Archeo-‐rapport 356
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te
Putte
Liesbeth Massagé, Jeroen Verrijckt & Maarten Smeets
Kessel-‐Lo, 2016
Archeo-‐rapport 356
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te
Putte
Liesbeth Massagé, Jeroen Verrijckt & Maarten Smeets
Kessel-‐Lo, 2016
Studiebureau Archeologie bvba
Colofon
Archeo-‐rapport 356Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
Opdrachtgever: MV Projecten
Projectleiding: Maarten Smeets
Leidinggevend archeoloog: Jeroen Verrijckt
Auteurs: Liesbeth Massagé
Jeroen Verrijckt
Maarten Smeets
Foto’s en tekeningen: Studiebureau Archeologie bvba (tenzij anders vermeld)
Op alle teksten, foto’s en tekeningen geldt een auteursrecht. Zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van Studiebureau Archeologie bvba mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, bewerkt en/of openbaar gemaakt, hetzij door middel van webpublicatie, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook.
D/2016/12.825/14
Studiebureau Archeologie bvba Jozef Wautersstraat 6 3010 Kessel-‐Lo www.studiebureau-‐archeologie.be info@studiebureau-‐archeologie.be tel: 0474/58.77.85 fax: 016/77.05.41
Site Putte – Mechelbaan
Locatie Provincie Antwerpen, Gemeente Putte
Lambert 72-‐ coördinaten Hoekpunt 1: X165390, Y192096
Hoekpunt 2: X165369, Y192131 Hoekpunt 3: X165477, Y192163 Hoekpunt 4: X165511, Y192111
Oppervlakte projectgebied 0,55 ha
Kadastergegevens Afdeling 3: Sectie D: perceelsnummers: 16M,
16P, 16V, 16W
Opdrachtgever MV Projecten, Clemensstraat 4, 2580 Putte
Vergunningsnummer 2016/094
Vergunningshouder Jeroen Verrijckt
Bijzondere voorwaarden Bijzondere voorwaarden bij de vergunning voor een archeologische prospectie met ingreep in de bodem: Putte, Mechelbaan
Termijn veldwerk 21 maart 2016
Termijn rapportage 31 maart t.e.m. 4 april 2016
Aard van de bedreiging Verkaveling van 0,55 ha
Archeologische verwachting Geen gekende waarden binnen het
projectgebied. In de omgeving komen bunkers voor van de KW-‐linie
Wetenschappelijke begeleiding Geen
Inhoudstafel
Inhoudstafel p. 1 Hoofdstuk 1 Inleiding p. 3 1.1 Algemeen p. 31.2 Beschrijving van het onderzoeksgebied p. 3 1.3 Archeologische en historische voorkennis p. 5 1.4 Onderzoeksopdracht en vraagstellingen p. 7
Hoofdstuk 2 Werkmethode p. 9
Hoofdstuk 3 Analyse p. 11
3.1 Lithostratigrafische en bodemkundige opbouw p. 11 3.2 Het sporen-‐ en vondstenbestand p. 14
Hoofdstuk 4 Synthese p. 17
4.1 Interpretatie en datering p. 17
4.2 Beantwoording onderzoeksvragen p. 17 Hoofdstuk 5 Besluit p. 19 Bijlagen (CD-‐rom) Bijlage 1: Overzichtsplan Bijlage 2: Fotoinventaris Bijlage 3: Sporeninventaris
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 AlgemeenWegens de bouw van een verkaveling heeft Onroerend Erfgoed een archeologische prospectie met ingreep in de bodem opgelegd (vergunningsnummer 2016/094) op een terrein met een oppervlakte van 0,55 ha gelegen aan de Mechelbaan te Putte. Het veldwerk werd uitgevoerd door Studiebureau Archeologie bvba op 21 maart 2016.
1.2 Beschrijving van het onderzoeksgebied
Het terrein is gelegen in een landelijke context in het dorpscentrum van Peulis (Putte) (fig. 1.1) en is kadastraal gekend als afdeling 3, sectie D, percelen 16M, 16P, 16V, 16W (fig. 1.2). De percelen bestonden op het moment van onderzoek uit grasland. Geo-‐archeologisch gezien is het projectgebied gesitueerd in de Kempen (fig. 1.3).
Fig. 1.1: Uittreksel van de topografische kaart met situering van het projectgebied (©Databank
Ondergrond Vlaanderen).
