapen die er nog zijn zodanig zal zijn dat alle mogelijkheden worden benut om dat ras te behouden. De uitwerking van het verhaal kan aan de orde komen in de Statencommissie Milieu, Water en Groen (MWG).

Mevrouw EDELENBOSCH: Mijnheer de voorzitter.

De heer Blanksma heeft zich in deze vergadering beperkt tot het hoofdthema en daarom zal ik nu ook niet ingaan op de rest van het verhaal. Ik wil een splitsing maken tussen de schaapskudde in Westerbork en de instandhouding van het Schonebeker ras.

Wij voeren een soortenbeleid en op de lijst van zeldzame huisdieren staat ook het Schonebeker ras. Daar waar mogelijk zullen wij ons voor het behoud van het Schonebeker ras inzetten. Maar dat betekent niet dat wanneer wij iets moeten doen voor de schaapskudde in Westerbork of voor een andere kudde en wij kunnen niets doen, die schapen geruimd worden. Ik wil die knip heel duidelijk maken.

Over hoe wij de soort Schonebeker denken veilig te stellen, mag de heer Blanksma natuurlijk altijd spreken, maar ik wijs erop dat de instandhouding van die soort niet direct te maken heeft met de problematiek die bij de Wester-

borker kudde speelt.

De heer BLANKSMA: Mijnheer de voorzitter. Het belangrijkste is natuurlijk dat de provincie zich verantwoordelijk wil stellen. Ik kan mij ook voorstellen dat er verschillende mogelijkheden zijn. Natuurlijk wordt die knip gemaakt, want er zitten verschillende aspecten aan het beheer en er zijn al jaren financiële problemen, maar het lijkt mij toch goed om gelet op de ruimingen elders - en die hebben natuurlijk consequenties voor het voortbestaan van het ras - op een rijtje te zetten hoe de situatie precies is, wat nodig is om het ras in stand te houden en welke mogelijkheden de provincie heeft om op dit punt iets te doen. Er is dit jaar wel wat incidenteel geld en wellicht is er daarom de mogelijkheid voor deze incidentele zaak - en laten wij hopen dat het een incidentele zaak is - middelen beschikbaar te stellen.

Mevrouw EDELENBOSCH: De heer Blanksma nodigt mij nu toch uit een antwoord te geven op zijn eerste vraag in de brief, namelijk of wij mogelijkheden zien om de Westerborker kudde te redden. Bij die kudde doen zich al jaren

financiële problemen voor en het stichtingsbestuur van die kudde heeft daarover ook contact

opgenomen met de gemeente. Ik heb dat allemaal via de pers meegekregen en op z'n Drents gezegd heb ik het idee dat dit overleg niet geheel

vlekkeloos verloopt. Bij die constatering wil ik het op dit moment laten. Deze kudde krijgt precies wat de andere kuddes ook krijgen en, omdat de bijdrage van de provincie niet geïndexeerd is, stelt het college in de Voorjaarsnota voor alle kuddes een extraatje te geven.

Ik kan wel wat filosoferen over de consequenties van het ruimen van de andere Schonebeker kuddes als het financiële beheer van de Wester- borker kudde niet rond te zetten is, maar mijn idee is dat die kudde dan aan de eigenaren van de geruimde kuddes verkocht kan worden. Het gaat in Westerbork niet specifiek om het

instandhouden van het Schonebeker ras, maar om de daar ter plekke lopende kudde. Ik wil de beheerders van de kudde wel de tip geven eens in overleg te gaan met de terrreinbeherende

organisaties.

De heer DE HAAS: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de gedeputeerde eraan herinneren dat wij in onze algemene beschouwingen hebben gesproken over de schaapskuddes. Wij hebben toen

voorgesteld de bijdragen op te trekken van naar ik meen van ƒ 75.000,-- naar ƒ 100.000,--. Toen heeft het college toegezegd om indien er moeilijkheden ontstaan bij het beheer en instandhouden van de kuddes positief te zullen

(10)

reageren. Die woorden wil ik de gedeputeerde graag nog even in herinnering brengen.

