Katholieke Universiteit Leuven
Laboratorlum yoor Syllcmailck
en Ecologlc
Zoölogbch tnriltuut
GTÀSAAtOPf,flEBK
IT
VIJVEBÍ|E§
If,
GEf,OIIIROIJEBDEXBCTB(III. T TIE SÏSIE{BN
studierapport
in
ondracht van deAdministratie
voor
Ruimte'lijke
0rdeninq en Leefmi'l ieu.C.
Belpaire
Leuven Zoöloglrch lnriltuut
GLÀSAALoPKTEBK
II{
vIJvEBs
Br
IU
GBKo§TRoI.EEBDB BECIBXIITIIITIE SYSTBíBNstudierapport
in
ondracht van deAdministratie
voor Ruimtelijke
0rden.i nq en Leefmil.ieu.C.
Belpaire
Graag hadden wij hier een woord van dank gericht aan
A.R.O.L. r err vooral aan de Heer P. Vandenabeele en de
beambten van de zoetwatervisserijdienst van Antwerpen en
Limburg voor hun hulp bij de vijvers.
Wij danken hierbij ook Prof. Dr. F. Ollevier en aI onze
kollega's van het Laboratorium voor Systematiek en Ekologie
die bij dit werk betrokken zíjn geweest.
Speciaal willen wij Erik Lobée, Nele Michels, Caroline Van
der Wegen en Lieven Verheust bedanken, die hun bijdragen
leverden voor dit werk.
Onze dank richt zlch ook tot
INHOUDSTAFEL
Dankwoord
INLEIDING
HOOFDSTUK
1EXTENSIEVE OPKWEEK VAN GLASAAL TOT POOTAAL OP KWEEKVIJVERS TE RIJKEVORSEL EN BOCHOLT.
Inleiding
Beschri.iving van de kweekvijvers
Temperatuur. waterkwa
Iiteit,
bemestinE enplanktonontwikkel ing
1.
Temperatuur2. Waterkwaliteit
3.
Benesting en planktonontwikkeling 3 6 De glasaal Pathologisch onderzoekEeggltaten : groei r ov€rleving en produktie
6 b
I
9 10 10 t2 L2 13 28 29 29 31 33 38 39 39 39 4L 42 KonklusieHOOFD
KT{EEK VAN SYSTEMENSTUK
2GLASAAL
IN
INTENSIEVE RECIRKULATÏEInleiding
De opbouw van het recirkulatiesysteem Voedering Sorteren Waterkwalitei
t
1 . Temperatuur 2.Opgeloste zuurstof 3 .pH4.
Ammonium,nitriet
ennitraat
Pathologie
Resultaten: Eroei en overleving
1
2 3
Rentabiliteit van Elasaalkweek in
o.9 o. ri 0.7 o.6 o.5 o.4 o.lt o.P o.I () INLEIDING
Het bepotinEsbeleid voor paling in Vlaanderen gebeurde
gedurende lange tijd via twee methoden :
- het uitzetten van glasaal in Vlaamse wateren (deze
glasaal werd door A.R.O.L. aan de Ijzer Eevangenr €rr
was bijgevolg niet duur)
- het uitzetten van wildvang pootpaling (neestal
afkomstig uit Nederland) .
onlangs
zíjn echter bi.i beide
methoden probremen Eerezen :de
grasaalvangstenaan de rjzer
werdenduiderijk
minderbelangrijk en sinds 1983 bereikten ze een
dramatischdieptepunt (Figuur
1). vansstenin
ton 946 r56 358 ll8 -f-- -+++.É_,
'73 '7 + ,75 '76 '77 '7fJ ,79 ,BO 'g 1 ,82 '83 ,B-1 't)5 '86 jarenFiguur 1 : Jaerlijkse glasaalvangsten aan de Ijzer te
Nieuwpoort (Eegevens van A.R.O.L., Ir. p. Vandenabeele)
voor de periode 1983-1986 werd jaarlijks gemidderd srechts
14kg geva,ngen of slechts 2,8X van hetgeen Eemiddeld in de
periode 1973-1980 gevangen werd zoars Tabel I aangeeft.
6r8
Tabel 1 : Geniddelde glasealvangsten aan
periodes 1973-1980; '87-'82 en '83-'86.
Gemiddelde glasaalvangst van de periodes
in % van de vangsten tussen '73-'80.
de ljzer voor de ' 81-'82 en ' 83-'86 Periode gemiddelde 1973- ' 80 1981-'82 1983-',86 507ks 1 06kg 1 4kg Min 264ks 7 4ks 6kg Max 946k9 1 38kg 26kg % 100 20. 9 2,9
Deze achteruitgang van de optrekkende Elasaalstocks in
Vlaanderen volgde een algemene trend in gans l{est-Europar
wat natuurlijk een invloed had op de narktpri jzen (De
marktprijs voor glasaal steeg van 1200Bfr/kg in 1983 naar
3000Bfr/ke in 1986 ) . Daar de vangsten aan de ljzer niet
meer toelieten om een voldoende hoeveelheid in Vlaanderen
uit te zetten, moest er Franse EIasaaI (uit de Loire streek)
aangekocht worden, wat een aanzienlijk kapitaal
verteElenwoordigde .
Daarenboven noesten deze glasaaltjes in het voorjaar
(naart-april ) uitgezet worden wat de overleving v&n de fragiele
glasaaltjes zeker niet bevordert omdat in deze periode de
watertemperaturen nog vrij laag zíjn. Lage temperaturen,
gebrek aan voedsel (nog maar weiniE plankton aanweziEl in
deze periode) en een hoge predatiedruk stellen het rendement
van dergelijke glasaaluitzettingen in vraag. Er moet echter
gewezen worden op de moeilijkheid van het uitvoeren van
experimenteel onderzoek aangaande het rendement en de
overlevingspercentages van dergelijke uitzettingen.
Ook
wat het uitzetten van wildvang pootaal betreft rijzen
recentelijk problemen. De kwaliteit van deze
ingevoerdepootaal
wekt bezorgdheidop : niet
a1leenzijn veel
van dezein
het
wild
gevangen pootaal dikwijls
bakterieel
geïnfekteerd (ze
worden immerseen tijd in
gevangenschapgehoudenr
èn daar ze meestal uit het buitenland
inEevoerdworden
is de transporttijd
meestalvrij lang),
maar ookzíjn
ze veelal drager van
pathogenendie aldus
meeons
landingevoerd worden, zoale de gevreesde Anguillicoia,
eenparasitaire
spoelwormin de zwemblaas. Onwille van dit
gezondheidsprobleen
van wildvangpaling dient het uitzetten
van ingevoerde
palingen zoveel nogelijk
vermedente
worden.Daar ook
het uitzetten
vanglasaal
problematischwordt,
moetnaar nieuwe
alternatieve
mogelijkheden uitgekeken worden.In
dezekontekst
situeert zich de idee
omglasealtjes in
minof
meergecontroleerde
onstandighedente
gaan opkwekentot
pootaal, die als
zodanig kanuitgezet worden.
De voordelenvan
deze nethodezíjn tweeërlei : enerzijds
bekont men eengroter
overlevingspercentagevoor de glasalen en
anderzijdszíjn
de geproduceerde uitzetbare pootalen van
goedekwaliteit (ziektevrij),
zíj
kunnenin elk geval
onmogelijkHet
op
opkweken van de glasaaltjes tot uitzetbare pootaal kan
twee manieren gebeuren :
- een extensieve opkweek, waarbij de glasaal
ondergebracht wordt in ondiepe kweekvijvers.
- een intensieve opkweek in warm
water-rec i rkulatiesystemen .
rn de
vorgende hoofdstukken wordenbeide
systemen besprokenHOOFDSTUK
1EXTENSIEVE OPKWEBK VAN GLASAAL TOT POOTAAL OP KWEEKVIJVERS
TE RIJKEVORSEL EN TE BOCHOLT. fnleiding
Extensieve opkweek van paling in vijvers wordt vaak
toegepast in Zuid-Europa. Vooral in Italië Eebeurde het
vestmesten van paling frekwent door varlikurtuur (opkweek
in lagunaire vijvers). Het milde zuiderse klimaat
garandeerde optimale watertemperaturen, zoadat de paling er
praktisch het ganse jaar door groeide. Dit vestmesten tot
konsunptieaar in extensieve vijvers werd ook in onze streken
verscheidene malen uitgeprobeerd, wat neestal echter
teleurstelrend.e resultaten opleverde. ons ongunstiE klinaat
lijkt hiervoor de remmende faktor te zijn, temeer daar het
vetmesten tot konsumptiegewicht een lange ternijn (1r5 jaar)
in beslag neemt. Nu de nood voor jonge, ziektevrije pootaal
zich laat voelen, kan de opkweek van de glasaal in vijvers
toch overwogen worden, rekening houdend met het feit dat de
watertemperatuur in ondiepe vijvers in ons land gedurende
vijf à zes maanden de twintig graden kan overschrijden.
