• No results found

Biedt volwasseneneducatie een antwoord op de digitalisering?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Biedt volwasseneneducatie een antwoord op de digitalisering?"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gesteld wordt dat tot 15% van de bevolking tussen 25 en 64 jaar best deelneemt aan volwasseneneducatie. Met 11,3% in EU-28 in 2019 liggen we veraf van het bereiken van deze doelstelling in 2020. In dit artikel wordt aangetoond dat deelname aan volwas- seneneducatie nauw samenhangt met de (creatie van) werkgele- genheid in bepaalde beroepsgroepen, in casu, ICT-professionals, die onder invloed van de digitalisering, prominenter nodig zijn op de regionale arbeidsmarkt.

Biedt volwasseneneducatie een antwoord op de digitalisering?

Digitalisering en geavanceerde technologieën ver- anderen de arbeidsmarkt, onder andere doordat ze in staat zijn productieprocessen of taken van werknemers te automatiseren. In regio’s waar de beroepenstructuur (sterk) verandert door digitali- sering, observeren we belangrijke gevolgen voor de vraag naar arbeid (European Commission, 2019). In die regio’s neemt het aantal werknemers tewerkgesteld in de informatie- en communicatie- technologie (ICT) sterk toe. Alleen al over de laat- ste tien jaar observeren we in de Europese Unie een toename van werknemers in de ICT-sector met 39,1% (Eurostat, 2020). Tegelijk stellen we een stelselmatige afname van de vraag vast naar ar- beidskrachten die ingezet worden in beroepen die bestaan uit routinematige taken, net omdat deze taken geautomatiseerd worden door robotica en computers.

Tot dusver zijn beroepen die bestaan uit niet-rou- tinematige taken minder tot niet onderhevig aan automatisatie (Frey & Osborne, 2017; Nedelkoska

& Qintini, 2018). Hierbij denken we aan beroepen in de persoonlijke dienstverlening en persoonlijke zorg (PDPZ). Kenmerkend aan die beroepen is dat ze een sociale of familiale component bevatten,

zoals kappers, zorgverleners, obers of poetsvrouwen. Gecontro- leerd voor economische factoren, blijft de vraag naar deze relatief laaggeschoolde werknemers op de korte tot middellange termijn redelijk stabiel. Verwacht wordt dat op de lange termijn de vraag naar werknemers in PDPZ zelfs nog verder zal toenemen onder druk van de vergrijzing.

De combinatie van meer vraag naar hoogge- schoolde (ICT-) professionals en meer vraag naar laaggeschoolde (PDPZ-) werknemers, wordt in de literatuur omschreven als jobpolarisatie (Goos &

Manning, 2007). De hypothese stelt dat routine- matige banen verdwijnen onder druk van automa- tisatie, in het nadeel van de middengeschoolden, en dat niet-routinematige banen blijven, in het voordeel van laag- en hooggeschoolden. Zowel voor de Verenigde Staten van Amerika als voor landen in Europa werd de hypothese onderzocht en bevestigd (David, Katz, & Kearney, 2008; David

& Dorn, 2013; Goos, Manning, & Salomons, 2009, 2014).

Terwijl de invloed van jobpolarisatie op de (regi- onale) banenstructuur van de Verenigde Staten en Europa al veel werd besproken, blijft de invloed van jobpolarisatie op de deelname aan volwasse- neneducatie sterk onderbelicht. In dit artikel pre- senteren we een diepgaande analyse van de relatie tussen de veranderende beroepenstructuur en deel- name aan volwasseneneducatie op basis van de La- bour Force Survey (LFS) afgenomen in 21 Europese landen in de periode 2011-2016.1

(2)

Volwasseneneducatie naar bedrijfsgrootte

We verzamelen data over deelname aan volwas- seneducatie tot op het niveau van de Europese regio’s (NUTS-2). De NUTS-2 regio’s in België zijn de tien provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We kijken enkel naar volwassenenedu- catie voor professionele doeleinden onder de po- pulatie van werknemers. Bovendien houden we rekening met de grootte van het bedrijf waarin werknemers tewerkgesteld zijn, omdat in de lite- ratuur over het algemeen wordt aangetoond dat werknemers in grote bedrijven meer deelnemen aan levenslang leren dan werknemers in kleine bedrijven (Kyndt & Baert, 2013; EASME & DG GROW, 2019). Twee belangrijke redenen die hier- aan ten grondslag liggen, zijn: (1) grote bedrijven hebben meer financiële slagkracht dan kleine be- drijven en opleiding kost geld; en (2) voor grote bedrijven is het eenvoudiger om personeel vrij te roosteren voor leren op de werkplek tijdens de

diensturen dan voor kleine bedrijven. De KMO- structuur van een land of regio kan daarom mede- bepalend zijn voor de deelnamevoet aan volwas- seneneducatie.

