• No results found

University of Groningen. Obductie als laatste verwijzing in de huisartspraktijk Oppewal, Feike

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "University of Groningen. Obductie als laatste verwijzing in de huisartspraktijk Oppewal, Feike"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Obductie als laatste verwijzing in de huisartspraktijk Oppewal, Feike

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:

2005

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Oppewal, F. (2005). Obductie als laatste verwijzing in de huisartspraktijk: aspecten van. s.n.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

The publication may also be distributed here under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license.

More information can be found on the University of Groningen website: https://www.rug.nl/library/open-access/self-archiving-pure/taverne- amendment.

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Samena atting

Stelt u zich voor dat u geroepen wordt bij een 21-jarige vrouw. U spoedt u naar het opgegeven adres en worclt opgevangen met de rnededeling dat ze vermoede- lijk overleden is. Bij binnenkomst in de kamer ziet u clirect dat dit vermoeden op waarheid berust: het is duidelijk dat ze al enige tijd orrerleden is.

Uw retrctie zal in sterke mate afhangen van de rol die u clp dat moment bekleedt:

komt u als ouder binnen, als politieagent, als ambulancemedewerker of als arts?

Stelt u zicl'r voor dat u enkele maanden later naar een ;rclres geroepen wordt waar de hele morgerl de gordijnen zijn dichtgebleven en een ongeruste buurvrourv niet traar binnen durft Zrl gaat samen met u wél naar binnen en u treft op de bank een 51-jarige man aan van wie het duidelijk is dat hij is overleden. Wat uw reactie. is, zal rvederom sterk afhangen \ran de rol die u op dat r.rroment vervult.

Stelt u zich vervolgens voor dat u een halfjaar later geroepen wordt bij een 81- jarige vrouw. U kreeg het bericht dat ze gevallen was el1 in de kamer op de grond ligt. Bij binnenkomst ziet u het clirect: ze is overleden.

Dit zijn zeker geen fictieve voorbeelden. Ik hoop niet dzrt een dergelijke gebeurte- nis u in cle rcll van ouder, echtgenote of kind overkomt; ancleren hebben het in elk geval rvel meegem.lakt. Ais u in de rol van politieagent, ambulancemecler.r,erker of arts verkeert, zult u de voorbeelden herkennen. In rvelke rol u ook binnenkomt, vcror iedereen zal de eerste reactie zijn: wat is hier gebeurd, of: hoe l'reeft dit kunnen gebeuren? De dood constateren mag iedereen - daarvoor is geen bepaalde bevoegdheid of scholing nodig. Komt u in de rol van arts binnen, dan hebt u enkele verplichtingen te vervullen. Die verplichtingen verschillen tussen artsen onder- ling ook. Komt u als huisarts of trls forensisch geneeskunclige?

Dit proefschrift behandelt de verplichtingen van de huisarts en de beslissingen die hij moet lternen na het overlijderr \/an een patiënt. Maar dit prclefschrift gaat ook over ouders, kinderen, partners en andere nalrestaanclen.

Het girat dus ove.r u en 1l\\/ gezin, over wat er gebetrrt als er iemand komt te overli;den en wat de dokter dar.r moet doen.

Deze dissertatie bespreekt de beslissingen die genomen moeten worden in de vijf dagen tussen overlijden en begraven. Deze beslissingen hebben voor de arts een wettelijk en een beroepsmatig kader. Als eerste dient hij zicl'r een oordeel te vormen trver de nard uan hct Ltt,erliiLlcn. Onder dit begrip wordt verstaan of het overlijclert natuurlijk is, dat wil zeggen ten gevolge van ziekte of oucierdom, of dat het eerr (vermoeden vau een) niet-natuurlijk overlijclen betreft. In het laatste ger.al clierrt het oordeel van de gemeentelijk lijkschouwer gevraagd te worden, meestal een forensisch geneeskundige. In hoofdstuk 2.3 is dit nader uitgewerkt.

