• No results found

Over het verzamelen van (houdbare) kennis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Over het verzamelen van (houdbare) kennis"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Over het verzamelen van (houdbare) kennis

Kanttekeningen over de pretentie van de sociale wetenschappen aan de hand van vier boeken over 'M igratie en Minderheden'

J .M .M . van A m ersfoort

Summary

On the accumulation o f sociological knowledge

The article is a polem ical reaction on tw o articles by Laeyendecker on the state and status ofsociology. The author argues that the question about the role o f sociology in society is not percisely form u lated and confusingly answered. The confusion springs fro m different and contradictory idea’s about the nature o f sociological knowledge

which Laeyendecker tries to combine.

The theoretical com ments are ‘tested’ by analysing the (more or less hidden) pre­

misses about the role o f sociology in society o ffo u r recent books in the fie ld o f Mi­

gration Studies. It is poin ted out that the study o f societal problem s is not much influ­

enced by the academic discussions. When entering the fie ld o f his empirical studies the sociologist leaves behind the realm o f higher speculation and remains the ‘unspoi­

led grandchild’ o f Enlightenment.

Zoals bij iedereen lagen ook bij m ij n a de v ak an tie stapels tijdschriften, recensie-boeken, uitgeversfolders en een p ap er, d at al a f h ad m o eten zijn, op afh an d elin g te w achten. De w etenschap schijnt in ieder geval te groeien en te bloeien. W at een stapels kennis heeft de post alleen bij mij al weer niet in de bus gedaan, en ik o n tvang n a tu u rlijk lang niet alles.

M aar nauw elijks m et het w egw erken van de stapels b egonnen, bekroop mij de tw ijfel. H e t te r h an d genom en num m er v an M ens en Maatschappij (1986, n o . 3) bevat een artikel v an L aeyendecker over de situatie van de so­

ciologie o n d er de am bivalente titel ‘Succes als bedreiging’. N a lezing van het a rtik el kw am de bedreiging m ij heel w at reëler v o o r d an het succes. N og ster­

ker werd ik aangegrepen d o o r tw ijfel bij lezing van het Sociodrome-nummer uit de zom erstapel (1986, n o . 4), w aarin drie ere-hooggeleerden onder lei-

(2)

^n8h T dezf fde ^ aeyendecker ook weer de situatie der sociale wetenschap­

pen bekeuvelen Van succes blijkt hier in ieder geval helemaal geen sprake Wat in beide stukken het meest treft is dat geen duidelijkheid wordt gescha­

pen over de pretentie van de sociologie, (o f sociale wetenschappen de tribale scheidslunen tu ssen d e (s u b )d is c iPlin e s n e g e e r ik m a a r ), noch o v e r d e m id d T

n waa™ ee defe pretentie denkt te verwezenlijken. H et speelveld

In ? f

dC spelregels niet opgesteld. ‘E r w o rd t kennis verza- Ü Ma h ^arS Kr-f1S’’ StClt L aeyendecker vast (L aeyendecker, 1986b p 4) Maar de lezer blij ft in het ongewisse w at d a t d a n voor kennis is ’

Laeyendecker som t aa n het einde van zijn a rtik el wel een aa n ta l pretenties op maar die zijn zo heterogeen d at ik ze niet o n d er één noem er k an brengen ( aeyendecker, 1986a, p. 246-248). L aeyendecker (en als ik het goed lees ook I *n7> 00n J- S.° C’oIog,e to ch weer als een n orm atieve filosofie te wil­

len zien. Op mij m aak t het pleidooi v o o r een geseculariseerde theologie die de vooruitgangsopenbanng w elisw aar ach ter zich heeft gelaten, m a a r’ons och de weg wil wijzen, een ch arlatan -ach tig e in d ru k . Ik zou niet ku n n en uit- r Jt™

T

f-Z? Pretentie ° P gebaseerd is en nog m inder h oe m en de kwali-

t an dergelijke uitsp rak en zou ku n n en beoordelen. De p a u s van R om e kan ik beter begrijpen d an dit so o rt sociologen

