• No results found

Bestemmingsplan Verplaatsing dierenverblijf Parnassiapark Vast te stellen door de gemeenteraad op 5 juli 2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bestemmingsplan Verplaatsing dierenverblijf Parnassiapark Vast te stellen door de gemeenteraad op 5 juli 2018"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Projectnummer: 357356

Referentienummer: SWNL0222559 Datum: 14-5-2018

Bestemmingsplan

Verplaatsing dierenverblijf Parnassiapark

Vast te stellen door de gemeenteraad op 5 juli 2018

(2)

TOELICHTING

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 4

1.1 Aanleiding ... 4

1.2 Voortraject ... 4

1.3 Ligging en begrenzing plangebied ... 4

1.4 Vigerende regeling ... 5

2 Planbeschrijving ... 7

2.1 Verplaatsen bouwvlak dierenverblijf ... 7

2.2 Ontwerp dierenverblijf ... 8

3 Beleidskader ... 10

3.1 Algemeen ... 10

3.2 Rijks- en provinciaal beleid ... 10

3.3 Gemeentelijk beleid ... 13

4 Milieu- en omgevingsaspecten ... 15

4.1 Bodem ... 15

4.2 Archeologie ... 15

4.3 Water ... 16

4.4 Milieuzonering... 17

4.5 Verkeer en parkeren ... 18

4.6 Ecologie ... 19

4.7 Externe veiligheid ... 19

5 Juridische planbeschrijving ... 21

5.1 Algemeen ... 21

5.2 Verbeelding... 21

5.3 Planregels ... 22

6 Uitvoerbaarheid ... 24

6.1 Algemeen ... 24

6.2 Economische uitvoerbaarheid ... 24

7 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid ... 25

7.1 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure ... 25

7.2 Vooroverleg ... 25

7.3 Zienswijzen ... 25

7.4 Beroep ... 25

(4)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In Bergen aan Zee ligt het Parnassiapark. Het Parnassiapark is in 1911 aangelegd naar een ontwerp van de tuinarchitect Springer. In de Tweede Wereldoorlog raakte het park ernstig beschadigd. Na de oorlog zijn er verschillende initiatieven geweest om het park in de oorspronkelijke vorm te herstellen. In de jaren ’90 ontstond de wens om het park op projectmatige wijze te herinrichten. De gemeenteraad stelde op 1 oktober 2007 het Herinrichtingsplan Parnassiapark vast, welke de basis vormde voor de projectmatige herinrichting.

In 2014 is de herinrichting afgerond, met uitzondering van de dierenweide. In het

herinrichtingsplan was een verplaatsing voorzien van de dierenweide en het dierenverblijf naar het noordelijk deel van het park. Door deze verplaatsing werd de zichtas van het park hersteld. Omwonenden maakten zich echter zorgen dat deze verplaatsing leidde tot geur- en geluidsoverlast. In overleg met de betrokken partijen is daarom besloten om de

dierenweide op de bestaande situatie te handhaven en het dierenverblijf uit de zichtlijn naar de zijkant van de dierenweide te verplaatsen.

Voor de verplaatsing van het dierenverblijf is een wijziging van het bouwvlak nodig.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Voortraject

2007: Herinrichtingsplan Parnassiapark

Op 1 oktober 2007 is het Herinrichtingsplan Parnassiapark vastgesteld. Dit plan geeft de visie en aapak op de herinrichting met als doel het versterken van de aanwezige aspecten als rust, beslotenheid, natuurwaarden, natuureducatie en herkenbare structuren van het oorspronkelijke parkontwerp. Concepten van het herinrichtingsplan zijn op 23 maart en 18 september 2007 voorgelegd aan een klankbordgroep. Deze klankbordgroep bestond uit de volgende organisaties: Stichting Bergen aan Zee, Dorpsraad Bergen aan Zee, lokale vrijwilligersgroep Parnassiapark, Scorlewald werkgroep Parnassia, Historische Vereniging Bergen, Mr. F. Zeiler Stichting en de Vereniging voor natuur- en milieueducatie IVN.