De arts - soms de eigen huisarts, maar te5;enwoordig vaak de dienstdoende arts - dient de conclusies vast te leggen op twee formulieren clie verklaring van overlij-

den en doodsoori c1e B-r'erklaring.

Op de A-verklari verlof tot begravr het feit van het o' De B-verklaring i voor de Statistiel genoemd. Op dit overledene. De a overlijden in, bijv meer details.

Daarnaast dient c begrip doodsoor;

ring de directe do statistiek het beli zonder nader onc en onverwacht o'

h'r c'lit proefschrifi aarrraking komer blijkt dat artsen enquête onder bij nis van deze pro' is te vinden in hc In een welomsch;

ven in 17 huisart:

cien. In twee jaar praktijk per jaar.

huis 8,6% en 2,8 thuis.

ln 57 (6,7%) van waaronder 23 (2,1 onderliggende zi De nadere analy:

Wij stellen, in n onr,err,vacht over d u i d e n , w a t s t a ; deze patiënteng herkenbaar aang te codering voo death (cause un informatie en in

(3)

w U s p o e d t u u a a r g dat ze vermoede- t dit vennoeden op

1 5 .

t moment bekleedt:

werker clf als arts?

roepelt wordt rvaar ste buurvrouw niet reft op cle bank een . Wat uw reactie is, ,zervult.

r wordt bij een 81- kamer op de grond tergelijke gebeurte- n hebben het in elk ulancemedewerker u ook binnenkomt, l, of: hoe heeft clit or is ger.n bepaalde r, dan hebt u enkele ssen artsen onder-

de beslissingen die oefschrift gaat ook

:r iemand komt te

r worden in de vijf n voor cle arts een ch een oordeel te dt verstaan of het f ouderclom, of dat [n het laatste geval e worden, meestal

gewerkt.

ienstdoende arts - .laring van overlij-

den en doodsoorzaakverklaring r.vorden genoemrl, en wel respectier.'elijk de A- en de B-verklaring.

Op de A-verklaring, op grond waarvan de ambtenaar van de burgerlijke stand verlof tot begrar,en of cremeren verleent, clienen cle personalia van cle overieclene, het feit van het overlijden en de overlijdensdatum vermeld te worden.

De B-verklaring is bestemd voor cle medisch ambtenaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en wordt orn c-lie reden ook w.el het statistiekformulier genoemd. Op dit formulier komen geen gegevens \/oor die te herleiclen zijn tot de overledene. De arts vult op de B-verklaring de gemeente en de plaats van het overliiclen in, bijvoorbeelcl thuis of in het ziekenhr"ris. Hoofdstuk 2.4 geeft hierover meer details.

Daarnaast dient de arts op het B-formulier de doodst'tctrzsnk te vermelden. Over het begrip doodsoorzaak is veel misverstand clncler artsen. Vaak rvordt clp de verkla- ring de dirccte doodsoorzaak ingevuld, terwijl de primaire cloodsoorzaak voor de statistiek het belangrijkste gegeven vormt. De primaire doodsoorzaak is echter zonder nac'ler onclerzoek 'u'aak niet te achterhalen, met name niet bij een plotseling en on\.erwacht overlijderr. In hoofdstuk 7 is dit onderwerp verder uitgewerkt.

In dit prclefschrift rvordt beschreven hoe artsen met de geschetste prclblematiek in aanrakirrg komen en hoe ze ermee omgaan. Uit de literatunr en uit orrs onderzoek bliikt dat artsen hierin slecht zijn opgeleid en weinig nascholing krijgen. Een enquête onder bijna-artsen in 2005 liet zien dat het n-ret het orrclerwijs in en de ke'n- nis van deze problematiek nog steeds slecht gesteld is. Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 11.

In een r.r,elomschreven populatie in Oost-Groningen - 52.471 pratiënten, ingeschre- ven irr 17 huisartspraktijken - is geregistreerd waar en waaraan patiênten or.erle- den. In twee jaar werden 841 sterigevallen geteld: tussen de 20 en 25 patiënten per praktijk per jaar. Thuis overleed 53,8%, in het ziekenhuis 34,6Vo, in het verpleegte- Iruis 8,6% en 2,8ïc elders. ln ger,a) van kanker overleerl 60% van de p.-rtiënten t h u i s .

