• No results found

2. De termijnen voor het indienen van de belastingaangiften.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2. De termijnen voor het indienen van de belastingaangiften."

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BU L L E T I N VA N H E T BE R O E P S I N S T I T U U T VA N E R K E N D E BO E K H O U D E R S E N FI S C A L I S T E N

I N H O U D

Flash 1

Editoriaal 1

De hervorming vennootschaps- belasting 2002 in de praktijk 3

Herinnering 8

FLASH

Editoriaal

Wij herinneren er U aan dat voor de ingeschreven BIBF-leden de volgende seminaries zullen doorgaan op 13 september, 4 oktober en 8 november 2003.

Het programma ziet er als volgt uit :

– 13 september: Update BTW – Eddy Soenen

– 4 oktober: Fiscaal Strafrecht – Guy Poppe

– 8 november: Subsidiemaatregelen – Ides Vanden Auweele

Wanneer een nieuwe ploeg aantreedt, zegt men wel eens dat deze over 100 dagen vertrouwenskapitaal beschikt, doch dat de initiatieven die in deze periode genomen worden, bepalend zullen zijn voor het verder behoud van dat vertrouwen.

Het komt er dus op aan doeltreffend te werken, en niet om hemel en aarde te willen bewegen teneinde, hoe dan ook, op onberedeneerde wijze resultaten te bereiken. Dit betekent natuurlijk niet dat men, onder het voorwendsel van de noodzakelijke bezinning, een afwachtende houding moet aannemen en, om het met een populaire uitdrukking te zeggen, «de tijd wel orde op zaken zal stellen». De diverse problemen die de laatste weken zijn opgedoken en die een dringende en onmiddellijke aanpak vergden, toonden immers aan dat het vaak juist aan tijd is dat het ons ontbreekt.

Hierna volgen in kort bestek drie problemen die de voorbije weken ongetwijfeld de volle aandacht van de boekhoudkundige beroepsbeoefenaars genoten.

1. De ondernemingsloketten

In het kader van haar beleid rond administratieve vereenvoudiging had de uittredende regering een nieuwe procedure uitgewerkt waardoor elke potentiële ondernemer niet alleen heel wat kostbare tijd zou besparen, maar ook de administratieve rompslomp van het invullen van

allerhande formulieren en vragenlijsten waarvan hij niet altijd het nut inzag. Gedaan dus met de lange wachtrijen bij de Kamer van Ambachten en Neringen, gedaan met de verloren voormiddagen om toch maar een handelsregisternummer te bemachtigen, gedaan met het wachten tot één van de openingsdagen van de loketten om een BTW-nummer te kunnen krijgen ... en waarbij men dan telkens diende te herhalen wat men reeds eerder aan een andere administratie had meegedeeld. De uitvoering van dit lovenswaardige initiatief gebeurde met een grote snelheid. Het komt niet aan mij toe om de opportuniteit hiervan te beoordelen. Ik vermoed dat iedereen daar wel een eigen mening over heeft.

Aldus is met veel publiciteit de Kruispuntbank op 1 juli 2003 van start gegaan. Op 30 juni heb ik ‘s avonds zelf een on-line demonstratie bijgewoond die mij overtuigd heeft van de kwaliteit van deze procedure die een echte doorbraak betekent in de

P 309340 – Afgiftekantoor 2800 Mechelen 1 – Tweewekelijks behalve van 21 juli tem 24 augustus

(2)

behandeling en verwerking van alle gegevens betreffende een onderneming. Iedereen kent het ongelukkig vervolg van het verhaal, nl. een «informaticaflop», een flop die tot op vandaag blijft voortduren. Telkens men belooft dat het systeem de volgende dag opnieuw functioneel zal zijn blijkt dat elke stap voorwaarts even snel gevolgd wordt door twee stappen achterwaarts.

Ondertussen doken voor ons beroep specifieke problemen op en hebben wij, om ons standpunt ter zake duidelijk te maken, de verantwoordelijken van 9 van de 10 bestaande ondernemingsloketten ontmoet. Er werd daarbij telkens ook een «niet-concurrentie»-beding overeengekomen waarbij enerzijds de loketten zich verbinden om een onderneming niet van haar boekhouder weg te lokken en waarbij anderzijds de boekhouders zich verbinden om een onderneming niet naar een concurrerend loket te loodsen. Bovendien hebben wij aan de loketten een toegang tot onze website voorgesteld zodat zij aan de ondernemers de gegevens van de boekhouders(-fiscalisten) uit de streek kunnen doorgeven. Wij hebben evenwel benadrukt dat onze deontologie het onze leden niet toelaat voor een dergelijke verrichting een vorm van commissie op te strijken en dat er geen sprake kon zijn van een exclusiviteitscontract tussen een boekhouder(-fiscalist) en één ondernemingsloket.