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
4
Fig. 1.2: Uittreksel van het kadasterplan met situering van het projectgebied (©CADGIS).
Fig. 1.3: Situering van het projectgebied binnen de verschillende Vlaamse archeoregio’s1. 1 https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie
1.3 Archeologische en historische voorkennis
Tot op heden is in de nabijheid van het projectgebied één archeologische vindplaatsen gekend (fig. 1.4). Tijdens een archeologische prospectie (CAI 208089) werden enkele greppels en paalkuilen aangetroffen waarvan enkele geïnterpreteerd zijn als WO II relicten zoals een loopgraaf.
Hiernaast zijn enkele historische indicatoren (fig. 1.4) in de omgeving van het onderzoeksgebied geattesteerd. CAI 110249 betreft de historische indicator voor een windmolen met walgracht die aanwezig is op de Ferrariskaart. CAI 165686, CAI 165685, CAI 165779, CAI 165777, CAI 165764 en CAI 165775 betreffen bunkers die onderdeel uitmaken van de eerste of tweede verdedigingslinie van de KW-‐linie (WO II).
Er zijn in het gebied nagenoeg geen archeologische prospecties uitgevoerd naar aanleiding van grote infrastructuurwerken.
Fig. 1.4: Uittreksel uit de CAI met situering van het projectgebied2.
Een compilatie van historisch kaartenmateriaal (fig. 1.5) wijst op een 19de-‐eeuwse aanleg van de Mechelbaan. Een (post)middeleeuws windmolencomplex en enkele gebouwen (mogelijk boerderijen) bevinden zich geclusterd ten zuiden van het onderzoeksgebied langsheen de Oude Puttebaan. Deze bewoning komt voor op de Ferrariskaart en blijft nagenoeg onveranderd bestaand in de 19de eeuw.
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
6
Fig. 1.5: Evolutie van het landgebruik ter hoogte van het projectgebied op basis van historische kaarten, Ferrariskaart (1770-‐1777), Atlas der Buurtwegen (1841) en Popp-‐kaart (1842-‐1879).
Een projectie van de KW-‐linie (WO II) (fig. 1.6) laat duidelijk zien dat deze eerste linie doorheen het westelijke deel van het onderzoeksgebied loopt. Deze projectie is echter gebaseerd op de mogelijke verbinding van bunkers, het is echter onduidelijk of deze effectief verbonden waren d.m.v. loopgraven. Verder is het exacte parcours van deze mogelijke loopgraven niet gekend en gaat het hier slechts om eens schatting. Enkele bewaarde loopgraven in de omgeving waren enkele (tientallen) meters voor de bunkers gevonden hetgeen impliceert dat deze het projectgebied hoogst waarschijnlijk niet zouden doorsnijden.
Fig. 1.6: Projectie van de KW-‐linie (WO II)3.
1.4 Onderzoeksopdracht en vraagstellingen
Volgende onderzoeksvragen moeten beantwoord worden:
-‐ Welke zijn de waargenomen horizonten, beschrijving + duiding? -‐ Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden? -‐ In hoeverre is de bodemopbouw intact?
-‐ Is er sprake van een of meerdere begraven bodems?
-‐ Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving. -‐ Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?
-‐ Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?
-‐ Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
8
-‐ Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?
-‐ Kan op basis van het sporenbestand in de proefsleuven een uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van occupatie?
-‐ Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? Zo ja; § Hoeveel niveaus zijn er te onderscheiden?
§ Wat is de omvang?
§ Kome er oversnijdingen voor?
§ Wat is het, geschatte, aantal individuen?
-‐ Kunnen de sporen gelinkt worden aan nabijgelegen archeologische vindplaatsen? -‐ Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen?
-‐ Is er een bodemkundige verklaring voor de partiële afwezigheid van archeologische sporen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
-‐ Kunnen de archeologische vindplaatsen in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. argumentatie)?
-‐ Wat is de vastgestelde en verwachte bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats? -‐ Wat is de impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische
vindplaatsen?
-‐ Voor archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling en die niet in situ bewaard kunnen blijven:
§ Wat is de ruimtelijke afbakening (in drie dimensies) van de zones voor vervolgonderzoek?
§ Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht, zowel vanuit methodologie als aanpak voor het vervolgonderzoek?
-‐ Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant?
-‐ Zijn er voor de beantwoording van deze vraagstellingen natuurwetenschappelijke onderzoeken nodig? Zo ja, welke type staalnames zijn hiervoor noodzakelijk en in welke hoeveelheid?