In tabel 2 presenteren we het gemiddelde aantal uren besteed aan volwasseneneducatie voor pro- fessionele doeleinden door ICT-professionals en werknemers in PDPZ. Er zijn twee interessante vaststellingen. Ten eerste zien we dat de grootte van het bedrijf een andere rol heeft naar beroeps- groep. Voor wat betreft ICT-professionals obser- veren we dat naarmate de grootte van het bedrijf toeneemt, ook het absolute aantal opleidingsuren toeneemt. Deze stijging is het meest uitgesproken voor het Vlaams Gewest in vergelijking met Bel- gië en de Europese regio’s. Tegelijk observeren we deze stijging niet voor wat betreft werknemers in de PDPZ. Voor deze beroepsgroep worden veel minder opleidingsuren gegenereerd door middel- grote en grote bedrijven dan door de kleine- en microbedrijven. Dit komt omdat er niet zoveel me- dium tot grote bedrijven operationeel zijn in de PDPZ-sector. In 2016 waren in de Europese regio’s slechts één op drie werknemers in PDPZ tewerk- gesteld in een middelgroot tot groot bedrijf. Voor België stijgt dit percentage tot 40%. Middelgrote tot grote bedrijven genereren daarentegen veel meer werkgelegenheid voor ICT-professionals. In 2016 bleek ongeveer 60% van de ICT-professionals in de Europese regio’s tewerkgesteld in een middelgroot tot groot bedrijf. In België ligt dit percentage op 62%. Deze vaststelling wordt overigens ook weer- spiegeld in het aantal uren gewerkt per 1000 werk- nemers door ICT-professionals en werknemers in PDPZ in tabel 2.

Een tweede vaststelling die we maken op basis van tabel 2 is dat ICT-professionals in het Vlaams Gewest meer uren aan opleiding besteden dan werknemers in PDPZ. Dit is in overeenstemming met de literatuur over de hogere deelname aan volwasseneducatie naarmate werknemers over een hoger opleidingsniveau beschikken (Cabus & Ste- fanik, 2019). Enkel microbedrijven in de Europese regio’s wijken af van deze vaststelling, maar op- nieuw ligt de werkgelegenheid gegenereerd door microbedrijven voor de beroepsgroep PDPZ hier- aan ten grondslag. Tot 40% respectievelijk 28% van de werknemers in PDPZ zijn tewerkgesteld in een microbedrijf in de Europese regio’s en België in het Tabel 1.

Gemiddelde aantal uren besteed in de referentiemaand aan volwasseneneducatie voor professionele doelein- den door ICT-professionals en werknemers in PDPZ per 1000 werknemers (volwasseneneducatie), pooled sta- tistics 2011-2016

Microbedrijven (< 10 wn) Kleine

bedrijven (11-49

wn)

Middelgrote en grote bedrijven

(+50 wn)

ICT-professionals

Vlaams Gewest 83.4 96.9 110.1

(68.6) (74.9) (66.3)

België 96.5 96.0 114.7

(72.2) (70.7) (73.2)

Europese regio’s 78.3 82.2 87.0

(117.2) (85.7) (65.5)

Werknemers in PDPZ

Vlaams Gewest 72.0 41.5 25.6

(66.9) (30.8) (28.2)

België 84.6 65.4 29.8

(105.2) (61.5) (39.1)

Europese regio’s 103.1 79.9 50.8

(120.4) (86.9) (65.9)

Noten: ‘WN’ staat voor werknemers. Standaardafwijking tus- sen haakjes.

Bron: LFS, Eurostat (Eigen verwerking)

(3)

jaar 2016. Deze percentages zijn gelijk aan 15% res- pectievelijk 11% voor ICT-professionals in de Euro- pese regio’s en België.

Tabel 2.