2. De termijnen voor het indienen van de belastingaangiften.

De nieuwe Minister van Financiën heeft reeds herhaaldelijk

– en dit in navolging van zijn voorganger – de uiterste datum voor het indienen van de belastingaangiften verlengd. Zoals de zaken er nu voor staan, betekent dit dat de aangiften voor de personenbelasting uiterlijk op 29 augustus en de aangiften voor de vennootschapsbelasting uiterlijk op 12 september in de bus van de belastingadministratie moeten liggen.

Hoewel ons aldus de vervelende en administratief omslachtige uitstelprocedure bespaard werd, blijkt dit een enigszins vergiftigd geschenk. Aan deze diverse verlengingen is nl. zoveel ruchtbaarheid gegeven dat Jan en alleman vonden dat ze met een gerust gemoed op vakantie mochten vertrekken en dat daarna nog wel voldoende tijd zou resten om het nodige te doen. Dit heeft er echter niet alleen toe geleid dat de boekhouders(-fiscalisten) twee maanden vertraging hebben opgelopen in hun gewone werkzaamheden. Bovendien hebben ze, rekening houdende met de ook voor hun personeel noodzakelijke vakantie, dan ook nog eens halsoverkop hun werkplanning volledig overhoop moeten halen.

En wat zal nu het antwoord zijn van de belastingadministratie wanneer een boekhouder(-fiscalist) een bijkomende termijn voor zijn klant vraagt ? Wij hebben daarom aan de betrokken Minister een memorandum overhandigd met het voorstel om de professionals uit onze

sector over een soort «logboek» te laten beschikken waardoor het mogelijk zou worden om, zoals dit nu in Nederland gebeurt, via een vereenvoudigde procedure de indiening van de aangiften over de tijd te spreiden. Het spreekt vanzelf dat dit het verantwoordelijkheidsgevoel van de boekhouders (-fiscalisten) zal aanscherpen en bovendien de belastingadministratie zal toelaten strenger te zijn indien het spreidingsprogramma niet wordt nageleefd. De Minister heeft ons geantwoord open te staan voor onze argumenten en er in de mate van zijn mogelijkheden rekening mee te zullen houden. Wait and see.

3. Artikel 129bis

Aan het Wetboek van Vennootschappen werd een artikel 129bis toegevoegd waardoor, in geval van laattijdige neerlegging van de jaarrekening van een vennootschap bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België, boetes kunnen opgelegd worden.

Nu zijn er sommigen die deze nieuwe bepaling hebben gelijkgeschakeld met de mogelijkheid uitstel aan te vragen voor het indienen van de aangiften voor de vennootschapsbelasting.

Impliceerde dit laatste automatisch ook een bijkomende termijn voor de neerlegging van de balansen bij de NBB?

Vermits het om twee verschillende wetgevingen gaat, kan en mag de neerlegging van een balans bij de NBB niet worden uitgesteld onder het voorwendsel dat een bijkomende termijn bekomen werd voor de indiening van de belastingaangifte. In de praktijk, en in de mate waarin de opmaak van de balans voor de NBB automatisch het op punt stellen van de fiscale balans met zich meebrengt, kan dat ook betekenen dat het in de toekomst moeilijker zal zijn om van de belastingadministratie bijkomende termijnen te verkrijgen.

Uw Instituut volgt dit dossier op de voet en heeft dit aangekaart bij de bevoegde Minister in het memorandum dat haar werd overhandigd. Wij zijn en blijven bijzonder waakzaam zodat onze tussenkomsten bij de betrokken ministers niet zonder gevolg zullen blijven.

Het vertrouwen dat u in de nieuwe vertegenwoordigers van het Instituut heeft gesteld, zal niet beschaamd worden. Wij blijven uiteraard aandachtig voor al uw vragen, net zoals wij attent blijven ten aanzien van wat in de politieke wandelgangen van de Natie gebeurt. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat wij een gewone brievenbus voor de Administratie zouden worden, net zoals het niet de bedoeling mag zijn dat wij gegijzeld worden door onze ondernemingen. Onze belangrijkste bekommernis is en blijft de kwaliteit van onze dienstverlening aan de ondernemingen, een kwaliteit die niet alleen gestoeld is op onze competentie, maar ook op de onafhankelijkheid van de boekhoudkundige en fiscale beroepsbeoefenaar.