Mevrouw EDELENBOSCH: De heer De Haas mag mij aan die woorden herinneren. Er wordt gewerkt aan een inventarisatie en ik heb daar al een overzicht van. Maar ik wil voorkomen dat er tussen de kuddes rechtsongelijkheid ontstaat. Tot nog toe hebben wij alle kuddes gelijk behandeld en ik wil dat zo houden. Het college stelt in de Voorjaarsnota voor de kudde eenmalig een extra bijdrage te geven, omdat de bijdrage jarenlang niet geïndexeerd is. Als er verdere knelpunten zijn, komen wij daar in de begroting op terug; deze mededeling zat ook al impliciet in mijn antwoord aan de heer

Blanksma.

De VOORZITTER: Dan geef ik ten slotte het woord aan de heer Engels die vragen wil stellen over de noordelijke samenwerking.

De heer ENGELS: Mijnheer de voorzitter. Op 15 mei jl. hebben de drie noordelijke provincies ieder een eigen reactie gestuurd op de Vijfde nota en dat was geen verrassing. In de aanloop naar deze uitkomst bleek al via de media dat men flink aan het ruziën was over de status van

Leeuwarden en diepzinnige conceptteksten die repten over een verschil van inzicht maar niet van opvatting, of andersom - dat weet ik niet meer zo goed - konden dit toch niet verhullen.

In een wat mij betreft tamelijk beschamende vertoning tijdens de jongste vergadering van de Interprovinciale statencommissie (Ipsc) bleek dat met dit verschil van mening toch een dieptepunt in de noordelijke samenwerking was bereikt. In de media werd dit ook in niets verhullende

beeldspraak vermeld. Men sprak over scheuren in de samenwerking, over een tikkende bom onder de samenwerking, enzovoorts. En dan heb ik alleen nog maar de Drentse en de Groningse media gelezen.

Natuurlijk heeft het SNN vanuit een oogpunt van damage control de minister geschreven dat de nadruk moet liggen op de zaken waarover wél overeenstemming bestaat, maar aan de

overtuigingskracht daarvan, zowel naar binnen als naar buiten, zeker in Den Haag, kan sterk

getwijfeld worden. Wie zijn oor her en der goed te luisteren legt, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat de noordelijke samenwerking op zijn minst een flinke deuk heeft opgelopen. Gevreesd moet zelfs worden dat er blijvende schade is ontstaan. Teksten als "We zetten er een streep onder en we gaan weer verder" klinken niet erg geloofwaardig.

Het SNN is er met andere woorden niet in geslaagd om de noordelijke eenheid te bewaren, terwijl de kracht van de noordelijke samenwerking toch ligt in een ondubbelzinnig optreden als eenheid naar buiten. En voorzover de Ipsc daarin een rol te vervullen had, is deze slechts als machteloos aan te merken.

De voorlopige conclusie van de fractie van D66 is dat de noordelijke samenwerking sterk gehaperd heeft. En wie vraagt om politieke verantwoording, kan slechts de colleges van GS aanspreken. Om die reden legt de fractie van D66 het college de volgende vragen voor en nodigt

(11)

zij de andere fracties uit zich daar eventueel ook over uit te spreken.

1. Hoe is het proces dat uiteindelijk tot een afzonderlijke reactie van de drie noordelijke provincies op de Vijfde nota heeft geleid, verlopen?

2. Hoe worden dit proces en de uitkomst daarvan door het college beoordeeld?

3. In hoeverre is de uitkomst van dit proces naar de mening van het college van invloed op de verdere noordelijke samenwerking?

Mevrouw DE VRIES: Mijnheer de voorzitter. De heer Engels stelt eigenlijk drie korte vragen en ik wil mijn bijdrage beperken tot een antwoord daarop.

Hoe het proces is verlopen, is de staten bekend.

Alle statenleden hebben in een vroegtijdig stadium de SNN-reactie gezien en zij hebben ook gezien dat die reactie is doorkruist door een motie van de staten van Fryslân, die uitspraken dat er geen sprake is van een SNN-reactie tenzij wordt opgenomen dat...

Ik beschouw deze uitkomst als een gegeven. De staten van Fryslân hebben deze uitspraak gedaan en daar moeten wij mee verder.

Wat betekent dit nu voor de rest van de samen- werking? Ik wil de heer Engels wijzen op het jaarverslag van het SNN, een dik boekwerk waarin alles is opgenomen dat met de

samenwerking van doen heeft en dan gaat het om aardig wat meer dan om het ene stukje dat nu ter sprake is. De samenwerking loopt goed. Als de heer Engels dan spreekt over meer dingen die in de toekomst wellicht fout gaan dan vind ik dat hij hartstikke tendentieus bezig is. Ik ga uit van een goede samenwerking, ook in de toekomst. Ik heb geen signalen dat die samenwerking gefrustreerd zal worden en ik ben daarom van mening dat wij van een mug geen olifant moeten maken.