Hoofdstuk 2
Werkmethode
Tijdens het veldwerk werd de methode van continue proefsleuven gebruikt. Over de volledige oppervlakte van percelen 16M, 16P, 16V, 16W werden drie proefsleuven gegraven met een maximale tussenafstand van 15 m (fig. 2.1). In totaal werd een oppervlakte van 515,24 m² onderzocht in een representatief grid. Dit komt overeen met 9,37 % van de totale oppervlakte (0,55 ha) van het projectgebied. De vereiste dekkingsgraad van 12,5% werd niet gehaald. In het oostelijk en zuidelijk deel van het projectgebied liep een beek waardoor ruwweg 1000 m² niet onderzocht kon worden. Wanneer we de dekkingsgraad herrekenen bedraagt deze 11,5 %.
Op aanvraag werd het sleuvenplan geprojecteerd op het ontwikkelingsplan van de architect (fig. 2.2).
Fig. 2.1: Het sleuvenplan.
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
10
Fig. 2.2: Het sleuvenplan geprojecteerd op het architectenplan.
De aangetroffen bodemsporen werden opgeschaafd, gefotografeerd en beschreven4. Een selectie van de sporen werd gecoupeerd om de diepte, aard en bewaringstoestand te achterhalen. De spoorvullingen werden gescreend op de aanwezigheid van metalen voorwerpen met behulp van een metaaldetector. Artefacten werden per context ingezameld en verpakt. De contouren van de proefsleuven, de locatie van de profielputten, de sporen en de maaiveldhoogtes werden ingemeten met behulp van een GPS-‐toestel.
Dit tekstgedeelte van het prospectiearchief poogt een algemene interpretatie te verschaffen met betrekking tot het volledige sporen-‐ en vondstenbestand. Dit laatste wordt in de vorm van inventarissen als bijlagen (digitaal) beschikbaar gesteld. Een selectie van diagnostische (dateerbare) mobiele vondsten worden besproken en/of afgebeeld in relatie tot de context waarin deze werden aangetroffen. Contextloze (losse) vondsten worden in regel niet besproken of afgebeeld, tenzij deze relevante informatiewaarde opleveren in functie van de algemene interpretatie van de vindplaats.
Hoofdstuk 3
Analyse
3.1 Lithostratigrafische en bodemkundige opbouw
Volgens de gegevens van de bodemkaart wordt het grootste deel van het projectgebied ingenomen door een matig natte zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B-‐horizont (bodemserie w-‐Zdc3). Enkel het uiterste zuidoosten van het onderzoeksgebied wordt ingenomen door een matig natte lemige zandbodem met sterk gevlekte en verbrokkelde textuur B-‐horizont (bodemserie Sdc3y). (fig. 3.1)
Fig. 3.1: Uitsnede van de bodemkaart met aanduiding van het projectgebied (©Databank
Ondergrond Vlaanderen).
Op basis van de resultaten van de terreinwaarnemingen (registratie van drie bodemprofielen) blijkt dat de gegevens van de bodemkaart vrij accuraat zijn. De bestudeerde bodemprofielen zijn verspreid aangelegd over de volledige oppervlakte van het terrein zodat een duidelijk beeld werd verkregen van de bodemkundige opbouw (fig. 3.2). Bodemprofiel 1 wordt in dit verslag gebruikt ter illustratie (fig. 3.3).
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
12
Fig. 3.2: Weergave van het projectgebied met situering van de bodemprofielen.
Er werden vijf bodemhorizonten geattesteerd in bodemprofiel 1 dat zich situeert in sleuf 1 (fig. 3.3). Bodemhorizont 1 heeft een dikte van 25 cm en is een zandige A-‐horizont met een gevlekt donkerbruine tot zwarte kleur en een diffuse rechte ondergrens. Horizont 2 (25-‐40 cm) is een donker bruin/zwarte zandige Ap-‐horizont met donker bruine tot grijze vlekken. Deze horizont vertoont tekenen van bioturbatie en humus en heeft een diffuse, golvende ondergrens. Horizont 3 (40-‐55 cm) is een zandige lichtbruin tot grijze E-‐horizont met een golvende ondergrens. Bodemhorizont 4 (55-‐60 cm) is een zandige lichtgrijs/bruine B-‐horizont met een golvende ondergrens. Bodemhorizont 5 (60-‐ 100 cm) is de zandige C-‐horizont. Deze horizont is lichtgeel/oranje met lichtgroene inmenging. De grondwatertafel situeert zich op circa 90 cm beneden het maaiveld.