2013: Gewijzigd herinrichtingsplan Parnassiapark wijziging dierenverblijf

Op 7 november 2013 heeft de gemeenteraad bij amendement, unaniem besloten in te stemmen met een wijziging in het Herinrichtingsplan Parnassiapark 2007. Omwonenden vreesden voor geur- en geluidsoverlast vanwege de beoogde verplaatsing van de dierenwijde naar de noordkant van het park. Na beraad met de Commissie voor

Cultuurhistorische Kwaliteit en de Dorpsraad Bergen aan Zee is besloten de dierenweide op de huidige locatie te handhaven en het dierenverblijf buiten de zichtlijn te verplaatsen.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in Bergen aan Zee tussen de Paulineweg en Parkweg en maakt deel uit van de centrale zone van het Parnassiapark.

(5)

Figuur 1 – Indicatie ligging plangebied (rood omcirkeld).

1.4 Vigerende regeling

Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan Bergen aan Zee. Dit

bestemmingsplan is op 26 september 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen (Noord-Holland). Ter plaatse van het plangebied gelden de enkelbestemming ‘Groen’ en de dubbelbestemmingen ’Waarde – Archeologie – 4’ en ‘Waterstaat – Waterkering’.

In de enkelbestemming ’Groen’ is een bouwvlak opgenomen voor het huidige dierenverblijf.

Verplaatsing van het dierenverblijf buiten het bouwvlak is strijdig met het vigerende bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verwijderen van het bestaande bouwvlak en de realisatie van een nieuw bouwvlak buiten de zichtlijn van het park. Onderstaand figuur 2 geeft de ligging van het huidig bouwvlak aan binnen het huidig bestemmingsplan.

Aanvullend is ter indicatie de ligging van het nieuwe bouwvlak aangegeven.

(6)

Figuur 2 - Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Bergen aan Zee'

Huidig bouwvlak Indicatie nieuw

bouwvlak

(7)

2 Planbeschrijving

2.1 Verplaatsen bouwvlak dierenverblijf

De dierenweide ligt in de centrale zone van het Parnassiapark. De zichtas van het park loopt hier recht doorheen. In de bestaande situatie onderbreekt het bouwvlak met daarop het huidige dierenverblijf deze zichtas. De zichtas is in het vastgestelde Herinrichtingsplan Parnassiapark opgenomen. Onderstaand figuur geeft deze zichtas uit het herinrichtingsplan weer.

Om deze belemmering weg te nemen en de zichtas in de oorspronkelijke staat te herstellen wordt het bestaande bouwvlak met daarop het dierenverblijf à 40m² verwijderd. Daarvoor in de plaats komt een nieuw bouwvlak van 90 m2 groot, buiten de zichtas ten behoeve van het dierenverblijf. Het nieuwe dierenverblijf is circa 70 m² groot. Het dierenverblijf neemt in omvang toe vanwege de toevoeging van de volière en opslagmogelijkheid, welke elders uit het park verdwijnen.

Figuur 3 – Kaart centrale zone Parnassiapark uit het Herinrichtingsplan Parnassiapark 2007

(8)

2.2 Ontwerp dierenverblijf

In het nieuwe dierenverblijf worden de verschillende functies van stal, berging en volière samengebracht. Uitgangspunten daarbij vormen duurzaamheid én de huidige normering in het kader van dierenwelzijn. Het verblijf is maximaal 10 meter lang en 7 meter breed.

Daardoor bedraagt het dakoppervlak circa 70 m². De nokhoogte bedraagt maximaal 4 meter. Ook zal het aantal dieren binnen het verblijf afnemen. In de huidige situatie bevinden zich tien tot vijftien dieren in het dierenpark. In de nieuwe situatie worden dat er vijf tot zeven waardoor het verblijfsoppervlak per dier toeneemt.

Onderstaand figuur 5 geeft een impressie van het ontwerp. Hierin bestaan de buitenwanden uit donker gebeitst Douglashout, gepotdekseld aangebracht op een gemetselde

borstwering. Het dak bestaat uit stalen rode dakpanplaten en er ligt een betonnen vloer in.

