• No results found

Populatiedynamiek van de grauwe klauwier in Europa

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Populatiedynamiek van de grauwe klauwier in Europa"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

211 Hel Vogeljaar (1993)

Populatiedynamiek

van

de Grauwe Klauwier

in

Europa

Kris Vandekerkhove

Inleiding

1.Populatiedynamiekin

Europa

In dit overzichtwerd ernaargestreefdomzo recent mogelijkegegevens te verwerven,hetgeengeen sinecure is,vooral bij Noord- enZuideuropeselanden.Het is dus best mogelijkdatvoorbepaalde

gebieden

meer recenteinformatie bestaat

Gegevens uit Centraal-Europawaren slechts

fragmentarischbeschikbaar: devogelwordt be-schouwd als een

regelmatige broedvogel

inde

passende biotopen.InPolen komen zeer

opval-lende

schommelingen

vande populatievoor. In

Tsjechië,

Slowakije

enHongarijewordteen

afna-mewaargenomen sinds dejaren zestig (Lefranc 1993).

In Zweden vertoont de populatie zeer sterke

schommelingennaar gelang het weer in het

voorjaar: bijmooiweertrekkenmeer

vogels

door tot in Zuid-Zweden,zodat het bestandsoms tot drie keerzo

hoog ligt

als

gewoonlijk (Durango

& Svardson1950).Toch werd eenbestendige afna-me geconstateerd door Durango (1950). Wel dientteworden vermeld dat op het eilandÖland zich vrijrecenteen vijftalparenheeft gevestigd in een8,5 ha groot

heidegebied

metverspreide

rozen- en jeneverbesstruiken, Juniperus

com-munis

(Kooiker

1981).

In

Noorwegen

komt de soort alleen voor in het zuidoosten vanhet landwaarzevrij algemeenis

(Haftorn 1971). Overprecieze aantallen is ons niets bekend. Wel bestaater een

neiging

vande soort om nieuwe gebiedenin te nemeninhet zuidwesten van het land

(Holgerson

in Peakall

1962).

De populatievan Finland wordt door Merikallio

(1954) geschatop 12.000 broedparen,met een

duidelijke stijgende

dichtheidsgradiënt

naarhel zuiden toe, dit integenstellingmetdeKlapekster

die vrij homogeenverdeeld over het land voor-komt (Hyytia 1983). VolgensJarvinen & Vaisa-nen (1978)is depopulatievanGrauwe

Klauwie-ren in Finse bossen sinds 1927zelfs vervijfvou-digd. Het betreft hier waarschijnlijk koppelsop

kaalslagen

en

jonge

naaldhoutaanplant.

Tussen de periodes 1973-1977 en 1986-1989 daalde de populatieechteropnieuwmet meer

dan 50% (Vaisaneninlitteris).In1989 werden de aantallen geschat tussen 50.000 en 100.000

exemplaren

(Lefranc

1993).

Denemarken.

Bij

hetbeginvan dezeeeuw was

de soort hier zeer sterk vertegenwoordigd. In

1967 vermeldde Loppentin (inLefranc 1993)dal de populatiereeds

gedurende veertig

jaaraan het dalen was. In deperiode1971-1974 werd de

populatiegeschat

op 1500-3000 broedparen,

voornamelijkin

Sjaelland

enhetoosten van Jut-land (Dybbro 1976in Lefranc 1993).

Groot-Brittannië De achteruitgang van de

Grauwe Klauwier is

bijzonder

uitgesproken

in hetVerenigd Koninkrijk,waarde soortnagenoeg isuitgestorven.Reedsin 1960 werd door Peakall

(1962)een markante achteruitgang genoteerd,

beginnendemet de

eeuwwisseling.

In1952bedroegdepopulatienog meerdan300

broedparen;in 1960warenernog 253parenen in 1971 nogmaar81 paren

(Bibby

1973).In1988 waren er nog slechts

vijf

zekere broedgevallen (Spenceret al 1989). De soort is dus

geëvolu-eerdvan eenwijdverspreide broedvogelin 1930 toteen occasionele

broedvogel

nu (Evans in

voorbereiding).

Spanje. Saez-Royuela (1954)

schrijftdat desoort

zeeralgemeenisovervrijwel geheelhet noorden van

Spanje

(Galicia, Cantabria, Baskenland,tot aan het noorden van

Burgos

en

Aragón)

maar Debijzondereaandacht diede Grauwe Klauwiergeniet,is nietonverdiend.

