• No results found

Between grammar and rhetoric : Dionysius of Halicarnassus on language, linguistics, and literature

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Between grammar and rhetoric : Dionysius of Halicarnassus on language, linguistics, and literature"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Between grammar and rhetoric : Dionysius of Halicarnassus on

language, linguistics, and literature

Jonge, C.C. de

Citation

Jonge, C. C. de. (2006, June 27). Between grammar and rhetoric : Dionysius of Halicarnassus on language, linguistics, and literature. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/10085

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in theInstitutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/10085

(2)

Dionysius van Halicarnassus was aan het eind van de eerste eeuw v. Chr. actief te Rome. Hij schreef niet alleen een geschiedenis van Rome (Antiquitates Romanae), maar ook een groot aantal retorische traktaten, brieven en essays. Als retor is Dionysius voornamelijk geïnteresseerd in de stijl van de klassieke redenaars, maar ook in die van geschiedschrijvers en dichters. Hij is van mening dat zijn leerlingen, redenaars in spe, de teksten uit de klassieke periode van de Griekse literatuur nauwkeurig moeten bestuderen en evalueren, om vervolgens over te nemen wat daarin navolging verdient. Dionysius’ ideeën worden gekenmerkt door classicisme: hij gelooft dat Augusteïsch Rome een wedergeboorte van het klassieke Athene is. Daarom dient men de voorafgaande Hellenistische periode en haar schaamteloze retorica te verachten, en een voorbeeld te nemen aan de klassieke werken van Lysias, Isocrates en Demosthenes; dit geldt niet alleen voor de vorm van hun redevoeringen, maar ook voor hun gedachten: van het lezen van Isocrates wordt men een beter mens.

Moderne geleerden hebben Dionysius’ belezenheid altijd erkend: Dionysius is steeds beschouwd als een waardevolle bron voor de ideeën van eerdere geleerden die hij citeert, bijvoorbeeld Theophrastus, Chrysippus en Aristoxenus. Helaas heeft men zich tot diep in de twintigste eeuw echter teveel beperkt tot Quellenforschung, waarbij de gedachte in veel gevallen was dat Dionysius niets anders deed dan zijn bronnen overschrijven zonder daaraan zelf iets waardevols toe te voegen. In de recente literatuur is er gelukkig meer aandacht voor Dionysius’ eigen ideeën, evenals voor de eenheid van zijn werk. Aan deze benadering, die de Griekse retor meer recht doet dan de traditionele interpretatie van zijn werken, wil dit proefschrift een bijdrage leveren.

(3)

SAMENVATTING 400

zelfstandige discipline losmaakte van de filologie en filosofie. Een tweede doel van deze studie is het belichten van de samenhang tussen de verschillende antieke taaldisciplines: Dionysius maakt gebruik van ideeën die ontwikkeld werden in de filosofie, filologie, technische grammatica, muziektheorie, metriek, retorica en literatuurkritiek. De moderne neiging om disciplines van elkaar te scheiden heeft ertoe geleid dat men te weinig oog heeft gehad voor de enge verbindingen tussen deze disciplines in de antieke wereld. In het algemeen geldt dat de antieke taaldisciplines nauw met elkaar samenhangen, aangezien er veel contacten waren tussen filosofen, filologen, grammatici, retoren, en vertegenwoordigers van andere disciplines (sommige geleerden vertegenwoordigden verschillende disciplines tegelijk). Voor de retorische werken van Dionysius van Halicarnassus geldt in het bijzonder dat ze slechts te begrijpen zijn wanneer men hun multidisciplinaire karakter in overweging neemt. Deze dissertatie laat zien op welke manier Dionysius theorieën uit verschillende disciplines tot een coherent programma van retorisch onderwijs heeft verbonden.