Isolatie wordt aangebracht, zodat het zowel ’s winters als zomers binnen aangenaam blijft.

Door de aanwezige ramen houdt het publiek vanaf het pad zicht op de dieren in zowel de stal als in de volière. Door aan de noordzijde een overkapping te maken kunnen de dieren niet alleen tegen slecht weer schuilen, maar ook schaduw opzoeken bij warme zomerse dagen.

Figuur 4 - Indicatie verplaatsing bouwvlak

(9)

Figuur 5 - Impressie ontwerp dierenverblijf

(10)

3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Om te toetsen of voorliggend bestemmingsplan past binnen het beleidskader op verschillende bestuursniveaus, is in dit hoofdstuk het relevant nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven.

3.2 Rijks- en provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vormt het ruimtelijk beleid op

rijksniveau. Hierin geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken laat het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op

nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn onder andere regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies, gemeenten en hoogheemraadschappen verplicht zijn dit beleid nader uit te werken.

Betekenis voor het project

Nationaal belang 9 – Ruimte voor waterveiligheid is van betekenis voor dit

bestemmingsplan. Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk evenals het kustfundament. Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Bergen aan Zee. In de volgende paragraaf over het Barro wordt ingegaan op de betekenis en juridische borging hiervan in het plan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Aan elk soort project wordt een set regels gekoppeld waaraan

bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Volgens de toelichting van de Rijksoverheid draagt het Barro bij aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang en “vermindering van de bestuurlijke drukte”.

De bedoeling is dat belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen door het Barro op voorhand onmogelijk worden gemaakt. Dat zal moeten leiden tot een versnelde uitvoering van die projecten. Het Barro brengt ook met zich mee dat gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakt aan een belang van één van de projecten in het Barro, nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.

(11)

Betekenis voor het project

Onderhavig bestemmingsplan raakt aan het aangewezen nationale belang van

‘Kustfundament’.

Het plangebied ligt binnen een primaire waterkering, zoals weergegeven in de Legger

‘Noordzeeduinen Camperduin – Castricum’ van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 2.3.3. van het Barro stelt dat voor gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, de dubbelbestemming ’waterkering’ wordt gegeven.

Artikel 2.3.4 stelt dat voor gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, een bestemmingsplan kan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor:

a. de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, of b. het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire

waterkering.

Het voorgenomen initiatief ligt niet binnen het zandige deel en vormt geen belemmering voor het onderhoud, veiligheid of mogelijkheid voor de versterking van de primaire kering.

Tevens betreft het slechts een verplaatsing van een al bestaand dierenverblijf en bouwvlak over een zeer beperkte afstand. In de planregels wordt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan voldoet daarmee aan de relevante eisen van het Barro. In het kader van het vooroverleg (ex artikel 3.1.1 Bro) heeft afstemming plaatsgevonden met de beheerder van de waterkering.

3.2.3 Structuurvisie provincie Noord-Holland 2040 en provinciale ruimteljke verordening De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Wro een structuurvisie voor de gehele provincie opgesteld. In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie:

Figuur 6 - Uitsnede Legger ‘Noordzeeduinen Camperduin – Castricum’

(12)

• ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad;

• duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen;

• klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Daarnaast wil de provincie Noord-Holland de Noord-Hollandse (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe plannen dienen daarom de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren. Om dit te kunnen toetsen, wordt door de provincie een regionaal Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie opgesteld.

Provinciale verordening

In de verordening worden regels gegeven over de inhoud van bestemmingsplannen waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Op 12 december 2016 hebben Provinciale Staten een wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De nieuwe PRV trad in werking op 1 maart 2017. Dit gaat onder andere om onderwerpen van provincaal belang als (nieuwe) stedelijke ontwikkelingen, het Natuurnetwerk Nederland, aardkundige monumenten, aardkundige waarden, UNESCO-erfgoederen en regionale waterkering.

Het plangebied wordt omringd door het Natuurnetwerk Nederland. Voorliggend

bestemmingsplan maakt zoals figuur 7 aantoont geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland.