Tekening;Kris Vandekerkhove.

In1985 werd de Grauwe Klauwierdoor de Deutsche Bund fürVogelschutz uitgeroepentot

'Vogel

van

het Jaar’. Debijzondereaandacht die deze vogel geniet,is niet onverdiend, geziende onrustwekken-de afname in zowatalle Westeuropeselanden. In ditartikel wordt getrachteen

duidelijk

overzicht te geven vande bestandssituatie vandeze vogelin Europa.In de discussie wordtdaarna dieper

(2)

212 Het Vogeljaar41(1993) 5

voegtgeen cijferstoe. Erzijn danook weinigof geen gegevens bekend overeventuele popula-tiedynamiek.

In

Portugal

komt de Grauwe Klauwier voorin de

hoogvlaktenen gebergtenin het uiterste noord-westenvan het land. Inzijn verspreidingsgebied

is desoort

vrij

algemeen (100tot1000 broedpa-ren). Over fluctuaties wordtniets vermeld, hoe-wel er wel sprake is van eenlichte inkrimping

van het broedareaal (Rufinoet al 1989).

Italië. De soort komt

vrij algemeen

voor in het hele land,metuitzonderingvan het uiterste zui-denen Siciliëwaarzevrijzeldzaam zijn.Ookop

hoogten

van meerdan1000meterkomenze zel-denvoor.Voor hetgeheleland

zijn

geen precie-zegegevensbekend, welvoorenkele

provincies:

inVal d’Aosta, Piemonte enForli broeden zein meer dan 80% van de uurhokken. Toch wordt ook in dezegebieden melding gemaaktvan een sterke afname in percelen met intensieve land-bouw

(Mingozzi

et al 1988,Foschi et al 1988).

In Duitsland is de situatie vrij ingewikkeld:hier

zijn de fluctuaties streekgebonden.In tabel 1 wordteen overzicht gegeven van depopulaties

en de populatiedynamiekin de verschillende streken. Door intensieve inventarisaties in het hele land Is de kennisvande

populaties

veel ge-detailleerder dan in derest van Europa. Het totale aantal van meerdan 35.000 paren is

duidelijk hoger dan algemeenwerd aangeno-men.Over het

algemeen

kunnen wijstellen dat deGrauweKlauwier zeersterk inaantal is

afge-nomenin gebiedenmet intensieve landbouw en daar nunog nauwelijksvoorkomt, In de

middel-gebergtegebieden

met uitgebreide

haagcom-plexen, braakland enextensieve veehouderijis

het klauwierenbestand sinds 1975 meestal sta-biel geblevenof vertoont zelfseen stijgende ten-dens.

In Zwitserlandkomtde Grauwe Klauwier nog in 89% van de uurhokken voor. In werkelijkheid

echter kent de soort sinds 1960een sterke

re-gressie in de laaggelegen gebieden. Het is slechts boven de 600meterdal de soort nog al-gemeen is in gunstige biotopen.

(Sormal

in Schifferli et al 1980). In hetkanton Genève

bij-voorbeeld,waardesoortvroegeralgemeenwas, is de GrauweKlauwier praktischverdwenen

(ze-ven tot acht paren in 1977-1978).Ook in het bek-kenvandeAare, nabijSolothurn werdeen

drasti-sche afname

vastgesteld.

In het30 km2

grote

on-derzoeksgebied (340meter boven de

zeespie-gel) bedroeg

de populatierond de

eeuwwisse-lingnog zo’n veertig broedparen.

Op

het eind van de

jaren

zestig was hetaantal al

geslonken

totvijfenvanaf1980 werd geenbroedgevalmeer

vastgesteld

(Christen 1985). Aanwijzingen voor

eenlichtebestandstoename in dehogergelegen gebiedenkomen uit het kantonZürich: in 1976

bedroegde populatieer175 paren; in 1977

wa-ren heterminstens 220 paren

(Muller

et al1977).

