'Zeg niet hesp maar ham.' Ook onze journalist Jeroen de Preter was ooit een behoorlijk geradicaliseerde soldaat in de heilige strijd tegen Vlaams
Nederlands. Als antwoord op een nieuwe polemiek over deze kwestie, vertelt hij waarom hij inmiddels gederadicaliseerd is.
Aan gespreksonderwerpen geen gebrek gisterochtend, en toch stak er eentje met kop en schouders bovenuit: onze taal. Het Vlaams. Of juister gezegd: het
Nederlands, en de mate waarin Vlaamse woorden en zegswijzen in deze taal een plaats verdienen.
Want Vlaams Nederlands is niet langer een taboe, zo blijkt uit een bevraging van KU Leuven in samenwerking met De Standaard en de VRT.
Een bevraging van meer dan 3.000 taalprofessionals, onder wie ook
bovengetekende, had blootgelegd dat zélfs 'schoolmeesters' vandaag geen problemen (meer) hebben met woorden of zegswijzen die bij onze noorderburen wellicht de wenkbrauwen doen fronsen.
"58 procent van de Vlaamse taalprofessionals heeft niets tegen meer Vlaams in de standaardtaal", zo vertelde Johan De Schryver, docent Nederlands aan de KU Leuven. "Zij accepteren zelfs oude kaskrakers van de antigallicismestrijd zoals 'zich verwachten aan' (75 %), wat 'verwachten' moet zijn, en 'beroep doen op' (62,6
%) in plaats van 'een beroep doen op'.
Zwarte dag
Wat na de verspreiding van dit nieuws te voorspellen was, gebeurde ook.
Nauwelijks hadden de hanen hun ochtendriedeltje gekraaid, of de taalpolitie rukte uit. Een van hen, de Bekende Twitteraar (BT) Joël De Ceulaer, riep de derde november uit tot "een zwarte dag voor het Nederlands". Een andere BT, Journaal- hoofdredacteur Björn Soenens, deelde ons via hetzelfde kanaal mee dat 'zich verwachten aan' een onaanvaardbaar gallicisme is. "Weg met gallicismen", tweette hij, om te besluiten met de toch eerder anglicistische hashtag "taalgate".
Een herfstige maandag lang bleef het soortgelijke reacties regenen, en we durven er zonder angst ons hoofd op te verwedden dat 'taalgate' ook vandaag nog tot menige opinie zal inspireren.
We durven dat omdat we het inmiddels al zo vaak hebben gezien. Correct taalgebruik is een thema dat in Vlaanderen gemiddeld zo'n twee keer per jaar opduikt, en altijd weer leidt tot een debat op leven of dood. Dat is gek, maar ergens ook wel te begrijpen. Overigens ook door bovengetekende.
Ik kan die hevige emoties begrijpen omdat ik, net als Joël De Ceulaer en Björn Soenens, het correcte taalgebruik niet met de paplepel kreeg ingegoten. Zoals bijvoorbeeld Joël De Ceulaer heel duidelijk van de kanten van Turnhout is, zo kom ik uit de buurt van Antwerpen. Mijn échte moedertaal is een sterk dialectisch
Di. 04 Nov. 2014, Pagina 8 De Morgen,
Van taalpuristen verlos ons Heer
gekleurde tussentaal, dezelfde taalvariant waarin, als ik goed naar hun publieke optredens heb geluisterd, ook De Ceulaer en Soenens zijn opgevoed.
Soldaat in de heilige strijd
De Ceulaer, Soenens en ik, wij hebben een band, op meer dan één vlak zelfs. Alle drie maken we deel uit van een generatie die aangeleerd kreeg dat dialect en tussentaal des duivels zijn. Daarom hebben we alle drie zo hard ons best gedaan om onze taal te zuiveren. Uren, wat zeg ik, dagen van onze kostbare kinder- en jeugdjaren hebben we gesleten achter boeken waarin stond uitgelegd dat het niet hesp is, maar ham. Niet vijs, maar schroef. Niet kwart na, maar kwart over twaalf.
