• No results found

Verslag Marktconsultatie Inkoop 2022 Jeugd segment

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verslag Marktconsultatie Inkoop 2022 Jeugd segment"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Verslag Marktconsultatie Inkoop 2022 – Jeugd segment 3 23-09-2020

Deelnemers Organisatie

De heer J. van Summeren (voorzitter) Mevrouw K. Geurts

De heer R. Jansen Mevrouw C. van Herten Mevrouw B. Smits Mevrouw M. Peters De heer B. Heijligers

De heer J. Willems (via MS Teams)

Regio Noord-Limburg (Gemeente Venlo) Regio Noord-Limburg

Regio Noord-Limburg (Gemeente Gennep) Coöperatie Limburgse Zorgboeren

PSW PGZ

Mutsaersstichting MGR SDLN

Notulen Het Notuleercentrum

Welkom en kennismaking

De voorzitter opent de vergadering om 13.07 uur en heet alle gesprekspartners welkom bij deze vierde aanbiederssessie in het kader van de marktconsultatie voor jeugd segment 3.

Doel van dit ingelaste overleg is om de vragen te bespreken die zijn ontstaan bij de verwerking van de door de zorgaanbieders toegezonden formulieren betreffende de vier subsegmenten. De heer Willems neemt via Microsoft Teams deel aan de vergadering. Er volgt een korte voorstelronde.

Inleiding

De voorzitter geeft een korte uiteenzetting van wat er de afgelopen weken door de regio is gedaan.

Diverse zorgaanbieders hebben de afgelopen weken input aangeleverd voor de formulieren die zijn opgesteld ten behoeve van de verschillende subsegmenten. Die input is uitgewerkt, tegelijkertijd is de regio bezig geweest met trajecten. De regio heeft besloten om voor dit segment de inhoud te vertalen naar trajecten naar gelang de vorm van bekostiging. Bij die vertaalslag liep de regio aan tegen enkele struikelblokken en is er nagedacht over de ordening binnen dit segment. De zeven eerder gedefinieerde groepen, met als zevende aanvullende groep de dagbesteding voor jongeren, bleken er qua aantal te veel te zijn. Daarom is nu gekozen voor een indikking tot vier hoofdgroepen.

In de oude indeling werd te veel gekeken naar leeftijd en aanbod, in de nieuwe indeling vormt het perspectief van de doelgroepen het uitgangspunt. Op basis van het perspectief wordt een traject gevormd. Leeftijd wordt daarbij niet helemaal losgelaten.

Hoofdgroepen segment 3

3.1 vervangt 1A: Ernstig meervoudige beperking (tot 7 jaar, vanaf 7 jaar uitstroom naar Wlz) 3.2 vervangt 1B: Opgroeiproblematiek bij het jonge kind (tot 4 / 5 jaar, niet leerplichtig) 3.3 vervangt 2A, 2B en 3A: Terug naar school, naschoolse opvang (dagbehandeling) 3.4 vervangt 2C en 3C: Duurzame daginvulling in plaats van of na school (dagbesteding)

Bij de groepen 3.1 en 3.2 is er een leeftijdsgrens die bepalend is voor de uitstroom uit de jeugdhulp.

(2)

2 Bij groepen 3.3. en 3.4 wordt niet zozeer op perspectief van de leeftijdsgrens geoordeeld maar wordt meer gekeken naar hoe lang het kind in een bepaalde vorm van zorg zit en wat daar het gewenste doel van is.

Toelichting groep 3.3

De huidige groepsnaam is een voorlopige werktitel. Voorheen werd onderscheid gemaakt op leeftijd en op het feit of dagbehandeling tijdens of naschools plaatsvond. Nu is daar op basis van het

gezamenlijke perspectief van de verschillende doelgroepen een product ofwel een traject van gemaakt. De voorzitter licht de huidige denkrichting toe. Uit de reacties van de zorgaanbieders is gebleken dat er qua inzet veel overlap is, ongeacht hoe de dagbehandeling ingericht wordt. Dit staat los van de zorgzwaarte voor de verschillende groepen kinderen. De regio wil bereiken dat bepaalde kinderen een tijdelijke vorm van dagbehandeling krijgen aangeboden, en op termijn weer terug kunnen naar een zo normaal mogelijke situatie.