De andere twee waargenomen bodemprofielen hebben een gelijkaardige opbouw waarbij enkel de hoogtes van de lagen lichtjes verschillen. Door de hoge grondwatertafel kwamen de sleuven snel onder water te staan (fig. 3.4).
Fig. 3.3: Zicht op bodemprofiel 1.
Fig. 3.4: Overzicht sleuf 2.
1 2 3 4 5
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
14
3.2 Het sporen-‐ en vondstenbestand
Er werden in totaal 17 bodemsporen geregistreerd (fig. 3.5). Het gaat in alle gevallen om antropogene sporen die tot twee verschillende spoortypes behoren, nl. greppels en kuilen. Slechts één kuil werd geattesteerd (S6), deze werd waargenomen in sleuf 2. Spoor 6 (fig. 3.6) betreft een gevlekt donkerbruine/zwarte vierkant kuil van 120 op 120 cm met afgeronde hoeken waarin stukjes bouwceramiek vervat zaten.
De overige sporen (S1-‐5, S7-‐17) zijn afwateringsgreppels die een breedte van tussen de 23 en 170 cm hebben. De ligging van de greppels is niet uniform, deze hebben een noord-‐zuid, zuidwest-‐noordoost of noordwest-‐zuidoost oriëntatie. Allen greppels hebben een donkergrijze tot donkerbruine kleur. Enkel spoor 10 betreft het uiteinde van een greppel (fig. 3.6). Er werd een coupe gezet op spoor 14 (fig. 3.7); deze was 35 cm diep en komvormig.
Daarnaast werden enkele bodemverstoringen in sleuf 2 (fig. 3.5) waargenomen die de leesbaarheid van het archeologisch relevant niveau (aanlegvlak) lokaal hinderden.
Er werden geen vondsten aangetroffen in de sporen of in het aanlegvlak.
Fig. 3.5: Sporenplan.
Fig. 3.6: Spoor 10 in het aanlegvlak.
Fig. 3.7: Spoor 14 in het aanlegvlak en in coupe.
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
16
Hoofdstuk 4
Synthese
4.1 Interpretatie en datering
Binnen de contouren van het projectgebied werden geen archeologische waarden aangetroffen.
4.2 Beantwoording onderzoeksvragen
Welke zijn de waargenomen horizonten, beschrijving + duiding?
Er werden bij alle drie de bodemprofielen vijf bodemhorizonten onderscheden; een zandige A-‐ horizont die een gevlekt donkerbruine tot zwarte kleur heeft, een donkerbruin/zwarte zandige Ap-‐ horizont met sporen van bioturbatie en humusophoging, een zandige lichtbruin tot grijze E-‐horizont, een lichtgrijs/bruine B-‐horizont en een zandige C-‐horizont. De grondwatertafel situeert zich op circa 90 cm beneden het maaiveld.
Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden? Er ontbreken geen horizonten.
In hoeverre is de bodemopbouw intact?
Enkel in de westelijke helft van het projectgebied zijn enkele verstoringen waargenomen. De bodemopbouw is nagenoeg volledig intact over de rest van het onderzochte projectgebied.
Is er sprake van een of meerdere begraven bodems? Er is geen sprake van begraven bodems.
Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving.
Er zijn in totaal 17 sporen geattesteerd waarbij het in 16 gevallen ging om afwateringsgreppels. De greppels hadden allen een donkergrijs/bruine kleur en een breedte van 23 tot 170 cm. Spoor 6 was een donkerbruin/zwarte kuil met stukken bouwceramiek. Alle sporen waren recent.
Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen? De sporen zijn antropogeen.
Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?
De sporen hebben een goede bewaringstoestand doordat deze recent zijn.
Is er een bodemkundige verklaring voor de partiële afwezigheid van archeologische sporen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren? Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
18
Kan op basis van het sporenbestand in de proefsleuven een uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van occupatie?
Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? Zo ja; o Hoeveel niveaus zijn er te onderscheiden?
o Wat is de omvang?
o Kome er oversnijdingen voor?
o Wat is het, geschatte, aantal individuen?
Kunnen de sporen gelinkt worden aan nabijgelegen archeologische vindplaatsen? Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen?