In twee opzichten verschilt de methode die in deze dissertatie gevolgd wordt van die van de meer traditionele interpretaties van Dionysius van Halicarnassus. Ten eerste kiest deze studie een zogenaamde externe benadering van Dionysius’ theorieën: het is niet in de eerste plaats de bedoeling Dionysius te interpreteren om een antwoord op actuele moderne vragen te vinden: geleerden die voor deze laatste (interne) benadering kiezen hebben veelal de neiging tot hineininterpretieren van hun eigen ideeën: door een veronachtzaming van de historische context van de relevante teksten kan deze aanpak leiden tot een ontoereikend begrip van antieke opvattingen. In deze studie wordt dan ook zoveel mogelijk geprobeerd de ideeën van Dionysius binnen hun eigen retorische (en historische) context te interpreteren. Een centraal uitgangspunt hierbij is dat Dionysius met zijn ideeën primair een praktisch retorisch doel dient en daarom niet moet worden geïnterpreteerd alsof hij een filosoof of grammaticus is. Ten tweede neemt deze studie afstand van de traditionele Quellenforschung. Hoewel het duidelijk is dat Dionysius een groot aantal filosofische, filologische en retorische werken gekend en gebruikt heeft, is het weinig zinvol allerlei passages uit zijn werken toe te wijzen aan veronderstelde (niet overgeleverde) bronnen die hij geraadpleegd of zelfs gekopieerd zou hebben. Niet alleen negeert deze traditionele benadering het feit dat veel opvattingen tot een algemeen intellectueel discours behoorden en dus niet per

se teruggaan op een specifieke ‘bron’, maar bovendien miskent zij de originaliteit en

(4)

De inleiding van deze dissertatie (hoofdstuk 1) bespreekt een aantal aspecten van Dionysius’ leven en werken die relevant zijn voor een onderzoek naar zijn ideeën over taal(kunde) en literatuur. Zowel in zijn Antiquitates Romanae als in zijn retorische werken presenteert Dionysius Rome, het politieke en culturele centrum van de Grieks-Romeinse wereld waarvan hij deel is, als een renaissance van klassiek Griekenland. Het begrip mimêsis (eclectische ‘imitatie’ van de beste aspecten van een voorbeeld) staat niet alleen centraal in zijn geschiedenis van Rome maar ook in zijn retorische werken. Zoals de Romeinen een voorbeeld dienen te nemen aan de oorspronkelijke Griekse stichters en eerste bewoners van hun stad, zo moeten Dionysius’ leerlingen de teksten van de klassieke Griekse literatuur (in het bijzonder de redenaars) als model voor hun eigen welsprekendheid nemen. Hoewel de exacte chronologie van Dionysius’ retorische werken omstreden is, kan men een duidelijke verdeling maken tussen werken van een vroege periode (Over Lysias, Over Isocrates, Over Isaeus), een middenperiode (Over Demosthenes, Over compositie, Brief aan Pompeius) en een late periode (Over Thucydides, Tweede brief aan Ammaeus, Over Dinarchus). De relatieve datering van Over imitatie en de Eerste brief aan Ammaeus is onzeker. Het is

aannemelijk dat Dionysius zijn kennis van de technische grammatica heeft verworven toen hij enige tijd in Rome verbleef. In vier van zijn werken maakt hij gebruik van grammaticale theorieën, namelijk in Over Demosthenes, Over compositie, Over

Thucydides en de Tweede brief aan Ammaeus. Hoewel sommige van deze werken wel

beschouwd worden als literatuurkritiek, dienen zij uiteindelijk allemaal een praktisch retorisch doel, dat duidelijk naar voren komt uit Dionysius’ didactische aanpak.

Van groot belang voor een goed begrip van Dionysius’ ideeën is erkenning van zijn rol in het ‘netwerk’ van intellectuelen in Augusteïsch Rome. Met Dionysius kwam een groot aantal andere intellectuelen uit alle hoeken van de Grieks-Romeinse wereld naar Rome, waar zij intensieve contacten onderhielden. Dionysius noemt zelf enkele Grieken en Romeinen met wie hij in contact stond; de belangrijkste naam die hij noemt is ongetwijfeld die van de retor Caecilius van Caleacte, die met Dionysius het Griekse Atticisme vertegenwoordigt. Naast de adressaten die hij bij name noemt zal Dionysius veel andere intellectuelen gekend hebben. Retoren, grammatici, filosofen, dichters en andere intellectuelen wisselden hun ideeën uit en beïnvloedden elkaar in hoge mate. Vele grammatici kwamen in de eerste eeuw v. Chr. naar Rome, onder wie Tyrannion, Philoxenus en vermoedelijk Asclepiades. Tryphon en Diocles (de jongere Tyrannion) waren tijdgenoten van Dionysius in Rome onder Augustus.