In ieder geval blijkt wel d u id elijk uit de discussie, d a t het g elo o f in de so- 2 X V alverm0gende <interventie-w eten sch ap ’ verloren is gegaan. N u was dat ook een enigszins w ereldvreem d g elo o f in een sociologie die de rest van de maatschappelijke processen (overleg, afw eging van keuzes, ideologi­

sche legitimering) overbodig zou m aken. H et was een idee w aarm ee je

fis

student in het begin van de ja re n zestig van de universiteit kw am , m a a r d at je uiten de universiteit snel leerde relativeren. M aar w at de p reten tie van de

1S’ tCn ° PZiChte ^ dC m a atsch a PPij> w o rd t niet duide- ijk. Zo mogelijk nog g ro tere onzekerheid b lijft bestaan over w at er nu o nder (gepaste) m ethoden en technieken m oet w orden verstaan. ‘W aaro m z o u d e v.sie van de socioloog op de sociale w erkelijkheid m eer w aard zijn d an die van gewone mensen? , vraag t L aeyendecker zich a f (L aeyendecker 1986a p 241). Een goede vraag, m a a r w at is het an tw o o rd ?

Het antwoord zou toch m oeten liggen in een accum ulatie van kennis die o gens een bepaalde system atiek aa n v a a rd w o rd t. Vele sociologen en a a n ­ verwanten hebben de afgelopen ja re n echter beto o g d d at zoiets niet bestaat- er is geen methode, wat kennis lijk t is niet m eer d an een d o o r klasse h u id s­

kleur, sekse o f geaardheid bep aald ‘g e lo o f’. De socioloog is niet m èer d an een woordkunstenaar die m een bepaald ja rg o n het g elo o f van zijn klasse ras belangengroep o f geslacht aan de m an b ren g t. H et is niet te ontk en n en dat deze opvatting veel gew icht heeft gekregen. A ls consequentie d aarv an

Mens en M aatschappij n o. 1 jrg . 62 1987

65

(3)

zijn er ook speciale kundes en studies gesticht waarvoor men zich door parti­

cularistische criteria kan classificeren o f door het missen van deze criteria is gedeclassificeerd. Men kan hier ongetwijfeld van het succes van een bepaald sociologisch kennismodel spreken. Alleen is mij niet duidelijk waarom men dan ook niet de verdere consequentie van dit uitgangspunt aanvaardt. Als er niet zoiets is als een ‘sociologie’ o f ‘sociale wetenschappen’, waarom dan niet alle instituten, vakgroepen en wat dies meer zij opgeheven? Daarvoor hoeven de universiteiten toch niet op Deetm an te wachten? W ie dit radicale uitgangspunt niet aanvaardt, dient aan te geven wat de pretentie wel is en hoe die (bij benadering) waar gemaakt kan worden. Geklaag dat de buitenwereld ons niet serieus neemt, zal weinig indruk maken als wij onderling niet eens overeenstemming kunnen bereiken over wat serieus te nemen is en hoe men het k af van het koren kan scheiden. Als Laeyendecker stelt dat de kwaliteit van de produktie is toegenom en, m oet hij toch een m aatstaf hebben waaraan dat a f te meten is? (Laeyendecker 1986a, p. 231).

Vele vakbroeders zullen deze discussies, als ze er al kennis van nemen, snel weer ter zijde leggen en overgaan tot de orde van de dag. Dat is wellicht niet eens onverstandig; veel zwaarwichtige problemen verdampen in de tijd, ter­

wijl men intussen iets nuttigs kan doen. Aan de andere kant zou men zowel voor zichzelf als voor de buitenwereld toch wel concrete voorbeelden willen zien van wetenschappelijke vorderingen en klaarheid willen hebben over wat er nu wel en niet verwacht mag worden.