Figuur 7 - Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen bekend als EHS) rond het plangebied

(13)

Ook ligt het plangebied binnen aardkundig waardevol gebied: het aardkundig monument

’Duingebied Noord-Kennemerland, Bergen-Egmond’. Ter plaatse van aardkundige monumenten mag de bodem niet worden beschadigd door te graven of via inklinking als gevolg van zware voertuigen. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het verbod als naar hun oordeel het aardkundig monument door de beoogde handeling minimaal zal worden aangetast.

Betekenis voor het project

Voorliggend bestemmingsplan raakt aan het aangewezen provinciale belang van de bescherming van aardkundig waardevolle gebieden. De verplaatsing leidt echter tot minimale aantasting (graafwerk minder dan 1 meter diepte), zodat de activiteit voor ontheffing aanmerking komt.

Voor de rest raakt dit bestemmingsplan niet aan overige provinciale belangen. De

beleidsruimte van de gemeente bij het invullen van dit bestemmingsplan wordt derhalve niet beperkt. Het bestemmingsplan voldoet aan ambities van de structuurvisie en de regels uit de PRV.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Groenstructuurplan (1994)

Het gemeentelijke beleid aangaande de groenstructuur is opgenomen in het

Groenstructuurplan. Het Groenstructuurplan geeft een totaalvisie op het groen met als doel de kwaliteit van de openbare ruimte, toegespitst op het openbaar groen, te behouden en te verbeteren. Om dit doel te kunnen bereiken wordt gewerkt met een vijftal doelstellingen:

1. Werken aan intern en extern draagvlak;

2. Ontwikkelen van een visie op bomen en beheer;

3. Onderscheid maken tussen gangbaar, milieuvriendelijk en natuurvriendelijk beheer;

4. Verbeteren van de sfeer en de samenhang van de architectonische kwaliteit;

5. Inzetten op een verhoging van de ecologische kwaliteit.

In het plan worden de verschillende onderdelen van de groenstructuur beschreven: het ecologische raamwerk, de verbindende lijnen en lommerrijke lanen, de plekken om bij stil te staan en het groen in de wijken.

Voor het plangebied zijn het Engelse park, het terrein rond het Vredeskerkje, het Parnassiapark en de Kuil als bijzondere elementen aangewezen.

Betekenis voor het project

Het Parnassiapark is in het Groenstructuurplan aangewezen als bijzonder element. In 2014 is de herinrichting van het park bijna volledig afgerond waarmee de inrichting van het park in vooroorlogse staat is teruggebracht. De verplaatsing van het dierenverblijf binnen de

huidige dierenweide vormt het sluitstuk van de herinrichting.

3.3.2 Nota cultuurhistorie (2009)

De nota beoogt richtinggevend te zijn voor het beleid op het gebied van de nog aanwezige, tastbare cultuurhistorische waarden in het landschap en in de dorpen. Het beleid heeft

(14)

betrekking op de drie pijlers van de cultuurhistorie: archeologie, landschap en bebouwing.

De hoofduitgangspunten van de gemeente zijn:

• naarmate de ontwikkelingslocatie een grotere cultuurhistorische waarde heeft, wordt de cultuurhistorie eerder in de besluitvorming betrokken; alle betrokkenen weten van tevoren waar ze aan toe zijn;

• bij ruimtelijke ingrepen wordt niet alleen onderzocht welke archeologische, maar ook welke andere cultuurhistorische waarden in het geding zijn;

• Bergen is rijk aan cultuurhistorie. De cultuurhistorie is belangrijk voor de identiteit binnen de gemeente. Behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden van de gemeente Bergen zijn de hoofduitgangspunten in het cultuurhistorische beleid;

• cultuurhistorie betreft een zaak van de hele samenleving; toegankelijkheid en ontsluiting van de cultuurhistorie voor bewoners en bezoekers;

• cultuurhistorie betreft het object in zijn omgeving, maar ook de omgeving als zodanig;

• de diverse kernen van Bergen hebben elk een eigen karakter of identiteit. De kernen staan niet los van het landschap, maar zijn daarin opgenomen. Het landschap heeft ook een identiteit. Tezamen vormen deze componenten de identiteit van Bergen. In de doelstelling en ambitie wordt geen hiërarchie van de componenten aangebracht, maar een gericht beleid op maat aangehouden.