(5)

SAMENVATTING 402

Alexandrijnse filologen is de invloed in het bijzonder duidelijk aanwijsbaar. De invloed van de Hellenistische kritikoi, een groep critici die over de criteria voor goede poëzie debatteerde en in het bijzonder aandacht had voor het belang van synthesis (compositie) is onderbelicht gebleven in eerdere interpretaties van Dionysius. In deze studie worden vele parallellen tussen de ideeën van de kritikoi (die we kennen uit Philodemus’ werk Over gedichten) en de opvattingen van Dionysius besproken: relevant zijn vooral hun ideeën over het oor als het criterium voor de esthetische kwaliteit van literatuur, de karakterisering van prozaschrijvers als dichters en hun belangstelling voor compositie. Dionysius’ multidisciplinaire aanpak blijkt nergens zo duidelijk als in zijn werk Over compositie, waarin retorica, grammatica, (Stoïsche) filosofie, muziektheorie en poëticale theorie op een effectieve manier tot een eenheid worden gesmeed. Al deze disciplines staan in dienst van Dionysius’ instructies over het effectief componeren van een tekst vanuit woorden of rededelen (ta moria tou

logou), kôla en perioden.

(6)

bronnen. Een nauwkeurige analyse van deze passages in hun retorische context toont echter aan dat er geen sprake is van taalfilosofie en evenmin van een inconsistentie in Dionysius’ theorieën over onomata (woorden). Uit de analyse van deze drie passages blijkt het belang van een contextuele benadering van Dionysius’ ideeën. Dionysius is geen slaafse kopiist, maar een intelligente leraar in de welsprekendheid, wiens gedachten in de context van zijn retorische instructies moeten worden geïnterpreteerd.

Hoofdstukken 3, 4 en 5 concentreren zich op de samenhang tussen grammatica en retorica in Dionysius’ werken. Hoofdstuk 3 onderzoekt de leer van de rededelen (ta

moria tou logou) zoals die bij Dionysius voorkomt. De leer van de rededelen vormt

het hart van de antieke technische grammatica. Door alle passages waarin Dionysius gebruik maakt van deze theorie te analyseren en te combineren kan men als het ware een ars grammatica uit de eerste eeuw v. Chr. reconstrueren. Men moet dan wel beseffen dat Dionysius uiteindelijk niet geïnteresseerd is in de details van de technische grammatica, en deze alleen vermeldt voorzover hij er voor zijn eigen doel gebruik van kan maken. Dionysius onderscheidt in totaal negen woordsoorten: onoma (‘eigennaam’), prosêgoria (‘soortnaam’), rhêma (‘werkwoord’), metochê

(7)

SAMENVATTING 404

werken een synthese plaatsvindt tussen Alexandrijnse filologische ideeën enerzijds en Stoïsche theorieën anderzijds. Deze analyse bevestigt het beeld dat wij krijgen uit de fragmenten van grammatici in de tweede en eerste eeuw v. Chr., in het bijzonder Dionysius Thrax, Tyrannion en Tryphon. De grammaticus Apollonius Dyscolus (tweede eeuw n. Chr.) perfectioneert de integratie van Alexandrijnse en Stoïsche ideeën: hij voltooit daarmee een langdurige ontwikkeling die begint bij Dionysius Thrax. Dionysius van Halicarnassus stelt ons in staat een beeld te krijgen van het verloop van deze ontwikkeling tussen Dionysius Thrax en Apollonius Dyscolus.

Wanneer men Dionysius van Halicarnassus’ leer van de rededelen reconstrueert als grammaticale theorie, doet men hem in feite tekort. Dionysius is geen grammaticus maar een retor. Daarom wordt in hoofdstuk 4 besproken op welke manieren Dionysius voor zijn eigen doelen gebruik maakt van de grammatica. Dionysius is vooral in de

moria logou (rededelen) geïnteresseerd omdat zij de bouwstenen (elementen) voor de

(8)

obscuur wordt en minder geschikt is voor imitatie. Deze opvatting huldigt Dionysius vooral in de Tweede brief aan Ammaeus, die duidelijke overeenkomsten vertoont met de scholia op Thucydides. Het is aannemelijk dat Dionysius een commentaar op Thucydides gekend heeft (hij meent immers dat de geschiedschrijver niet zonder grammaticale uitleg te begrijpen is), maar hij kan zelf ook invloed hebben uitgeoefend op latere filologen. De samenhang tussen filologie en retorica is dus enigszins complex. Het verdient aandacht dat Dionysius in zijn bespreking van Thucydides gebruik maakt van enkele syntactische concepten (katallêlos, ‘congruent’, akolouthia, ‘logische volgorde’, ‘regelmaat’) die het belangrijke werk van Apollonius Dyscolus’

Syntaxis voorafschaduwen.