N u bevonden zich bij mijn zom erstapel vier boeken op het terrein van ‘Mi­

gratie en minderheden’ en mijn orde van de dag was de hierover toegezegde recensies te schrijven. Ik heb daarop besloten de vraag naar de pretentie van de sociologie bij het recenseren in het oog te houden. Aan de hand van viei recente, maar overigens willekeurig op één stapel gekom en boeken over eet bepaald probleemveld wil ik toch eens nagaan op welke achterliggende pre­

tentie zij zijn gebaseerd.

• Dit lijkt enigszins hachelijk om dat de boeken uiteraard niet met die inter pretatie voor ogen geschreven zijn. Maar ik durf het in dit geval wel te wa gen, om dat ik van alle boeken tenminste één auteur goed ken, zodat ik bij ha interpreteren ook wat houvast heb aan ander werk van dezelfde schrijvers ei aan meer o f minder diepgaande gedachtenwisselingen. Het spreekt overi­

gens vanzelf dat ik de boeken wel in hun eigen waarde laat.

H et eerste werk is het meest theoretisch van karakter. John Stone heeftii opdracht van de Fontana uitgeverij een klein boekje geschreven waarin liij de sociologie van de ‘Race R elations’ volledig uit de doeken doet. At

‘doceer-prestatie’ is het boekje zonder meer bewonderenswaardig. Ma voorbeeldige onpartijdigheid gaat de schrijver na wat er sinds De Tocquf 66

(4)

ville aan theoretische inzichten te berde is g eb rach t. H ij v erb in d t d a t steeds met concrete situaties w aarin een theorie (o f een variant van een theorie) o p ­ kwam en /o f geldigheid h ad . S tone la a t zien h oe geen één th eo rie over de hele lijn bevredigt. Langs de lijnen v an d it th eoretische beto o g k rijg t de lezer een handzaam overzicht. ‘N u t’ m directe zin h eeft het boek niet. H et is wellicht nuttig voor studenten te leren d a t m en niet al te vurig in één th eo rie m oet ge­

loven. In dit didactische opzicht is het o o k n u ttig d a t de arg u m en tatie p ro en contra een theorie steeds o p em pirische basis w o rd t gevoerd. H oew el abstract van k arak ter is het b oek d a a rd o o r het tegendeel van vaag.

Een beleidsmaker zal niets m et het b oek k u n n e n aanv an g en en de au te u r heeft die pretentie o o k zeker niet g ehad. S tone h eeft zich n o o it beleidsadvi- seur gevoeld. H ij is een typische universiteitssocioloog die zijn leven heeft doorgebracht aan Britse en A m erik aan se universiteiten. D at wil zeker niet zeggen dat zijn werk niet m aatsch a p p elijk relevant zou zijn , m a a r m en zou het kunnen karakteriseren als ‘tw eede-lijns-relevant’.

Het tweede boek is, hoew el historisch van opzet, to ch m in d er a fsta n d e ­ lijk. Lucassen en P enninx beschrijven in Nieuwkom ers de lotgevallen van immigranten en hun nakom elingen in N ed erlan d v a n a f 1550 to t heden H u n bedoeling is om de huidige im m ig ratiep ro b lem atiek in een historisch k ad er te plaatsen D it is m et zo gezocht als het w ellicht op het eerste gezicht lijkt.

Een opvallende k arakteristiek van het huidige N ederlandse beleid m et b e­

trekking tot m igratie en m ig ran ten , is het zeer k o rte tijd sp ersp ectief w aarin processen gedacht w orden zich a f te spelen. H oew el de m eerderheid van de immigranten korter dan v ijftien ja a r in N ed erlan d is, spreken wij on m id d el­

lijk van m inderheden’, ‘tw eede-generatie’ en stellen quoteringsregelingen voor omdat de m aatschappelijke p articip a tie nog a ltijd m a a r niet ‘gelijk­

waardig is. Een wat langer tijd sp ersp ectief zou erto e bij k u n n en dragen dat e publieke discussie een w at realistischer o n d e rto o n krijg t. W an t het aar- d.ge van de sam enw erking tussen de historicus Lucassen en de socioloog Pennmx is, dat het boek w elisw aar over het verleden g a a t, m a a r d a t het be­