M.-J. Paquet Voorzitter

(3)

De hervorming vennootschapsbelasting 2002 in de praktijk

Na de juridische benadering van de Wet van 24 december 2002 – Pacioli nr. 144 (15 juni 2003) en nr. 145 (30 juni 2003) – geven wij hierna een commentaar, in dezelfde volgorde van de behandelde onderwerpen, ten behoeve van de dagdagelijkse praktijk van de BIBF-leden.

Na de titel vermelden wij steeds het nummer waaronder het desbetreffende onderwerp behandeld werd in de juridische benadering.

Enkel de relevante topics worden behandeld.

1. Vermindering van het nominaal belasting- tarief en van de verminderde tarieven voor de KMO (nr. 3).

Zoals in het verleden werden de nominale – nl. de theoretische in de wet vermelde – tarieven verlaagd. De slotsom van de hervorming moet evenwel budgettair neutraal zijn. Dit resultaat kan alleen bekomen worden door de belastbare basis te verbreden : de belastbare elementen verhogen en/of de aftrekbare bedragen verlagen. In 1988 ging men vooral de weg op van de uitbreiding van de «verworpen uitgaven» terwijl nu eerder geopteerd wordt voor de uitbreiding van de belastbare reserves via de beperking van de afschrijvingen, het verstrengen van de aftrek van de definitief belaste inkomsten (D.B.I.) en het invoeren van een nieuwe belasting op de verwerving van eigen aandelen en de liquidatieboni.

De techniek van de «verworpen uitgaven» werd gehanteerd door bepaalde gewestbelastingen niet meer aftrekbaar te maken. Deze techniek heeft voor gevolg dat het nominaal tarief in de vennootschapsbelasting sterk kan afwijken van de realiteit. Citeren wij het relatief veel voorkomende, voorbeeld van de vennootschap die bedrijfseconomisch een reëel verlies lijdt terwijl er toch belastingen te betalen zijn.

Ten einde de cliënt te informeren omtrent de werkelijke belastingdruk is het nuttig volgende berekening te maken :

verschuldigde belasting

bedrijfseconomisch resultaat vóór belastingen.

Dit tarief zal steeds hoger zijn dan hetgeen de fiscale wet voorziet.

Het in de wet vermelde belastingtarief is te verhogen met het percentage van volgende verhouding :

bedrag van de verworpen uitgaven (T) het bedrijfseconomisch resultaat (N).

Illustratie : belastingtarief in de fiscale wet : 33 % + 3 % crisisbelasting = 33,99 %

Bedrijfseconomisch

resultaat 1 000 x 33,99 % = 339,90

Verworpen uitgaven 400 x 33,99 % = 135,96 Belastbaar bedrag 1 400 x 33,99 % = 475,86 Reëel belastingtarief: 475,86/1 000 = 47,586

Verklaring: T/N = 400/1 000 = 40 %

Nominaal – d.i. theoretisch tarief – : 33,99 Verhoging wegens het bestaan van 40 %

verworpen uitgaven = 33,99 x 40 % = 13,596

Reële belastingdruk: 47,586

Kenmerkend voor de KMO is dat de verhouding T/N relatief hoger is dan bij de grote ondernemingen gezien :

– het aandeel van de verworpen kosten (T) relatief groter is in een KMO. Zo verzet het personeel van Coca Cola er zich niet tegen voertuigen met de publiciteit van deze werkgever te dragen terwijl dit in een KMO allesbehalve gewaardeerd wordt;

– het belastbaar inkomen (N) is bovendien relatief groter in een grote onderneming dan in een KMO.

zodat de breuk T/N des te groter is in een KMO in vergelijking met een grote onderneming.

De bijlagen (1) die u op de website van het BIBF terugvindt, geven :

– de nieuwe belastingdrukken alsmede de omrekeningen van bruto naar netto en vice versa;

– de nieuwe belastingdrukken in verband met de roerende inkomsten (interesten – dividenden – liquidatiebonus) voor de aandeelhouder-natuurlijke persoon.

(1) Bijlage 1: tarieven vennootschapsbelasting vanaf aj. 2004 – van bruto naar netto en vice versa (zie www.bibf.be)

Bijlage 2: roerende inkomsten: intresten – dividenden – liquidatieboni (zie www.bibf.be)

(4)

Invloed van de nieuwe tarieven op de geboekte

«belastingvrije reserves uitgestelde taxatie» en de

«uitgestelde taxatie» : noodzakelijke boekingen per 31 december 2002.