Niet "zich verwachten aan", maar gewoon "verwachten".
Het heeft ons moeite gekost, wij hebben er de mooiste tijd van ons leven aan opgeofferd, maar zie - vandaag weten wij toch maar mooi wél hoe het moet.
Ja, ik beken. Ook ik was lang een soldaat in de heilige strijd tegen Vlaams
Nederlands. Ook ik probeerde ketters, wijsvingertje in de lucht, tot betere inzichten te brengen.
Tot ik op een dag, nog niet zo lang geleden, plots besefte dat ik een vraag, de belangrijkste, was vergeten te stellen. Het is de vraag naar het waarom. Waarom moet het zo, en mag het niet in de taal van onze moeders? Omdat we anders niet begrepen zullen worden, misschien?
Dat valt sterk te betwijfelen.
Persoonlijk ken ik bijvoorbeeld niemand die het zo verketterde 'zich verwachten aan' niet begrijpt. Wél ken ik mensen die niet zo meteen zullen begrijpen waarover Soenens het heeft als hij in zijn overigens voortreffelijke jongste opiniestuk over onze 'mindset' schrijft.
Dus nogmaals de vraag die mij tot inkeer bracht. Waarom moet het zo, en mag het niet in de taal van onze moeders?
Om de oorsprong van het Vlaamse taalpurisme te begrijpen moeten we alweer naar het verleden. Een ver verleden, zelfs.
Nog tot laat in de negentiende eeuw was de voertaal in Vlaanderen het Frans. Het plan om de moedertaal van de Vlamingen als officiële taal toe te laten won in die tijd snel veld, maar werd bemoeilijkt door het feit dat die moedertaal in wezen een mozaïek van dialecten was. Om dat probleem op te lossen werd een standaardtaal geïmporteerd uit Nederland. Hollands zou de norm worden, de Franstalige
invloeden verketterd als gallicismen.
Genoeg goesting
De strijd voor het Algemeen Nederlands en tegen Franstalige invloeden duurde minstens een eeuw, en was zeker niet zinloos. Zo heeft die strijd ervoor gezorgd dat er een soort standaardtaal is ontstaan waarin - om meteen de grootste extremen te noemen - de Limburgers met de West-Vlamingen, als ze een beetje moeite doen, kunnen converseren. Dezelfde strijd heeft een taal voortgebracht waar zelfs de Nederlanders van houden, zelfs als ze (of misschien wel vooral omdat ze) de taal maar voor 99,99 % begrijpen.
Wij kunnen onze voorouders hier niet dankbaar genoeg voor zijn. Maar is hun strijd niet stilaan gestreden? Niemand die het vandaag nog in zijn hoofd haalt om hét Vlaamse woord 'goesting' te verbieden. Goesting zien we al lang niet meer als een fout, maar als een mooie Vlaamse variant van het Nederlandse 'trek'. Is er een
goeie reden om niet op dezelfde manier om te gaan met die enkele honderden Vlaamse woorden en zegswijzen die 'ons' Nederlands doen afwijken van het 'Hollands' Nederlands?
Nee, die is er niet, en dat beseffen vandaag blijkbaar ook onze 'schoolmeesters'.
Voor de ware taalliefhebber is dat alleen maar goed nieuws. Het betekent dat ons taalonderwijzend personeel die enkele Vlaamse variaties laat voor wat ze zijn: geen fouten, maar variaties die iets interessants vertellen over ons rijke taalverleden.
Maar bovenal betekent het dat datzelfde personeel tijd kan vrijmaken voor waar het in hun vak echt om gaat: het taalinzicht, de taalrijkdom en het taalplezier.
3 november, "een zwarte dag voor het Nederlands"? Als u het mij vraag was het vooral een bevrijdende dag voor het Nederlands.
JEROEN DE PRETER ■