grippenapparaat uit de huidige m ig ratie-lite ratu u r stam t en de vragen die aan het materiaal gesteld w orden zijn ingegeven d o o r de p ra k tijk van v an ­ daag. Het historische verhaal heeft d a a rd o o r een niet geforceerde actu ali­

teitswaarde gekregen. Ik d enk d a t het boek de lezer d a a rd o o r veel k an leren Daarmee bedoel ik dat er m et alleen historische feiten verm eld w orden, die de lezer met bekend w aren, hoew el d a t o o k zeker het geval is. (Ik zelf wist bijvoorbeeld met dat er m de R epubliek in de zeventiende eeuw een hevige zi- geunervervolgmg heeft gew oed.) L eerzaam is het b oek v o o ral d o o rd a t de verbinding van het historische m et het sociologische persp ectief verhelde­

rend werkt. Zo brengt het boek een system atisch onderscheid aa n tussen per-

Mens en M aatschappij n o . 1 jrg . 62 1987

67

(5)

s o o n lijk e lo t g e v a lle n en h et c o lle c tie v e n iv e a u v a n m a a ts c h a p p e lijk e p ro ces­

se n . H e t is b o v e n d ie n , z o n d e r p o p u la ir te z ij n , h eel le e sb a a r g e sc h r e v e n . H oew el het b o ek , net als het vorige, niet in directe zin ‘beleidsrelevant’ is, heeft het to ch een veel duidelijkere p retentie bij te drag en to t de publieke me­

ningsvorm ing over actuele v raag stu k k en . P en n in x , stafm edew erker bij het M inisterie van W V C is in het dagelijkse leven d an o o k a ltijd m et beleid be­

zig. Ik denk d a t hij d it b oek u it een o o g p u n t van beleidsvorm ing ‘nuttig’

vindt.

T om as H a m a r’s European Immigration Policy heeft in tegenstelling tot de beide vorige boeken een rechtstreekse m aatsch ap p elijk e p reten tie. Het p ro ject w aaro p het boek b eru st, is gefinancierd d o o r het Zweedse Ministerie van A rb eid sv raag stu k k en en b edoeld om het Zw eedse beleid te evalueren.

H a m a r is altijd nauw bij het Zw eedse beleid b etro k k e n geweest.

H et huidige b o ek is echter zeker geen beleidsnota. N a een k o rte inleiding volgen zes beschrijvingen v an W esteuropese lan d en en hu n m igratie-situatie.

(N ederland w o rd t b eh andeld d o o r Entzinger, in d e rtijd secretaris van de Ad­

vies C om m issie O nderzoek M inderheden v a n het M inisterie v an Binnen­

landse Z ak en en th an s v erb o n d en aa n de W R R ). Deze landenstudies zijn via hetzelfde stram ien opgezet om vergelijking m ogelijk te m ak en . O p zich zelf brengt dit eerste beschrijvende deel veel m ateria al bijeen en is het als zodanig nuttige d o cu m en tatie. M aar het b lijft o o k w at opsom m erig en is zeker niet v o o rtd u ren d boeiende leesstof. H et interessantste is het tw eede deel v an het boek w aarin H a m a r een afslu iten d e vergelijking m a a k t (H a m a r, 1985 p.

239-303). D it is bij m ijn w eten de beste algem ene studie van im m igratie in W est-E u ro p a. H et laat verschillen zien tussen de landen, m a a r o o k de tref­

fende overeenkom sten. O pvallend is b ijvoorbeeld d at de politici in alle lan­

den heel lang h ebben volgehouden d a t er geen sp rak e was van im m igratie, al­

leen van de aanw ezigheid v an tijdelijke arb eid sk rach ten . In sam enhang met deze fictie rich tte het beleid zich in de eerste p laats op de regulatie v an immi­