De heer ENGELS: Mijnheer de voorzitter. Ik stel vast dat het college blijkbaar een wat andere kijk op de zaak heeft dan de fractie van D66. Dat vind ik wel jammer. Het was niet mijn bedoeling om een verdere frustratie van de noordelijke

samenwerking aan te wakkeren, maar ik ben wel van mening dat wanneer zo'n gebeurtenis zich voordoet, wij daarover met elkaar willen en ook moeten discussiëren. Ik moet zeggen dat het antwoord van de gedeputeerde mij er niet van heeft overtuigd dat wij in de toekomst verschoond blijven van gebeurtenissen zoals wij nu hebben meegemaakt. Ik wijs erop dat ook in de aanloop tot de totstandkoming van de Ipsc soortgelijke discussies hebben plaatsgevonden en dat ontzettend veel hersteloperaties moesten

plaatsvinden voor die Ipsc weer een beetje liep.

Dit is nu een tweede geval dat ik in mijn korte carrière als statenlid meemaak en ik kan uit de woorden van de gedeputeerde niet de

geruststelling halen dat het daarbij zal blijven en dat wij voortaan in alle vruchtbaarheid de noordelijke samenwerking verder vorm zullen geven. Ik wil de gedeputeerde wel in alle

eerlijkheid toegeven - het kost mij trouwens geen enkele moeite dat te doen - dat voorzover zij verwijst naar alle dingen die goed gaan in de noordelijke samenwerking, die door ons volledig worden onderschreven en dat wij daar ook buitengewoon verheugd over zijn. Daarom vind ik wat nu is gebeurd extra teleurstellend. Ik blijf van mening dat deze gebeurtenissen voor de

noordelijke samenwerking niet goed is. Als het gaat om de status van Leeuwarden is naar mijn mening elke discussie in Den Haag kansloos.

De heer HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat samenwerking van twee kanten moet komen. Wij hebben D66 in ieder geval geen handreiking richting Fryslân zien doen en ik hoop dat onze staten en in ieder geval onze

gedeputeerden wel in staat zijn die handreiking te doen, zodat in ieder geval weer tot een goede samenwerking kan worden gekomen.

De heer BLANKSMA: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het helemaal eens met de analyse van de situatie zoals die door de heer Engels is gegeven.

Ik kan de reactie van het college wel begrijpen, maar er is ook een alternatieve reactie denkbaar.

Natuurlijk kun je proberen om de verschillen die er zijn toe te dekken, ook ter wille van al het goede dat de noordelijke samen-werking brengt, maar de heer Engels merkt terecht op dat juist al dat goede het de moeite waard maakt om de conflicten of tegenstellingen echt op te lossen. De vraag is of het met een grote boog om alle tegenstellingen heenlopen ons wel dichter bij een oplossing brengt. Ik zit nog maar twee jaar in de staten, maar mijn ervaring met de noordelijke samenwerking is dat wij voortdurend tegen bepaalde problemen aanlopen. Onze analyse is dat dit erg veel te maken heeft met het feit dat de externe gelden in beeld komen en met het verliezen van het beeld van wat nu eigenlijk de belangen van de drie provincies zijn in die noordelijke samenwerking. Het belang dat er op die manier middelen konden worden verkregen voor uitvoering van het Kompas was duidelijk, maar wellicht moet Drenthe nu aandringen op het pas op de plaats maken om de drie provincies de gelegenheid te geven na te gaan waar hun belangen liggen en in hoeverre die te maken

(12)

hebben met de noordelijke samenwerking, zodat iedereen ook echt goed tussen de oren krijgt dat die belangen er zijn, of juist niet. Wij moeten niet doen of er niets aan de hand is, maar echt de vraag durven stellen of wij de zin er nog wel van inzien. Als het antwoord op die vraag "ja" is, dan zal naar mijn mening de belangenafweging per provincie anders zijn dan de afgelopen tijd het geval is geweest.