Betekenis voor het project

Het Parnassiapark kenmerkt zich door het geometrische ontwerp, waarvan de basis door tuinarchitect Springer is gelegd. Vervolgens is in 1911 naar de inzichten van mevrouw van Reenen-Völter begonnen met de aanleg van het park. Nadat na de Tweede Wereldoorlog het park in verval raakte is met de uitvoering van het Herinrichtingsplan Parnassiapark uit 2007 de cultuurhistorische waarde van het park hersteld. Met het verplaatsen van het dierenverblijf buiten de zichtlijn wordt de herinrichting voltooid. Voorliggend

bestemmingsplan draagt op deze wijze bij aan de cultuurhistorische uitgangspunten van de gemeente.

(15)

4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Betekenis voor het project

Het plan maakt geen functiewijziging mogelijk. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Voor deze locatie levert de bodemkwaliteit geen problemen op voor het beoogde gebruik en de realisatie van het dierenverblijf.

4.2 Archeologie

Voor de gemeente Bergen is door Cultuurcompagnie Noord-Holland een archeologische beleidskaart opgesteld. Deze kaart maakt onderdeel uit van de beleidsnotitie ’Archeologie gemeente Bergen (NH)’ uit 2013.

In de beleidsnotitie worden vijf archeologieregimes onderscheiden:

Figuur 8 - Archeologische beleidskaart gemeente Bergen. De witte stippellijn geeft ligging plangebied weer.

(16)

Uit de kaart valt op te maken dat binnen het plangebied alleen de vierde categorie voorkomt. De potentiële archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan

beschermd door middel van een dubbelbestemming als archeologisch waardevol gebied.

Deze dubbelbestemming omvat een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid voor bodemverstorende ingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 centimeter.

Afwijking van het bouwverbod is mogelijk indien aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Betekenis voor het project

De bodemverstorende ingrepen als gevolg van voorliggend plan zijn niet groter dan 2.500 m². Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.3 Water

Conform de huidige situatie zal in de toekomstige situatie hemelwater direct infiltreren in de bodem. De oppervlakte van het te slopen dierenverblijf is circa 40 m². Het nieuw te bouwen verblijf bedraagt circa 70 m². De verhardingstoename blijft onder de toegestane grens van 800 m² van het HHNK, waardoor er geen watercompensatie benodigd is. Ook wordt er geen wateroppervlakte gedempt.

Het plangebied ligt in de ”beschermingszone landzijde” van de primaire waterkering (Zandige Kust) en dus in het waterstaatswerk. Voor het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werkzaamheden in en of bij de primaire waterkering dient een omgevingsvergunning en een watervergunning aangevraagd te worden. In de planregels is dit via de dubbelbestemming

’Waterstaat - Waterkering’ geborgd. Van belang is hierbij dat als gevolg van eventuele ontgravingswerkzaamheden geen zandgrond naar buiten de plangebiedgrenzen mag worden afgevoerd.

Het vuile (schrob)water van het dierenverblijf wordt via het riool afgevoerd. Daarbij wordt een rioolleiding aangelegd en aangesloten op de huidige rioolpompput in het Parnassiapark. Om dit zo eenvoudig mogelijk te realiseren zal de betreffende rioolpompput verplaatst worden naar een lager punt in het park zodat het dierenverblijf onder vrij verval op de rioolpompput kan worden aangesloten.

(17)

Figuur 9 - Situatie riolering

Vanuit deze pompput wordt weer aangesloten op de bestaande persleiding. Het benodigde nieuwe rioleringstracé wordt ook gebruikt om zowel de stroom- als de watervoorziening naar het nieuwe dierenverblijf aan te leggen.

Betekenis voor het project

Voorgenomen intiatief leidt niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding. Het hemelwater wordt geinfiltreerd in de bodem en het afvalwater wordt op de riolering aangesloten. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Via de dubbelbestemming ’Waterstaat - Waterkering’ zijn de belangen van de primaire waterkering geborgd.