Terzake is art. 76 KB/W. Venn. te citeren : Ǥ 1. De uitgestelde belastingen op kapitaalsubsidies en gerealiseerde meerwaarden worden oorspronkelijk gewaardeerd tegen het normale bedrag van de belasting die erop zou zijn geheven indien die subsidies en meerwaarden zouden zijn belast ten laste van het boekjaar waarin zij werden geboekt. ...

§ 2. ...

§ 3. Behoudens toepassing van § 2 mag het gepassiveerde bedrag van de uitgestelde belastingen slechts worden aangepast in zover, ingevolge een wijziging in de fiscale toestand van de vennootschap, het effectieve bedrag van de geraamde belasting die in een nabije toekomst op deze subsidies en meerwaarden zal zijn verschuldigd, waarschijnlijk sterk zal verschillen van het bedrag aan passiefzijde».

Gezien de wijziging van het belastingtarief van 40,17 % naar 33,99 % een daling vertegenwoordigt van 6,18 punten of bij benadering 15 %, is deze daling ons inziens wezenlijk zodat § 3 van art. 76 van toepassing is en moeten de rekeningen 132 «Belastingvrije reserves» en 168

«Uitgestelde belastingen» aangepast worden : het totaal van beide rekeningen blijft gelijk maar de omdeling wijzigt : 132 stijgt terwijl 168 daalt. Voor de subsidies zijn dit : 1680 daalt terwijl 15 stijgt.

Eigenlijk zijn de boekingen m.b.t. de uitgestelde belastingen een omgekeerde afschrijvingstabel waarvan één meerwaarde gesplitst wordt over twee rekeningen : de eigenlijke meerwaarde na belastingen, die een werkelijke stijging van het eigen vermogen vertegenwoordigt, en de in de toekomst verschuldigde belastingen, die gespreid wordt conform de afschrijvingen van het activum, waarin werd wederbelegd.

In feite komt het verhaal van de uitgestelde belastingen erop neer dat er wordt afgeschreven over het verschil nl. de investering verminderd met de gerealiseerde meerwaarde.

Dit verschil wordt evenwel in zijn twee afzonderlijke elementen geboekt : de investering wordt normaal afgeschreven (nl. een kost) en de meerwaarde wordt volgens het afschrijvingspercentage van de investering terug in het resultaat (nl. opbrengsten) opgenomen.

Illustratie: een reeds, aan 100 %, afgeschreven activum wordt verkocht voor 1 000 terwijl de wederbelegging geschiedt in een vrachtwagen, lineair afgeschreven over vijf jaar, ten bedrage van 1 400. In casu wordt 280 als kost geboekt en wordt, bij een belastingtarief van b.v. 35 %,

respectievelijk 130 (onttrekking aan de belastingvrije reserves) en 70 (onttrekking aan de uitgestelde belastingen) als opbrengst geboekt m.a.w. per saldo is er een negatief resultaat van 280-130-70 = 80. Eigenlijk is deze 80 de resultante van het hoger geciteerde verschil nl. : 1 400 (wederbelegging) - 1 000 (meerwaarde) = 400; 400 x 20 %

= 80.

Ter informatie : de boekhoudkundige techniek via de rekeningen 68 en 78 zorgt ervoor dat de bedrijfsleider soms niet meer weet of er nu winst dan wel verlies werd gerealiseerd. In het jaar van gebruik van de rekening 68 duikt het resultaat immers en in de jaren daarna wordt het resultaat via de rekening 78 geflatteerd. Om deze reden is het nuttig voor de bedrijfsleider, bij de bespreking van het dossier, een tussentotaal te maken vóór de aftrek/toevoeging via de rekeningen 68/78 Het verdient m.a.w. aanbeveling een subtotaal te maken van de vier tussenresultaten, nl.

het bedrijfsresultaat (64/74), het financieel resultaat (65/

75), het uitzonderlijk resultaat (66/76) en de belastingen (67/77) en pas daarna de uitgestelde belastingen en belastingvrije reserves op te nemen.

De problematiek van een wijzigend belastingtarief stelde zich reeds eerder en de Commissie voor Boekhoudkundige Normen sprak zich hieromtrent reeds uit : de overboeking geschiedt niet via de resultatenrekening maar rechtstreeks binnen de rekeningen op het passief van de balans. (2) Bovendien geschieden deze overboekingen reeds aan het eind van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de wijziging van het belastingtarief expliciet uitwerking heeft. Voor jaarrekeningen, die afsluiten per 31 december, moet de boeking m.a.w. reeds geschieden per 31 december 2002 alhoewel het verlaagde tarief pas geldt vanaf aanslagjaar 2004.