Gemiddelde aantal gewerkte uren in de referentie- week door ICT-professionals en werknemers in PDPZ per 1000 werknemers (tewerkstelling), pooled statis- tics 2011-2016

Microbedrijven (< 10 wn) Kleine

bedrijven (11-49

wn)

Middelgrote en grote bedrijven

(+50 wn)

ICT-professionals

Vlaams Gewest 42.2 63.6 81.4

(13.9) (16.3) (27.5)

België 45.7 68.4 75.1

(15.0) (17.8) (29.7)

Europese regio’s 41.3 54.2 66.9

(25.2) (23.4) (33.6)

Werknemers in PDPZ

Vlaams Gewest 83.0 46.1 36.0

(15.0) (9.7) (7.7)

België 83.7 60.7 38.4

(14.1) (16.1) (11.1)

Europese regio’s 126.1 77.5 50.7

(69.8) (32.9) (25.2)

Noot: ‘WN’ staat voor werknemers. Standaardafwijking tussen haakjes.

Bron: LFS, Eurostat (Eigen verwerking)

Regionale specialisatie

Hoewel microbedrijven meer werkgelegenheid ge- nereren voor werknemers in PDPZ dan voor ICT- professionals, blijkt echter wel dat ICT-professio- nals verhoudingsgewijs meer volwasseneneduca- tie genieten per gewerkt uur dan werknemers in PDPZ. Volgens de data spenderen ICT-professio- nals gemiddeld 20 minuten en PDPZ-werknemers ongeveer 10 minuten aan volwasseneneducatie in de laatste vier weken voor afname van de LFS.

We observeren geen al te grote verschillen tussen de 21 landen in onze dataset.2 Dit suggereert dat niet enkel financiële slagkracht van bedrijven en personeelsbeleid belangrijke determinanten zijn van deelname aan volwasseneducatie onder werk- nemers, maar ook de sector van tewerkstelling.

Bijgevolg zullen regio’s met meer werkgelegenheid in sectoren waarvoor ICT-professionals nodig zijn meer opleidingsuren genereren dan regio’s met meer werkgelegenheid in PDPZ.

We vinden bovendien enige bewijsvoering voor ‘re- gionale specialisatie’. Voor de regio’s van de 21 Eu- ropese landen schatten we een negatief verband (R² = 0,1284) tussen het aandeel van de beroeps- bevolking in ICT-beroepen en het aandeel van de beroepsbevolking actief in PDPZ. Dit negatieve verband is volgens de data ook zeer uitgesproken voor de provincies in België en het Brussels Hoofd- stedelijk Gewest: hoe hoger de regionale werkgele- genheid in ICT, des te lager de regionale werkgele- genheid in PDPZ. Dit negatieve verband suggereert een trade-off op de regionale arbeidsmarkt tussen enerzijds werkgelegenheid in niet-routinematige complexe beroepen (ICT), en anderzijds werkgele- genheid in niet-routinematige niet-complexe beroe- pen. In Cabus, Štefánik en Ilieva-Trichkova (2020) tonen we aan dat ‘de keuze’ van een regio om in een bepaalde sector te specialiseren in zekere mate afhangt van het opleidingsniveau van de bevolking in die regio. Met andere woorden, een hoger ge- middeld opleidingsniveau van de beroepsbevolking biedt meer garanties om de digitalisering waar te maken. Daarbij dienen we in het bijzonder te kijken naar de aanwezigheid van analytische vaardigheden bij de beroepsbevolking voor de uitoefening van (meer) complexe beroepen in een veranderende arbeidsmarkt (Deming et al., 2016; Deming, 2017).

De hypothese stelt dat vaardigheden ‘het kapitaal’

volgen, in het bijzonder blijken in OECD-landen analytische- en sociale vaardigheden in toenemen- de mate gewaardeerd te worden op de arbeids- markt (Deming, 2017). De implicaties hiervan voor volwasseneneducatie zijn tweeledig. Enerzijds kun- nen bedrijven onderhevig aan of gedreven door digitalisering en innovatie inzetten op om- en bij- scholing van zittende werknemers om hen gepaste vaardigheden bij te brengen. Anderzijds kunnen bedrijven inzetten op het aanwerven van nieuwe (hoogopgeleide) werknemers om competitief te blijven op de arbeidsmarkt.