4.4 Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige

functies worden hinder en gevaar voorkomen.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, is in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Hierin zijn voor een scala aan milieubelastende activiteiten richtafstanden aangegeven tussen milieubelastende

(18)

activiteiten en gevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding:

afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor, langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Binnen gemengd gebied is het mogelijk om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten (met uitzondering van het aspect gevaar) een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk

Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied

1 10 meter 0 meter

2 30 meter 10 meter

3.1 50 meter 30 meter

3.2 100 meter 50 meter

4.1 200 meter 100 meter

4.2 300 meter 200 meter

5.1 500 meter 300 meter

5.2 700 meter 500 meter

5.3 1.000 meter 700 meter

6 1.500 meter 1.000 meter

In dit geval is sprake van het omgevingstype ’rustige woonwijk’. Voor het op kleine schaal houden van dieren is de SBI-code (standaard bedrijfsindeling) 0149 met een milieucategorie 2 van toepassing. Hiervoor gelden de in onderstaande tabel

opgenomen afstanden voor het omgevingstype ’rustige woonwijk’.

SBI-0149 milieuaspect

Richtafstand rustige woonwijk

Geur 30 meter

Stof 10 meter

Geluid 30 meter

Gevaar 0 meter

Betekenis voor het project

Geur en geluid vormen voor dit plan de maatgevende richtafstanden tot milieugevoelige functies. In een omtrek van 30 meter van het het dierenverblijf en de dierenweide bevinden zich geen milieugevoelige objecten. De aspecten geur, stof, geluid en gevaar vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.5 Verkeer en parkeren

Het voorliggend bestemmingsplan wijzigt de locatie van het bouwvlak en handhaaft de bestaande functie. Het initiatief heeft geen verkeersaantrekkende werking ten opzichte van

(19)

de bestaande situatie. Aanvullende parkeervoorzieningen als gevolg van verplaatsing van het dierenverblijf zijn is niet nodig.

4.6 Ecologie

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied. Het ligt wel in de nabijheid van de volgende Natura 2000-gebieden:

• Noord-Hollands Duinreservaat

• Noordzee Kustzone

Vanwege de beperkte omvang van het plan (geen verkeersaantrekkende werking of toevoeging van extra activiteiten) is de verwachting dat geen significant negatief effect optreed ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden.

Soortbescherming

Er is een verkennend ecologisch onderzoek1 uitgevoerd naar de invloed van het nieuw te bouwen en te slopen dierenverblijf op beschermde soorten. Deze is als bijlage toegevoegd.

Op 3 november 2017 heeft er een veldbezoek plaatsgevonden. Tijdens dit bezoek zijn geen bijzondere waarnemingen geconstateerd met betrekking tot potentiële aanwezigheid van beschermde soorten.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied, en dan specifiek ter plaatse van de opstallen, geen beschermde soorten worden verwacht of voorkomen. Er is geen aanvullend veldonderzoek noodzakelijk, ook is geen ontheffing op de Wet natuurbescherming benodigd. De werkzaamheden kunnen zonder overtreding van het soortenbeschermingsregime van de Wet natuurbescherming worden uitgevoerd.

Wel is de algemene zorgplicht van toepassing welke verantwoordelijk handelen ten aanzien van deze soorten vereist.

4.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid houdt zich bezig met het beheersen van de hieraan verbonden risico's voor mensen die zich in de nabijheid van gevaarlijke stoffen bevinden. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is getoetst of het voldoet aan de in Nederland geldende regelgeving ten aanzien van externe veiligheid. Externe veiligheid maakt onderscheid tussen risicobronnen en risico-ontvangers en probeert deze van elkaar te scheiden. De risicobronnen zijn in twee groepen te verdelen:

1. transportassen, zoals wegen, spoorwegen en buisleidingen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;

2. inrichtingen waarin productie, gebruik, verstrekking en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Twee termen vervullen bij externe veiligheid een centrale rol:

1. Plaatsgebonden risico (PR). Bij het PR gaat het om de kans per jaar dat een

(denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke

1 Quick scan ecologie Parnassiapark te Bergen aan Zee, 24-11-2017, Sweco Nederland B.V.

(20)

stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt

weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas;

2. Groepsrisico (GR). Het GR is de cumulatieve kans dat een (werkelijk aanwezige) groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied en de directe omgeving vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over spoor-, water- en autowegen of door buisleidingen.