Mevrouw DE VRIES: Mijnheer de voorzitter. Ook in tweede termijn kan ik kort zijn.

Het geloof kan ik de heer Engels niet geven, dat zal hij zelf moeten hebben.

Als hij spreekt over het met een grote boog om iets heenlopen dan is mijn reactie dat dit nu juist niet gebeurt. Er is een meningsverschil dat

duidelijk en helder op tafel ligt. Het is nu zaak daar goed mee om te gaan en de samenwerking naar de toekomst toe niet te belemmeren.

De heer NIJENBRINKS: Mijnheer de voorzitter. Ik ben het op een aantal punten wel eens met de reactie van het college, maar ik vind wel dat er wat kort door de bocht wordt gereageerd op een in zekere zin terechte constatering. Het gaat er nu om wat wij met deze situatie aan moeten. Ik heb zelf ook met deze vraag geworsteld. Het gaat om een samenwerking tussen drie provincies en elk statenlid weet dat als het gaat om het gewicht van de autonomie in die samenwerking, Fryslân daarover wat anders denkt en daarover wat andere opvattingen heeft dan Groningen en Drenthe. Wij hebben dus te maken met een samenwerking tussen drie provincies, die hier en daar een accent wat anders leggen. Wij hebben bovendien te maken met een samenwerking van verschillende fracties en net zo goed als de opvattingen tussen de fracties in deze staten soms uiteenlopen, geldt dat ook voor de fracties in de noordelijke samenwerking.

Deze situatie heeft ertoe geleid dat op een vrij cruciaal punt in de samenwerking de eenheid, die vanaf het begin zo belangrijk is geweest en waaraan wij ook zwaar hechten, even geen stand hield. Het gaat er dan om hoe wij vanuit die situatie handelen. Wij constateren dit gegeven en de fracties moeten daar nu in evaluerende zin mee bezig gaan, omdat het belang van de

noordelijke samenwerking er niet alleen lag, maar er naar de toekomst toe ook nog ligt. Dat gegeven moet onze opstelling bepalen. Ik kan dan weinig met constateringen als dat iemand er nog niet zeker van is of het in de toekomst wel allemaal crescendo gaat. Die zekerheid heb ik ook niet, maar het gaat er wel om dat wij - en namens de fractie van de VVD wil ik die bereidheid wel

uitspreken - de houding moeten hebben te willen blijven investeren in de samenwerking, omdat die van zo eminent belang is voor het Noorden.

De heer MASTWIJK: Mijnheer de voorzitter. Er is over dit onderwerp al ontzettend veel gezegd en van alle kanten is het belang van de noordelijke samenwerking goed voor het voetlicht gebracht.

Wat moet ik daar dan nog aan toevoegen?

Ik denk dat u, mijnheer de voorzitter, kort na de vergadering van de Ipsc daarover heel wijze woorden sprak, waarmee u aangaf dat verder geïnvesteerd zou moeten worden in de

noordelijke samenwerking. U zei namelijk op een vraag van een journalist hoe erg het allemaal nu was: "Het is net zo erg als wij het zelf maken."

Aan dat antwoord ligt een positieve grondhouding ten aanzien van de samenwerking in het SNN ten grondslag.

De heer VAN DER SCHOOT: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij wel aansluiten bij de laatste woorden van de heer Mastwijk. Het enige waarop ik wel wil attenderen is dat als het gaat om bestuurlijke samenwerking het best kan zijn dat wanneer een van de partners iets wil wat in feite onuitvoerbaar is - ik doel op geografische zaken als steden bij elkaar voegen in het kader van een regiovisie - de collegialiteit best kan leiden tot ondersteuning van zo'n wens, dus ook van Friese wensen. Daarmee doe je elkaar niet tekort en je drijft iets ook niet op de spits. Ik ben het dan ook eens met het standpunt dat samenwerking meningsverschillen moet kunnen gedogen. Maar als Fryslân iets wil wat feitelijk niet kan binnen de context van het Noorden en de contacten tussen Groningen en Assen, dan kan toch collegiale steun worden gegeven aan het Friese streven om iets soortgelijks te krijgen.

De VOORZITTER: Ik constateer dat wij hiermee gekomen zijn aan het eind van ons vragenhalfuur.

Ik wil toch nog even terugkomen op het begrip vragenhalfuur. Ik constateer dat de bespreking van dit agendapunt toch zo'n drie kwartier heeft geduurd. Ons Reglement van orde is over de tijd ook niet helemaal eenduidig.