Toelichting groep 3.4

Feitelijk betreft dit een aantal vormen van dagbesteding. Hoe ouder de jongere wordt, des te meer zijn behoefte verandert. Er zitten ook kinderen met complexere problemen in deze groep. Daarnaast is er een groep kinderen met minder grote problemen die wel dagbesteding nodig heeft.

De regio merkt op dat optioneel VZO (Verblijf Zonder Overnachting) een separaat product kan worden binnen subsegment 3.3 indien blijkt dat het qua ordening niet past. De regio merkt op dat nog gekeken wordt naar de beschikbare data en hoe die data zich vertalen naar de trajecten.

De heer Willems sluit aan om 13.30 uur aan bij het gesprek via Microsoft Teams.

Formulieren

Aan de hand van de formulieren inzake product-/trajectbeschrijvingen worden per segment de details en de vragen vanuit de regio besproken met de zorgaanbieders.

Formulier subsegment 3.1

In subsegment 3.1 gaat het nog steeds om kinderen met een ernstige meervoudige beperking, net als voorheen bij 1A. De regio vraagt de zorgaanbieders in hoeverre de zorgzwaarte verschilt binnen deze doelgroep.

Een zorgaanbieder reageert dat die verschillen inderdaad best groot kunnen zijn. Er is veel diversiteit en niet in elke kern bestaat een groep, waardoor kinderen gemêleerd in een groep komen te zitten.

De intensiteit zit ook op medisch vlak, zoals bij kinderen met sondevoeding, epilepsie of een ernstige beperking waarvoor continue nabijheid belangrijk is.

De regio stelt dat uit beschikbare data blijkt dat er een enorm verschil is qua urenaantallen die tot de beschikking staan van de individuele cliënt, en vraagt zich af waarom dit zoveel scheelt per

zorgaanbieder.

Een zorgaanbieder reageert hierop dat het dezelfde kinderen betreft. Alle uren vallen gezien de leeftijd in dit segment onder de jeugdwet. Pas als kinderen ouder worden, stromen ze door naar de Wlz. Hoeveel dagdelen het kind aanwezig is bij de zorgaanbieder is afhankelijk van de leeftijd en de draagkracht van ouders. Het hele jonge kind is wat minder dagdelen aanwezig. Naarmate het kind

(3)

3 vier à vijf jaar wordt, loopt het op naar gemiddeld twee tot acht dagdelen. Veel ouders van het echte jonge kind vinden het fijn als de kinderen een aantal dagen thuis kunnen zijn.

De regio stelt dat het dus loont om te differentiëren in de dagdelen. Er zou een variatie in het traject moeten zijn om tot een goed gemiddelde te komen. De regio vraagt zich af of de ontwikkeling bij de kinderen qua aantal dagdelen voorspelbaar is.

Een zorgaanbieder antwoordt dat wanneer kinderen vier jaar zijn en normaliter naar school zouden gaan, de voorkeur bij de ouders uitgaat naar acht dagdelen. De behandelgroepen vallen nu qua gradatie zowel in midden als zwaar, met de nadruk op midden. Er zijn tussen zorgaanbieders onderling wat nuanceverschillen qua expertise, maar in grote lijnen zijn de aanbieders gelijk qua aantal dagdelen.

Bespreking punt 15 tot en met 20 van het formulier naar aanleiding van de functiemix per segment De regio informeert naar de inzet van de gedragswetenschapper en de grootte van de groepen waar deze gedragswetenschapper werkzaam is.