InFrankrijkvertoontdepopulatieeenduidelijke negatieve dichtheidsgradiënt naar het noord-westen toe.Ten noordwesten vande lijn Vannes-Mezièreskomt devogelslechtssporadischvoor

(Yeatmanet al 1976).Hetzwaartepuntvande

po-pulatie ligtinde streekvanElzas-Lotharingenen deAlpen.De populatievertoont sterke

plaatsge-bonden

schommelingen

maar de

algemene

trend isnegatief. Reeds vanaf 1918 noteerde Lo-mont in

Lotharingen

een afname. Guerin

(1939)

merkte vooral in de Vendée een vermindering

(3)

Het 41 5 213 op. Ineen deelvandeVogezenwerd een studie

verricht door Lefranc (1973) waarbij hij tussen 1969en 1972een

vrij

stabiele populatie vaststel-de. De laatste jaren zag hij een toename in

Frans-Lotharingen,

doch niet overal (Lefranc in

litleris).De totalepopulatieinFrankrijk kan, met

enige reserve, geschat worden op minstens 70.000 broedparen

(Lefrand 1993).

In Luxemburg schatten Hulten & Wassenich

(1960)

de

populatie

tussen 6.000 en 10,000

broedparen, dat waarschijnlijk iets te

optimis-tischwas.Recentere gegevens ontbreken.

In Nederland was de Grauwe Klauwier In de eerstehelft vande

twintigste

eeuwnog eenvrij

talrijke broedvogelin grotedelenvan het land.

Halverwege

deze eeuwbedroegdepopulatie on-geveer 400 tot 500 paren

(Teixeira

1977),

in 1973-1977 warenhet ernog 200-250 paren.Het aantal werdin 1979-1983

geschat

op 150-175 pa-ren,waarvan een45-talop deWaddeneilanden

(Sovon 1986).

Vanaf1988 vertoonde deze negatievetrend ech-tereenlichteverbeteringtewijtenaan eensterke

stijgingvandepopulatiein hetBargerveen,waar depopulatie plotssterktoenam van tweeó vier parenin 1978-1981 overacht è veertien

geduren-de 1982-1987naar 104 in 1992(Esselinketal).In 1992 werd de totale

populatie

in Nederland ge-schat op 150-200 paren. Vooreengedetailleerde

beschrijving

van de populatietrends over de laatste honderd jaar wordt verwezen naar

Hustings& Bekhuis (1993).

België.

In deeerste helftvan deeeuw wasde Grauwe Klauwier in Belgiëeenruim verspreide

doch niet

algemene broedvogel,

hoewel toen reeds eenafnamevande bestanden werd waar-genomen

(Van

Havre 1928, Verheyen 1948).

De-zeafnamezettezich versneld voortin de tweede

helftvandeeeuw:in 1950 werd de totale

Belgi-schepopulatie geschatop 5000 paren

(Commis-sie voor

Belgische

Avifauna 1967) en in 1972

spreken Lippens& Wille nog vanduizend paren waarvan zo’n 330 paren in Vlaanderen. De in-ventarisaties van né 1972 hebben aangetoond

dat desoort ingeheelVlaanderen is verdwenen met uitzonderingvan enkele gebieden in het noorden vanLimburg.In 1986waren erminder dan tien parenverdeeld overde vloeiweiden te

Lommel,het

Stamproyerbroek

en de valleivan

de Zwarte Beek

(Gabriëls

1989).

Nu

blijkt

de situatie wat

gestabiliseerd

metzelfs een toenamede laatste jaren.In 1988 warener

in de provincie Limburg veertien tot

vijftien

broedparen (J.Gabriëls inlitteris).In derest van

Vlaanderen is de GrauweKlauwier een

onregel-matige

broedvogel.

InWallonië is het voorkomenvandesoort

vrijwel

helemaal beperkt tot Belgisch Lotharingen,de Oostkantons

(Eupen-Malmédy)

en de Famenne. Mois (1973,1974)onderzocht de situatie in

Lotha-ringenen steldeer in

tegenstelling

tot de

alge-mene tendenseen stabiele populatievast. Tus-sen 1979en 1983 werd depopulatiein de Gau-me, hetwestelijkdeel van Lotharingen,

geschat

op 120tot 140broedparen (Ledantetal 1983).In ons5500 ha grote

onderzoeksgebied

in het zui-denvande Gaume stelden wijvan1984tot1986 een

duidelijke populatiestijging

vast:vantien

pa-ren in de periode 1979-1983 naarongeveer 45

koppels

in 1986endaarna. (Van Nieuwenhuyse

& Vandekerkhove 1989).

De gegevens worden samengevatop een over-zichtskaart(figuur

1)

2. Discussie

Algemeen kunnen

wij

stellen dat de Grauwe

Klauwier,met uitzonderingvanenkele

geïsoleer-destreken, overal in aantal achteruitgaat.