Daarom hebben wij, gedurende een eerste reeks preliminaire
experimenten (ook in het buitenland ie er omtrent deze vorm
van Elasaalopkweek weinig ervaring, literatuurgegevens zijn
zee? schaars), glasaal gestockeerd in kweekvijvers. Vanaf
het uitzetten werd gedurende een zestal maanden de groei
gevolgdr €n na deze periode werden de vijvers volledig
afgelaten en geoogst.
Beschri.iving van de kweekvi.rvers
De
vijf
kweekvijversdie gebruikt
wordenzíjn
eigendom vanA.R.O.L. en
zijn
gelegenin Rijkevorsel
(Antwerpen) enBocholt (Limburg).
De tweevijvers te Bocholt
behorentot
een kweekkompleks
, dat
reeds geruimetijd bestaat.
Dedrie
vijvers
vanRijkevorsel zíjn
nieuw en makendeel uit
van eenrecent
aangelegdekwekerij
( 1986 ). AIIe vijvers zíjn
rechthoekig van vorm.
De bodem van de kweekvijvera
bestaat
uit
zandigeklei,
hetbodemoppervak
is vrij vlak voor
watbetreft
devijvers
vanRijkevorsel,
deze vanBocholt zijn
meeroneffen omwille
vaneen
drassige
nodderlaag op de boden (dezevijvers zljn
ookouder).
Onhet
afwaterente vergenakkelijken zijn
devijvers voorzien
van eendieper
gelegenafloopgeul
die
zichmeestal
centraal bevindt
(R8, R9, R10,Bt ),
naar dielateraal
gelegenis bij
dekleine vijver te Bocholt
(82). Deafloopgeul
mondtuit
aan de monnik, eraarhet waterpeil
kan geregeld worden, en
die toelaat
om devijver af
teIaten.Het
aangevoerde waterwordt afgeleid
vanhet
KanaalDesseI
Schoten(Rijkevorsel)
en vande
Zuid-WiIlemsvaart(Bocholt),
deze aanvoergebeurt louter door
hydroatatischewerking.
Ook deafvoer
van devijvers gebeurt
zonderpompen,
het
afgevoerdewater loopt via
eenafvoergeul
naarBegroeiing van de vijvers
De vegetatie was sterk verschillend per 1okaliteit. Te
Rijkevorser waren de vijvers praktisch niet begroeid, arreen
hier en daar konden enkele planten zich ontwikkelen.
Overvloedige plantengroei werd vermeden door op iedere
vijver een vijftal graskarpers te praatsen. Te Bochort kon
wel een belangrijke plantengroei zich ontwikkelen (daar
waren geen graskarpers in de palingvijvers). Zo werd op
9.6.86 in de vijvers te Bocholt een overvloed aan draadwier
(Spirogyra) en lis waar!íenomen, wat de werking van de
vijvers sterk belemmerde.
Speciale adaptatie van de vijver voor glasaal
Kweekvijvers die Eebruikt worden voor het opkweken van
grasaal behoren enkere aanpassingen te ondersaan. steunend
op de ervaringen opgedaan gedurende deze eerste experimenten
geven we hier een opsomming van enkele punten eraaraan moet
voldaan worden, wil men Eunstige resultaten bekomen. De
meeste van deze aanpassingen willen ontsnappingen van
glasaal zoveel mogelijk tegengaan, zíj kunnen ook zoveel
mogeliik de predatiedruk verminderen, ofwel bewerksterligen
zíj een praktische en vlotte manier van werken :
- Het inkomend water moet zo hoog mogelijk boven het
water oppervlak gesitueerd zLjn. De kweker moet
proberen op een dusdanige manier het water in te
brengen dat een verspreide waterval bekomen wordt,
zodat de glasaal het instromend water niet kan
opzwemmen. Instromend water is sterk attraktief voor
de glasaal, zíj zullen zích steeds aan de watertoevoer
akkumuleren en pogen de waterval omhoog te zwemmen.
On dezelfde redenen dienen bressen in de dijk
(eventueel teweeggebracht door ratten) ten etelligste
vermeden te worden. Elke bres waar binnenstromend
water doorvloeit vormt een ontsnappingsgang voor vele
glasaaltjes.
Bij dergelijke kweeksystemen wordt geopteerd voor een
zo geringe mogelijke verversing van het water. Het
kweekwater dient immers zo warm nogeli;ik behouden te
worden (het opwarmingseffekt van deze ondiepe vijvers
is vrij belangrijk), er moet echter wel rekening
gehouden worden met eventueel te hoge temperaturen in
de zomer en mogelijks zuurstof deficiëntie. Om de
verversing zo ninimaal mogelijk te houden is het daarom
vanzelfsprekend dat de afloop (aan de monnik) vollediE
waterdicht is zodat langs deze weg Eeen water (of zelfs
paling) kan wegstromen (in dat Eeva1 is waterverlies
alleen te wijten aan verdamping of doorsijpeling in de
boden) .
- Predatie door reigers dient zoveel mogelijk vermeden
te worden. In het vorige kweekseizoen werden zeet
regelmatig reigers waargenomen rond alle vijvers (pers.
med. van de beanbten van A.R.O.L. ) en pereoonlijk
nylondraad is
zeker
wenselijkkweekseizoen. voor
een
volgendde
het
te
dehet
Ook endere predatoren (invertebraten
zoalsEeelgerande
waterroofkever, Dytiscus marginaiis of
bootsmannetje
Notonecta glaucal dienen
bestredenworden. Het
droogleggenvan
de vijvers tot
voorbepoting kan hieraan enigzins verhelpen,
alsookveEetatievrij
houden van devijvers.
- Het is
trouwens zeerbelangrijk
omde
vijver vrij te
houden van vegetatie.
en sterk begroeide vijver
bemoeilijkt regelmatilfe kontrolevangstenr en ook
hetafoogsten van de vijver
wordt hierdoor sterk
verhinderd.
Bnkele graskarpers
(Ctenopharyngodonidellal
in de vijver
zíjn vaak voldoende oD
eenovermatige
begroeiing af te
retrlnen.1.' '." . . .! .+z- -.:.t. ,., i il .Iï \ 1i t: I t-:ï t-!,, -t 't. ! + :': : t :i: 51;.ATSBO:3 VOtHÀRDIN;
Ontwerp von kweekvij vers
.e/ A Z EE kEol r/ 2m E GRONDPLAN 'rso N
Figuur 2
z Plan vanhet
kweekkonplekete Rijkevorsel
l-:_a'i llr::
Temperatuurr waterkw iteit- bemesting, en
planktonontwikkel ing
1.
TemperatuurExtensieve opkweek van paling is in onze streken geen
traditie. In Zuid-Europa daarentegen wordt sinds lang
paling op extensieve wíjze gekweekt. Vooral o.a. Italië,
Griekenland, Zuid-Frankrijk, boden onwille van hun gunstiE
krimaat, mogelijkheden voor deze teertvorm. Het zijn immers
vooral de hoge watertemperaturen die een Eunstige groei van
de paling toelaten
fn onze streken was de opkweek van paling tot nu toe enkel
mogelijk in op temperatuur gehouden recirkuratiesystemenr of
in thermische aangerijkte koelwaters (bv. de palingkweek in
het koelwater van de nucleaire centrale van DoeI ) .
Indien echter kweekvijvers via natuurlijke opwarming
gedurende de lente- een zomermaanden op een temperatuur van
!20'c kunnen gehouden worden dan is de extensieve opkweek
van glasaal nogelijk. Om de temperatuur zo optinaal
mogeliik te houden werden de vijvers ondiep gehouden (aldus
zíjn ze gemakkelijker op te warmen door de
stralingsenergie). Ook werd de verversing on dezelfde
redenen ninimaal gehouden.
De temperaturen gemeten in de vijvers gedurende de
kweekperiode staan weergegeven in Figuur 3. Gedurende een
viertar maanden is de watertemperatuur hoger als 20'c zower
in Rijkevorsel als in Bocholt.
o E t o c q, ! o ol o q) o E Íu 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12 1't 10 o
Figuur 3 :
Watertemperatuur gemetenin
Rijkevorsel
ente Bocholt
van 21.04.86o 20 40 60 80 100 120 140 160 180
Dog
de vijvers te
tot 13.10.86.
2. Waterkwatiteit
De zuurtegraad van de
vijvers varieerde
tussen6,8
en 7 ,g,zoweL voor
Rijkevorsel aIs voor BochoIt.
Ammonia-,nitriet-en
nitraatkoncentraties
warensteeds zeet laag,
betreffendedeze fysicochemische parameters werd
nooit enig verschil
gevonden tussen de
vijvers.
ookde
zuurstofkoncentratieswaren steeds voldoende (de gemeten zuurstofgehartes waren
het laagst
op 20.08.86te Rijkevorsel namelijk
6,3mg/I ) .3. Bemesting en planktonontwikkeling
Op
het
kweekkonplekste Rijkevorsel
werdenvijvers 8
en gbemest. op
20.08.86 werden pranktonstaren genomenin
dedrie vijvers.
opdit
ogenbrik wasvijver 8
bemest geweestmet 23kg PzOs
/ha en
t90kghooi, vijver g
met Gkg pz 0s/ha,
terwijr vijver
10niet
werdbemest. uit
de planktonanalysebrijkt dat
de pranktonproduktiesterk
Eekorreleerdbrijkt
tezijn
met de bemestingsgraad. Taber2 Eeeft
eenkwantitatief
en
kwalitatief overzicht
van de aanwezige planktonsoorten.I{at betreft het
zoöplankton werdhet aantal individuen
perIiter
geschat op5.26, 0.83 en
1.22voor respektievelijk
vijver 8, 9 en 10. voor het fytoplankton zijn dit
ongeveer17640
(vijver 8),
1503(vijver 9) en
t2O7(vijver
1O)Tabel
2 : Kwantitatief
enkwaritatief overzicht
van hetprankton
in
éénliter
water van dedrie
kweekvijvers teRijkevorsel
op 20.08.86. 8 o.7 Vijver I 10 1 4 0. 26 766 77 766 Hydracarina sp. Bosminalongirostris
Brachionus sp. Pseudoanabaena sp. Anabaena sp, Lyngbia sp. Chroococcus sp, AnkistrodesmusKirchnerieTla
sp. Microcystus sp.Oöcystis
sp, Scenedemus spinosus Scenedesmus bijuga Scenedesmus dinorphusScenedesmus quadr i eauda
De glasaal (Zíe bijlage, Foto 1 en 2)
De glasaal uitgezet in de vijvers R9, R10, 81 en 82
behoorden a1len tot hetzelfde lot en waren afkonstiÉÍ van het
estuariun van de Severn (Bristol Channel Fisheries). Zíj
werden aangevoerd per vliegtuig op 2L april 1g8O te
Zaventemr €n werden door ons naar Leuven getransporteerd
waar er op het Laboratorium voor systematiek en Ekologie een
staal onderzocht werd. vanuit Leuven werden ze met de wagen
getransporteerd naar de vijvers van Rijkevorsel en Bochort,
waar ze r:og, diezelfde dag uitgezet werden. Het transport
gebeurde in gekoelde polystyreenboxen met twee
kompartimenten (inhoud 1,5k9 glasaal per doos).
In vijver 8 werd door de beambten van A.R.O.L. 4kg glasaal
uitgezet. Deze glasaal was afkonstig van de lJzer. Van
deze populatie kon echter bij uitzetting geen staal genomen
worden zodat gegevens betreffende gewicht en lengte hier
ontbreken. We nemen hierbij aan dat deze populatie van
vergelijkbaar gewicht en lengte is als de populatie
afkonstig van de Severn. De uitzettingsgevens
(bezettingsdensiteiten staan weergegeven in TabeI 3.
Tabel 3 : Afmetingen, benesting en bezettingsdichtheden van
de kweekvijvers te Bocholt en te Rijkevorsel.
VlJver I 2 I 9 l0 Local ltelt Afnptt ngen(m) 0pperv I akte(n2 ) Dens ttel t(kg/m2) Totaal gewlcht U ltgezet(kg) l{eststof P205kg/ha Bocho I t 20rl 10 2200 0,0036 8 Eocholt 16x80 1280 0, 0054 7 R I Jkevorse I 20x50 1000 0.004 4 R i jkevorsel 20x50 r000 0, 008 8 R ljkevorse I 20x50 1000 0,007 7 23 90kg hool Pathologisch onderzoek
Gedurende de kweekperiode werden de palingen regernatig
gekontroreerd op het voorkomen van ziekten. uit elke vijver
werden vier stuks onderzocht op de aanwezigheid van
parasieten op huid, kieuwen, darm of zwemblaas. Speciale
aandacht ging ook uit naar eventuere AnguiLlicola in de
zwemblaas, hiertoe werden bij het afoogsten 100 palingen
gekontroleerd. AIle resulaten waren negatief.
Resultaten : groei. overleving en produktie
Algemeen worden de voornaamste resultaten van de
vijveropkweek samengevat in Tabel 4,
Tabel 4 : Produktie, overleving en groei van de palingen in de verschillende vijvers. VlJver I 2 I 9 10 [hur vh experlnent (dagen) Kg paling ultgezet Kg pallng geoogst Ïotale productie ín t 172 172 t57 t57 I 20.' 25s 157 8 29,8 372 4,9 70 4 13, 7 34? 7 7 14.0 200 4 8eg I naanta I E lndaanta I Overlevlng ln t 1 29600 : 12100 4lt 1 25900 3.5t 1 13300 + 5400 40t 3 29600 1 20600 69r 3 2s900 3 17000 65r 900 +
Gen. beg i ngewlcht(g)
Gaa.etrÉgertcht(g) 0,27 2,46 0,27 5,48 ,27 ,83 0 0 27 56 0 2 0,27 0.99
Taber
5 geeft
een samenvatting van de gemidderde gewichtenen
lengtes
opgemeten op deverschillende vijvers
opverschillende tijdstippen
gedurende de opkweekperiode.Figuren
4 en 5 zijn
de Eroeikurven van de palingenopgekweekt
te
Bochort ente Rijkevorsel.
Daarna worden pervijver
de genomen metin!Í€nr en wegingen weergegevenin
tabervorn,
arsook hunfrekwentiedistributie.
(Figuren6
toTabel
5 :
Geniddeldgewicht (g)
en geniddelde 1engte (cm)van de paringen opgekweekt
in vijvers te
Bochort en teRijkevorsel in funktie
vanhet aantal
kweekdagen.BochoI
t vilver I
Riikevorsel
vijver
8Dag Gewicht
LengteDag Gewicht
Lengte1 2 3 4 0 49 100 L72 6 8 9 13 L2 98 51 01 79 6
I
11 L2 0,27 0, 64 L,57 2 ,46 1 2 3 4 5 0 38 55 L22 157 .27 .70 .92 2.70 2.32 .98 .05 .2L .L7 .55Bocholt
vilver
2Rilkevorsel
viJver
9Dag Gewicht
LengteDag Gewicht,
Lengte1 2 3 1 2 3 4 5 0 49 L72 0,27 0r55 5r48 0 ,46 8 tL2 15,?2 380 55 L22 L57 ,27 .47 .52 1.03 .81 6.98 7.53 8.03 9 .62 8.95
RiJkevorsel
vi
Jver
10Dag Gewicht
Lengte6
5
Grocterrrwc (?t/,c,+,/8,a tot lg.rLO/8,a>
oo too 180 + 3 I E (,
!
o I t, o t g tt L o o I o o eo 4(,ao
loo Arntal drjco + O VlJvcr IFiguur 4 :
Geniddeld gewicht van de(vijver
1 en2l uitgezet in funktie
kweekdagen.leo l,1O
VlJver P
palingen te Bocholt
orr .(, 3 (u cn .o e, E .E E a, (, 2.4 2.6 2.4 z.z I 1.8 1.6 1.4 1.2 1 o.a o.6 o.4 o.2 o 20 40 60 o Víjver 10
Figuur 5 :
Geniddeld gewicht(vijver 8, I en t0) uitgezet
kweekdagen.Aontol dogen
Vijver 9
van de palingen te
in funktie van het
I , 3 { 3 6 7 8 9 lo I 2 3 { 5 6 l3 to ?0 22 23 2t 25 ?o 29 3o 3l It 33 3{ t< 36 J, 38 39 {0 :tt 12 {3 .t .l {5 {6 {? {8 {9 50 5l 53 54 t5 36 5; 58 59 60 6l G: 63 6{ OJ 66 6? G8 69 ;o 7t iz ?3 7.t i5
Taber
6 overzicht
van de meetresurtaten van de paringen vanvijver t te Bocholt (gewicht in
gram,Iengte in
en).I 2 3 { 3 6 I I 9 l0 ll l2 l3 ll t5 l6 l7 18 l9 20 2t ,, 23 21 25 26 27 28 qo 30 3r 32 33 3{ 35 36 3? 38 39 .10 {t 12 {3 {{ {5 .16 J7 .r8 l9 50 51 52 53 5{ 3J 3b 5? 58 59 60 6l 63 6t bJ 66 67 68 69 ;0 ?t i2 ?3 7t Tabel7:Overzichtvan
van vijver 2 Le Bocholt
í 21./0.1./86 ) CGrichÈ .ll .16 .20 .20 .zL ,2t .21 .22 .22 .23 .23 .23 .23 .21 .21 .23 .25 .23 ,25 .23 .25 .26 .26 .26 .2Ë .27 aa ac .28 ,21 ,o .29 ao .29 .30 ,J6 .30 ,31 .31 .31 .31 .31 .33 .33 .33 .33 .3{ r( .35 .38 LenÍtr 5.90 .60 .90 .30 .50 .00 ,20 .80 .00 .30 .60 .50 .80 . {o .90 .20 ,ï:ii . ?0 .90 .00 .00 .00 . t0 .90 .70 .80 .20 .80 .70 .90 .90 .00 . t0 .:0 Gerlcht .2t .28 .29 .30 .3{ .36 .36 .38 .38 .39 .39 . {0 . {0 .12 ..42 .{3 . rt3 . .1{ . {:l . {5 .{6 . 16 . {7 ..18 . {8 .{9 . t9 .50 .50 .50 .50 .51 .51 .52 ',3J .53 .53 . J{ .5{ .55 . tc .3ö .3b .3t, .57 .59 .59 .59 .62 .6{ .6{ . b3 .6b .66 .68 .64 .69 .;0 .7{ .7{ .7{ .75 .76 .79 .ar' .8{ .90 .97 I .00 l.o7 a9/o6/86t Lcnttc .20 .20 .80 . t0 .20 .20 .80 .30 .30 .80 .00 . {0 .10 .50 .60 .60 .00 .30 .60 .00 ,20 .90 . {o ,20 .80 .90 .90 . t0 .90 .90 .00 .:0 .10 .30 .30 .80 .80 .00 .lc 6 6 7 6 7 7 6 I ? 6 e 6 7 i ë C 6 'il t g 6 6 5 6 6 s i 6 6 5 I 80 .90 .00 . r.0 .10 ,20 .9C .&t ,lr I Li " 50 7. r0 7. {0 7.20 ?.20 7. {0 ?. r0 7 .60 7. t0 ;..t0 7.00 7.20 ;.30 ?. {o 7.50 5.90 ;.50 7 .60 l0 ;0 30 .10 .10 60 00 00 20 20 50 90 o0 80 80 90 5o s0 00 30 80 .60 .10 .80 .10 .60 .10 .20 .20 . t0 .20 .10 .50 .30 de meetresultaten
(gewicht in gran, van IenEtede pal in cn) inEen.
Tabel 8 : Overzicht van de meetresultaten van
van vijver 8 te Rijkevorsel (gewieht in gram, de palingenIengte in cn).
Tabel 9 : Overzicht van de meetresultaten van
van vijver 9 te Rijkevorsel (gewieht in gram, de palingenlengte in cn).
Tabel 10 Overzicht van de meetresultaten van de palingen van vijver 10 te Rijkevorsel (gewicht in gram, Iengte in
Figuur 6
:gewichten
(
vijver
1 )Frekwentiedistributies van de individuele
voor de verschillende staalnames te Bocholt
F'.Qv.^1..€,rraèur,. ( 2 t /O. / 6G, 3C, .o 50 20 to o
DESCRI PTI\'E STÀTISTICS I{EÀDER D^
vulr8ER oFTACASESFOR: B:CLASÀAL : 6I NU}I8ER oF \AnIÀ8LEs: LÀBEL: II ÀPRIL I986
2
BOCHOLï: cRoTE \.IJ\.ER | (Ztlot/e6t
c , c 2 c a NO. tiAIE I Cevrcht 2 LGnat. lío. NAyE I G.eicht 3 Lenjte § 6l 6l }IEÀ§ .269? 6.9787 STD. DEV .0.t66 , t992 YlrilltLft .l{00 5,8000 :ili- I:íLï .3000 7.0000 |tÀx I yu): .3S0c ?.600c 0. 3 1.5 Grrrcnr (9 ) F..ee.^li.éirlrróutt. <g / OO / CC I 50 .o to 20 ro o D 30 4O 50 20 ro o
ltEÀDER DATA FOR: B:BO6F090l L.TBEL: BocholÈ: cÈot. vljtq3
\-Ul,tBER OF CASES: 75 NUYBER OF \,ÀRIABLES: 3
BOCHOL?: GROTE vIJ'.'ER I ( 9,/06l86 )
N ?5 75 YEA\-.6{07 8.5r33 STD. DEl" . t{85 .5996 YÀÏIYL': t.ll0: 10.100: j3 1. r.5 N 50 50 6.r,chr (g) F?.€u.^ti.é..triÈut'. ( ! 3,/ t O/ A6) DESCRIPTII'E STAÏISTICS
HEADSR DATA FOR: B:8O6C3IO1 LAEEL: BOChOIt: OrOÈ' YiJVQT NUYBER OF CASES: 50 IiU}IBER OF VARITBLES: Z
BOCHC'LT: CROTE vIJ\ER I (3IlO?/E6)
N-O. NÀYE
I Ocai,cht 2 Len3t.
2.7 3.9 5.1 6.3
7.5e.richt (0 )
F..ce.^lr.é..t.,Èu.r. ( f I / O?./ rro)
NO. NA.\E I CcsrchÈ 2 L.nat. YEÀN l. 5?0.r rt.0t20 STD. DEV .{ll5 1.02{5 !íIliIYt H .6300 9.0000 lí.fxI:Íu 2.97C l3,90c 0.3 30 SO .o :o DESCRtrtrvE StrTlstlcs
HEADER'DA?A FOR: B:806Jtl0l L^88L3 Bochult: CroÈc vijl'cr
§U!íBER OF C^SES: IO N TBER OF ITRIÀ8LES: 2
EOCHOLT: CRO?E ÏIJI;ER I (13/10/861
Figuur 7
:gewichten
(vijver
2)Frekwentiedistributies
vande individuele
voor
deverschillende
staalnameste
BocholtFt.eu..tr.ér.t7'cwtte (2 t / Ot / Cal
DESCRIPTIlT STÀTISTICS IIEADER DA?A FOR: B:GLàSAÀL LÀ3EL: II APRIL I986
§I,}IBEN OF CÀSES: 6I i..U:IDER OF VARIABLES: 2
) C t e 30 ao 5C, 20 rO o NO. N^tíE I OGricht 2 L.aat.
SOCHOLT: }iLEIi-E vIJIER Z l2tlOtlS6l
N YEA}- STD. DEV. TIINITíLIí
6l .259i .0{66 . I {oO 61 6.978t .3992 5.89oo IIATITLN .3ECC 7.6000 O.r'cht (g) F?.qu.^ti.cri.tàbstir (9,/O6llG) 30 4O 50 20 ro DESCRIPTIVE STÀTISTICS
HEADER DATA FOB: B:8O6F0902 IIBEL: Boch.lÈ: f,,lcinc viJ+gj
§U]rBER OF CASES: ?5 à-UltBER OF IARIÀBLES: 2
EOCHOLT: tiLtI.r-E VIJVER ? ( 9/05,/86 )
r-O. §ÀYE I Gèsicht 2 Lcnjtc lio. NA.YE I Gcricht 2 Lrnlt: N 75 i3 ltEAti .5525 8. L22i § 37 t7 !IEÀN 5. {776 15.7189 STD. DEV .1755 .636{ STD. DEV 1.7859 I . ?3?5 !lIr-Illt^l .2r00 6 .6000 lrl!,r I:íLlt 2.0000 12.0000 ríÀïIl.:ul I .0 ro( 9.500, o O.richt (9) F..qu.^tr.ér.t^èerr. ( ! J/ ! O/46,) 30 ao 2C, ro t JO
DESCRIPTIVE STATI STICS
HEADER DATA FOR: B:BO6JI302 LABEL: Boch.lri liletnc vtJrer NLïBER OF CASES: 3? YUIIBER OF VARIABLES: 2
BOCHOLT: ELEINE VIJVEB 2 IIIIIOIS6I
!t{x I }rt
8.9r(
19.30(
o
Figuur 8
:gewichten
(vijver
8)Frekwentiedistributies van de individuele
voor de verschillende staalnames te Rijkevorsel
.3 .o 50 F..es.^t,.é'atr,èetr. ( 2 t/Ot7q61 r"O. !{Al.tE I CaerchÈ 2 L.nat.
Ftaqu.^trcóf ir..èetc (2A,/ OJ / 66
Figuur I
:gewichten voor de verschillende
Frekwentiedistributies
staalnamesvande individuele
te Rijkevorsel
(vijver 9). .o 50 23 20 r5 to 3 o 50 23 20 F'.cv.^t,.é,atr'èut,c (2 I/o./a6) NO. NA[.íE I GGeicht 2 L.níÈ.
F..qu.^ti.érat.,èulr. (26 /OJ/ A6\
NO. NAYE
I t€richt 2 lengte
Fr.eu.^tr.éf rt.rèuai. (Za / OG / A6)
NO. yAtíE
I ,Gei,cht 2 lcn8te
Fí.qu.Àl'.df rirf óuai. (2O / Oe, / e6 \
NO }IÀYE tÈercht I !nt tr ljo. sAríE ! ScHichÈ 2 lcnírc N 6l 6l I.IEÀN .269? 6.9787 S?D, DEV .0466 ,3992 HEAN {7t.1 STD. .1063DEV .3951 DESCRIPTIVE STATISTICS C , C lIEÀN .52{8 8.0260 STD. DEV .1968 .53?5 YINITíUY . t.l0o 5 .8000 líINIltult .2{00 6.6000 lII NI},1'}I .2200 7.0000 },AXIYL'Y .3800 7.6000 ll^Ji Iltul't .7100 8. r0o0 5.{:(I:í1.}t I .5800 10.0000 }IATI)IU}I t .8800 I 1 .8000 N 50 50 c ?.51 0 c , 0 r5 to 5 !o 23 :o r3 ro 3 o 50 23 20 r5 !o 3 o JO 23 20 r5 ro 5 o N 50 50 c I o C 2 N f/ 57 STD. DEv .295{ .81?r I'IIXI )rL )r . {900 7.9000 I YEAN I .02? ? 9.6193 50 50 }I E,\N .8056 L 9600 STD. DEY .2164 .7890 )tI:( I )tull .4200 ?,3000 )rt\ I )tult l. 6000 I l. {000 00s oí5 6or.ca1 1a1 5 t55
FiSuur 10
gewichten
(vijver 10).
: Frekwentiedistributies
vande individuele
voor
deversehillende
staalnameste
RijkevorselFr.eu.àt,.df .l?'èuti. (2 t / O. / 6í5, .3 .o 55 50 23 20 !5 ro 5 o 30 20 t5 to o JO 20 r3 !o o JO DESCRIPTIVE SÍATISTICS TO. YAYE N t G.vichÈ 6l 2 L.nat. 6 I iíEAl., .2697 5.978? STD. DEV .0466 .3992 StD. DEV .09r9 ,3?66 STD. DEV . t731 .5530 STD, DEV .zo7i .713{ ltt I N lYult .l{00 5.8000 !!INI}IUY .27 00 6.8000 I{IN I YUY ,2900 6.5000 }IINIYLï .3300 7.3000 MIr-I )lLï . {000 7 .6000 XA§IYUY .3800 ?.6000 N 50 50 c , a c , c o c o c C Froqsonl,.ói.t''butto l2C / O)./ àlÀ) NO. NA}IE I ícsi ch t 2 I.nat. Froe ua
^lt aéia t7iàu t ra (23/06/A6»
NO. NA}íE I S.eicht 2 Icntte Fi.qu.6ti.é,.tnóun. <20 / OA,/ d6 I NO. NAíE I ícsicht 2 l.nat.
Fr.eu.^tf É...hèvtto (2 t / a9 / Aa)
Beschouwen we de
resurtaten
vanRijkevorser (Tabet
41, danis er
een opvarlendekorreratie
waarte
nemen tuseen debemestingsgraad van de
vijver
en deparinggroei.
Zelfswanneer we
vijver I
(slechts
bemest met 6kg pr 0s/tral
vergerijken net vijver
10 (onbemest) nemen rre nog een hogereopbrengst waar
in vijver g
(2ss%vs.
zoo%voor vijver
10).vijver I
met de hoogste bemestinggaf
nog een betèreproduktie (340x).
Deoverreving
op dezevijver g
rras echterveel kleiner
(40Í vs
69% en65Í voor respektievelijk vijver
9 en 10),
een fenomeen waarvoor geen aanwijsbareverklaring
te
vindenis.
Hetrijkt aannenerijk te veronderstelren
datde
betere produktiecijfers in
de bemestevijvers het
gevorgzíin
van eengrotere planktonontwikkering.
I{e moetenhier
echter
aan toevoegendat
de bezettingsdichthedenin vijver
gkleiner
was danin vijver I en
10 (0,004kg/mz vsrespektieverijk
0,008en
oroo7ks/n2).
Endit verschil in
bezettingsdichtheid
zal-ongetwijfetd ook zíjn
invroed hebbenop de
groei.
Hetis
daaromniet
eenduidig bewezenof
dehoge
produktiecijfers in vijver I enkel het
Eevolgzijn
vaneen
hogere
benesting engrotere
planktonontwikkeling.Ars
we enker degroei-
enproduktieresurteten
van deparingkweek
in
de Bochortvijvers
nagaanzien
we een enormverschir in
opbrengst tusen de tweevijvers
(Tabet4).
Detotale produktie voor vijver 1 is nanelijk
gTZX tegenoversrechts
70%voor
vijver 2.
Het gemidderd gewicht van d.e paringen vanvijver 2 l5r48g) ligt
daarentegenveer
hoger dandat
vanvijver
(2,46e1.Hoogstwaarschijnlijk zijn de
rageproduktiecijfers
vanvijver 2 te wijten
aan eendijkbreuk
waardoor eenvrij
grootaantar
paringenwisten te
ontsnappen(dit verkraart
ook hetlage
overlevingspercentage vanvijver 2
( 3 rsx ten
opzichte van 41Xvoor vijver
I ).
Hetgrote verschil in
geniddeldindividueer
eindgewicht tussenbeide
vijvers is
vorgens onsverklaarbaar
doordat depelin8en
venvijver z, omwille
vande
ragedensiteiten, over
meer voedsel konden beschikken.wanneer we de
beste produktiecijfers
vanBocholt (vijver
1)ver8elijken
met de meestproduktieve vijver
vanRijkevorsel
(vijver 8)
dan vinden we een hogereproduktie
voor deonbemeste
vijver 1 (372ït ten opzichte
van de bemestevijver
8 (342?tl,
Bezettingsdichtheden warenvoor
beidevijvers
vergerijkbaar
(0r0036kí/mzvoor
vijver 1 ten opzichte
van0.004kg/nz
voor vijver 8).
Volgens ons moet de hogeproduktieviteit
van dezeBocholt vijver
(onbenest) hetgevolg zíjn
van een hogenatuurlijke
produktie.+-^9.) i,l*. r'ri'c'
í ' ,, ,..-l 'i
!,.t
Konklusie
zerfs
onder Bergische omstandigheden kan de extensieveopkweek van grasaar
in vijvers interessante
mogerijkhedenbieden
voor het
produceren van jonge pootaal.De
vijvers
dienen aan enkereberangrijke
voorwaarden tevordoen
: zíj
moeten ondiepzíjn,
de bodem moetvrij
vastzijn
en devijvers
dienenvorredig afraatbaar te zijn,
verder is het
noodzakerijkdat
zeperfekt afsluitbaar zijn
(geen ontsnappinEen !
).
rn
welke mate dete
verwachtenproduktiecijfers afhankerijk
zíjn
van bezettingsdichtheden en bemestinEsgraad, moet noiverder
onderzocht worden.Deze produktiemethode
is in ieder
gevar een goedkope enniet-intensieve
manier(weinig werk,
!Íeenvoer
teverstrekken)
om jongepootaal te
produceren.Daarenboven
is
deze geproduceerde pootaarvan
zeer goedekwaliteit
(ziektevrij,
geenAnguillicolal
envertegenwoordigt dus
ideaar
bepotingsmateriaarvoor
deHOOFDSTUK
2KWEEK VAN GLASAAL IN INTENSIEVE RECIRKULATIESYSTEMEN.
Inleiding
Het intensief
opkwekenvan glasaar tot pootparing vereist
een wel doordacht teeltsysteem.
Daar de
optimalegroeitemperatuur
voor pootaal rond de
25"Ctigt, is het
ooknoodzakerijk om deze temperatuur in het
kweeksysteem tehandhaven.
Het benutten van thermisch aangerijkte
effruenten biedt hier
interessante voorderen
alhoewerafhankerijkheid t.o.v.
derden bepaarderisiko's
kan inhouden(bv. betreffende de kontinuiteit en de kwaliteit van
hetaangebrachte
water).
Daaromwordt meer en meer
gebruikgemaakt
van voIlediE kontroleerbare
recirkulatiesystemen,waarbij het water kunstmatig
opgewarmdwordt.
Om deenergiekosten te drukken wordt het
opgewarmde watergerecycreerd, d.w.z. dat het na fysische en
biolo8ischezuivering terug naar de teertbekkens gereid wordt.
ookdient het vorredige
kweeksysteem ondergebrachtte
wordenin
geïsoreerde gebouwenr ortr
het energieverries zoveel nogelijk
tegen
te
gaan.De opkweek
van
Erasaardient te
gebeurenin een voor
dezesoort
aangëpaste akkomoÈrfte.Verschillende
Jaren onderzoekreerden
dat paling
envoorar de
jongestadia
zoars glasaalen
pootaal
eenspeciale houderij infrastruktuur
vereisen.rn
dezeoptiek
werden aangepaste teertbekkens ontworpen-
decylindroeonische bak
waarbij niet alreen de
huisvestingvan de
dieren eentraal staat,
maarwaarbij
ookhet
onderhoudzo
eenvoudig mogeli;ik gehouden werd.vanzerfsprekend
dient ook de
nodige aandacht geschonken teworden aan een
juist
Sedimensioneerd zuiveringsgedeelte r^raarde
concentraties
aantoxische
afvalstoffen
minimaalblijven,
maar waar de hoeveelheid opgeloste zuurstof in
hetaangevoerde kweekwater in
verhouding staan tot
depalingbiomassa's en de aangewende voederniveaurs.
zeer belangrijk is de
keuze vanhet juiste
voedserbij
het opvoer
brengen vande
ingevoerdegrasaal.
Daarnawordt
zovlug
nogelijk
overge!Íaan op samengestelde
voeders,korrelvoeder is aan te bevelen; de keuze van de juiste
korrergrootte voor
een bepaardegroottekrasse
v&npaling is
van
primordiaal belang. uiteraard
dienende
meest gunsti8evoederniveau's
gekozenen strikt
gerespekteerdte
worden.ook de
aangewendevoedertechniek heeft een duidelijke
invloed
op de behaalderesultaten.
rntensieve
opkweek vanvis biedt het
voordeerdat
deze kweekin
eenvrij beperkte ruimte
kangebeuren.
Daarhier
echterzeer
veel individuen op
eenzeer klein oppervlakte
gehoudenworden
is
een hoge graad vankontrore vereist.
Daarom ookis
eendageriiks bijhouden van een aantar
parameters (bv.waterkwal i te i t
,
doorstroom,
voedse rhoevee lheden ,eetrust,... ) zeer berangrijk.
Eenbijzondere
aandacht moetuitgaan naar pathorogisch onderzoek en ziektepreventie
volgens verwachtin8en verlopen. zo niet, moeten de oorzaken
opgespoord en verholpen worden. Dit vereist niet aIIeen een
rationeer inzicht in de biorogische, chemische en fysische
processen die in dit kweeksysteem doorgaan, maar vooral ook
een door oefening gerijpte kennis, die het best uit te
drukken is ars'ervarinEl'en die niet in tekstvorm te
De opbouw van het r ecirkulatiesysteem
Zoals hoger reeds vermeld werd is de intensieve opkweek van
Elasaal alleen rendabel indien ze kan doorgaan in water net
een optimale temperatuur van t25'C. Bii afwezigheid van
thernische effluenten en gezien klinatologische
omstandiElheden en de hoge energieprijzen is het daarom meest
aangewezen om in recirkulatie te werken zodat de
energiekosten voor de opwarming van het water zo nininaal
mogelijk gehouden worden. Recirkulatiesystemen inpliceren
naast een teeltgedeelte ook een afdeling waterzuivering waar
het water dat de teeltbekkens verlaat Efezuiverd wordt. EIke
recirculatie eenheid bestaat uit vier teeltbekkens van 1mg
gekombineerd met een waterzuiveringsgedeelte (Fig. 11). De
teeltbekkens zijn eylindrokonisch van vorm en vervaardigd
uit polyester (Fig 721. Om een vlotte reiniEinE toe te
Iaten is het noodzakeliik dat de binnenziide van de silo's
volkopmen gtad is. De silo's bestaan uit een bovenste
cylindervormig Sedee1te, Í^Iaar de paling zich meestal
ophoudtr err een onderste konisch gedeelte dat van onder
afsluitbaar is met een spuikraan. Deze kraan is verbonden
met een plastieken spuislanE! waarlangs de afvalstoffen
verwijderd kunnen worden. On zoveel nogeliik het ontsnappen
van de EIasaaI te beletten werd de bovenste rand van de silo
naar binnen toe omgebogen. Het cylindrische deel bevat een
kubusvormige konstruktie bestaande uit 40 à 50 draadnetten,
horizontaal Serangsehikt op ca. 2cm afstand. Deze netten
dienen als rustplaats voor de paling : naargelang de grootte
van de paling varieert de maaswiidte van 5 tot 20nm. Deze
behuizingsvorm laat een naull sociaal kontakt toe, wat voor
de kweekdieren bevorderliik liikt (vermiiden van stress
situaties ) . De watertoevoer bevindt zich boven deze
rustnetten, zodat de paling zig}r. altiid in de meest Eunstige
waterkwaliteit bevindt. Het water verlaat de kweekbak
bovenaan, dit inpliceert dat er in het onderste Eedeelte
weiniE waterdoorstroming optreedt wat daar een
dekantatieproces toelaat. Vóór deze waterafvoer is een
koker met roestvrij Eaas Seplaatst, wat de paling belet te
ontsnappen. Het is belangriik dat deze kokers zeet
regelnatiE gereinigd worden vooral met de EIasaal in de
silo's (de maaswijdte van de Saas op de kokers is dan lmm,
zodat verstoppingen kunnen optreden). Neast het
dekantatieproces dat optreedt in de konus van de kweekbak
(dank zíj de vorm en de hydrodynamika van de silo's) en dat
de bruikbare bestanddelen in het water afscheidt, vindt de
zuivering hoofdzakeliik plaats in de filters. Deze filters
zíjn bioloEische 'trickling' filters, bakteriesubstraat
filters wearbij het water druppelsgewiis over de filter
verspreid wordt. Het substraat wordt vertegenwoordigd door
biofilterelementen die ook in industriëIe afvalwater
zuiveringsinstallaties gebruikt worden (FILTERPACK)
Op deze elementen groeit een ba,kteriefilm die instaat voor
de belangrijkste bioloEische zuivering : de nitrifikatie
(oxidatie van ammonium) :
NH1 +
-,
NOz -
-à NOa
-De bakterie
Nitrosomonasstaat in voor de eerste
stap(omvorminE
van
ammoniumnaar nitriet),
terwiil
Nitrobactero E a C -
/-T
T
\ J E E, a LL ,I
Figuur I I : Schematische voorstelling van een recirkulatie eenheid.
OUTLET 33 o o o 0 !o o o o o 0 .o ool 0 0o o o o o o o o o o b o o o o; o o o a o a a Oo èo oa o a o AERATION TUB IN G I o41\n oo o a
b
o o oFiguur l2: Schematische voorstellinq van een teeltbekken
zuurstofverbruik waarmee rekening gehouden dient te worden.
Niettegenstaande het feit dat er een bezinking in de
teertbekkens praatsvindt is het ook aan te raden om een
supprementaire bezinkingseenheid te voorzien. Hiervoor
kunnen twee typen gebruikt worden : de ramerraire
plaatbezinker en de "swirl concentrator" (hydroeyeloon). om
een efficiënte verwijdering v&n de vaste afvalstoffen te
bekomen dienen deze bezinkingssystemen op een juiste manier
gedimensioneerd te worden ( rekening houdend met de totare
berasting van het systeem). Beiden worden schematisch
voorgesteld in Fig.13 UIT efÍluenc --ï lrsteekdiepte I NVOE R TEG ENSTROOI{ PLAAÍBE Z I NKER s1!,bÀfver HYOROCYCLOON
Figuur 13 :
schematischevoorgtelling van een
ramerraireplaatbezinker
en een"swirl" concentr"to".
T
VoederinE
Het voer is steeds aangepast aan het stadium waarin de
paling zich bevindt. Het is van essentieel belang om de
glasaal zo vlug mogelijk na hun aankomst op voer te krijgen.
Daartoe moet althans gedurende de eerste weken een zeet
attraktief voedsel toegediend worden. SommiEe kwekers
gebruiken daarom kabeljauw eieren, maar dit is vrij
vervuilend in een recirkulatiesysteem en is meestal enkel in
kuststreken voldoende voorradig. Anderen Eebruiken Tubifex
als eerste voer, dit is zeet voedzaam maar ook zeer prijzig
en tijkt ekonomisch niet verantwoord. Wij hadden zeer
gunstige resultaten behaald met het gebruiÈ van gemalen
rundermilt. Dit is vrij goedkoop en het Eanse jaar door
verkrijgbaar, maar het verwerken en prepareren van de milt
vergt wel enige intensieve arbeid. voorar bij jonge graeaal
is het nodig dat de vezels zoveer nogerijk verwijderd worden
(verstikkingsgevaar). Het is weinig probrematisch om een
deer van de glasaar op het voer te brengen, maar het is zeer
moeilijk uit te maken hoeveer procent van de popuratie niet
de kans krijgt om op het voer te komen. Daarom is het zee?
aangewezen om zo vlug mogerijk eters uit niet-eters te
sorteren, zodanig dat ook deze laatsten , in aparte
teeltbekkens, de kans krijgen om op het voer te komen.
Na een tweetal weken moet gereiderijk aan op samengesterde
droge voeders overgegaan worden. Meestal is dit geen
probleem voor een groot deel van de popuratie, maar ook hier
moet zeer nauwrettend nagegaan worden, of gans de popuratie
deze overElanEl kan vorgen, zoniet moet opnieuw gesorteerd
worden.
Er is een speciaal palingvoeder op de markt (TROUVIT A100),
dat echter alleen in meelvorm verkrijgbaar is. Door dit
meel met water te vermengen ken een pasta gemaakt worden die
op de bovenste rustnetten kan toegediend worden, dus boven
het wateroppervlak. Niettemin is het Eebruik van
pastavoeder in recirkulatiesystemen af te raden daar dit
altijd gepaard gaat met een verspilling van voer en dus ook
een vervuiling van het water. Bovendien werd met
forellenvoer in korrelvorm betere rsultaten geboekt, wat
betreft groei en voederkonversie. TabeI 11 geeft de
samenstelling van het gebruikte voer voor zowel jonge stadia als voor de pootaal.
Tabel
11 :
Samenstelling vande droge
voedersgebruikt bij
de opkweek van
glasaal.
Er dus twee van droog voer toegediend
- aan de jonge stadia kruimelvoer in vier grootte
klassen Kooo, Koo, Ko en kl
- aan de pootaal korrelvoer, waarvan er ook vier
grootte-klassen bestaan ( in volgorde van grootte ) Kl, K2, K3
en K4.
Tabel 72 geeft de afmetingen weer van de verschillende
voerklassen (TROUW forellenvoer)
Tabel 12 : Gemiddelde afmetingen (mm) van de verschillende
voerklassen (TROUI.I forellenvoer) .
Kruimel Kooo Koo Ko K1 Eemiddelde afmeting (mm) 0.3 KorreI K2 K3 K4
Het is zeer belangrijk om voor een bepaalde
van paling ds juiste korrelgrootte uit te
overgang naar een volgende korrelgrootte
gedurende meerdere dagen een mengsel gegeven.
0.5
t.2
L.7 2,1 3.5 5 grootteklassekiezen.
AIswordt
eerstOok de aangewende voedermethode is niet onbelangrijkr €n
heeft een direkte invloed op de werking van het
teeltsysteem. Voor de jonge Elasaal wordt de milt in
diepgevroren toestand bovenop de rustnetten aangeboden. De
milt wordt zoveel mogelijk vezelvrij genaakt, en wordt in
porties ingevroren. Zodra een portie bovenop het water aan
de glasaal toegediend wordt, ontdooit de buitenste laag, zodat de glasaal die onmiddellijk kan benutten, zonder dat
het voer helemaal uit elkaar valt. Over het algemeen wordt
er precies zoveel gevoederd dat het voer op ca. 15 minuten
op is. WeI wordt er meerdere keren per dag gevoederd, de
totale dagelijkse hoeveelheid toegediend voer (milt) kan 10X
bedragen van de totale biomassa aan glasaal.
Droge samengestelde korrelvoeders kunnen op verschillende
manieren toegediend worden.
Automatische voedering maakt Eebruik van voederautomaten met
motor die elektrisch bediend worden via een regelbaar
stuur-unit (dit kunnen in de handel verkrijgbare types zijn zoals
EWOS stuureenheid, of de VELLEMAN tijdschakelaar, of
mogelijks ook een PC). De voederautomaten zijn in de handel
verkrijgbaar, maar kunnen evengoed en veel goedkoper zeLf
Fis
.
14 1.,
3. 4, 5. 6. 7,: Ontwerp van een elektrisch gestuurde voeder
automaat
Plastieken waterfles ( 1,51 ) met uitgesneden bodem
T-stuk in PVC 0 32mm
zwart doosje van filmrol
Motor voor modelvliegbouw (bv. Mabuchi RS-380S) )
met 6V in8ang
propeller in aluminium
Met de stuureenheid is het mogetijk om bvb.elke 20 minuten 3
sekonden te voederen. Dit systeem bezit het voordeel dat de
voedering kontinu verspreid over 24 uur kan aangehouden
worden (geen pieken in zuurstof verbruik of
metabolietproduktie). Nadelig is echter dat dit systeem
geen rekening houdt met het eetgedrag van de paring. Daarom
is een korrekte dosage van de dagerijkse hoeveelheid voer,
arsook een kontinue kontrore zeer belangrijk. verspirring
van voer moet ten zeerste vermeden worden, daar dit zeer
nadelig werkt op de waterkwaliteit.
ook penderautomaten kunnen vrij eenvoudig zerf gemaakt
worden (FiS.t5) , o
t
í , rQC 4 Fig.15 : Pendelvoederautomaat Plastic flesrond plaatje uit PVC
Bij dit type zíjn het de palingen zeLf die de voedselgift
regeren. Door met zíjn arren tegen een klepel te stoten
vart een deer voer in een opvangbakje. op deze manier wordt
er vermeden dat er voer gestrooid wordt bij Eeringe eetlugt.
Er is wel een zekere tijd (ca. twee weken) nodig om de
paling aan deze voederwijze te wennen (dit leerproces
gebeurt het vlotst gekombineerd met een
tapijtvoederautomaat). Praktische bevindingen hebben
aangetoond dat dit voedersysteem de voorkeur geniet.
Zeer belangrijk bij dergelijk produktieopzet is de dosage
van het voer. fn principe moet voor de jongste stadia
(glasaal) ad libidun gevoederd worden. Voor milt kan dit
dagelijks tot 10Í van de biomassa bedragen, voor korrelvoer
tot 5%. AIIe voer moet wel opgegeten worden en de
waterkwariteit moet nauwrettend in het oog gehouden worden.
Voor de grotere stadia (vanaf t1 gram) dienen de dagelijks
verstrekte hoeveelheden teruggebracht te worden op 1 r 5 tot
2r5% van de totale bi-onassa (droog voer).
De toe te dienen voederhoeveelheden per bak moet dagelijks
aangepast worden rekening houdend met de hypothetische
dagerijkse aangroei in biomassa in deze bak. Daartoe kan een
Sorteren
Het intensief opmesten van paring is arbeidsintensief. De
voornaamste reden hiervoor is het feit dat paling in
optimale kweekomstandigheden zeer regelmatiE noet gesorteerd
worden. Het is immers inherent aan paling in kweeksystemen
dat ze heel sterk uit elkaar groeien. In identieke
omstandigheden kunnen enorme individuele Eroei verschillen
optreden. Het is bijvoorbeeld Eeen uitzondering om na 10
maanden kweektijd startend van het glasaalstadium palingen
te hebben die in gewicht variëren tusen 200gram en OrSgram !
over de biorogische achter8rond van dit fenomeen is echter
nog maar weinig bekend, niet enkel geslaehtsdifferentiatie
ligt aan de basis van deze groeiverschillen. fndien de
populatie in de kweekbak te sterk heterogeen is qua gewicht,
resulteert dit in slechtere groeicijfers ( sleehtere
konversie, mogelijks kannibalisne). Bij de
vetmestkwekerijen wordt in de regel minstens om de twee
maand gesorteerd (meestal zeLfs maandelijks). Dit
impliceert het manueel uitladen van de kweekbakken, wegen,
transporteren, sorteren, en na weging terug herverdelen in
verschillende kweekbakken. Dit betekent dat bij een
palingbedrijf dit sorteren t80X van het werk uitnaakt.
ond.anks het feit dat er onrangs nieuwe, efficiënte (maar ook
vrij dure) sorteermachines (Zíe bijlage, Foto g) op de
markt gebracht werden, vraagt paling kweken een zeer
arbeidsintensieve bedri j fsvoerin!!.
Bij het opkweken van de glasaal is sortering noE van groter
belang. Reeds vanaf de eerste week is het ar raadzaam om de
eters van niet-eters te scheiden. Vanaf dit ogenblik
groeien ze heel sterk uit elkaarr €D worden ze best om de
drie weken op grootte gesorteerd. voor deze kreine stadia
geschiedt dit het vlotst met sorteerbakken. Dit zíjn
plastieken bakken waarvan de bodem (en eventueel ook de
wanden) vervangen werden door roestvrij Eaas met maaswijdte
van een bepaalde diameter. Meestal worden maaaopenin8en
gebruikt van 21 3, 4 en 5mm. Voor grotere stadia worden de
sorteerbakken niet meer voorzien van gaas ( te grote kans op
verstikking in de mazen) maar van een bodem met evenwijdig
gerangschikte ronde staven van voldoende ridigiteit. De
staven zi-in op een werbepaalde afstand van elkaar bevestigd
(6, 7, 8 tot 15nn). De paling wordt nat gesorteerd : door
de bak Iichtjes te schudden en af en toe uit het water te
Ítraterkwal i teit
1 . Temperatuur
Reeds eerder werd gewezen op de noodzaak om kontinu een
optinale temperatuur (25'C ) te handhaven. In praktijk
schommert de temperatuur tussen 24 en 26'c. Het water wordt
op temperatuur gehouden via elektrisch gethermostatiseerde
spiraarverwarmers. Bij industriëIe kweekinstallaties zar
het gebruik van warmtepompen echter ekonomischer zijn. ook
Eleven cirkulatie dompelpompen van het systeem een niet te
verwaarlozen hoeveelheid aan warmteenergie af.
Vanzelfsprekend is het noodzakefijk om bij dergelijke
kweekopzet de installaties in een goed geisoleerde
afgesroten ruimte onder te brengen. wel moet deze ruinte
voldoende geventileerd kunnen worden (COz produktie ! ).
Energie die het kompleks verlaat, bijvoorbeeld bij
gedeeltelijke verversing van het water dient zoveel mogelijk
gerekupereerd te worden (gebruik van warmtewisselaars).
2. Opgeloste zuurstof
De
concentratie
&anopgeloste zuurstof in het
kweekwateris
uiterst
berangrijk.
zower voor de konditie van
dekweekdieren, aIs voor een efficiënte filteraktiviteit
is
zuurstof onmisbaar. AIs vuistregel wordt
aangenomendat
dezuurstofconcentratie van het water dat de
kweekbakkenverlaat
minimum 1mg,/Lmoet bedragen. On het
kontinuezuurstofverbruik te
kompenserenmoet zuurstof
toegevoegdworden. Dit kan bijvoorbeerd met de
beruchtingsmethode,waarbii lucht door een
poreuseaeratiedarm
geponpt wordt,zodat
zeer
fijne
luchtbelletjes
een
voldoendezuurstofdiffusie mogelijk maken.
Debeluchting
gebeurt doormidder
van en
kompressorof via een
hogedruk ventirator
(goedkoper en
duurzamer).
Nadelen van deze methodezíjn (l)
de
vrij dure
poreuze aeratiedarmdie
na een zekeretijd
gaatdichtslibben, waarbij het
rendementvermindert en (Z)
debeperking qua kapaciteit wat rechtstreeks de
maximarepalingdensiteit beïnvloedt. wit
menzeer
hogedensiteiten
aanhouden
dan ken aIleen een
voldoendeoxygenatie
bekomenvia injektie
vanzuivere zuurstof
(onderdruk).
Gebruik vanzuivere zuurstof is
echter duurder dan de
gewoneberuchtingsmethode, maar om een
kontinue Eroei te
Elaranderenwordt
dezebeter stuurbare
methodevoordeliger, voorar bij
zeer
intensieve kweekopzetten.
Daarelke
voederbeurt (zoalsFig. 16 aangeeft) gevolgd wordt door een sterk
verhoogdzuurstofverbruik, is het Eunstiger
omde
voederbeurten zoverspreid mogelijk te kiezen. rndien echter toch
geopteerdwordt voor een voedering per dag (op een
welbepaatdtijdstip),
moet onmiddellijk na de voedering
gedurendeenkele uren extra zuurstof geinjekteerd worden. Het is
bovendien
noodzakelijk
omkontinu
aanzuurstofmonitoring
tedoen, zodaL ook in
uitzonderlijke
gevallen (bijv.
pompdefekt) een
alarmsysteemin werking treedt en
erHet Oz verbruik van palingen in 100 I
silo's) werd gemetenr €D resultaten zíjn voorgesteld in
Tabel 13. Hun zuurstofverbruik is Eekorreleerd aan het
voederniveau.
Tabel 13 : Zuurstofverbruik van palingen in intensieve
kweekomstandigheden bij voederniveau's 0 en 1.5X
Zuurstof verbruik zonder voer 54ns/ks/h 1.5X voeder 79ne/ks/h o conc.O2 ingong gemiddeld gewicht vis 6. 5g 7 ,4s biomassa 41.0k9 44.5k9 IU I a 7 N o E o_ o_ 6 5 4 3 2 o 1 2 5 4 5 6 7 A 9 1011 12131415161718192021222324 uur + conc.O2 uitgong
Oz koncentraties van het inkomende en
uitstromende water van een 1000 I silo met een
biomassa van 34kS paling gevoed a&n 2,5'l/dag,
Het pijltje geeft het uur van de voedergift aan.
Let op het verhoogde Oz verbruik onniddelfijk na
voedering.
I
-q
3. pH
Een te hoge of een te lage pH werkt stresserend in op de
vis. Abnormaal lage pH waarden hebben als gevolg het bruin
worden en opzwellen van de kieuwdeksels en een sterke
slijmafscheiding aldaar. Ook komt nelkachtige vertroebeLing
voor van huid en ogen. De vis gaat traag rondzwenmen en
uiteindelijk zal hij aan verstikkingsdood sterven.
Extreem hog. pH waarden hebben ook een verslijming van
kieuwen en huid voor gevolg. In intensieve viskweek
systemen, beinvloedt de pH in sterke mate het NHr + /NHs
evenwicht. Hoge pH waarden verschuiven het evenwicht naar
NHE r wat zeer toxisch is voor de vis. Anderzijds werken
Iage pH waarden inhiberend op de bakteriëIe filterwerking.
Het kompromis hiervoor wordt gevonden bij een pH waarde van
7 ,5. De pH waarden Elemeten in ons kweeksysteem variëren
tussen 7.5 en 8.o. Door de kontinue coz produktie in de
bakken, afkomstig van de adenhaling, is de pH van het
uitstromend water artijd lager dan die van het inkomend
water, zoals uit Fig. l7 blijkt.
o 1 2 3 4 5 6 7 A 9 1011 121314r51617t8192021222324
cl pH ingong uur+ pH uitgong
Figuur 17 :
pH vanin-
en uitstromendwater in
eensiro
met4.
Ammoniumrnitriet ennitraat
Bii een optimare filterwerking wordt het afvalprodukt
ammoniak omgezet naar nitriet en daarna naar nitraat. Deze
omzetting is echter van tal van faktoren afhankelijk en
gebeurt niet artijd even vrot. Het is daarom noodzakelijk
om zeer regermatig vooral de ammoniak en nitriet
koncentraties in het kweekwater te meten, daar vooral deze
toxisch zíjn voor de vis.
- Een te ho8e ammoniak koncentratie in het water veroorzaakt
hyperprasie van de kieuwen, hierdoor ontstaat een
onefficient transport van gassen en afvalprodukten tussen
de kapirrairen en de wateromgeving. De ammoniak (NHs ) zou
namerijk gemakkerijk door de kieuwmembraan diffunderen
dankzij zijn vetoplosbaarheid en gebrek aen lading. De
geïoniseerde vorm (NHrt) is meer gehydrateerd zodat deze
minder goed door de hydrofobe mikroporiën van de
kieuwmembraan kan diffunderen.
- Toxiciteit
vannitriet
treedt op doordat het
hemoglobinedoor het nitriet
geoxideerd wordt naar
methemogrobine.Aangezien
dit
methemogrobineniet in staat is zuurstof
tePathologie
Rekening houdend met het feit dat deze teeltwijze een zeer
groot aantal dieren op een beperkte oppervlakte samenbrengt r
is het gevaar voor ziekte uitbraken zeker niet ondenkbaar.
zeer regermatig worden daarom een aantal palingen aan een
volledig gezondheidskontrole onderworpen.
Voornaamste pathogeen in het
kieuwworm PseudodactyLoÍyrus
platworm (Trematode, Monogenea)
kieuwlamellen van de gastheer.
tyloEyrus
recirkulatiesysteem is de
dit is een parasitaire
die zich lokaliseert op de
Bij ernstige infekties kan hij zeer talrijk
zíjnr
€ngroeiinhibitie
veroorzaken alhoewer experimentere Eegevenshierover schaars zijnr.
De
volwassen wornenzijn vrij
gemakkelijk te bestrijden met formaldehyde (Z uur
op200ppn).
Deeieren zíjn echter
meerresistent.
Dezezijn
doorgaans
ook in het biologisch filterbed terug te
vinden.Bij
de behanderingnet
formardehyde wordende firters
echterniet
behandeld, om debakteriëIe
werking vande filters niet
af te
remmen.on
deze redenenis het heer moeilijk
om hetrecirkuratiesysteem
vorredig vrij te
irouden van kieuwwormen.Het verdient
daarom aanbeveringorr bij het opstarten
vaneen nieuwe kweekeenheid
alle
ingevoerdeglasaal bij
aankomstpreventief te
behandelen.- Eénmaal werd Trichodina waargenomen, een ééncellige
ciliaat die eveneens op de kieuwen, maar ook op de huid kan
voorkomen. Deze parasiet werd bestreden met formaldehyde
100ppmr €r werd sindsdien niet meer waar!Íenomen.
- Ook op de kieuwen werd recentelijk een paraaitaire mijt
Í{aargenomen. zíj werd door ons als Histiostoma anguiLl-arum
beschreven. Dit was de tweede keer dat een mijt gevonden
werd die optreedt als parasiet bij vissen. In sommige
gevallen werden tot 20 mijten per palingl geteld. Deze
parasieten zijn zeer weerstandig aan formaldehyde en zíjn
het best met neguvon te behandelen. ze blijken eehter
fakultatief parasiet te zijn, overleven ook in de filters en
zíjn daarom moeilijk volledig uit het systeem te
verwijderen, temeer daar hun eieren zeeÍ resistent zijn (