KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS
BESLISSING
GO/2012/05/…/ 27 JUNI 2012
Inzake : ..., wonende te …, …, bijgestaan door de heer …, …,
Verzoekende partij
Tegen : ..., … te ..., dat deel uitmaakt van …, vertegenwoordigd door ..., directeur van ..., bijgestaan door ..., advocaat te ...,
Verwerende partij
Met een ter post aangetekende brief dd. 4 juni 2012 heeft de heer ..., leermeester islamitische godsdienst aan ... en …, beroep ingediend tegen het ontslag zonder opzegging om dringende redenen, genomen op 25 mei 2012 en aan hem betekend met ter post aangetekende brieven dd. 25 en 29 mei 2012.
1. Over het verzoek tot wraking van een lid
In zijn beroepsschrift deelt ... mede dat hij ... wenst te wraken als lid van de kamer van Beroep daar het een school betreft van de scholengroep waarvan ... algemeen directeur is.
Daar ... voor de behandeling van de voorliggende zaak niet zetelt, moet niet verder worden ingegaan op het wrakingsverzoek.
2. Over de gegevens van de zaak
... is sedert 14 november 2011 als leermeester islamitische godsdienst in tijdelijk dienstverband met een deeltijdse opdracht werkzaam aan … en aan ….
voorval is opgetreden, is de aanleiding voor het ontslag op 25 mei 2012 van ... zonder opzegging om dringende reden.
De beslissing waarbij ... onmiddellijk en zonder opzegging om dringende redenen wordt ontslagen, wordt aan ... medegedeeld met een ter post aangetekende brief dd. 25 mei 2012 die door ... wordt ontvangen op 29 mei 2012.
De motivering voor het ontslag om dringende redenen wordt in een ter post aangetekende brief van 29 mei 2012 verwoord als volgt :
“Het naar aanleiding van een zenuwaanval bij de leerling … verzuimen om adequate hulp in te roepen en de instructies van de 100-centrale op te volgen – u verklaarde dat “dit niet nodig was, het was dat niet”, daarmee alluderend op het gegeven dat de jongen bezeten zou geweest zijn – doch integendeel deze zenuwaanval te willen “beteugelen” met het reciteren van Koranverzen, daarbij de aanwezige leerlingen bevestigend in hun (en uw) oordeel als zou de leerling “bezeten” geweest zijn”.
De voormelde brief dd. 29 mei 2012 met de motivering voor het ontslag om dringende redenen, werd door de postbode op het adres van ... aangeboden op 30 mei 2012 maar kon aan ... niet afgegeven worden en de postbode heeft een bericht nagelaten dat de zending kon worden afgehaald. De brief werd door ... afgehaald op 31 mei 2012.
Tegen het ontslag om dringende redenen werd door ... beroep ingesteld met een ter post aangetekende brief dd. 4 juni 2012.
Met een beslissing van 6 juni 2012 heeft de algemeen directeur van de Scholengroep ... bij hoogdringendheid en met onmiddellijke ingang preventief geschorst.
3. Over het procedureverloop
De algemeen directeur van de Scholengroep heeft met een brief dd. 8 juni 2012 het administratief dossier neergelegd.
… heeft namens verwerende partij, met een ter post aangetekende brief dd. 12 juni 2012 een verweerschrift ingediend.
De partijen werden voor de hoorzitting regelmatig opgeroepen op 6 juni 2012 en waren op de hoorzitting aanwezig of vertegenwoordigd zoals hoger vermeld.
4. Over de ontvankelijkheid van het beroep
Overwegende dat uit de voorgelegde stukken blijkt dat het ontslag aan ... werd medegedeeld met een ter post aangetekende brief van 25 mei 2012 die hij heeft ontvangen op 29 mei 2012; dat in deze brief voor het ontslag enkel wordt verwezen naar “ernstige feiten die zich voordeden op woensdag 23 mei 2012” en een gemotiveerde ontslagbrief wordt aangekondigd; dat de motivering voor het ontslag aan ... werd medegedeeld met een ter post aangetekende brief dd. 29 mei 2012 die door de postbode werd aangeboden op 30 mei 2012 en door … in een postpunt werd afgehaald op 31 mei 2012;
Overwegende dat door het feit dat de brief met de motivering voor het ontslag aangetekend werd verstuurd op 29 mei 2012 en door de postbode werd aangeboden op 30 mei 2012, de termijn van vijf kalenderdagen om een ontvankelijk beroep in te stellen, is aangevangen op 31 mei 2012 en eindigde op 4 juni 2012; dat het beroep dat door ... met een ter post aangetekende brief dd. 4 juni 2012 is ingesteld, wat de termijn betreft, ontvankelijk is; dat de andere voorschriften inzake de ontvankelijkheid werden nageleefd; dat het beroep ontvankelijk is.