De titel van artikel 28a "Het mondelinge

vragenhalfuur" doet veronderstellen dat het ook inderdaad om een halfuur gaat, welke suggestie nog wordt versterkt door het bepaalde in lid 8, dat luidt: "Onderwerpen die aan het einde van het vragenhalfuur nog niet aan de orde zijn gekomen, komen te vervallen. Het lid kan het onderwerp voor het volgende vragenhalfuur opnieuw bij de voorzitter aanmelden." Dit wekt de indruk dat een halfuur een halfuur is en dat wat dan niet aan bod

(13)

is geweest, de volgende keer wel komt. Maar in artikel 1 staat: "De voorzitter bepaalt per vergadering het tijdstip van het einde van het vragenhalfuur.", waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de voorzitter ook kan bepalen dat het vragenhalfuur anderhalf uur duurt.

Voor dit punt geldt dus hetzelfde wat wij in de vorige statenvergadering ook al ontdekten, namelijk dat het Reglement van orde niet

helemaal glashelder is. Daarom stel ik voor dat wij al deze bepalingen nog eens tegen het licht houden en in ieder geval goed opschrijven wat nu precies is bedoeld. Is het inderdaad zoals in de Tweede Kamer, waar het vragenuur ook inderdaad een uur duurt en waar, als het uur voorbij is, het vragenuur voorbij is, of bedoelen wij misschien toch wat anders? Omdat er vandaag niet vreselijk veel op de agenda staat, kon het allemaal wat uitlopen, maar het is toch een punt dat ik de staten wil meegeven.

G. Voorstellen gedeputeerde staten 1. Het voorstel van gedeputeerde staten van

19 april 2001, kenmerk 14/6.3/2001002047, Ontwerpbegroting 2002,

ontwerpmeerjarenraming 2002-2006, conceptjaarrekening 2000 en

jaarverslag 2000 Interprovinciaal Overleg (statenstuk 841)

2. Het voorstel van gedeputeerde staten van 17 april 2001, kenmerk 15/6.2/2001002713, en de nadere brief van gedeputeerde staten van 10 mei 2001, Instelling en Verordening Provinciale Commissie Verkeer- en

Vervoerberaad

(statenstuk 843)

met het op dit punt betrekking hebbende verslag van de Statencommissie Ruimte, Infrastructuur en Mobiliteit van 7 mei 2001.

3. Het voorstel van gedeputeerde staten van 11 april 2001, kenmerk 14/6.4/2001002922, Subsidie Open NK (alle categorieën) en EK (amputaties) atletiek voor mensen met een handicap

(statenstuk 842)

met het op dit punt betrekking hebbende verslag van de Statencommissie Cultuur en Welzijn van 9 mei 2001.

4. Het voorstel van gedeputeerde staten van 17 april 2001, kenmerk

15/6.10/2001003199 en de nadere brief van gedeputeerde staten van 16 mei 2001, Tender vrijwilligerswerk

(statenstuk 844)

met het op dit punt betrekking hebbende verslag van de Statencommissie Cultuur en Welzijn van 9 mei 2001.

Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluiten de staten telkens overeenkomstig het voorstel van het college.

De VOORZITTER: Dames en heren, leden van de staten. Ik richt mij tot mevrouw Duran, tot Marlies.

Mevrouw Duran, u hebt zich, zo is mijn indruk, met uw beslissing om uw carrière een nieuwe wending te geven een vrouw van deze tijd getoond. Van tijd tot tijd moet je eens wat anders gaan doen. Maar uw beslissing om de provinciale politiek te verlaten heeft vooral ook een heel

(14)

persoonlijke achtergrond, en veel minder een politieke.

Met het opzetten van een bed-and-breakfast- accommodatie in de mooie, oude boerderij waarin u woont, wilt u een nieuwe en betere combinatie van werk en de verzorging van drie kleine kinderen bereiken. Geen vergaderingen meer overdag en 's avonds, maar ondernemerschap in gastvrijheid dichtbij huis. Daarmee - ik duidde er al op - sluit u een betrekkelijk korte carrière in de provinciale politiek af.