2.1 Toename

Stijgingenvande populatie zijn meestal nauw

verbonden metde

vorming

vannieuwe of de

ver-beteringvanbestaandebiotopen.Een studie van Jakober & Stauber (1987c)toonde immers aan dat de Grauwe Klauwier bijzonder

goed

kan

in-spelen op

gunstige

biotoopswijzigingen. OpFinland is depopulatiestijgingte dankenaan

een

gewijzigd

bosbeheer:

tegenwoordig

maakt men gebruik van

regelmatige,

kleinschalige kaalslagen van naaldwoud. De jonge aanplant vormt een ideale biotoopvoor de Grauwe Klau-wier.

De populatiestijgingenelders zijn steeds

waar-genomen in

regio’s

waarvoordien vrij stabiele

populaties

aanwezigwaren.

Degegevens uit

Frankrijk,

Zwitserland en Duits-land sterken ons vermoeden dat de toenames hier

zijn

te

wijten

aan eeninkrimpingvanhet

ver-spreidingsgebied

(zie

verder)en eenafname van de hoeveelheid beschikbare biotopeninde be-zette

gebieden.

Hierdoor ontstaat een

concen-tratieverhogingvandevogels ingunstige

gebie-den.

Op die manier kunnen deze gebiedenworden beschouwd als 'laatste

uitwijkgebieden'.

Dit is Figuur 1.

Overzichtskaartvandein dit artikelvermelde

(4)

214 HetVogeljaar 41(1993) 5 ook één vande hypothesenterverklaringvande

sterkepopulatiestijgingin hetBargerveen

(Esse-link etal 1993).

2.2 Schommelingen

Sterke

populatieschommelingen

opkortetermijn hangenmeestalsamen met klimatologische

om-standigheden.

Een warm voorjaar met warme

zuidewinden heeft eensterke positieve invloed opdepopulatieinhet noorden vanhet

versprei-dingsgebied.

Het bestand kan aldustwee totdrie keer zo hoog liggen als normaal. (Durango & Svardson 1950, Peakall

1962).

Eenzomermetveelregen heefteencatastrofale

invloed op de reproduktie: eieren gaan kapot, jongensterven aanonderkoelingenhel

prooien-aanbod

ligt

laagwegens eentekortaan grote in-sekten.

Bij

langdurigslechte

weersomstandighe-den kan een grootdeel van de nakomelingen

verloren gaan.

In drogewarme zomers kunnen de populaties zichechtervlug herstellen zodatop

langere

ter-mijnde aantallen vrij stabiel zijn.

2.3 Afname

Voorgebiedenmet dalende populatiesworden verschillende redenen ter verklaring

aangege-ven.

2.3.1 Klimatologische veranderingenoplange

termijn

Sinds 1930-1940 zijn de lentes in West-Europa

frisserennatter

geworden, hetgeen

geen

goede

invloed heeftop dereproduktievande Grauwe Klauwier

(Sharrock

1976).Ditverschijnsel wordt ook wel aangeduidmet determ ’maritimisatie’

vanhet klimaat

(Durango 1950).

Dezefactor kan volgensPoltz(1975)echter niet

doorslaggeven

zijn aangezien twee populaties

op slechts enkele tientallen kilometers van el-kaar verwijderd, en in volledig identieke

kli-maatsomstandigheden

een

volledig

verschillend

aantallenverloop vertoonden: terwijl het ene bestand

ongewijzigd

bleefnamhet andere heel sterk af.

Deze

inkrimping

wordt

geïllustreerd

door figuur

2.

2.3.2Inkrimpingnaar hetoostenvanhet

ver-spreidingsgebied

waardoor ereenontvolkingvande westrand ont-staatiseenreden die vaak wordtaangegeven in deEngelseen Nederlandse litteratuur (Sharrock

1976,Teixeira 1977).Deze

inkrimping

wordt

geïl-lustreerd in figuur2.

Een reductie vandeEuropese populatieleidt er

mogelijkerwijze toe dat

potentiële

Britse en

Noordwesteuropese broedvogelsdeontstane hi-aten opvullen

(Coulson

1974).

Volledige

zeker-heid bestaat hierover niet.