In 57 (6,7'/,') van de 841 sterfgevallen ging het om een niet-natuurlijk overlijclen, rt';raronder 23 (2,7'/,.) gevallerr van euthanasie, in alle gevalleu valnwese kanker als onderliggende ziekte. Dit cijfer komt overe-en met c'le landelijke gegevens.

De nadere analyse van de geregistreerde gegevens staat in hoofdstuk 6.

Wij stellen, in navolginEl van Lundberg, voor on1 patiënten die plotselins en onverw;rcht overlijden met onbekende oorzaak, met het acroniem SUDA aan te duiden, \4'at staat voor 'Sudden Unexpectecl Death in Adults'. Daartnee worclt deze patientengroep \,vaarvan rle doodsoorzaak onbekend of onduidelijk is, herkenbaar aangeduid. In de registratie die het CBS hanteert, is l-rier ook een apar- te codering voor: 'sudden

death (cause unknown)', code R96, of 'unattencled death (cause urrknown)', code R98 of R99. HooÍdstuk 6 geeft hierover meer informatie en in bijlage 7 zrjn de hoofdgroepen van de internationale indeling

(4)

weergegeven. Deze indeling wordt genoemd: International Statistical Classification of Diseases, Injuries and Causes of Death, kortweg ICD-10. Sinds 1996 wordt in Nederland de tiende revisie gebruikt. Hoofdstuk 2.4 geefï. hierover gedetailleerde informatie.

Ik pleit ervoor om in geval van plotseling en onverwacht overlijden met onbeken- de oorzaak, de overledene voor obductie te verwijzen naar de klinisch patholoog.

Voor de huisarts in Nederland zijn de mogelijkheden hiervoor momenteel te beperkt. Hoofdstuk 3 geeft hierover mijn eerste ervaringen weer, zoals ook in het inleidende hoofdstuk 1 vermeld is. In de inleiding zijn ook de vragen geformu- leerd die in dit proefschrift centraal staan.

De historische ontwikkeling van de obductie en de pathologische anatomie vanaf 1767 in Nederland en in West-Europa is uitgewerkt in hoofdstuk 2.2. In hoofd- stuk 2.1 is een begripsbepaling van het woord 'obductie' en zijn equivalenten weergegeven. Slechts in 10% van de gevallen kan de doodsoorzaak niet door middel van obductie vastgesteld worden. Eerder onderzoek in de regio Groningen-Assen liet zien dat huisartsen geen misbruik maakten van de mogelijk- heid: in minder dan 1% van de sterfgevallen vroeg de huisarts obductie aan. In ons onderzoek werd in0,7o/c van de overlijdensgevallen obductie aangevraagd.In 65V" van de gevallen werd een doodsoorzaak gevonden die aan eer-r hartaandoe- ning gerelateerd was. Vijf keer was er sprake van aandoeningen met genetische consequenties voor de familie. In acht gevallen (20o/o) was er sprake van een bijkomende bevinding die van belang was voor het vaststellen van het primaire lijden. De uitkomsten van de obducties zijn in hoofdstuk 8 weergegeven.

Door middel van interviews bij mensen thuis zijn we de ervaringen nagegaan van familieleden die toestemming voor obductie hadden gegeven. Voor die toestem- ming had de familie drie belangrijke redenen. Ze wilden graag een antwoord op de vragen: 'Heb

ik iets over het hoofd gezíen?','Hoe kon dit gebeuren?' en'Ztjn er erfelijke factoren aanwezig die consequenties hebben voor andere familiele- den?' Een duidelijk antwoord op deze vragen helpt de familie in hun rouwproces.

De ervaringen van nabestaanden zijn weergegeven in hoofdstuk 5.

Huisartsen ervaren drie belemmeringen bij het ter sprake brengen van obductie.