Wij illustreren dit aan de hand van twee voorbeelden, respectievelijk in het kader van de uitgestelde belastingen en met betrekking tot de kapitaalsubsidies. Wij baseren ons hierbij enkel en alleen op de enige beslissing, die de C.B.N. i.v.m. de uitgestelde belastingen nam.

a. het regime van de (tijdelijk) vrijgestelde meerwaarden

Een machine wordt verkocht na 9 jaar op 25 maart 2000 voor 2 000,00 EUR terwijl de boekwaarde 300,00 EUR bedroeg. In 2001 wordt de wederbelegging gerealiseerd ten bedrage van 2 500,00 EUR. Dit activum wordt afgeschreven aan 20 % degressief (nl. 10 % x 2 = 20).

De BTW wordt buiten beschouwing gelaten.

(2) Commissie voor Boekhoudkundige Normen, Advies 165/1, Bulletin nr. 27, februari 1992, p. 27-32 en advies 121/3, Bulletin nr. 34, maart 1995, p. 3-10.

(5)

Bijgaande tabel is de basis voor volgende boekingen. De correctie per 31 december 2002 kan evenwel ook bekomen worden door de formule :

(Saldo rekening 132 + saldo rekening 168) x 6,18 % = correctie

Indien evenwel in de loop der jaren verschillende normale belastingtarieven werden gebruikt is de werkwijze als volgt :

Saldo rekening 168 = A

(Saldo rekening 132 + saldo rekening 168)

x 33,99 % = B

Verschil A - B C

Dit verschil C is rechtstreeks te verdelen tussen de rekeningen 132 en 168 zonder de resultatenrekening te passeren.

Op te merken is wel dat de geciteerde rekening 132 enkel betrekking mag hebben op vrijgestelde reserves, die aanleiding gaven tot een boeking als uitgestelde belasting, zijnde de rekening 168. De andere belastingvrije reserves

– b.v. de 20 % inzake gemeenschappelijk vervoer personeel, het sociaal passief, de oude vrijgestelde meerwaarden zonder uitgestelde belasting ... – komen uiteraard niet in aanmerking. Om deze reden worden voor de belastingvrije reserves best een afzonderlijke boekhoudkundige rekening naar hun aard meegegeven.

Boekingen jaar 2000

400000 Handelsdebiteuren 2 000,00

769999 aan Verkopen I.V.A. - M.V.A. 2 000,00 769999 Verkopen I.V.A. - M.V.A. 2 000,00

230009 Afschrijvingen machines 2 700,00

230000 aan Aanschaffingsprijs machines 3 000,00 763000 Meerwaarde op de realisatie

van vaste activa 1 700,00

689000 Overboeking naar belastingvrije

reserves 1 017,11

132000 aan Belastingvrije reserves

(uitgestelde belastingen) 1 017,11 (1 700 x (100 - 40,17) = 1 700 x 59,83 % = 1 017,11)

680000 Overboeking naar de uitgestelde

belastingen 682,89

168200 aan Uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden op

materiële vaste activa 682,89

(1700 x 40,17 % = 682,89)

Boekingen jaar 2001

230000 Aanschaffingsprijs machines 2 500,00

440000 aan Leveranciers 2 500,00

630200 Afschrijvingen op materiële vaste

activa 500,00

230009 aan Afschrijvingen machines 500,00 132000 Belastingvrije reserves (uitgestelde

belastingen) 203,42

789000 aan Onttrekkingen aan de bel.

vrije reserves 203,42

168200 Uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden op mat.

vaste activa 136,58

780000 aan Onttrekkingen aan de

uitgestelde belastingen 136,58 Boekingen jaar 2002

630200 Afschrijvingen op materiële vaste

activa 400,00

230009 aan Afschrijvingen machines 400,00 132000 Belastingvrije reserves (uitgestelde

belastingen) 162,74

789000 aan Onttrekkingen aan de

belastingvrije reserves 162,74 168200 Uitgestelde belastingen op gerealiseer-

de meerwaarden op materiële vaste

activa 109,26

780000 Onttrekkingen aan de uitgestelde

belastingen 109,26

Boeking n.a.v. de daling van het normale tarief van 40,17 % naar 33,99 % of 6,18 punten.

168200 Uitgestelde belastingen op ger.

meerwaarden op mat. v. activa 67,24 132000 aan Belastingvrije reserves

(uitgestelde belastingen) 67,24

b. Het regime van de kapitaalsubsidies

Een kapitaalsubsidie van 2 000 EUR wordt in 2000 ontvangen. Het desbetreffende materieel werd aangekocht voor 2 500 EUR en wordt afgeschreven aan 10 % lineair.