Kunnen de archeologische vindplaatsen in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. argumentatie)?
Wat is de vastgestelde en verwachte bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats?
Wat is de impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen?
Voor archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling en die niet in situ bewaard kunnen blijven:
o Wat is de ruimtelijke afbakening (in drie dimensies) van de zones voor vervolgonderzoek?
o Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht, zowel vanuit methodologie als aanpak voor het vervolgonderzoek?
Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant?
Zijn er voor de beantwoording van deze vraagstellingen natuurwetenschappelijke onderzoeken nodig? Zo ja, welke type staalnames zijn hiervoor noodzakelijk en in welke hoeveelheid?
Hoofdstuk 5
Besluit
Conform art. 4 § 2 van het Decreet houdende Bescherming van het Archeologisch Patrimonium van 30 juni 1993 (B.S. 15.09.1993), gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999 (B.S. 08.06.1999), 28 februari 2003 (B.S. 24.03.2003), 10 maart 2006 (B.S. 7.6.2006), 27 maart 2009 (B.S. 15.5.2009) en 18 november 2011 (B.S. 13.12.2011) zijn de eigenaar en de gebruiker ertoe gehouden de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden te bewaren en te beschermen en ze voor beschadiging en vernieling te behoeden.
Wegens de toekomstige verkavelingswerken worden eventuele archeologische waarden in de ondergrond bedreigd. Daarom werd een archeologische evaluatie van het terrein uitgevoerd door middel van een proefsleuvenonderzoek. Uit de resultaten van het veldwerk bleek dat er zich geen bedreigde archeologische waarden bevinden binnen de grenzen van het projectgebied. Er werden dan ook geen aanbevelingen geformuleerd voor eventueel verder archeologisch onderzoek.
Bij eventuele vrijgave het terrein blijven de algemene bepalingen die voorzien zijn in:
-‐ het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 28 februari 2003, 10 maart 2006, 27 maart 2009 en 18 november 2011(BS 08.06.1999, 24.03.2003, 07.06.2006, 15.5.2009 en 13.12.2011) -‐ en het besluit van de Vlaamse regering van 20 april 1994 tot uitvoering van het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003, 23 juni 2006, 9 mei 2008, 4 december 2009, 1 april 2011 en 10 juni 2011
van toepassing, meer bepaald voor de bepalingen over de meldingsplicht van eventuele toevalsvondsten tijdens het verdere verloop van de werken.
Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
20
2016-094-PR1-FPR-1
Vergunningsnummer
(S)poor, (PR)profiel, (SL)euf, (W)erk(P)ut, (L)osse(V)ondst, (P)aleo(B)oring, (M)etaal(D)etectie, ... (F)oto, (O)verzicht, (PR)ofiel, (V)lak, (C)oupe, (D)etail, (W)erkfoto, (V)ondst, ...
Volgnummer
Bijlage 1 Fotoinventaris