In die periode hebt u zich naar mijn mening een politica in de dop getoond. In de commissie- en ook in de statenvergaderingen bleek u in ieder geval geen afwachtend type te zijn. Met name in de Statencommissie Ad Hoc voor de Herijking van het Welzijnsbeleid met de moeilijke en

ingewikkelde opdracht om mee te denken en tegelijkertijd mee te beslissen over de nieuwe inrichting van het welzijnsbeleid hebt u zich laten gelden als een kritische meedenker. U toonde initiatief, u was scherp en ad rem, maar daarbij steeds plezierig in de omgang. U bereidde zich altijd heel goed voor en het zal dan ook

aanmerkelijk stiller worden in het leeskamertje waar statenleden welkom zijn om dossiers door te nemen, want u was daar heel vaak te vi nden, zo hebben mijn spionnen mij gemeld.

U gaat Drenthe nu op een andere wijze dienen. Ik vind dat, gelet op uw situatie, een moedig en respectabel initiatief. U blijft daarmee ook de provinciale zaak dienen. U geeft hiermee immers uitvoering aan het provinciale beleid dat is gericht op cultuurtoerisme en cultureel erfgoed.

Inderdaad, u treedt, zoals u zelf aangeeft, op als beschermer van een stukje cultureel erfgoed en u draagt als ondernemende gastvrouw bij aan de kwaliteit van deze fraaie, waardevolle provincie. Ik wens u daarbij namens ons allen heel veel succes.

(Applaus.

De voorzitter overhandigt mevrouw Duran een bos bloemen en een cadeau.)

Ik geef het woord aan mevrouw Duran.

Mevrouw DURAN: Ik heb maar een klein briefje bij me. De briefjes worden ook steeds kleiner en dat betekent dat ik er steeds beter in ben gekomen.

Ik vind het toch wel gek om op het moment dat ik er net een beetje begin in te komen alweer afscheid te nemen. Ik heb het idee dat ik het politieke spel wat in de vingers ga krijgen, het leuk ga vinden en dat vind ik erg belangrijk. Uit de reacties heb ik begrepen dat voor veel van de statenleden mijn vertrek ook onverwachts komt.

Maar voor mij is het gewoon de juiste keuze; dat voelt ook zo en van mijn fractiegenoten hoorde ik vanmorgen: "Je straalt nog meer dan anders." Dat is toch een heerlijk compliment. Dank je wel, jongens!

Ook al kan ik veel lachen, ik ben altijd heel serieus geweest over het werk. Het ging mij dan niet om het werk zelf - het ging over cultuur, landschap, welzijn, cultuur en zorg - maar vooral om de mensen, om jullie, mijn collega's, om de

ambtenaren en om de mensen uit het veld. Ik vind de mens heel belangrijk. Hetzelfde geldt voor de rol en de werkwijze van de staten en de rol die ik daar zelf in vervulde.

Ik heb altijd gewerkt vanuit de

verantwoordelijkheid die ik als individu voel voor de samenleving als geheel. Daar zit ook een stukje idealisme in. En als rechtgeaarde D66'er voel ik mij verantwoordelijk voor de keuzes die ikzelf maak. Ik moet uit die keuzes ook de consequenties trekken.

Dat betekent dat ik na mijn scheiding - die heeft de afgelopen drie jaar, de periode dat ik in de staten zat, plaatsgevonden; het ging allemaal wat lastig samen, maar nu gaat het heel goed - de verantwoordelijkheid heb voor mijn kinderen en dat zij mijn eerste verantwoordelijkheid zijn. Dat betekent dat ik een stukje rust en stabiliteit moet geven en heel simpel, dat ik aanwezig moet zijn.

Dat is de consequentie van mijn keuze om alleen te zijn en als eenoudergezin te functioneren. Het is niet anders, het was niet mijn vrijwillige keuze, maar ik ga het nu zo doen. Dit betekent dat ik over die keuze ook een heel goed gevoel heb. Ik ga mijn energie nu meer in één richting leiden. In de staten vloeit de energie naar alle kanten weg; dat is allemaal heel leuk, maar het geeft ook een hoop onrust.

Ik zal meer in en rond het huis bezig zijn en vanuit die gedachte kwam ik op het idee om een bed- and-breakfast op te zetten. Ik moet het pand onderhouden en daar heb ik geld voor nodig. Ik heb een grote tuin die ook veel onderhoud vraagt en ik heb kinderen voor wie ik thuis moet zijn.

