• No results found

41 Structurele werkloosheid, want de manier van producten aanbieden wordt anders.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "41 Structurele werkloosheid, want de manier van producten aanbieden wordt anders."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

4K H4 © Noordhoff Uitgevers bv 4.4 Als er geen werk is.

39a Bijvoorbeeld: The Phone House wil meer online verkopen ten koste van de winkels in de steden. Hierdoor zijn er minder mensen nodig.

b Eigen mening, bijvoorbeeld: Nee, want het online winkelen zal alleen maar toenemen.

c Omdat er mensen werkloos worden, en dus hun inkomen verliezen.

40 B.

41 Structurele werkloosheid, want de manier van producten aanbieden wordt anders.

42 vraag naar producten daalt  1  3  2  werkloosheid neemt toe.

43 Bijvoorbeeld: de overheid kan de loonbelasting verlagen, dan hebben werknemers meer te besteden.

44 Schoolverlaters hebben even tijd nodig om de juiste werkgever te vinden.

Bijvoorbeeld, een mbo-er met diploma Sport en Bewegen, heeft niet meteen een baan bij een sportschool.

45a In de provincie Groningen

b Het gaat over werkloosheid in het algemeen. Daar kan dus ook frictie- of seizoenswerkloosheid bij zitten.

c Dit kaartje zegt niets over het soort werkloosheid. Alleen over het werkloosheidspercentage in het algemeen.

46 1 Het bouwen van de nieuwe productiehal betekent meer werk voor bouwbedrijven.

2 Er worden meer auto’s per dag gemaakt, dus meer mensen kunnen werken.

47 consumptie  foto 3 investeringen  foto 2

overheidsbestedingen  foto 1

48 Bij loonmatiging stijgen de lonen (bijna) niet  daardoor hebben transportbedrijven een betere concurrentiepositie  transportbedrijven krijgen meer opdrachten  dat zorgt voor toename van de werkgelegenheid.

49a 18 × 40 = 720 uur.

b 720 ÷ 36 = 20 fulltime banen.

c werkgelegenheid in uren hetzelfde gebleven en de werkgelegenheid in personen gestegen.

50 a De vrijgekomen uren worden niet aan ‘nieuwe’ werknemers gegeven, de ‘oude’

werknemers moeten in minder tijd, 6 uur, hetzelfde werk doen, dus harder werken.

b Werknemers worden gelukkiger, dus is de kans groot dat zij hun werk beter en sneller zullen doen.

Samenvatting

Als bedrijven blijvende veranderingen doorvoeren in hun productie, ontstaat er structurele werkloosheid. Als de vraag naar goederen en diensten afneemt door dalende bestedingen, ontstaat er conjuncturele werkloosheid. Andere soorten werkloosheid zijn:

frictiewerkloosheid, de tijd dat je werkloos bent tussen twee banen in; seizoenswerkloosheid, omdat je maar een deel van het jaar werk hebt of regionale werkloosheid, omdat in bepaalde gebieden de werkloosheid hoger is.

Om werkgelegenheid te behouden kun je lonen niet of weinig laten stijgen, dit noem je

(2)

4K H4 © Noordhoff Uitgevers bv loonmatiging. Als werknemers minder gaan werken zodat er nieuwe mensen aangenomen kunnen worden, noem je dit arbeidstijdverkorting.

Oefenopgaven Paragraaf 4.1

1a Bijvoorbeeld, een werknemer heeft een vast salaris en meestal vast werk.

b Bijvoorbeeld, een zelfstandige kan meer verdienen, kan zijn eigen tijd indelen.

2 Werknemers die worden ontslagen, gaan voor zichzelf beginnen.

3 Werkgevers moeten nu meer loon betalen, dus hun kosten stijgen.

4 (€ 1.524,60 – € 1.105,35) ÷ € 1.105,35 × 100 = 37,9%.

5 De werknemer kan ervaren of het werk bevalt.

De werkgever kan kijken of de werknemer zijn werk goed doet.

6 het bedrijf weet nog niet precies hoelang en hoeveel werk er is.

7a Ties is goedkoper uit.

b De klusjesman verdient meer dan bij wit werk.

Paragraaf 4.2

8 Goede arbeidsomstandigheden zorgen voor gezond en tevreden personeel. Dat zorgt ervoor dat er goede resultaten worden behaald.