(9)

SAMENVATTING 406

kwaliteit, toestand, relatieve toestand) bepaalt hier kennelijk de volgorde van de rededelen (voornaamwoord, soortnaam, eigennaam, werkwoord). Het is niet aannemelijk dat Dionysius de gehele passage uit een Stoïsche bron heeft overgenomen, maar het is goed mogelijk dat Dionysius’ ideeën in dit hoofdstuk beïnvloed zijn door de werken van Chrysippus die hij eerder in het werk Over

compositie noemt.

In hoofdstuk 6 worden Dionysius’ opvattingen over proza en poëzie onderzocht. In het algemeen volgt Dionysius Aristoteles’ ideeën over de verschillen tussen de stijl van proza en de stijl van poëzie: proza moet helder blijven en heeft daarom minder vrijheid dan poëzie. Aan het eind van zijn werk Over compositie stelt Dionysius echter de vraag hoe proza kan lijken op goede poëzie, en poëzie op goed proza. De schijnbare discrepantie tussen Dionysius’ normale weerzin tegen poëtisch proza enerzijds en zijn vraag naar de gelijkenis tussen proza en poëzie in Comp. 25-26 anderzijds kan worden verklaard door aan te nemen dat Dionysius zich in het traktaat

Over compositie concentreert op de esthetische doelen van mooie literatuur in het

algemeen. Deze benadering maakt dat Dionysius’ opvattingen, die de magische werking van poëtisch proza beklemtonen, dichter bij die van de Hellenistische kritikoi en bij ‘Longinus’ komen te staan dan bij die van Aristoteles. Uiteindelijk is welsprekendheid voor Dionysius ‘een soort muziek’. Het is waarschijnlijk significant dat Dionysius het onderwerp van poëtisch proza aanroert aan het slot van zijn werk

Over compositie: op dat punt is de leerling klaar de initiatieriten van het werkelijk

poëtische en magische schrijven te ondergaan.

De methode van de herschrijving (metathesis) staat centraal in hoofdstuk 7. Dionysius herschrijft klassieke teksten om de kwaliteiten, tekortkomingen of bijzonderheden van deze teksten te analyseren. Op deze manier kan hij laten zien welke aspecten van de klassieke voorbeelden men zou moeten overnemen of vermijden. Door middel van

metathesis toont Dionysius bijvoorbeeld aan hoe men gekunstelde compositie kan

vermijden, wat de effecten van welluidendheid en ritme zijn (deze effecten kan men immers teniet doen door de compositie te verpesten) en op welke plaatsen bepaalde poëtische formules in een tekst verborgen zitten. Metathesis is bij Dionysius dan ook een veelzijdig instrument, dan men in de secundaire literatuur ten onrechte heeft geminacht.

(10)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

First, we have already seen that Dionysius also uses sumbebhkÒta in another passage (Comp. Second, Stoic terminology in the two passages does not necessarily point to the use of

In order to make it clear that this strange word is the condensed form of a whole phrase (lÒgow), Dionysius rewrites the sentence, thus explaining what Dionysius ‘wants to

268 Even his grammatical statements on the use of the cases (Eloc. 201) are not based on logical ideas, but only on the rhetorical view that one should always (at least in the

3: 1404a20-39 (the first prose writers, such as Gorgias, imitated the style of the poets, but they were wrong: the styles of poetry and prose are different;); 1404b1-25 (prose

Within the third type of metathesis, we can distinguish between three subtypes: (1) conversions of the Ionic dialect, (2) metatheses pointing out differences between various styles

On the other hand, Dionysius’ practical purposes should not mislead us either: his learning is impressive, and he seems to be well informed: Dionysius studied innumerable works

History of the Language Sciences, Geschichte der Sprachwissenschaften, Histoire des sciences du langage, Volume 1, Berlin / New York 2000.. —, ‘Quadripertita ratio: Bemerkungen

Van 2001 tot 2005 was hij assistent in opleiding bij de sectie Grieks van de opleiding Griekse en Latijnse taal en cultuur te Leiden.. Sinds begin 2006 is hij aangesteld