Diverse sectoren en beroepsgroepen binnen secto- ren hebben echter (een) andere (mix van) vaardighe- den van hun werknemers nodig (Altonji, Arcidiaco- no, & Maurel, 2016). Die vraag naar vaardigheden is

(4)

onder andere afhankelijk van trends op de arbeids- markt, en voorwaarden gesteld aan werknemers bij hun intrede in het beroep. Volwasseneneducatie kan daarom bijdragen aan de continue professionalise- ring van vaardigheden, in overeenstemming met de veranderende (noden op de) arbeidsmarkt, en/of in functie zijn van activerend arbeidsmarktbeleid. De hypothese luidt dan dat deelname aan volwassenen- educatie in hoge mate wordt gestuurd door de vraag naar vaardigheden op de regionale arbeidsmarkt.

We toetsen deze hypothese aan de data.

Rol van de vraag naar vaardigheden in deelname aan volwasseneducatie

In wat volgt brengen we de (mix van) vaardighe- den in kaart voor onze twee beroepsgroepen, de ICT-professionals en PDPZ-werknemers. We ge- bruiken de classificatie van vaardigheden (O*NET3) in beroepen in de Verenigde Staten van Amerika (SOC-10) om uitspraken te formuleren over de mix van vaardigheden in beroepen in Europa (ISCO- 08). Daarin worden onderscheiden: (1) analyti- sche vaardigheden4; (2) sociale vaardigheden5; en (3) arbeidsintensieve vaardigheden.6 Vervolgens schatten we de gemiddelde score van intensiteit (en standaardafwijking tussen haakjes) van elk van deze drie vaardigheden in de beroepsgroepen ICT en PDPZ op een maximum schaal van 500. Voor wat betreft ICT-professionals schatten we dat ze behoorlijk intensief gebruikmaken van analytische vaardigheden (286 (34,4)); zeer intensief gebruik- maken van sociale vaardigheden (319 (28,2)); en relatief minder gebruikmaken van arbeidsintensie- ve vaardigheden (182 (53,3)). Werknemers in PDPZ maken ook in hoge mate gebruik van sociale vaar- digheden (306 (9,04)); en maken relatief minder ge- bruik van analytische vaardigheden (197 (13,5)) en arbeidsintensieve vaardigheden (152 (15,1)).

We gaan na of de vraag naar deze vaardigheden een invloed heeft op de deelname aan volwas- seneneducatie. Daartoe wordt de invloed van de vraag naar vaardigheden in de Europese regio’s op deelname aan volwasseneneducatie voor profes- sionele doeleinden geschat in tabel 3. We nemen de logaritme van de uitkomstvariabele om aanna- mes van lineaire verbanden tussen vaardigheden en deelname waarschijnlijker te maken. Bovendien gebruiken we modellen die in hun basisspecificatie

controleren voor invariante effecten op het niveau van de Europese regio’s. Zodoende maken we ge- bruik van de grootte van het bedrijf (supra) voor de variatie in deelname aan volwasseneneducatie tussen Europese regio’s. De modellen controleren ook voor de jaren van observatie (2011-2016) en voor de groei in het BBP. Zo wensen we rekening te houden met de gedifferentieerde impact van de nasleep van de financiële crisis en de dubbele dip in 2012-2013 op regio’s binnen Europa.

Tabel 3.

Geschatte invloed van de vraag naar vaardigheden in de Europese regio’s op deelname aan volwassenen- educatie voor professionele doeleinden, pooled sta- tistics 2011-2016

  ICT professionals Werknemers in PDPZ (Ref. Arbeidsintensieve vaardigheden)

Analytische vaar- digheden

0.032 *** -0.013

(0.012) (0.013)

Sociale vaardig- heden

-0.015 -0.030

(0.021) (0.021)

Trend 0.011 -0.007

(0.012) (0.015)

Groei in BBP -0.017** 0.001

(0.008) (0.010)

Constante -18.55 19.96

25.01 30.81

Obs. 2,406 2,397

Clusters 173 172

Noot: Robuuste standaardfouten tussen haakjes. Signifi- cantie op 1%-niveau (***); 5%-niveau (**); en 10%-niveau (*). We controleren voor invariante effecten op niveau van de Europese regio’s.

Bron: LFS, Eurostat (Eigen verwerking)

We schatten een significant en positief verband tus- sen de vraag naar analytische vaardigheden in de Europese regio’s en deelname aan volwasseneduca- tie onder ICT-professionals. Een toename in de vraag naar analytische vaardigheden op de regionale ar- beidsmarkt met één punt doet de deelname aan vol- wasseneneducatie onder ICT-professionals met 3,2%

stijgen. We vinden echter geen significant positief ver- band tussen analytische vaardigheden en deelname

(5)

aan volwasseneneducatie onder PDPZ-werknemers.