Een zorgaanbieder licht de eigen situatie toe en stelt dat in Noord-Limburg in totaal zeven groepen bestaan voor segment 3.1 en 3.2 samen. Er is een groep EMB die bestaat uit drie tot zes kinderen, soms aangevuld met een aantal Wlz-kinderen. Qua begeleiding is de verhouding voor groep 3.1 vaak één hbo’er op twee kinderen. Voor de overige groepen is de verhouding twee op zeven. Elke regio heeft een eigen gedragswetenschapper. Specifiek verdeelt de gedragswetenschapper 24 uur over 24 kinderen. Daarmee is de inzet gemiddeld een uur per kind per week. De diensttijden zijn gebaseerd op een werkdag van 8.00 uur tot 16.00 uur.

De regio benoemt dat de groepsgrootte en inzet van belang zijn voor het kostprijsonderzoek.

De regio verzoekt de zorgaanbieders om de exacte rekenmodus aan te leveren voor de inzet van de gedragswetenschapper per kind.

De regio vraagt zich af hoe de EMB-groep wordt opgesplitst met betrekking tot groep 3.1 of 3.2.

Een zorgaanbieder antwoordt dat dit direct bij aanmelding al duidelijk is. Groep 3.1 betreft nog jonge kinderen waarbij al snel na de geboorte de lichamelijke achterstand wordt opgemerkt. Het kind komt al op jonge leeftijd in beeld bij de zorgaanbieder en het eerste bezoek aan de zorgaanbieder is op ongeveer tweejarige leeftijd. Het perspectief is dus wel al eerder bepaald. Het kind in 3.2 is vaak een kind dat pas gaat opvallen in een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal.

Formulier subsegment 3.2

Onder subsegment 3.2 vallen kinderen met gedragsproblemen en ontwikkelingsachterstanden in taal en communicatie. De meeste kinderen in dit subsegment stromen niet door richting Wlz.

Punt 15 tot en met 20 van het formulier

Er zijn verschillen in inzet tussen de verschillende zorgverleners, ondanks dat dit kinderen uit dezelfde doelgroep betreft.

De regio vraagt zich af of de inzet bij de groep kinderen van twee tot vijf jaar vergelijkbaar is of dat daar nog een ontwikkeling in zit.

Een zorgaanbieder stelt dat vaak pas vanaf drie jaar zorg geboden wordt in overleg met de ouders.

De kinderen zitten afhankelijk van de leeftijd gemiddeld minimaal twee tot maximaal zeven dagdelen

(4)

4 in de groep bij de zorgaanbieder. Bij deze kinderen wordt getracht de combinatie met de reguliere situatie in stand te houden vanuit sociaal perspectief. Op iedere groep is altijd een hbo-geschoolde professional aanwezig. Mbo’ers hebben een ondersteunende rol. Er wordt gedifferentieerd op functie, maar in de praktijk kiest de hbo’er toch voor de baan op mbo-niveau omdat het mooie werkplekken betreft. Per dag is er acht uur een hbo’er en een mbo’er aanwezig in een groep. De gedragswetenschapper is zes uur per week beschikbaar in de groep bij een groepsgrootte van zeven of acht kinderen.

Een andere zorgaanbieder licht toe dat de groepsgrootte gemiddeld zeven is, begeleid door twee hbo’ers met SKJ-registratie per groep. De opbouw van het aantal dagdelen wordt herkend.

De inzet van de gedragswetenschapper is zes uur voor overkoepelende gedragswetenschap. Daar waar het behandeling en diagnostiek betreft, zijn aanvullende zorgverleners nodig, en wordt de intensiteit opgeschaald. Het verschilt per regio hoe dit georganiseerd is. Zeker in de beginfase ligt er een integraal plan, maar naarmate het kind ouder wordt, wordt het beeld scherper en volgt

aanvullende behandeling. Het is een doelgroep waar het wenselijk is om meer intensiteit in te zetten.

Een zorgaanbieder vult aan dat het een multidisciplinaire setting betreft. De vraag is of het georganiseerd wordt vanuit de eerste lijn of dat het wordt weggezet vanuit het behandelproduct.