De meningen van huisartsen hebben we onderzocht door middel van focus- groepsgesprekkerr, zoals in hoofdstuk 4 nader is besproken.

Er is geen duidelijkheid over de financiële afwikkeling: voor het bekostigen van het vervoer van de overledene en de eigenlijke obductie is geen budget beschik- baar.

Huisartsen meldden ook zowel emotionele bezwaren blj zichzelÍ als veronderstel- de emotionele bezwaren bij nabestaanden. Het eventuele feilen van de arts zou bii

obductie aan l'ret Een derde bezv obductie is niet familie en de pi elders in Europa op een vragenlij:

eerste lijn gerege alleen in Roemer beeld Denemark Hoofdstuk 9 ber Wij pleiten ervc zoals dat bij een artsen en pathok in de praktijk is van de familie e voorgelicht over integraal opgen(

Een tweede hou een transmurale beschouwen als 10 geeft de gehe

Aan het sterÍbec is goed toegerus zorg en stervens overlijden (SUD doodsoorzaak vi Na het overlijde in een groter gel l-ruisarts helema;

en groep is het komen dient de registratie en be goed uitgangspr Daarnaast zou h registratie getoe back kan ook ge stratie en classiÍ Dit gebeurt nu 1 Een andere mogr voor obductie.

Duidelijkheid it

(5)

:national Statistical )rtweg ICD-10. Sinds tuk 2.4 geeft hierover

rrlijden met onbeken- Le kiinisch patholoog.

lrvoor momenteel te rueer, zoals ook in het

de vragen geformu-

ische anatomie vanaf tdstuk 2.2. In hooÍd-

en zijn equivalenten dsoorzaak niet door erzoek in de regio

<ten van de mogelijk- arts obductie aan. In rctie aangevraagd. In

aan een hartaandoe- ngen met genetische s er sprake van een

len van het primaire veergegeven.

ringen nagegaan van rn. Voor die toestem- lag een antwoord op t gebeuren?' en'Zl1n lor andere familiele- : in hun rouwproces.

stuk 5.

lngen van obductie.

" middel van focus-

r het bekostigen van

;een budget beschik-

zelf als veronderstel- :n van de arts zou bij

obductie aan het licht kunnen komen: hij kan iets over het hoofd hebben gezien.

Een derde bezwaar was de organisatorische rompslomp: het verwijzen voor obductie is niet geregeld en de arts moet maar afwachten of zijn vraag door de familie en de patholoog gehonoreerd wordt. Het bleek dat deze problematiek elders in Europa niet beter is geregeld. De antwoorden van buitenlandse collega's op een vragenlijst lieten zien dat het nergens in Europa gebruikelijk is om in de eerste lijn geregeld obductie aan te vragen. Wat in de antwoorden opviel, was dat alleen in Roemenië meer patiënten thuis overleden dan in Nederland. In bijvoor- beeld Denemarken overleed maar 5% van alle mensen thuis en in België 30%.

Hoofdstuk 9 bevat de vragenlijst en de antwoorden hierop.

Wij pleiten ervoor dat de ziektekostenverzekeraar obductieonderzoek betaalt, zoals dat bij een verwijzing naar een andere specialist ook het geval is. Om huis- artsen en pathologen een houvast te geven hebben we een protocol ontworpen dat in de praktijk is getoetst. Als vuistregel zou kunnen gelden: obductie is een recht van de familie en geen gunst aan de dokter. De familie moet echter wel worden voorgelicht over en worden overtuigd van dit recht. Het protocol is in bijlage 2 integraal opgenomen.

Een tweede houvast bieden we in dit proefschrift. Het omvat een voorstel voor een transmurale afspraak over 'Obductie

in de eerste lijn'. Deze afspraak is te beschouwen als een nadere uitwerking varr het gehanteerde protocol. Hoofdstuk 10 geeft de gehele voorgestelde transmurale afspraak, met aantekeningen.