Dezelfde vaststelling geldt overigens voor de soci- ale vaardigheden. Noch de ICT-professionals noch de PDPZ-werknemers verhogen hun deelname aan volwasseneneducatie wanneer de vraag naar sociale vaardigheden toeneemt met één punt.

Hieruit besluiten we dat Europese regio’s, onder druk van een hogere vraag naar analytische vaar- digheden op de arbeidsmarkt meer opleidingsuren genereren onder ICT-professionals. Dit komt bij- voorbeeld omdat men inzet op automatisering van productieprocessen en taken met robotica en com- puters. De geschatte invloed van vaardigheden op deelname aan volwasseneneducatie wordt waar- schijnlijk gedreven door jobcreatie in de ICT-sector:

als de werkgelegenheid stijgt in ICT, dan stijgt ook het aantal opleidingsuren onder ICT-professionals, louter omdat er relatief meer van deze professio- nals op de arbeidsmarkt actief worden (Cabus et al., 2020). De vraag naar analytische vaardigheden is zo een mediërende factor in het verband tussen regionale specialisatie in ICT en deelname aan vol- wasseneneducatie.

Tegelijk leidt de hogere vraag naar analytische vaardigheden niet tot meer opleidingsuren onder werknemers in PDPZ. We hebben aangetoond dat analytische vaardigheden veel minder belangrijk zijn voor taken in PDPZ dan voor taken in ICT.

Het feit dat de veranderende beroepenstructuur geen rechtstreekse invloed uitoefent op volwas- seneneducatie onder PDPZ, bevestigt dat de niet- routinematige taken in deze sector (nog) niet geau- tomatiseerd worden.

Samenvattend besluiten we dat de veranderende vraag naar analytische vaardigheden bij uitstek een indicator is van de veranderende beroepenstruc- tuur in Europese landen. Deelname aan volwas- seneneducatie onder werknemers wordt inderdaad gestuurd door de vraag naar analytische vaardighe- den, maar deze vaststelling geldt enkel voor bepaal- de beroepsgroepen, in casu, de ICT-professionals.

Conclusies

Volwasseneducatie voor professionele doeleinden wint in het kader van het debat rond levenslang le- ren aandacht van onderzoekers en beleidsmakers.

In dit artikel maakten we een analyse over de in- vloed van de veranderende beroepenstructuur on- der invloed van digitalisering en innovatie op deel- name aan volwasseneneducatie. Daarbij vertrokken we van de hypothese van jobpolarisatie die stelt dat niet-routinematige banen blijven bestaan, in het voordeel van laag- en hooggeschoolden, en routi- nematige banen verdwijnen, in het nadeel van de middengeschoolden. Om de hypothese van jobpo- larisatie tastbaarder te maken, maakten we gebruik van twee beroepsgroepen: de ICT-professionals en de werknemers in PDPZ. Deze beroepsgroepen zijn representatief voor niet-routinematige beroe- pen aan de bovenkant en de onderkant van de op- leidingsdistributie.

De analyse toont aan dat de toenemende vraag naar analytische vaardigheden bij uitstek een be- langrijke indicator is van de veranderende beroe- penstructuur, en een belangrijke determinant is van deelname aan volwasseneneducatie althans onder bepaalde beroepsgroepen, in casu de ICT-profes- sionals. Tegelijk stellen we vast dat deelname aan volwasseneneducatie onder PDPZ-werknemers niet onderhevig is aan de veranderende beroepenstruc- tuur. Voor de uitvoering van de takenbundel van een PDPZ-werknemer worden veel minder analy- tische vaardigheden gebruikt (dan bij ICT-profes- sionals) en, in overeenstemming met de hypothese van jobpolarisatie, is het veel moeilijker om hun ta- ken te automatiseren. Hierdoor is de veranderende beroepenstructuur geen rechtstreekse pull factor in de deelname aan volwasseneneducatie. Bovendien blijken werknemers in PDPZ overwegend in kleine- en microbedrijven tewerkgesteld die verhoudings- gewijs minder opleidingsuren per gewerkt uur be- kostigen dan grote bedrijven. Kleinere bedrijven hebben minder capaciteit om volwasseneneducatie te organiseren en/of te betalen dan grote bedrijven.