(6)

Boekingen jaar 2000

550000 Kredietinstellingen 2 000,00

150000 aan Kapitaalsubsidies 1 196,60 198000 Uitgestelde belastingen op

kapitaalsubsidies 803,40

230000 Aanschaffingsprijs machines 2 500,00

440000 aan Leveranciers 2 500,00

630200 Afschrijvingen op materiële vaste

activa 250,00

239009 aan Afschrijvingen op materiële

vaste activa 250,00

150000 Kapitaalsubsidie 119,66

753000 aan Kapitaal- en interestsubsidies 119,66

(2000 x 59,83 % = 119,66)

168000 Uitgestelde belastingen op kapitaal-

subsidies 80,34

780000 aan Onttrekkingen aan de

uitgestelde belastingen 80,34

(2000 x 40,17 % = 80,34)

Boekingen jaar 2001+ 2002 630200 Afschrijvingen op materiële vaste

activa 250,00

239009 aan Afschrijvingen op materiële

vaste activa 250,00

150000 Kapitaalsubsidie 119,66

753000 aan Kapitaal- en interestsubsidies 119,66 168000 Uitgestelde belastingen op kapitaal-

subsidies 80,34

780000 aan Onttrekkingen aan de

uitgestelde belastingen 80,34 Boeking n.a.v. de daling van het normale tarief van 40,17 naar 33,99 % of 6,18 punten.

Gezien het materieel over tien jaar wordt afgeschreven moet de jaarlijkse onttrekking aan de uitgestelde belastingen worden : 200 x 33,99 % = 67,98 i.p.v. 80,34. Het verschil van 12,36 EUR is te corrigeren over de resterende levensduur van het betrokken goed nl. 7 jaar. Te boeken correctie : 12,36 x 7 jaar = 86,52 EUR.

168000 Uitgestelde belastingen op kapitaal-

subsidies 86,52

150000 aan Kapitaalsubsidies 86,52

Boekingen jaar 2003 t.e.m. 2009.

630200 Afschrijving op materiële vaste activa 250,00 239009 aan Afschrijvingen op materiële

vaste activa 250,00

150000 Kapitaalsubsidie 132,02

aan Financiële opbrengsten 132,02

(2 000 x 66,01 % = 132,02)

168000 Uitgestelde belastingen op kapitaal-

subsidies 67,98

780000 aan Onttrekkingen aan de

uitgestelde belastingen 67,98

(2 000 x 33,99 % = 67,98 )

2. De notie «KMO» (nr. 4 en 6).

Opmerkenswaard is dat er fiscaal niets wijzigt voor de eenpersoonsondernemingen, hoe groot men ook moge wezen.

Er werden gunstmaatregelen genomen ten bate van de KMO, waarvoor een zuiver fiscale definitie geldt: zie nr. 4 in «Belgische vennootschapsbelasting – Anno 2002» (Pacioli, nr. 144, 15 juni 2003). Wij hebben het daarom over «KMO-vennootschappen»

en «grote vennootschappen». De kleinste V.O.F. kan m.a.w.

een «grote vennootschap» zijn.

De gevolgen van het verlies van het statuut van een KMO- vennootschap zijn veel verregaander dan voorheen :

– tot aj. 2003 :

• geen verlaagde tarieven;

• geen belastingkrediet;

– vanaf aj. 2004:

• idem als tot aj. 2003;

• afschrijvingen activa pro rata temporis;

• afschrijving bijkomende kosten conform het activum;

• verlies belastingvrije investeringsreserve;

• verlies geen verhoging wegens onvoldoende of ontijdige voorafbetaling voor startende vennootschappen.

Het verlies van het statuut van KMO-vennootschap kan zich ook voordoen. Wij vestigen uw aandacht op deze punten, wanneer :

– de 24 500 EUR-regel niet gerespecteerd wordt;

– de 13 %-regel overtreden wordt.

Ten einde de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar in te dijken is het wenselijk :

– in het verslag van de zaakvoerder/bestuurder en/of het verslag van de algemene vergadering bepaalde veiligheden op te nemen (3);

(3) Zie terzake «Verslaggeving bij de algemene vergadering», J. Haustraete, Pacioli, nr. 95, 31 maart 2001.

(7)

– steeds bij de winstverdeling melding te maken van een toekenning van een bruto-dividend.

3. De vrijgestelde investeringsreserve (nr. 9)

De introductie van deze maatregel stemt zeker overeen met de wens en de herhaalde vraag van vele bedrijfsleiders.