2.3.3Aftakelingvanhetagrarisch

cultuurland-schap

Schaalvergroting

en

intensifiëring

in de land-bouw leiden tot het verwijderen van hagen en

houtkanten,aanwenden van chemische bestrij-dingsmiddelenen kunstmest en het opzetten

vannieuwe teeltenenmonoculturen. Het

verwij-deren van hagenleidt logischerwijzetot een

in-krimping van de

broedmogelijkheden

van de Grauwe Klauwier. Bovendienzal dit ookeen ster-keafname vanprooienenuitkijkposten

teweeg-brengen,

zodat het

getroffen

perceelniet alleen alsbroedplaats,maarookals jachtareaal verlo-ren gaat.Dezefactor

gecombineerd

methet ge-bruikvaninsekticiden heeftvolgens

verschillen-deauteursdepopulatiedoen afnemen.

(Mingoz-zi et al 1988,Foschi et al 1988, Christen 1985,

Poltz 1975),

Ditgaatechter niet opvooralle

gebieden

waar

de soort achteruitgaat: in bepaalde streken,

waar het landschapgeen

significante

wijzigin-genonderging,werd toch eenduidelijkeafname

geconstateerd

(Lefranc 1973,Teixeira 1977, Pea-kall1962).Ook de invloedvan insecticiden dient te wordengerelativeerd.

Dedirecte invloed opde vogelszelf kan niet wor-den aangetoond: legselgroottes zijnniet

opval-lend

gewijzigd

enook de eischaaldikte is gelijk gebleven (Poltz 1962).

Ook de invloed van insekticiden ophet voedsel-aanbod vande Grauwe Klauwier is onzeker: zijn prooienkomen van nature voorin weiden en ha-gen, die normaal nietmetpesticiden worden be-handeld

(Ellenberg

1986).

Hetgeenwel eeninvloed kan hebben,is de

be-mesting

vanweilanden. Door directe

nutriënten-inputenpassieve input (via pollutie)werden de weiden geëutrofieerd.Dit leidt toteenvroegere, dichteenhoge groeivandevegetatieen dit kan aldus volgens

Ellenberg

(1986) de

prooibereik-baarheid voor de Grauwe Klauwier sterk beïn-vloeden.

Figuur2.

(5)

215

Het 41 5

2.3.4Fysische bedreigingvandevogelsin het broedareaal

Natuurlijke predatie, voornamelijkdoorSperwers

(Üttendorfer

1952)enhetautoverkeerzijnde

be-langrijkste

doodsoorzaken

bij

volwassen Grauwe Klauwieren in hetbroedgebied.Dezelaatste fac-tor wordtin de hand

gewerkt

door het feit dat de Grauwe Klauwier zijn broedplaats vaak kiest

langs wegen

gezien

dit een

gunstige

invloed heeft op het prooi-aanbod. (Lefranc 1973, Mois 1973, Van Nieuwenhuyseinvoorbereiding).

De invloed vanparasieten (endoparasietenzoals

Contortospiculum nodulosum)

wordt door Pea-kali (1962)en Munster

(1958)

aangehaald,maar concrete gegevens overhun weerslagop het in-dividu endepopulatieontbreken.

VolgensJakober & Stauber(1987c)sterft slechts 5% van de populatieaanvolwassen vogelsin het broedgebied,waaruit wijkunnen besluiten dat dit geen doorslaggevendeinvloed kan heb-benopde

populatie.

Nestroof dooreierverzamelaars leidde in Groot-Brittannië tot eliminatie vandesoortin kleinere arealen. Instrekenmet intense eierroof ontstond eendubbelzosnelleteruggangvandepopulatie

als elders

(Bibby

1973).Toch kan deze factor vol-gens Sharrock(1976)nietbepalend zijn geweest

voorde

achteruitgang

op

lange termijn.

2.3.5 Bedreigingen tijdensde trek en in de

overwinteringsgebieden

Jacht en vangstin de landen rond de Middel-landse Zee kunnen geen sleutelfactoren zijn,

aangezien

deafnemende tendenszich reeds in hetbeginvandeze eeuwinzette(Teixeira 1977).

De bos- ensavannegebiedenin het

overwinte-ringsgebied hebben de laatste decennia diep-gaande veranderingen doorgemaakt zoals

ont-bossing,

overbeweiding, drainage, irrigatie, sprinkhanen-en

malariamuggenbestrijding.

Of deze factoren, gecombineerdmetde onge-breidelde inzet van persistente gechloreerde koolwaterstoffen in deze gebieden,

tegenwoor-dig

totsterkere verliezen onder dezetrekvogels leiden, valt uit methodische gegevens echter

nauwelijksop te maken

(Ellenberg

1986).