Er wordt echter wel een onrechtstreekse invloed vastgesteld van de veranderende beroepenstruc- tuur op PDPZ-werknemers, die betrekking heeft op de waarneembare trade-off tussen regio’s om in bepaalde sectoren te specialiseren. Als deze trend zich in de toekomst nog scherper aftekent, dan leidt regionale specialisatie onmiskenbaar ook tot regionale afhankelijkheid. Zo kan een regio met hoge specialisatie in ICT-beroepen (nog) grote(re) knelpuntvacatures verwachten inzake zorgprofes- sionals omdat de vraag naar werknemers in PDPZ

(6)

omwille van de vergrijzing in de lange termijn toe- neemt, terwijl ze minder beschikbaar zijn op de lo- kale arbeidsmarkt.

Implicaties voor het beleid

Parallel hieraan observeren we ook knelpuntva- catures in IT. Beleidsmakers zijn bezorgd over de technologische prestatie van hun land, ook ten aan- zien van andere landen, omdat dit medebepalend is voor het concurrentievermogen. Daartoe zetten ze vaak in op onderzoek- en ontwikkelingsbeleid (O&O) en innovatie (Castellacci & Lie, 2015). We stellen vast dat bedrijven in België, en ook in Duits- land, Oostenrijk, Denemarken en Finland, sterk in- zetten op intramurale O&O-uitgaven – om zo te komen tot product- en procesinnovaties.7 Bedrij- ven worden hierin ondersteund, onder andere met

fiscale prikkels, bijvoorbeeld de belastingvrijstel- ling voor octrooi-inkomsten en de innovatieaftrek in België.8 De stimulansen tot O&O en innovatie stellen uiteraard eisen aan werknemers: wie (ver- sneld) wil innoveren, wil (later) ook de innovatie in het bedrijf implementeren. Daarvoor zijn de ‘juiste’

vaardigheden nodig onder werknemers op de lo- kale arbeidsmarkt.

We observeren echter dat voor onze selectie van Europese landen investeringen in O&O een tekort aan ICT-professionals voedt (figuur 1). Het arbeids- aanbod van ICT-professionals schiet ten opzichte van de arbeidsvraag (op de lokale arbeidsmarkt) tekort. Gegeven de huidige tekorten van ICT-pro- fessionals, blijkt de regionale arbeidsmarkt ook onvoldoende toegerust voor een doorgedreven specialisatie in ICT. Binnen België, en binnen de Europese Unie, kan men daardoor in toenemende Figuur 1.

Knelpuntvacatures in IT en intramurale investeringen in onderzoek- en ontwikkelingsbeleid over de periode 2011-2016

NO

IT PT

ES

GR HR

1 2 3 4

Knelpuntvacatures in IT (%)

5 6 7

SK FR

DE FI SE AT

R2 = 0,2894

BEDK

CZ

HU

UK IE

LU

32,521,51,50

Intramurale investeringen in O&O (%)

Bron: Eurostat [isoc_ske_itrcrn2] en Eurostat [tgs00042].

(7)

mate problemen met geografische- en vaardighe- denmismatch verwachten. Hierover is meer onder- zoek nodig. Het benadrukt alleszins het belang van arbeidsmobiliteit over de grenzen heen, om knel- punten op de lokale arbeidsmarkt op te lossen.

Bovendien gaven we al eerder aan dat regionale specialisatie in ICT in hoge mate afhangt van het opleidingsniveau, en in het bijzonder de vaardig- heden, onder de beroepsbevolking beschikbaar op de regionale arbeidsmarkt (zie ook Somers & Ca- bus, 2017). Beleidsmakers zouden in principe ook stimuli kunnen creëren om de nodige mensen op te leiden tot ICT-professionals, van waaruit de digi- talisering en innovatie wordt gevoed, in plaats van in te zetten op O&O zonder dat men de knelpunten in het onderwijsaanbod aanpakt (Bloom, Griffith, &

Van Reenen, 2002).