2016-094-PR1-FPR-1 2016-094-PR1-FPR-2 2016-094-PR2-FPR-1 2016-094-PR2-FPR-2 2016-094-PR3-FPR-1 2016-094-PR3-FPR-2 2016-094-S1-FV-1 2016-094-S2-FV-1 2016-094-S2-FV-2 2016-094-S3-FV-1 2016-094-S3-FV-2 2016-094-S4-FV-1 2016-094-S4-FV-2 2016-094-S5-FV-1 2016-094-S6-FV-1 2016-094-S6-FV-2 2016-094-S7-FV-1 2016-094-S7-FV-2 2016-094-S8-FV-1 2016-094-S8-FV-2 2016-094-S9-FV-1 2016-094-S9-FV-2 2016-094-S10-FV-1 2016-094-S10-FV-2 2016-094-S11-FV-1 2016-094-S12-FV-1 2016-094-S13-FV-1 2016-094-S13-FV-2 2016-094-S14-FV-1 2016-094-S14-FV-2 2016-094-S14-FV-3 2016-094-S14-FV-4 2016-094-S14-FV-5 2016-094-S14-FV-6 2016-094-S16-FV-1 2016-094-S16-FV-3 2016-094-S17-FV-1 2016-094-S17-FV-2 2016-094-SL1-FO-1 2016-094-SL1-FO-2 2016-094-SL1-FO-3 2016-094-SL2-FO-1 2016-094-SL2-FO-2 2016-094-SL2-FO-3 2016-094-SL2-FO-4 2016-094-SL2-FO-5 2016-094-SL2-FO-6 2016-094-SL2-FW-1 2016-094-SL3-FO-1 2016-094-SL3-FO-2 2016-094-SL3-FO-1 2016-094-SL3-FW-1Het archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
sl1
s7
s6
s5
s4
s3
s2
s1
pr1
sl2
s14
s13
s12
s11
s10
s9
s8
pr2
sl3
s17
s16
s15
16M
14F
105Y2
17C
16W
17V
16P
16V
Mechelbaan
0
50m
N
Spoor Vlak Proefsleuf Aard Vorm / Verband Aflijni ng /
Bewaring Kleur Textuur
/
Materiaal Bijmenging Vondsten Afmetingen LxBxH
(cm.) Textuur: Re Redelijk Ze Zeer Za Zacht Ha Hard Va Vast Lo Los Z Zand L Leem K Klei V Veen Afkortingen: Aflijning: Re Redelijk Ze Zeer S Scherp D Diffuus Sl Slecht Go Goed Var Variabel
Nat Niet af te lijnen
Bijmenging: Bio Bioturbatie Hu Humus Glau Glauconiet BC Bouwceramiek KM Kalkmortel CM Cementmortel ZM Zandmortel HK Houtskool Fe IJzerconcreties Fe-slak IJzerslak FeZS IJzerzandsteen Mg Mangaan ZS Zandsteen KZS Kalkzandsteen KS Kalksteen LS Leisteen NS Natuursteen KW Kwarts SK Steenkool VL Verbrande leem Vondsten:
An
Andere
Bo
Bouwceramiek
Ce
Ceramiek
Fa
Faunaresten
Fl
Floraresten
Gl
Glas
Ku
Kunststof
Le
Leder
Li
Litisch materiaal
Me
Metaal
Mu
Munt
Na
Natuursteen
Pi
Pijpaarde
St
Staalname
Kleur: L- Licht D- Donker Br Bruin Gl Geel Go Groen Gr Grijs Or Oranje Rd Rood Wt Wit Zw Zwart Bl Blauw Pr Purper Rz RozeHet archeologisch vooronderzoek aan de Mechelbaan te Putte
Bijlage 2 Sporeninventaris
Opmerkingen Datering Kleur: gevl. gevlekt gelg. gelaagd gebr. gebrokkeld hom. homogeen het. hetrogeen m. met k. kern r. rand vl. vlekken sp. spikkels lg. lagen lgs. laagjes br. brokken fi. fibers to. tongen wi. wiggen le. lenzen1 1 1 Gracht Langwerpig ReS gevl. DGr-Zw ReHaVa Z BC, BC Bo x150x Onbepaald
2 1 1 Greppel Langwerpig ReS gevl. DGr-Zw Z x65x Onbepaald
Spoor Vlak Proefsleuf Aard Vorm / Verband Aflijni ng /
Bewaring Kleur Textuur
/
Materiaal Bijmenging Vondsten Afmetingen LxBxH
(cm.)
Opmerkingen
Datering
1
4 1 1 Greppel Langwerpig ReS gevl. DGr-Zw m.
DGr-Gr Z x85x Onbepaald
5 1 1 Gracht Langwerpig ReS gevl. DGr-Zw m.
DGl-Gr Z x100x Onbepaald
6 1 1 Kuil Vierkantig ReS gevl. DBr-Zw Z BC, BC 120x120x Onbepaald
7 1 1 Greppel Langwerpig ReS DGr-Zw Z x65x Onbepaald
8 2 1 Greppel Langwerpig ReS gevl. DGr-Zw Z x65x Onbepaald
9 2 1 Greppel Langwerpig ReS gevl. DGr-Zw Z x90x Onbepaald
10 2 1 Greppel uiteinde Langwerpig ReS DGr-Zw Z x23x Onbepaald
11 2 1 Greppel Langwerpig ReS DGr-Zw Z x40x Onbepaald
12 2 1 Gracht Langwerpig ReS DZw Z x170x Onbepaald
13 2 1 Greppel Langwerpig ReS DGr-Zw Z x70x Onbepaald
14 2 1 Gracht Langwerpig ReS DZw Z x125x35 Onbepaald
15 3 1 Gracht Langwerpig ReS DGr-Zw Z x<90x Onbepaald
16 3 1 Greppel Langwerpig ReS DGr-Zw Z x55x Onbepaald