2.4 Conclusie

Wij

kunnen stellen dat geen enkele vande

aan-gehaaldefactoren doorslaggevend zijn voorde

algemene

achteruitgang

van de Grauwe Klau-wierin Europa.

Dedalende tendens wordt veroorzaaktdoor een combinatievandeze verschillende factoren,met hunspecifiek belang naargelangde lokatie. Intensieve inventarisaties in Duitsland toonden aan dat de situatie van desoort zelfs op

regio-naal niveau sterk verschillend is.Daarde

popu-latieschommelingen

dermate lokaal zijn,

verto-nendenoodzakelijke beschermingsmaatregelen

dan ook verschillen naargelangde ligging.

Door een globaleafname van de beschikbare ruimtevoordesoortdooronder andere

biotoop-destructie zien wij een concentratieverhoging

vande Grauwe Klauwier in gunstige gebieden.

Dit maakt dat desoort plaatselijkwel sterk

toe-neemt maar globaal gezien afneemt. De grote

concentratie in

beperkte regio’s

maaktde soort daarenboven kwetsbaarder zodat de

bescher-ming

van deze

populaties

van het grootste

be-langis.

3.

Samenvatting

In dit artikel werd

getracht

een

algemeen

over-zicht te geven van de statusende

populatiedy-namiek vande Grauwe Klauwier in de landen van

Europa.

Hieruit

blijkt

dat de soort overal in aantal terugloopt, met uitzonderingvanenkele

geïsoleerdearealen engroteredelen van Scan-dinavië.

In de discussie werdnaar een verklaring gezocht

voor de aantalsverlopen, Populatiestijgingen

gaan meestal gepaard met verbetering van bestaande of deaanlegvannieuwebiotopenen sterkeschommelingenop korte termijn zijn gro-tendeels te

wijten

aande

klimatologische

om-standigheden tijdenshet broedseizoen.

Voor de terugloopworden vele uiteenlopende

oorzaken aangegeven. Geen enkele hiervan is

significantvoor hetgehele gebied,waardoor

wij

vermoeden dat eencombinatie vandeze

facto-ren verantwoordelijkis voor de terugloop, met verschillend

belang naargelang

de lokatie.

Stijgingen

vanbestaande populatiesingunstige gebieden, zijn volgens ons te wijten aan een

concentratieverhoging

ten gevolgevan

biotoop-destructie in andere gebieden.

Eenbeschermingen

uitbreiding

van deze popu-latiekernen zijn

noodzakelijk

voor het behoud

vandesoortop

langere

termijn.

4. Dankzegging

Met dankaanKoen

Verhaeghe

enAurel Vande-wallevoor hun hulp bij het verzamelen en ver-werken vande gegevens.

KrisVandekerkhove,Bedevaartstraat 114, B-8700Tielt,België,

Degebiedenwaarde bestaande populatieseenstijgende lijn vertonen, zullenmet degrootstezorg moeten worden be-schermd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gevonden persoon heeft de mogelijkheid, wanneer hij voor de „zoe- ker“ bij het startpunt komt, zich daar „vrij te klappen“, indien hij/zij roept: „1, 2, 3; naam vrij!“

 In de longen gaat de koolstofdioxide vanuit het bloed in de longhaarvaten naar de lucht in de longblaasjes. Bloed dat naar de

Sinds de Grauwe Klauwier Lanius collurio in 2013 voor het eerst sinds de eeuwwisseling weer tot broeden kwam in Vlaams-Brabant, lijkt deze iconische soort goed op weg om zich

De aanplant van struwelen en houtkanten zorgt er voor bijkomende broedgelegenheid voor onder meer Grauwe klauwier, terwijl de aanleg van 15 poelen (+7 bijkomende poelen in

Na twintig jaar afwezigheid broedde in 2013 voor het eerst weer een Grauwe klauwier in Vlaams-Brabant.. Sindsdien staat deze rovende zangvogel hier weer bekend als een onregel-

Figuur 2 geeft een aantal voorbeelden van histogrammen van de nearest neighbour distance van de geobserveerde en theoretische verspreiding van territoria voor enkele combinaties

Ondanks  het  feit  dat  er  de  laatste  jaren  steeds  meer  wordt  ingezet  op  het  herstel  en  herinrichting  van  valleigraslanden  door  natuurverenigingen 

Via tijdelijke projecten kunnen maatregelen genomen worden die een positieve invloed hebben op grauwe klauwier. Zo werden er reeds verschillende Life-projecten uitgevoerd