Het brengt volwasseneducatie (opnieuw) op de Eu- ropese agenda. Gesteld wordt dat tot 15% van de bevolking tussen 25 en 64 jaar best deelneemt aan volwasseneneducatie. Met 11,3% in EU-28 in 2019 liggen we veraf van het bereiken van deze doelstel- ling in 2020. Om deze ambitie te bereiken kunnen beleidsmakers van Europese landen meer inzet- ten op werkgelegenheid in de niet-routinematige complexe beroepen, blijkt uit analyse. Een hogere deelname aan volwasseneneducatie in de Europese landen is zo echter ten voordele van professionals die (al) in staat zijn om met de ‘juiste’ vaardighe- den de arbeidsmarkt te betreden. Nochtans staat in de Europese agenda voor volwasseneneducatie dat alle volwassenen hun persoonlijke en beroepsma- tige vaardigheden en competenties moeten blijven verbeteren, onder andere ten behoeve van de so- ciale cohesie en om op de arbeidsmarkt concur- rerend te blijven. Cabus (2019) toont aan dat het belangrijk is voor de economische groei om vol- wasseneneducatie toegankelijk te maken voor het volledige spectrum van laag- tot hoogopgeleiden, omdat bedrijven er anders niet in slagen om de product- en procesinnovaties op de werkvloer te implementeren. Toch stellen we vandaag vast dat volwasseneneducatie voor deze doeleinden nog onvoldoende als hefboom wordt gebruikt.

Sofie Cabus HIVA – KU Leuven

Noten

1. De selectie op landen beschikbaar in de LFS gebeurde op basis van beschikbaarheid van data over volwassenenedu- catie voor job-gerelateerde doeleinden. De 21  Europese landen zijn: België; Cyprus; Duitsland; Estland; Finland;

Frankrijk; Griekenland; Hongarije; Ierland; IJsland; Italië;

Letland; Lithuania; Luxemburg; Kroatië; Nederland; Oos- tenrijk; Slovakije; Spanje; het Verenigd Koninkrijk; Zwit- serland.

2. Behalve voor Griekenland en Kroatië die disproportioneel veel aan volwasseneneducatie per gewerkt uur blijken te spenderen. Hiervoor hebben we geen onmiddellijke ver- klaring.

3. Voor meer informatie: https://www.onetonline.org/ en CEDEFOP (2013).

4. De schaal analytische vaardigheden bestaat uit: Complexe Probleemoplossing, Wiskunde, Operationele Analyse, Pro- grammeren, Wetenschap, Systeemanalyse, Systeemevalu- atie. We schatten een cronbach’s alpha van 0,8775.

5. De schaal sociale vaardigheden bestaat uit: Actief luiste- ren, Coördinatie, Instructie, Onderhandeling, Overtuiging, Servicegerichtheid, Sociale perceptie, Tijdsbeheer. We schatten een cronbach’s alpha van 0,9583.

6. De schaal arbeidsintensieve vaardigheden bestaat uit:

Onderhoud van Apparatuur, Selectie van Apparatuur, In- stallatie, Controle van Werking, Bediening en Controle, Reparatie, Probleemoplossing. We schatten een cronbach’s alpha van 0,9416.

7. Een voorbeeld hiervan kan men vinden op de website van Fevia: https://www.fevia.be/nl/voedingsindustrie/inno- vatie

8. De maatregel houdt in dat een procentueel aandeel van de inkomsten verworven uit octrooien of intellectuele eigen- domsrechten wordt vrijgesteld van belasting. De innova- tieaftrek vervangt per 1 juli 2016 de belastingvrijstelling voor octrooi-inkomsten dat sinds 2008 van kracht was.

Meer informatie kan men vinden op de website van VLAIO:

https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidie- databank/innovatieaftrek.

Bibliografie

Altonji, J. G., Arcidiacono, P., & Maurel, A. (2016). The analysis of field choice in college and graduate school:

Determinants and wage effects. In Handbook of the Economics of Education (Vol. 5, pp. 305-396). Elsevier.

Bloom, N., Griffith, R., & Van Reenen, J. (2002). Do R&D tax credits work? Evidence from a panel of countries 1979 – 1997. Journal of Public Economics, 85(1), 1-31.

(8)

Cabus, S.J. (2019). Toegang tot leven lang leren versnelt de economische groei. Economisch Statistische Berich- ten, 104(4770), 14 februari 2019.

Cabus, S.J., & Stefanik, M. (2019). Good Access to Adult Education and Training for the Low-Educated Accel- erates Economic Growth: Evidence from 23 European Countries. KU Leuven HIVA working paper series.

Leuven: HIVA – KU Leuven.

Cabus, S.J., Stefanik, M., & Ilieva-Trichkova, P. (2020).