gratie en tijd elijk verb lijf (in N ederland via de vreem delingenw et) m a a r niet op de m aatschappelijke gevolgen v an de im m igratie. Z o ’n regulatiesysteem k an, zoals H a m a r heel duidelijk laa t zien, op zijn best een onderdeel zijn van het beleid, m a a r zeker niet m eer d an d a t. V an u it zijn Zw eedse welzijnsstaat- ervaring m et een n a a r v erhouding uitgebreid beleid gericht o p m aatschappe­

lijke p articip atie, k o m t hij zelfs to t de conclusie d at im m igratie-beleid (ge­

richt op to elatin g en regulering van verblijf) een essentieel onderdeel vormt van het to tale beleid. W il het absorptiebeleid (o f hoe m en het o o k noemen wil) slagen, d an m oet het a a n ta l im m igranten n iet, bijvoorbeeld d o o r illegale im m igratie, o ngecontroleerd k u n n en stijgen. O pvallend in het b oek is het o n tb rek e n van een discussie over term en en concepten. H et is geschreven in

68

§

(6)

een recht-toe-recht-aan stijl en gaa t er van u it d a t alles in gew one-m ensentaal gezegd kan worden. In d it p rak tisch e, sterk beleidsgerichte b oek b lijk t dat ook goed mogelijk. H et boek stra a lt een pragm atisch optim ism e uit d a t so m ­ migen naïef en anderen w eldadig zal aan d o e n . P ro b lem en zijn er om ze d o o r en met beleid op te lossen. D at lu k t u ite ra a rd niet in één keer, m a a r d o o r stu ­ die kunnen wij van onze fo u ten leren. H a m a r (van de an d ere au teu rs die b ij­

gedragen hebben weet ik d a t niet zo zeker) h eeft zeker de preten tie d a t de so ­ ciologie een nuttige bezigheid is. H ij tw ijfelt er niet a a n d a t em pirische k en­

nis ons (op den duur) to t b eter beleid in sta a t stelt.

Wat voor H am ar een m in o f m eer vanzelfsprekend u itg an g sp u n t is, is voor Banton een bewust gekozen stelling. M ichael B an to n heeft een lange staat van dienst in de ‘zuivere w etenschap’. Z ijn laatste boek Racial and Eth­

nic Competition behelst een m eta-theorie van R atio n al C hoice, die m et nogal gemengde gevoelens ontv an g en is (zie m ijn bespreking in M & M, 1984, p. 433-434). M aar B an to n heeft a ltijd het gevoel gehad d a t de sociolo­

gie zou afsterven als zij niet m aatsch ap p elijk functioneerde en bijd ro eg aan het openbaar debat over m aatsch ap p elijk e kwesties. Z ijn laatste boek P ro­

moting Racial Harmony k o m t v o o rt uit deze overtuiging. H et bescheiden ogend boekje wil voor een breed publiek uiteenzetten w at nu eigenlijk de re­

sultaten zijn van allerlei beleidsm aatregelen o p het gebied van de ‘Race R e­

lations . In Engeland w ordt w at m eesm uilend gesproken over de ‘Race R e­

lations Industry , w aarvan de resu ltaten bedroevend zouden zijn.

Banton gaat system atisch n a o f de resu ltaten in d erd aa d zo bedroevend zijn. Of, beter gezegd: hij dw ingt de lezer n a te gaan w aaro p d a t oordeel ge­

baseerd is. Op de vraag w aaro m alle goedbedoelde m aatregelen zo weinig ef­

fect hebben gehad, geeft hij in de inleiding zes a n tw o o rd en . H et eerste is: ge­

meten aan realistische verw achtingen zijn de resu ltaten helem aal niet te ­ leurstellend. Op geen enkel gebied leidt overheidsbeleid to t p arad ijselijk e toestanden; dat is geen reden het a f te sch affen . De volgende an tw o o rd en doen dan steeds een stap terug. V ia het aanw ijzen van personen o f instituties die de effectuering van m aatregelen geblokkeerd zo uden h ebben, kom en wij ten slotte bij het laatste a n tw o o rd . D at la atste a n tw o o rd h o u d t in d a t het b e­

leid altijd alleen m aar bedoeld was als een ‘cover u p ’ en n o o it echt gericht was op het uitbannen van discrim inatie en achterstelling.