5. Wat de bevoegdheid van het ontslaggevend orgaan betreft
Overwegende dat verzoekende partij in de eerste plaats doet opmerken dat het ontslag om dringende redenen werd genomen door de directie van het ... en betrekking heeft zowel op de onderwijsopdracht van verzoekende partij in het ... als in …; dat uit geen van de voorgelegde stukken blijkt dat de directie van het ... ook bevoegd zou zijn voor de personeelsleden in …;
Overwegende dat hieruit volgt dat het ontslag voor de onderwijsopdracht aan … werd genomen door een niet-bevoegd orgaan en bijgevolg moet worden vernietigd; dat het voorliggend beroep enkel betrekking heeft op het ontslag om dringende redenen voor de onderwijsopdracht aan het ....
6. Wat de gegrondheid van het beroep betreft
Overwegende dat uit wat voorafgaat volgt dat het beroep enkel betrekking heeft op het ontslag om dringende redenen voor de onderwijsopdracht van ... aan het ...;
Overwegende dat niet wordt ontkend dat er op 23 mei 2012 in … een voorval is geweest met een leerling die symptomen vertoonde die zouden kunnen wijzen op een medische aandoening, en dat ... zich over de leerling heeft bekommerd toen die op de grond lag in de gang; dat uit een aantal verklaringen blijkt dat ... niet overtuigd was van een mogelijke medische aandoening en de instructies van de 100-centrale niet of minstens niet stipt heeft opgevolgd en Koranverzen reciteerde in afwachting van het wegbrengen van de leerling naar het ziekenhuis; dat de Kamer van Beroep de handelwijze van ... niet kan duiden maar in elk geval van oordeel is dat de wijze waarop hij heeft gehandeld niet overeenstemt met hetgeen van een leerkracht verwacht wordt die met een dergelijke situatie geconfronteerd wordt; dat een dergelijke handelwijze en de daarmee samengaande attitude over de omgang met leerlingen in de voormelde situatie, naar het oordeel van de Kamer van Beroep, ontoelaatbaar is en het voortduren van de werkrelatie definitief onmogelijk maakt; dat het beroep om die redenen ongegrond is en het ontslag om dringende redenen dient te worden bevestigd.
BESLISSING
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, zoals het werd gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 mei 1991 omtrent de evaluatie, maatregelen van orde en tucht in het gemeenschapsonderwijs, zoals gewijzigd;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, van 6 augustus 2009 houdende aanstelling van de voorzitter en plaatsvervangende voorzitters van de Kamers van Beroep voor het personeel van het Gemeenschapsonderwijs;
Gelet op het Werkingsreglement van de Kamer van Beroep, zoals goedgekeurd op 10 november 2011;
Gelet op de verhindering van de voorzitter;
Gelet op de hoorzitting van 27 juni 2012.
Na beraadslaging;
Na geheime stemming over de ontvankelijkheid van het beroepsschrift : met eenparigheid van stemmen;
Na geheime stemming over de vernietiging van de ontslagbeslissing voor zover die betrekking heeft op de onderwijsopdracht in … en over de gegrondheid van de ontslagbeslissing voor de onderwijsopdracht aan het ... : met 5 stemmen ja, 3 stemmen neen en 1 onthouding;
Artikel 1
Het beroep dat ... heeft ingediend tegen zijn ontslag zonder opzegging om dringende redenen, genomen op 25 mei 2012 en hem betekend met ter post aangetekende brieven van 25 en 29 mei 2012, is ontvankelijk.
Artikel 2
Het ontslag zonder opzegging om dringende redenen, genomen op 25 mei 2012, wordt vernietigd voor zover het ontslag betrekking heeft op de onderwijsopdracht van … aan ….
Artikel 3
Het ontslag zonder opzegging om dringende redenen, genomen op 25 mei 2012, wordt bevestigd voor zover het ontslag betrekking heeft op de onderwijsopdracht van ... aan het ....
Aldus uitgesproken te Brussel op 27 juni 2012.
De Kamer van Beroep was samengesteld uit:
De heer Jean DUJARDIN, plaatsvervangend voorzitter;
Mevrouw A. DE BONT, mevrouw H. ELOOT, de heren G. FRANS, W. ODDERY, H. SWERTS en D. VONCKERS, vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs;
Mevrouw K. DE DIER, mevrouw K. CERPENTIER, de heren G. ACHTEN en C. WALGRAEF, vertegenwoordigers van de vakorganisaties.
Bij de stemming werd de pariteit onder de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs hersteld. Na loting namen de heren W. ODDERY en
D. VONCKERS geen deel aan de stemming.
De heer F. STEVENS secretaris.
Opgemaakt in drie originele exemplaren, waarvan één exemplaar voor elke partij en voor het dossier.
De Secretaris, De Voorzitter,
F. STEVENS J. DUJARDIN