Occupational change due to technological progress and its effects on participation in adult education and training. KU Leuven HIVA working paper series. Leu- ven: HIVA – KU Leuven.

Castellacci, F., & Lie, C. M. (2015). Do the effects of R&D tax credits vary across industries? A meta-regression analysis. Research Policy, 44(4), 819-832.

CEDEFOP. (2013) Quantifying skill needs in Europe. Oc- cupational skills profiles: methodology and applica- tion. Luxembourg: Publications Office of the European Union.

David, H., Katz, L. F., & Kearney, M. S. (2008). Trends in US Wage Inequality: Re-Assessing the Revisionists. Re- view of Economics and Statistics, 90(2), 300-323.

David, H., & Dorn, D. (2013). The growth of low-skill ser- vice jobs and the polarization of the US labor market.

American Economic Review, 103(5), 1553-97.

Deming, D. J., Yuchtman, N., Abulafi, A., Goldin, C., &

Katz, L. F. (2016). The value of postsecondary cre- dentials in the labor market: An experimental study.

American Economic Review, 106(3), 778-806.

Deming, D. J. (2017). The growing importance of social skills in the labor market. The Quarterly Journal of Economics, 132(4), 1593-1640.

EASME & DG GROW. (2019) Promoting Online Train- ing Opportunities for the Workforce in Europe. Expert workshop “Towards an efficient learning ecosys- tem for European SMEs: Fully exploiting the potential

of online training”, Brussels, Belgium (contract nr.

EASME/COSME/2017/001).

European Commission. (2019). Report of the High-Level Expert Group on Impact of the Digital Transformation on EU Labour Markets. Brussels: Directorate-General for Communication Networks, Content and Technol- ogy, and Directorate-General for Employment, Social Affairs and Inclusion, European Commission.

Eurostat. (2020). ICT specialists in employment. Geraad- pleegd via: https://ec.europa.eu/eurostat/statistics- explained/index.php/ICT_specialists_in_employment.

Frey, C. B., & Osborne, M. A. (2017). The future of em- ployment: how susceptible are jobs to computerisa- tion? Technological forecasting and social change, 114, 254-280.

Goos, M., & Manning, A. (2007). Lousy and lovely jobs:

The rising polarization of work in Britain. The review of economics and statistics, 89(1), 118-133.

Goos, M., Manning, A., & Salomons, A. (2009). Job polari- zation in Europe. American economic review, 99(2), 58-63.

Goos, M., Manning, A., & Salomons, A. (2014). Explaining job polarization: Routine-biased technological change and offshoring. American Economic Review, 104(8), 2509-2526.

Kyndt, E., & Baert, H. (2013). Antecedents of employees’

involvement in work-related learning: A systematic re- view. Review of Educational Research, 83(2), 273-313.

Nedelkoska, L., & Quintini, G. (2018). Automation, skills use and training. OECD Social, Employment and Mi- gration Working Reports, 2018, No. 202. Paris: OECD Publishing.

Somers, M., & Cabus, S. (2017). Zijn we klaar voor de veranderende arbeidsmarkt? Nederland en België vergeleken. Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk, 27(2), 18-25. Leuven: Steunpunt Werk / Uitge- verij Acco.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

V.' ijken voor revolutionairen drang. De strijd met de socialisten toch zou er waarlijk niet om uitgebleven zijn: daartoe had de overwinning de socialistische

Uit het antwoord moet het blijken dat het gaat om (vertegenwoordigers van) werkgevers, werknemers en de overheid. Vraag Antwoord

[r]

− Wanneer in een overigens juist antwoord is vermeld dat geen zilver op de negatieve elektrode neerslaat omdat Au 3+ een sterkere oxidator is dan AgCl/Ag + , dit goed rekenen. −

De patiënt is stervende, de familie kan het niet meer aanzien, en zegt tegen de arts: “Dokter, doe toch iets!” Daarom pleit ik al langer voor een verplichte registratie van

Is er iemand die jij kent die direct het antwoord

Daar verklaart men het Duitse ‘jobwon- der’ door het succes van Kurzarbeit: een stelsel ver- gelijkbaar met ons systeem van tijdelijke werkloos- heid waarbij ondernemingen hun

De aangeduide botsing is overigens uitgebleven omdat het bedrijf vóór het verstrijken van de begunstigerstermijn haar activiteiten aan de Pater van Boxtelweg had gestaakt en