BESLUIT
Mededeling van niet-toepasselijkheid van artikel 34 van de Mededingingswet Zaaknummer 2210/ Arcorima Beter horen
I. MELDING
1. Op 17 november 2000 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een concentratie. Hierin is medegedeeld dat Beter Horen Investment B.V., destijds een dochter van F. van Lanschot Bankiers N.V., zeggenschap heeft verkregen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over Acoudire B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 229 van 24 november 2000. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant is n zienswijze van een derde naar voren gebracht.
II. PARTIJEN
2. F. van Lanschot Bankiers N.V. (hierna: VLB) is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht. Zij houdt alle aandelen in F. van Lanschot Participaties B.V. (hierna: VLP), die op haar beurt ten tijde van de transactie alle aandelen in Beter Horen Investment B.V. (hierna: BHI) hield. VLB is actief op het gebied van financile dienstverlening. BHI was ten tijde van de transactie een lege vennootschap zonder bedrijfsactiviteiten.
3. Acoudire B.V. (hierna: Acoudire) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij had ten tijde van de transactie als enige aandeelhouder Arcorima B.V. Acoudire is actief op het gebied van de (groot)handel in hoortoestellen en daarmee verband houdende producten en de advisering ter voorkoming van gehoorklachten.
III. DE GEMELDE OPERATIE
4. De gemelde operatie betreft de overdracht door Arcorima van 33,5% van haar aandelen in Acoudire aan BHI, een dochteronderneming van VLP. Partijen hebben hieromtrent een afschrift van de akte houdende overdracht van aandelen van 26 juni 1998 overgelegd. Dit is in de volgende stappen
gerealiseerd.
5. In mei 1998 heeft VLP een informatiememorandum verzonden aan een aantal professionele beleggers, waarin werd aangekondigd dat zij aandelen in Acoudire zou verwerven en 'doorplaatsen' bij beleggers. Op 8 mei 1998 heeft VLP Arcorima een bod gedaan op 33,5% van het aandelenkapitaal in
een aantal belangrijke strategische beslissingen van de vennootschap, waaronder het ontslag en de benoeming van de directie en de goedkeuring van de jaarlijkse begroting en van het budget.
6. Op 30 juni 1998, derhalve 4 dagen na bovengenoemde transactie, bekrachtigde VLP de verkoop van 300 van de (toen nog te plaatsen) 500 aandelen in BHI aan vier beleggers, op 31 augustus 1998 gevolgd door de verkoop door VLP aan een vijfde belegger van nogmaals 100 aandelen. 7. Op 18 september 1998 werd de meerderheid van de aandelen in BHI, die op dat moment toebehoorden aan VLP, juridisch geleverd aan een aantal beleggers.[1] Als gevolg van deze doorplaatsing heeft VLP de zeggenschap over BHI verloren en aldus ontstond een situatie waarin er meerdere partijen via BHI aandelen hielden in Acoudire zonder dat deze partijen in staat zijn zelfstandig BHI te bewegen gebruik te maken van haar vetorechten in Acoudire.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT Partijen
8. Partijen stellen dat er geen concentratie tot stand is gebracht, aangezien de periode waarin sprake was van (gezamenlijke) zeggenschap zodanig kort is dat daardoor geen duurzame verandering in de structuur van de betrokken onderneming teweeg is gebracht. In de praktijk heeft BHI slechts gedurende een zeer korte periode daadwerkelijk de haar toegekende vetorechten kunnen uitoefenen.
9. Partijen stellen tevens dat BHI op het moment van het tot stand brengen van de concentratie een dochteronderneming was van VLB, via VLP. BHI was destijds een 'slapende' vennootschap die speciaal met het oog op het nemen van de participatie door VLP in BHI werd geactiveerd en werd omgevormd tot een participatiemaatschappij.
10. Partijen verklaren dat van meet af aan was beoogd dat VLP het merendeel van de aandelen in BHI zou doorplaatsen bij professionele beleggers, die VLP met het oog hierop in mei 1998 een informatiememorandum zond met een uitnodiging deel te nemen in het project. Ook in een op 8 mei 1998 tussen VLP en Arcorima gesloten intentieverklaring werd vastgelegd dat de aandelen BHI zouden worden doorgeplaatst bij derden.
11. Ten slotte geven partijen aan dat de verkoop aan de professionele
beleggers een wijziging in de zeggenschap over BHI tot gevolg had, in die zin dat de volledige zeggenschap van VLP werd omgezet in een situatie waarin geen van de aandeelhouders zeggenschap heeft in BHI. Besluitvorming binnen BHI vindt plaats op basis van een gewone meerderheid van stemmen en aan geen van de minderheidsaandeelhouders (inclusief VLP) zijn
bijzondere rechten toegekend met betrekking tot het nemen van belangrijke strategische beslissingen.[2]
Beoordeling
verandering in de structuur van de betrokken ondernemingen teweegbrengen. [3] Gezien de specifieke omstandigheden van dit geval is er geen sprake geweest van een structurele situatie, maar van een operatie waarbij in een 'transactiemoment' VLB, via haar dochteronderneming BHI, zeer tijdelijk zeggenschap heeft gehad over Acoudire. De eerste transactie, de verkoop door Arcorima van de aandelen Acoudire aan BHI, was afhankelijk gesteld van de doorgang van de tweede transactie, de doorplaatsing van de aandelen in BHI aan de betrokken beleggers. Zowel voor als na dit transactiemoment had Arcorima als enige zeggenschap over Acoudire. De beleggers met aandelen in BHI hebben geen zeggenschap over BHI en haar dochter Acoudire. 13. Gelet op alle hierboven omschreven feiten is de conclusie
gerechtvaardigd, dat er geen sprake is van een concentratie in de zin van artikel 27 van de Mededingingswet. Uit het voorgaande volgt dat de gemelde transactie niet binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
14. In verband met deze conclusie behoeft de in punt 1 genoemde zienswijze van een derde geen bespreking.
V. CONCLUSIE
15. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie niet binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht.
Datum: 13 december 2000
w.g. Drs. R.J.P. Jansen
Plv. directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Nederlandse
mededingingsautoriteit, Sectie Beschikkingen, Bezwaar en Beroep, Postbus 16326 BH, s-Gravenhage.
---[1] Partijen hebben hieromtrent een afschrift van de akte houdende levering aandelen in Beter Horen Investment B.V. van 18 september 1998 overgelegd. [2] Dit blijkt uit de door partijen overgelegde statuten van BHI.
[3] Vergelijk, met betrekking tot het Europese concentratietoezicht,