Aan het sterÍbed heeft de arts te maken met een individuele patiënt. De huisarts is goed toegerust om dat sterÍbed te begeleiden. Hij heeft kennis van terminale zorg en stervensbegeleiding. Voor het vaststellen van de doodsoorzaak bij acuut overlijden (SUDA) is de huisarts minder goed toegerust, met als gevolg dat de doodsoorzaak vaak gebaseerd is op vermoedens of giswerk.

Na het overlijden dient de arts papieren in te vullen die de patiënt laten opgaan in een groter geheel: epidemiologische en statistische groepen. Daarvoor blijkt de huisarts helemaal niet goed toegerust te zijn. In dit spanningsvelcl tussen individu en groep is het vaak moeilijk manoeuvreren. Om beide tot hun recht te laten komen dient de arts zich in ieder geval bewust te zijn van dit spanningsveld. De registratie en bestudering van de mortaliteit in de eigen praktijk is hiervoor een goed uitgangspunt.

Daarnaast zou hij geregeld feedback moeten krijgen van het CBS, zodat zijn eigen registratie getoetst kan worden aan regionale en landelijke gegevens. Deze feed- back kan ook gebruikt worden om de arts in te lichten over het proces van regi- stratie en classificatie door het CBS van de door de arts aangeleverde gegevens.

Dit gebeurt nu praktisch nooit.

Een ar-rdere mogelijkheid om het spanningsveld te verkleinen is het vaker verwijzen voor obductie. Daarmee kan de huisarts het verhaal van de patiënt afronden.

Duidelijkheid in die afronding kan van belang zijn voor de patiënt, voor de

(6)

familie en voor de arts. Obductie is te vergelijken met een grenssteen: een moment stilstaan bij de markering van de overgang tussen leven en dood. Obductie is ove- rigens geen doel op zich, maar: 'Het kennen van de doodsoorzaak van mensen kan van uitzonderlijk belang zijn voor de gezondheid van hen die in leven zijn.' De verhalen van de patiënten die aan het begin van deze samenvatting staan, worden gedeeltelijk in de dissertatie beschreven. Bij de 81-jarige werd van nader onderzoek afgezien. Bij de 21- en 51-jarige patiënt is obductie verricht, waardoor de oorzaak van het plotseling overlijden duidelijk werd.

Summary

Autopsy: the las Certain aspects o Imagine that yot address and are r ring the Íoor-n, /i that she has been on the role you P attendant or a Pl

Imagine, the curtains have the house, sumr find a 51 year olc role you are fulfi Six monl are informed tha it is immediatell

These e>

had this type of have had such e a physician, you ter what your r(

this happen? An is required. If y obligations. The example a genel This the has died, also t thesis also discr' family memberl when someone This dir the five days b these decisions and manner of , natural causes, local coroner st forensics. This i The Ph

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de Geest groeit de liefde voor elkaar steeds meer.. Daarom bidden we samen dat die eenheid

Denkbaar zegt dat hij geen tijd heeft, maar Kassaar voegt hem toe: ‘- Luister naar mijn geschiedenis, heer en begrijp waarom ik mij onderwerp.’ Kassaars geschiedenis is

Als het hele kleine kinderen betreft, zijn de organen uiteraard ook heel klein en zal het hele orgaan in plaats van een stukje weefsel microscopisch onderzocht moeten worden en

Als u bezwaar heeft tegen het langer bewaren en niet mee begraven of cremeren van organen, kunt u dat kenbaar maken aan de arts en wordt met uw wensen rekening gehouden..

Daarbij stellen we de vraag of er nu voldoende bekend is over het werk van de huidige POH’s om in te kunnen schatten of zij voorbereid zijn op de voorziene toekomstige

Daarbij mag de rechter niet naar bevestiging van zijn vooringenomen standpunt zoeken, maar moet hij proberen het schuldige scenario te falsificeren (p. Houdt er rekening mee dat

Het kan gebeuren dat u wel toestemming wilt geven voor obductie, maar dat u bijvoorbeeld liever niet wilt dat organen bewaard worden of dat de hersenen uit de schedel gehaald

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden