Aan 10,0 ml van de oplossing wordt 90,0 ml gedestilleerd water toegevoegd.

(1)

Test havo 4 hoofdstuk 8 versie 1

Opgave 1 Een oplossing wordt onderzocht met behulp van twee zuur-base indicatoren. In de oplossing krijgt broomkresolgroen een blauwe kleur, terwijl broomthymol- blauw in dezelfde oplossing een gele kleur krijgt.

a Geef zo nauwkeurig mogelijk aan tussen welke waarden de pH van de onderzochte oplossing in ieder geval zal liggen.

Aan 10,0 ml van de oplossing wordt 90,0 ml gedestilleerd water toegevoegd.

b Leg uit wat de pH van het mengsel zal worden.

Opgave 2 Aan 10,0 ml 0,010 M H

2

SO

4

oplossing wordt een oplossing van NaOH met onbekende concentratie toegevoegd. Na het toevoegen van precies 5,0 ml van deze oplossing van NaOH heeft het mengsel een pH van precies 7,0.

a Geef de reactievergelijking voor de reactie van een oplossing van H

2

SO

4

met een oplossing van NaOH.

b Leg uit of laat door een berekening zien wat de concentratie van de oplossing van NaOH is.

Opgave 3 Twee even geconcentreerde oplossingen van salpeterzuur en azijnzuur zijn niet even zuur.

a Geef voor beide zuren de reactievergelijking voor de ionisatie in water.

b Leg uit welke van beide oplossingen de laagste pH heeft.

Opgave 4 Een oplossing van natriumcarbonaat is basisch ten gevolge van de reactie die verloopt tussen de carbonaationen en watermoleculen.

a Geef de reactievergelijking.

Als aan een oplossing van natriumcarbonaat zoutzuur wordt toegevoegd, ontstaat er een gasontwikkeling.

b Geef ook hiervoor de reactievergelijking.

Volgens tabel 45A is ammoniumcarbonaat een stof die in water ontleedt. De stof staat ook wel bekend als “vlugzout”: door een flesje met daarin de stof en wat water te schudden en onder de neus te houden van iemand die in zwijm is gevallen, komt die weer bij kennis door de prikkelende geur van ammoniak.

c Verklaar het ontstaan van ammoniak met een reactievergelijking.

d Hoe kun je de functie van het water hierbij omschrijven?

Opgave 5 In de natuur komen erg veel dubbelzouten voor. Twee voorbeelden daarvan zijn Fe

2

(OH)(PO

4

) en FeO(OH). Beide zouten zijn slecht oplosbaar in water.

Beide zouten bevatten elk twee soorten basische ionen. Maar oxide-ionen en hydroxide-ionen reageren beter en sneller met H

⁺

-ionen dan fosfaationen.

Als je aan FeO(OH) zoutzuur toevoegt, ontstaat al snel een heldere oplossing van FeCl

3

.

a Geef de reactievergelijking voor het ontstaan van een FeCL

3

-oplossing uit FeO(OH) en zoutzuur.

Als je aan Fe

2

(OH)(PO

4

) langzaam zoutzuur toevoegt, ontstaat eerst vast ijzer(II)fosfaat en een oplossing van FeCl

2

. Bij toevoegen van meer zoutzuur verdwijnt ook het vaste ijzer(II)fosfaat en ontstaat een heldere oplossing.

zie ommezijde

(2)

b Geef de reactievergelijking voor het ontstaan van ijzer(II)fosfaat uit Fe

2

(OH)(PO

4

Aan 10,0 ml van de oplossing wordt 90,0 ml gedestilleerd water toegevoegd.

Test havo 4 hoofdstuk 8 versie 1

Opgave 1 Een oplossing wordt onderzocht met behulp van twee zuur-base indicatoren. In de oplossing krijgt broomkresolgroen een blauwe kleur, terwijl broomthymol- blauw in dezelfde oplossing een gele kleur krijgt.

a Geef zo nauwkeurig mogelijk aan tussen welke waarden de pH van de onderzochte oplossing in ieder geval zal liggen.

Aan 10,0 ml van de oplossing wordt 90,0 ml gedestilleerd water toegevoegd.

b Leg uit wat de pH van het mengsel zal worden.

Opgave 2 Aan 10,0 ml 0,010 M H

SO

oplossing wordt een oplossing van NaOH met onbekende concentratie toegevoegd. Na het toevoegen van precies 5,0 ml van deze oplossing van NaOH heeft het mengsel een pH van precies 7,0.

a Geef de reactievergelijking voor de reactie van een oplossing van H

SO

met een oplossing van NaOH.

b Leg uit of laat door een berekening zien wat de concentratie van de oplossing van NaOH is.

Opgave 3 Twee even geconcentreerde oplossingen van salpeterzuur en azijnzuur zijn niet even zuur.

a Geef voor beide zuren de reactievergelijking voor de ionisatie in water.

b Leg uit welke van beide oplossingen de laagste pH heeft.

Opgave 4 Een oplossing van natriumcarbonaat is basisch ten gevolge van de reactie die verloopt tussen de carbonaationen en watermoleculen.

a Geef de reactievergelijking.

Als aan een oplossing van natriumcarbonaat zoutzuur wordt toegevoegd, ontstaat er een gasontwikkeling.

b Geef ook hiervoor de reactievergelijking.

c Verklaar het ontstaan van ammoniak met een reactievergelijking.

d Hoe kun je de functie van het water hierbij omschrijven?

Opgave 5 In de natuur komen erg veel dubbelzouten voor. Twee voorbeelden daarvan zijn Fe

(OH)(PO

) en FeO(OH). Beide zouten zijn slecht oplosbaar in water.

Beide zouten bevatten elk twee soorten basische ionen. Maar oxide-ionen en hydroxide-ionen reageren beter en sneller met H

-ionen dan fosfaationen.

Als je aan FeO(OH) zoutzuur toevoegt, ontstaat al snel een heldere oplossing van FeCl

.

a Geef de reactievergelijking voor het ontstaan van een FeCL

-oplossing uit FeO(OH) en zoutzuur.

Als je aan Fe

(OH)(PO

) langzaam zoutzuur toevoegt, ontstaat eerst vast ijzer(II)fosfaat en een oplossing van FeCl

. Bij toevoegen van meer zoutzuur verdwijnt ook het vaste ijzer(II)fosfaat en ontstaat een heldere oplossing.

zie ommezijde

b Geef de reactievergelijking voor het ontstaan van ijzer(II)fosfaat uit Fe

(OH)(PO

) en zoutzuur.

c Verklaar het verdwijnen van vast ijzer(II)fosfaat bij het toevoegen van meer zoutzuur.

E I N D E