Op te merken valt terug dat het hier geen definitieve vrijstelling doch slechts een tijdelijke vrijstelling betreft gezien deze vrijgestelde reserve ooit zal worden belast.

Het lijkt ons aangewezen in de 132-groep een afzonderlijke rekening te maken voor deze nieuwe vrijgestelde reserve.

Wij suggereren terzake : 132200 Vrijgestelde investeringsreserve.

Wegens zijn mogelijke gevolgen is het ook hier passend in het verslag van de zaakvoerder/bestuurder en/of in het verslag van de algemene vergadering melding te maken van het bedrag en de uiterste datum van de noodzakelijke investering in nieuwe activa, die in aanmerking komen voor de vrijgestelde investeringsreserve.

Hier lijkt ons een fiscale politiek mogelijk: het volstaat de vrijgestelde investeringsreserve en de geplande investeringen op elkaar af te stemmen.

De berekening van de optimale investeringsreserve is geen sine cure. Om deze reden wordt deze problematiek in een later nummer van Pacioli afzonderlijk behandeld en wordt een werkdocument gegeven.

4. Geen verhoging wegens onvoldoende of ontijdige voorafbetaling (nr. 17)

Deze maatregel is welkom gezien de raming van een voorafbetaling steeds een blik in de glazen bol veronderstelt.

In de vennootschapsbelasting zijn er evenwel enkele kenmerken waarmee rekening te houden is :

– er bestaat geen regime van bonificatie;

– er bestaat geen vermindering van de verhoging wegens gebrek of ontijdige voorafbetaling met 10 %. Later is een opvolging op korte termijn m.a.w. des te meer nodig.

5. Kwalificatie van bepaalde gewestbelastingen als «verworpen uitgave» (nr. 21)

De uitbreiding van het aantal «verworpen uitgaven» werd reeds gecommentarieerd in topic nr. 1 i.v.m. de verlaging van de nominale belastingtarieven.

6. Het nieuwe regime van de afschrijvingen (nr. 24)

Het behoud van het oude regime van de afschrijvingen van de (im)materiele vaste activa en van de bijkomende kosten voor KMO’s heeft een direct verband met het begrip

«cash flow».

Dit begrip wordt inderdaad als volgt omschreven :

– resultaat A

– afschrijvingen/voorzieningen, nl. niet-

kasuitgaven B

– cash flow C

Op het eerste zicht heeft het verhogen van de afschrijvingen geen gevolg voor de cash flow gezien het verhogen van een afschrijving impliceert dat het resultaat in dezelfde mate daalt.

De som van A en B blijft m.a.w. steeds dezelfde.

Deze redenering geldt inderdaad voor vennootschappen of organisaties, die geen belastingen betalen. Voor klassieke vennootschappen moet het woord «resultaat» sub A evenwel gelezen worden als «netto-resultaat» nadat eerst de belastingen zijn in mindering gebracht.

Indien men de belastingen kan doen dalen door de afschrijvingen te verhogen, resulteert dit m.a.w. in een betere cash flow, die de KMO best kan gebruiken in het kader van de auto-financiering.

Voor de grote vennootschappen geldt evenwel het nieuwe regime van de afschrijving por rata temporis: een opstelling per dag is vereist en geen stelsel zoals dit b.v. geldt voor de onroerende inkomsten waar de duur in maanden wordt uitgedrukt (art. 9 WIB). Om deze reden vindt u op de website van het BIBF een tabel (4), die dit aantal dagen helpt bepalen. Diezelfde tabel kan trouwens gebruikt worden voor de berekening van de intresten op een lopende rekening.

Om die reden is het in de toekomst ook nuttig niet de factuurdatum op de investeringstabel te vermelden maar wel de leveringsdatum.

Op de website van het BIBF geven wij een voorbeeld (5) ter berekening van de afschrijvingen pro rata temporis in het jaar van verwerving van een (im)materieel vast activum.

Dit nieuwe afschrijvingsregime zal trouwens tal van grote vennootschappen niet erg storen gezien vastgesteld wordt dat een grote vennootschap frequent meer belang hecht aan een goed resultaat i.p.v. een hogere cash flow. Zo hebben wij vastgesteld dat, bij het nazicht van de twaalf grootste

(4) Bijlage 4: aantal dagen «reeds gelopen» en «nog te lopen» (zie www.bibf.be).

(5) Bijlage 5: investeringstabel en afschrijvingen van het eerste boekjaar bij een afschrijving pro rata temporis (zie www.bibf.be).