9 B.

10 B.

11 Een gezin heeft kinderen gekregen, beide partners willen minder uren werken per week.

12 Mensen met een geestelijke of lichamelijke beperking werken vaak niet.

13 Door thuis te werken kun je ook huishoudelijk taken doen of voor de kinderen zorgen. Zo worden die taken beter verdeeld tussen de partners.

14 C.

15 (229.610 – 209.600) ÷ 209.600 × 100 = 9,54%  9,5% gestegen.

16 C.

Paragraaf 4.3

17 De vraag naar arbeid. Alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.

18 C.

19 Werkzame beroepsbevolking en werkloze beroepsbevolking.

20 Hogere arbeidsproductiviteit  1  2  3  hogere welvaart.

21 A.

22 Bijvoorbeeld: een app ontwikkelaar, Domotica expert.

23 Bij een krappe arbeidsmarkt worden werknemers snel aangenomen en kunnen zij meer

(3)

4K H4 © Noordhoff Uitgevers bv (loon)eisen stellen.

24 Als lonen teveel stijgen, nemen de loonkosten te snel toe en stijgen de prijzen ook snel.

Hierdoor zullen werknemers weer meer loon eisen waardoor de prijzen dan weer zullen stijgen.

Zo ontstaat een opwaartse loon/prijsspiraal.

25 Dat kan allebei; als je niet bent ingeschreven bij het UWV dan ben je verborgen werkloos, anders ben je geregistreerd werkloos.

26 Je wordt moeilijk aangenomen omdat je ervaring mist en omdat je kennis verouderd is.

27 De overheid heeft veel uitgaven aan WW- en bijstandsuitkeringen.

Paragraaf 4.4

28a structurele werkloosheid b conjuncturele werkloosheid c structurele werkloosheid.

29 Bijvoorbeeld:

- Veel winkels krijgen minder klanten en moeten sluiten.

- Veel mensen verhuizen naar andere gebieden waardoor er voorzieningen (zoals scholen, ziekenhuizen etc.) dichtgaan

30 Om de kosten te drukken, worden mensen ontslagen en kan het bedrijf weer verder.

Als dit niet gebeurt gaat het bedrijf op den duur failliet.

31 C.

32 C en E.

33a Door loonmatiging blijven de loonkosten betaalbaar en blijven bedrijven personeel aannemen.

b Bij arbeidstijdverkorting worden de vrijgekomen uren door ‘nieuwe’ werknemers bezet.

c Door het verlengen van de bedrijfstijd worden er meer uren gewerkt en daar zijn ‘nieuwe’

werknemers voor nodig.

Rekenen

1 € 1.196 × 12 ÷ 52 = € 276.

2a Loon per week  € 5,66 × 14 = € 79,24

b Loon per maand  € 79,24 × 52 ÷ 12 = € 343,37.

c (€5,75 – € 5,66) ÷ € 5,66 × 100 = 1,59%  1,6% gestegen.

3a (906.000 ÷ 7.200.000) × 100 = 12,6%

b 15 ÷ 100 × 906.000 = 135.900.

4 1.298 × € 17,89 = € 23.221,22 8 ÷ 100 × € 23.221,22 = € 1.857,70

€ 23.221,22 + € 1.857,70 = € 25.078,92.

5a (1)  € 693,70 × 12 ÷ 52 = € 160,08.

(2)  € 121,40 × 52 ÷ 12 = € 526,07.

b € 139 ÷ 38 = € 3,66.

c Uurloon  €121,40 ÷ 36 = € 3,37

8 × € 3,37 = € 26,96 per week  € 26,96 × 52 ÷ 12 = € 116,83 per maand.

(sneller: antwoord bij 5a (2) € 526,07 ÷ 38 x 8 = € 116,90) 6 11 × 1/6 × € 2.569 = € 4.709,83.

(4)

4K H4 © Noordhoff Uitgevers bv 7 Nederland  7,2 miljoen ÷ 9,2 miljoen × 100 = 78,3%

Zweden  5,7 miljoen ÷ 7,7 miljoen × 100 = 74,0%

In Nederland is de arbeidsdeelname het grootst.

8 (14.550 – 18.200) ÷ 18.200 × 100 = ‒20,05%  20,1% gedaald.

9a Niet-werkende beroepsbevolking = 59.000 – 46.905 = 12.095 12.095 ÷ 59.000 × 100 = 20,5%.

b 2.814 ÷ 59.000 × 100 = 4,8%.

10 8,5% = 674.000  100% = 674.000 ÷ 8,5 × 100 = 7.929.411,76  7.929.412 afgerond.

11 75 ÷ 100 × € 2.758,50 = € 2.068,88.

12 € 91 miljard = € 91.000.000.000

€ 91.000.000.000 ÷ 8.200.000 = € 11.097,56.

13 Werklozen in Noord-Brabant  94.000 ÷ 1.300.000 × 100 = 7,3%

Werklozen in Nederland  6,6%. Dus percentage werklozen in Noord-Brabant is hoger.

Examenopgaven

We zetten de verdubbelaar in!

1 Voorbeeld van een juiste berekening: 1e kwartaal 2012: 1.100.000 – 208.000 = 892.000 208.000 ÷ 892.000 × 100% = 23,3%.

2 Voorbeeld van een juist argument: oproepkrachten worden vooral opgeroepen in drukke tijden. Als het minder gaat met het bedrijf zijn zij niet meer nodig en worden niet meer opgeroepen.

3 Voorbeeld van een juist argument: de partner raakte werkloos of dreigde zijn baan te verliezen en als zij werk vond kwam er (meer) gezinsinkomen binnen.

4 Voorbeeld van een juiste uitleg: zij zaten als zzp-er ook al zonder werk. Zij werden echter niet geregistreerd (omdat zij ondernemer waren en geen werknemer) en daarom waren ze niet (officieel) werkloos (maar dus verborgen werkloos).

5 D.

Marieke zoekt een baan 6 D.

7 Voorbeelden van een juiste uitleg (één van de volgende):

− als de werkgelegenheid hetzelfde is gebleven, zijn er meer mensen voor hetzelfde aantal banen

− de concurrentie op de arbeidsmarkt wordt groter.

8 D.

9 Het UWV is een overheidsinstelling, terwijl een uitzendbureau bij de particuliere sector hoort.

Bij het UWV kun je een WW-uitkering aanvragen, bij een uitzendbureau niet.

10 Voorbeelden van een juist voordeel (één van de volgende):

− door voor het uitzendbureau te werken kan ze bij (veel) verschillende soorten bedrijven werkervaring opdoen

− als ze veel verschillende werkzaamheden heeft gedaan, kan ze zich ontwikkelen tot een allround, breed inzetbare werkneemster.

(5)

4K H4 © Noordhoff Uitgevers bv Lars verdient het!

11 Voorbeeld van een juiste berekening: (€ 20 – €16) ÷ 16 × 100 = 25%.

12 Nettoloon.

13 Voorbeeld van een juiste berekening: 30 ÷ 100 × € 20 = € 6.

Bruto uurloon: € 20 – € 6 = € 14. Of 0,7 × € 20 = € 14.

14 Voorbeelden van juiste verklaringen:

– meer verantwoordelijke taken – meer klanten bedienen

– niveau van het werk

– meer vraag naar financieel personeel dan naar horeca personeel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

− Een antwoord waaruit blijkt dat een verhoging van de autonome overheidsbestedingen vooral plaatsvindt in eigen land, zodat het importlek relatief klein is, terwijl een

Een antwoord waaruit blijkt dat Napia in scenario 1 altijd de hoge prijs zal vragen omdat de winst dan het hoogst is (dominante strategie) en dus zal ook Mioto winst maken

De vonkenregen stopt snel omdat er in de fles (te) weinig / een beperkte hoeveelheid zuurstof (uit de lucht) aanwezig is (die dus snel opraakt ten opzichte van de

− Alleen norbixine, want norbixine heeft een kleinere Rf-waarde dan bixine en legt dus een kleinere afstand af vanaf de basislijn. • (de onderzochte anatto) bevat alleen

Elke C=C groep kan (door polyadditie/polymerisatie) in een andere acrylzuurketen worden opgenomen / gebonden worden aan acrylzuurmonomeren van verschillende ketens (waardoor

− Wanneer de naam is gegeven van een ander aminozuur dan de vier aminozuren met een NH 2 groep in de zijketen, met de toelichting dat dit aminozuur een NH 2 groep bevat wanneer

− Wanneer de naam is gegeven van een ander aminozuur dan de vier aminozuren met een NH 2 groep in de zijketen, met de toelichting dat dit aminozuur een NH 2 groep bevat wanneer

• Een voorbeeld van een juiste argumentatie is: 1 Uit de bron blijkt niet of mensen afkomstig uit stedelijke gebieden die. dagtochten ook in het stedelijke gebied van herkomst