Daarom denk ik dat dit is wat ik moet gaan doen.

Ik heb al heel veel gasten gehad en vanmiddag komen er weer nieuwe mensen. Zondag heb ik de anderen uitgezwaaid, eergisteren en gisteren ben ik op schoolreisje geweest en heb ik met mijn oudste kind gesurvivald, dus

het loopt allemaal als een trein en ik moet nu dan ook wel snel zijn in mijn beslissingen.

Ik geef mijn tuin een biologisch karakter en ik breng daarmee de ideeën die ik in de staten uitdroeg in het klein in praktijk. Ik zie dat in dit huis ook al iets met de gevulde koeken is gebeurd en

(15)

dergelijke koeken presenteer ik thuis ook. Veel gasten voelen zich vreselijk verwend,

ze genieten van het ontbijt dat ik ze serveer. Jullie kunnen ook allemaal rustig langskomen om het zelf eens te proberen. Norg heeft echt een

schitterende omgeving, dus op de fiets komen kan ook.

Ik heb enthousiaste gasten, maar ik heb ook enthousiaste kinderen: ze helpen zelfs mee met serveren.

Ik wil graag ter illustratie van mijn keuze een gedicht voordragen. Er komen natuurlijk weer andere momenten waarop ook keuzes moeten worden gemaakt en al kun je dan niet alles tegelijk, soms kun je ook dingen na elkaar doen.

Mijnheer de voorzitter, statenleden, ambtenaren, mensen uit het veld met wie ik in organisaties heb samengewerkt, ik wil jullie heel hartelijk danken voor alle steun en positiviteit die ik heb mogen ontvangen, maar ik wil één iemand met name noemen - ik had dit niet van tevoren bedacht, maar ik heb daar nu toch heel sterk behoefte aan - namelijk mijn fractievoorzitter Hans Engels.

Hans, ik wil je heel hartelijk danken; je bent een fantastische fractievoorzitter.

De wolken boven ons sluiten en scheiden zich de bries op de binnenplaats ebt weg en keert terug

zo is het leven

dus, waarom niet alle tijd genomen wie kan ons weerhouden

er een feest van te maken

Dat van het leven een feest maken, is wat ik jullie allemaal gun. Dat probeer ik ook en ik wens jullie veel succes met jullie werk voor deze prachtige provincie Drenthe.

Tot ziens.

(Applaus.)

De VOORZITTER: Hartelijk dank voor deze woorden en nogmaals: heel veel succes.

H. Sluiting

De VOORZITTER: Ik sluit de vergadering.

(De vergadering wordt om 10.36 uur gesloten.)

TOEZEGGINGEN: geen.

GB

(16)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Echter, de argumentatie van de gedeputeerde Baas ten aanzien van het overboeken vanuit het fonds naar de reserve Versterking economische struc- tuur – in de brief van 18 maart

De infrastructurele projecten vanuit het thema Bereikbaarheid en Verkeersveiligheid, die het hoofdbestanddeel vormen van de convenantafspraken tussen provincie en gemeenten, zijn in

De VOORZITTER: Het is een bijzondere vergadering en het is een bijzondere week geweest. Dit is de vergadering waarin we het voor het eerst zonder onze commissaris van de Koningin

6.3 Indien in uitzondering op artikel 6.2 de voor de uitvoering van de overeenkomst benodigde gegevens niet tijdig aan Veritas Advies zijn verstrekt, heeft Veritas Advies het

Vertegenwoordigers van de Technische Commissie Bodem Beweging (TCBB) zijn bezig met een eer- ste ontwerp voor een schadeprotocol. GS zullen hierover geconsulteerd worden. GS

Omdat het de komende weken niet voor alle werkgevers praktisch mogelijk zal zijn om aan die voorwaarde te voldoen, wordt deze periode verlengd tot 1 juli.. Het coulanceregime,

Aantal (zeer) zwakke scholen in Drenthe verminderen - Ministerie van OCW - Gemeenten - Schoolbesturen Leraarplus* - Leer-werktrajecten leerkracht basisonderwijs

De afgelopen periode hebben wij ons samen met de Werkmaatschappij Ontwikkeling Jeugd- zorg Drenthe (WOJD), de Stuurgroep Bureau Jeugdzorg Drenthe (BJD) en Jeugdzorg Drenthe