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info @ bibf.be, URL : http://www.bibf.be Redactie : Valérie CARLIER, Geert LENAERTS, Marcel-Jean PAQUET, Joseph PATTYN Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven, José HAUSTRAETE, Georges HONORÉ.

In samenwerking met Kluwer uitgevers

ondernemingen in België, er slechts drie opteerden voor het stelsel van de degressieve afschrijving !

7. Verstrenging voorwaarden aftrek D.B.I. (nr. 7)

KMO’s kwamen vroeger reeds meestal niet in aanmerking voor de aftrek van de «definitief belaste inkomsten». Art. 202

§ 2 WIB 1992 was hiervoor verantwoordelijk. Enkel binnen familiale holdings kwam de aftrek voor.

De verstrenging van de voorwaarden inzake de D.B.I.- aftrek zal m.a.w. voor de KMO meestal niet spelen.

8. De belasting op liquidatieboni van 10 % (nr. 32)

Vooral voor de KMO is deze maatregel desastreus. Grote vennootschappen worden in de regel immers niet geliquideerd. Specifiek in België hebben de meeste bedrijfsleiders hun fondsen opgespaard binnen hun vennootschap en gehoopt deze vennootschap ten gelde te kunnen maken ten einde een «appeltje voor de dorst» veilig te stellen.

Door de maatregel is het «pensioen» ineens met tien procent gedaald.

Bovendien zijn volgende vaststellingen een realiteit:

– de maatregel heeft een terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 terwijl in het aanslagjaar 2003 de verlaagde tarieven in de vennootschapsbelasting nog niet golden.

– de maatregel heeft ook betrekking op de oude reserves, die én reeds jaren terug belast werden én bovendien aan zeer hoge tarieven. Ooit bestond inderdaad het tarief van 48 % (zie aj. 1976 t.e.m. 1982) + een verhoging van 20,25 % wegens onvoldoende voorafbetalingen.

Volgens onze informatie zouden procedures hangende zijn voor het Arbitragehof.

Als gevolg van de invoering van deze liquidatiebelasting zouden in de toekomst de aandeelhouders sneller kunnen overgaan tot het uitkeren van dividenden : aangezien er toch ooit 10 % moet betaald worden, zorgt het betalen van 15 % of 5 % belasting in meer ervoor dat de fondsen van de vennootschap verhuizen naar de privé- bankrekening. In het verleden werd immers – ons inziens ten onrechte – vastgesteld dat systematisch weinig of geen dividenden werden uitgekeerd binnen KMO- vennootschappen.

De bijlage (6) die u op de website van het BIBF kan raadplegen, geeft in de laatste kolom de belastingdruk weer bij liquidaties zoals die geldt vanaf 1 januari 2002.

Vastgesteld wordt dat deze belastingdruk licht hoger is dan deze in het verleden – nl. 40,17 % – indien het reserves betreft, die belast worden met de nieuwe belastingtarieven.

Opmerkenswaard is dat de verlaagde tarieven meestal niet spelen bij liquidatie gezien de grens van de als «dividenden»

gekwalificeerde liquidatieboni de grens van 13 % quasi steeds overschrijden.

Eva Vande Capelle Lic. Bedrijfseconomische Wetenschappen R.U.G.

José Haustraete Bedrijfsrevisor Lid Nederlandstalige Uitvoerende Kamer B.I.B.F.

Gastprofessor R.U.G.

(6) Zie bijlage 2 (zie www.bibf.be).

Herinnering

Wij herinneren er U aan dat U de aangifte van uw permanente vorming 2002 moest indienen bij het BIBF tegen 1 juni 2003. U kan dit nog steeds doen, hetzij via het extranet (toegangscodes werden U gestuurd samen met Pacioli 140) hetzij via het formulier dat bijgevoegd

werd bij Pacioli 140. Dit formulier kan U tevens downloaden via de website www.bibf.be (deontologie, de verplichtingen van de erkende boekhouders, de permanente vorming, formulier).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Afgelopen week kwam ons het bericht ter ore dat de gemeente bij de bekendmaking van het definitieve hondenbeleid vergeten is te vermelden dat er tot 9 juni nog een

Ik maak een onder- scheid in drie niveaus waarop de transformatie te herkennen en vorm te geven is: het individueel niveau van hulp geven, het buurtniveau van preventie organiseren

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

Hierbij werd er ook door sommigen benadrukt dat het eerste (maatschappelijke return) vandaag al bestaat en versterkt kan worden maar het tweede (leefbaarheid)

Maar wat zelfs de Trust en het Internationaal Ondernemersverbond nog niet hebben vermocht: het samenvereenigen van het geheele Proletariaat, door één druk, één bedreiging, één