Risicovolle inrichtingen

Er zijn geen risicovolle inrichtingen binnen het plangebied en de directe omgeving aanwezig.

Beleidsvisie Externe Veiligheid

De gemeente Bergen heeft een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. De ontwikkeling is getoetst aan het gemeentelijk geldende beleid ten aanzien van externe veiligheid en vormt geen belemmering.

Clusteren van risicvolle activiteiten

Het plan is niet in strijd met het externe veiligheidsbeleid van de provincie Noord-Holland ten aanzien van het clusteren van risicovolle activiteiten.

(21)

5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke ontwikkeling juridisch is vertaald. Het juridisch bindende deel bestaat uit de regels en de verbeelding. De regels vormen het juridisch instrumentarium voor wat betreft het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft de functie van visualisering van de bestemmingen en aanduidingen die in de regels worden benoemd.

5.2 Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen en aanduidingen van de gronden aan. Deze

bestemmingen corresponderen met de artikelen in de regels, zoals beschreven in paragraaf 5.3. Op de verbeelding staan de symbolen en maatvoeringen waarbij in de planregels is opgenomen wat de mogelijkheden en beperkingen zijn. Onderstaand figuur geeft de verbeelding van dit bestemmingsplan weer.

(22)

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hieronder volgt per hoofdstuk een beknopte toelichting op de planregels.

Hoofdstuk 1 – Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels en hier komen de onderstaande artikelen in voor.

Artikel 1: Begrippen

Dit artikel geeft de betekenis aan van in de regels voorkomende begrippen.

Artikel 2: Wijze van meten

Dit artikel geeft aan op welke wijze de berekening van maten plaatsvindt.

Hoofdstuk 2 – Bestemmingsregels

In de planregels staat aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bestemd en welke bebouwing is toegestaan. Vervolgens zijn in sommige gevallen afwijkingsmogelijkheden gegeven van de bouwregels. In sommige artikelen worden specifieke gebruiksregels gegeven, waar de functies zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving nader worden bepaald. Ook hier kan in sommige gevallen weer van worden afgeweken, wat onder het lid

‘afwijken van de gebruiksregels’ is bepaald.

Artikel 3: enkelbestemming ’Groen’

In deze bestemming zijn plantsoenen, groenvoorzieningen, dierenonderkomen, beplanting en parken toegestaan. Naast het feitelijke groen zijn binnen deze bestemming ook

speelvoorzieningen en voetpaden toegestaan. Binnen de bestemming is een bouwvlak buiten de zichtlijn van het Parnassiapark opgenomen voor de realisatie van het

dierenverblijf. Ook overkappingen moeten binnen dit bouwvlak worden gerealiseerd. Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte en een maximaal bebouwingspercentage

weergegeven. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogelijk.

Artikel 4: dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4

De archeologische waarden in plangebied worden beschermd door middel van de

dubbelbestemming Waarde - Archeologie. In het gehele plangebied komt alleen de vierde categorie voor. In dit archeologieregime dient bij alle grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en een planomvang groter dan 2.500 m² met de aanwezigheid van

archeologische waarden rekening gehouden te worden door middel van archeologisch onderzoek. Dit geldt zowel voor bouwwerkzaamheden als voor werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde.

Artikel 5: dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering

Omdat de duinen en de kust onderdeel zijn van de zeewering, is ter plaatse van deze gronden de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Binnen de

dubbelbestemming mogen enkel nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterkering worden gebouwd. Daarnaast mogen bestaande bouwwerken worden vervangen. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bovenstaande. Hierbij moet worden

(23)

aangetoond dat het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. De beheerder van de waterkering moet daarbij om advies worden gevraagd.