In het tweede h o o fd stu k la a t B an to n zien d a t geen van deze an tw o o rd en absurd is, m aar sam enhangen m et veronderstellingen over de a a rd van de menselijke samenleving en de b e stu u rb aarh e id d aa rv an . N a d a t de lezer op deze wijze gedwongen is zich rekenschap te geven van zijn eigen prem issen begint het eigenlijke boek. H et b e staat, k o rt gezegd, uit een historisch over­

zicht van de immigratie en de beleidsm aatregelen die d aarm ee sam enhingen.

Mens en M aatschappij n o . 1 jrg . 62 1987

69

(7)

D it e x p o s é w o r d t m e t e e n e n g e la c h tig e o n p a r tijd ig h e id g e p r e se n te e r d , z o n ­ d er d a t d e sch rijv er o v e r ig e n s z ijn e ig e n sta n d p u n t v e r b e r g t. A a n h et slot passeren de antwoorden uit het eerste hoofdstuk opnieuw de revue en wordt g e k e k e n in h o e v e r r e zij o p d e s itu a tie p a ss e n . In 130 b la d z ijd e n w o r d t z o een d o o r tim m e r d b e t o o g g e c o n str u e e r d , d a t bij t o e k o m s t ig e b e le id s v o r m in g ze­

k er e en r o l z a l sp e le n .

De vier b o eken zijn in m enig opzicht verschillend. M aar te n opzichte van de centrale v raag , w at eigenlijk de p retentie is v an de sociale w etenschappen stem m en zij overeen. Deze b o ek en zijn alle vier geschreven d o o r m ensen die d enken d a t de sociologie iets h eeft bij te drag en aa n de sam enleving, d at er een w etenschappelijke inbreng in de publieke discussie m ogelijk is, wellicht zelfs n o o d zak elijk is, die anders is d an de inbreng van p a rtije n en actiegroe­

pen. De sociologie die hen v o o r ogen sta a t, is ‘historisch b e p a a ld ’, in die zin d a t hij sam en h an g t m et een sam enleving w aarin het o p en b are d eb at een rol speelt. Z over ik d a t k an b eoordelen heeft geen v an de au teu rs de pretentie d a t de w etenschap de publieke discussie zou k u n n e n vervangen o f er het laat­

ste w oord in zou m oeten spreken. De p retentie d a t zij iets eigens hebben bij te dragen is gebaseerd o p een o p v a ttin g over de em pirische a a rd v an de sociale w etenschappen. D it em pirisch k a ra k te r is niet zo n d er p ro b lem en , w aarne­

m en b lijft m oeilijk in de sociale w etenschappen en Iaboratorium - nauw keurigheid zal n o o it b ereik t w orden. D a a rd o o r b lijft het cumulatieve k a ra k te r van de sociologische kennis b ep erk t. O f wij w erkelijk kennis verza­

m elen in de betekenis v an cum ulatieve kennis, is d a n o o k tw ijfelachtig. Dit is w ellicht een red en to t veel onderlinge discussies, m aa r nog geen reden om de em pirische prem isse te vervangen d o o r die v an de subjectiviteit o f het parti­

cularism e. De au teu rs van deze b o eken geloven d a t iedereen h u n boeken kan b egrijpen en erm ee in d e b a t tre d en bin n en deze spelregels. Zij zijn in dit op­

zicht kinderen, wellicht is het b eter te spreken van kleinkinderen, v an de Ver­

lichting.

De p retentie v an de sociale w etenschappen zo opgevat m oge bescheiden zijn , in sam enlevingen w aarin de besluitvorm ing op publieke discussie be­

ru st, is deze bijd rag e to c h niet te verw aarlozen. H et is in de gem eenschappe­

lijke achterliggende o p v a ttin g van de au teu rs wellicht niet de enige maat­

schappelijke functie die de sociale w etenschappen h ebben, m a a r wel de m eest specifieke. H et is zeker geen o n p ro b lem atisch e rol die de sociale we­

ten sch ap p en zo m oeten spelen. Im m ers, de speelruim te die zij krijgen, het gew icht d a t aa n h u n m eespelen w o rd t to egekend, w o rd t (grotendeels) be­

p aa ld d o o r de tegenspelers. O ver het algem een zullen die m eer m ach t hebben en m oet w o rd en afgew acht o f arg u m en ten v an w etenschappelijke empiri­

sche a a rd gew icht w orden to egekend. V olgens m ij k o m t de fru stra tie die de

70

(8)

oudere ere-hooggeleerden in h u n gesprek m et L aeyendecker ten to o n sprei­

den voort uit hun gevoel d a t zij vroeger m eer au serieux genom en w erden. Zij zouden daar best eens gelijk in kunnen hebben, misschien hebben de sociolo­

gen het daar ook wel n a a r g em aak t.

Ik weet niet o f m en aa n de h a n d v an vier b etrek k elijk w illekeurige boeken vergaande conclusies k an tre k k e n over de p reten tie v an de sociale w eten­

schappen. Ik had er echter b eh o efte aa n de nogal ver dravende discussie eens dicht naar de p rak tijk te tre k k en . D e sociologie zoals die concreet beoefend wordt, blijkt zich d an heel m oeilijk te v erdragen m et andere, als m en wil h o ­ gere pretenties. Wie van de sociologie no rm atiev e verlichting w enst, k an niet tegelijkertijd op basis v an een em pirische inbreng een specifieke rol in het publieke debat opeisen. W ie zijn speelveld d o o r de em pirie laat begrenzen, moet er vrede mee hebben d a t hij op vele levensvragen geen an tw o o rd geeft.

Literatuur

Banton, Michael (1985), Promoting racial harmony, C am bridge University Press, Cambridge.

Hamar, Tomas (1985), European immigration policy. A comparative study. Cam bridge U ni­

versity Press, Cambridge.

Laeyendecker, L. (1986a), ‘Succes als bedreiging. De paradoxale situatie van de sociologie’.

Mens en Maatschappij, 1986, p. 228-250.

Laeyendecker, L. (1986b), ‘Uit de erehemel scepsis’. Sociodrome, 1986/4, p. 3-10.

Lucassen, Jan en Rinus Penninx (1985), Nieuwkomers. Immigranten en hun nakomelingen in Nederland 1550-1985. M eulenhof, A m sterdam .

Stone, John (1985), Racial conflict in comtemporary society, F ontana Press Collins, London.

Mens en M aatschappij n o. 1 jrg . 62 1987 71

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op een Box to Store-overeenkomst zijn van toepassing voor het gedeelte van de overeenkomst dat betrekking heeft op de opslag: de bepalingen in artikel 4 van deze Algemene

Ter plaatse van de badkamer en het toilet worden wand- tegelwerk uitgevoerd met een afmeting van 25 x 40 cm, de tegels worden liggend verwerkt.. Op het toilet en in de badkamer

Het bevestigen van een offerte kan door digitale of schriftelijke ondertekening of per e-mail. Een bevestigde offerte vervangt alle eerdere voorstellen, afspraken

Een simpele oplossing waarin we u kunnen bijstaan bij elke belangrijke stap in de levenscyclus van ons

Verwerker is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 79 AVG, aansprakelijk voor schade of nadeel voortvloeiende uit aan Verwerker toerekenbare schendingen van de wet- en regelgeving

Deze voorwaarden gelden voor iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen gebruiker en een opdrachtgever waarop gebruiker deze voorwaarden van toepassing heeft verklaard,

Samenwerking wordt verkend met Mijn School (onderdeel van Graafschap College, Doetinchem), waarbij studenten die een crimineel verleden hebben aanwezig zijn tijdens de uitvoering

- Een opening van de voorziening voor luchtverversing moet zijn gelegen op een afstand van ten minste 2 m van de perceelsgrens, gemeten loodrecht op de uitwendige