Tussen plan en praktijk. Een onderzoek naar de werking van resultaatgerichte sturing binnen de Koninklijke Marechaussee.
Leijtens, J.A.J.
Citation
Leijtens, J. A. J. (2008, June 3). Tussen plan en praktijk. Een onderzoek naar de werking van resultaatgerichte sturing binnen de Koninklijke Marechaussee. Nederlandse Defensie
Academie, Leiden. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/12925
Version: Not Applicable (or Unknown)
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/12925
Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).
STELLINGEN
I.
Zingeving wordt ontleend aan het werk en aan wat het werk oplevert. Een resultaatgericht sturingsconcept verengt zingeving echter tot de opgeleverde resultaten en laat daarmee een
aantal hefbomen voor gedragsbeïnvloeding en motivatie onbenut.
II.
Het middenkader vormt de kritieke succesfactor van resultaatgerichte sturing: slechts wanneer zij de brug slaat tussen de resultaatgerichte oriëntatie van de topleiding en de procesgerichte oriëntatie van de uitvoerende medewerkers is er daadwerkelijk sprake van
resultaatgerichte sturing.
III.
Er wordt bij resultaatgerichte sturingsconcepten ten onrechte voorondersteld dat er geen verschil is tussen inzicht hebben in iets en er daadwerkelijk iets in zien.
IV.
De kwaliteit van managementrapportages moet worden afgemeten aan het effect dat ze hebben op het handelen van de managers.
V.
Een resultaatgericht regime heeft meer invloed op het op een efficiënte wijze bereiken van de gestelde doelen dan een resultaatgericht sturingsconcept.
VI.
De veelbesproken tegenstelling tussen managers en professionals in de publieke sector kan worden verklaard uit een verschil in de culturele oriëntatie van deze groepen.
VII.
Bestuurskunde dient zich als integratieve bestuurswetenschap niet alleen te richten op het opleiden van publieke managers.
VIII.
Wetenschappers moeten niet worden beoordeeld op hun productie maar op het effect dat zij teweegbrengen, zowel binnen als buiten de academische wereld.
IX.
Competentiegericht opleiden gaat ten onrechte uit van de vooronderstelling dat opleiden slechts het aanleren van een beroepsvaardigheid is.
X.
Wanneer de toevoeging dat ‘daar waar de mannelijke persoonsvorm gebruikt wordt, ook de vrouwelijke persoonsvorm gelezen kan worden’ als overbodig wordt ervaren, kan van echte
emancipatie worden gesproken.
XI.
Wanneer de leiding van Defensie de waarde van een wetenschappelijke opleiding voor de officieren van de krijgsmacht in twijfel trekt, verwart zij het wetenschappelijk opleiden van
officieren met het opleiden van officieren tot wetenschapper.
XII.
In de 21ste eeuw hebben waarde en vormen de plaats ingenomen van waarden en normen.