Hoofdstuk 3 – Algemene regels

Artikel 6: antidubbeltelregeling

Op grond van de antidubbeltelregel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft (artikel 3.2.4 Bro). Deze bepaling voorkomt dat er meer kan worden gebouwd dan er wenselijk is indien een kavel wordt gesplitst en op grond daarvan een nieuw bouwperceel ontstaat.

Artikel 7: algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Artikel 8: algemene gebruiksregels

De algemene regel uit de gebruiksregel luidt dat het verboden is om opstallen en gronden te gebruiken in strijd met de bestemming.

Hoofdstuk 4 – Overgangs- en slotregels

Artikel 9: overgangsrecht

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond en was toegestaan bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 10: slotregel

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

(24)

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van een bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en

maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Dit hoofdstuk gaat in op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 7 licht aan de hand van inspraak de maatschappelijke uitvoerbaarheid toe.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een

exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de exploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Wat met een bouwplan wordt bedoeld is omschreven in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Onder een bouwplan wordt verstaan:

• de bouw van één of meer woningen;

• de bouw van één of meer hoofdgebouwen;

• de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;

• de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;

• de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening; kantoor of

horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bedraagt;

• de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bruto- vloeroppervlakte.

Voorliggend bestemmingsplan omvat geen bouwplan zoals omschreven in artikel 6.2.1 van het Bro. Met het opnemen van een investeringskrediet in de programmabegroting is het kostenverhaal tevens verzekerd.

(25)

7 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald welke procedure op de voorbereiding van een bestemmingsplan van toepassing is. Eerst dient vooroverleg met de zogenaamde overlegpartners plaats te vinden, waarna de formele procedure kan starten. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke manier toepassing is gegeven aan de voorbereidingsprocedure.

7.2 Vooroverleg

Het ontwerp bestemmingsplan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de volgende instanties:

• Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;

• Natuurmonumenten;

• Provincie Noord-Holland;

• PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland;

• Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord;

• Rijkswaterstaat;

• Veiligheidsregio Noord-Holland Noord.

Uit het formele vooroverleg zijn reacties gekomen van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Natuurmonumenten, PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord en Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. De betreffende reacties zijn opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 22 maart 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn van terinzagelegging kon een ieder zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp bestemmingsplan. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Na de termijn van terinzagelegging het besluit over vaststelling van het bestemmingsplan.

Dit besluit wordt gepubliceerd.

7.4 Beroep

Na publicatie van de vaststelling geldt een beroepstermijn van zes weken, waarbij

belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, in beroep kunnen gaan tegen het plan. Na de beroepstermijn treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van een goede ruimtelijke ordening, kan de raad gemotiveerd besluiten om het bestemmingsplan niet vast te stellen.. TOELICHTING OP

van een goede ruimtelijke ordening, kan de raad gemotiveerd besluiten om het bestemmingsplan niet vast te stellen.. TOELICHTING OP

In het oude bestemmingsplan Weidegebied was de vestiging van een agrarisch veeteeltbedrijf met bedrijfswoning mogelijk en in het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied Noord is

“Partiële herziening bestemmingsplannen Buitengebied Asten 2008 en Glastuinbouwgebied Kleine Heitrak, huisvesting arbeidsmigranten” gewijzigd vast te stellen. De wijzigingen zijn

Indien uit controle blijkt dat de brandveiligheidssituatie ontoereikend is, werknemers langer verblijven dan is toegestaan, er meer werknemers verblijven dan is toegestaan of als

mening is dat geen sprake (meer) is van een goede ruimtelijke ordening, kan de raad gemotiveerd besluiten om het bestemmingsplan niet vast te stellen.. TOELICHTING OP

Omdat het bouwvlak zich momenteel niet onder de bestaande woning bevindt maar onder de loods is dit in strijd met het bestemmingsplan.. Deze wisseling berust waarschijnlijk op

Het perceel heeft hier, conform het raadsbesluit van februari 2017 een conserverende bestemming gekregen, dat wil zeggen dat de huidige functie, zoals verwoord in het