Een zorgaanbieder benoemt dat qua medische zorg niet altijd een verpleegkundige aanwezig is in het team. In plaats daarvan wordt het hele team geschoold zodat expertise wel in huis is. Medewerkers zijn vaste gezichten per groep, dus specifiek voor de groepen.

Een andere zorgaanbieder stelt dat bij een aantal handelingen verplicht een verpleegkundige

aanwezig moet zijn. Het tijdsvenster en de daginvulling betreffen vergelijkbare tijden als genoemd bij 3.1. De groepsgrootte is maximaal acht kinderen.

Een zorgaanbieder vermeldt dat bij de opbouw van het aantal dagdelen wordt gezorgd voor een zachte landing. Om een kind te laten wennen wordt het rustig opgebouwd. Over het algemeen gaat de instroom vanaf vier of vijf jaar vrij goed. Zodra de leerplicht om de hoek komt kijken, wordt het een soort verplichting.

Een andere zorgaanbieder ziet dat anders en stelt dat het in de praktijk lastig is om de uitstroom met vijf jaar voor elkaar te krijgen, omdat enerzijds het vervolgonderwijs niet altijd voldoende

kleutergroepen heeft en anderzijds het kind soms nog niet klaar is voor de overstap.

De regio spreekt uit dat de ambitie moet zijn om deze groep kinderen naar het onderwijs te laten overstappen. Ten slotte vraagt de regio onder welke productcodes de groepen nu worden weggezet.

Een zorgaanbieder antwoordt dat dit behandeling groep midden is, een mix van 3.1 en 3.2.

Formulier subsegment 3.3

Een zorgaanbieder merkt allereerst op dat het beter is om het woord ‘terug’ in de titel ‘Terug naar school’ tussen haakjes te vermelden omdat de kinderen soms nog niet eens naar school zijn geweest.

De regio vindt dit een goede suggestie.

Het formulier wordt doorgenomen. VZO valt in dit subsegment. Qua intensiteit zijn er verschillen tussen zorgaanbieders, het betreft twee types voorzieningen.

Een zorgaanbieder licht de functie van de VZO toe aan de hand van een dagindeling. Afhankelijk van de leeftijd komen de kinderen rond 8.30 uur binnen. De kinderen komen binnen in de zorgsetting en

(5)

5 gaan vandaaruit naar school. Sommige kinderen zitten de hele dag op VZO en gaan een half uur of een uur naar school. Als het niet goed loopt op school, komen ze terug. Het is een gecombineerd product. Er wordt structureel aan gewerkt om de kinderen zo lang mogelijk onderwijs aan te bieden.

Het is niet duidelijk hoe vaak de time-out functie voorkomt.

In het kader van behandeling wordt bij de ambulante projecten gekeken of er aanvullende therapie nodig is. Er wordt per kind gekeken welke aanvullende trajecten ingezet moeten worden. Alle kinderen hebben een eigen regiebehandelaar die universitair geschoold is, plus een

procescoördinator. Dat is volledig aanvullend geregeld. Individuele vraagstukken worden via het ambulante gedeelte gefinancierd. Dit past niet binnen VZO omdat er een grote differentiatie mogelijk is. Er moet dan naar gemiddelden gekeken worden. Binnen regio’s zijn aparte systematieken van werken.

Ook vanuit de inhoud is een jeugdpsychiater niet vast gekoppeld aan de VZO. Die wordt aanvullend geïndiceerd naast de VZO. Een psychiater zit dus niet in het vaste tarief, maar het betreft een

aanvullende ambulante behandeling. De groepen worden begeleid door hbo’ers. Per kind is er 90 tot 100 minuten begeleiding per dag. Een hbo’er heeft drie à vier kinderen onder zijn hoede. Een groep bestaat uit gemiddeld acht kinderen.

De regio benoemt dat dit product zich leent voor een trajectfinanciering. Indien bekend is wat de afgelopen jaren gemiddeld aanvullend ambulant is ingezet, is het wellicht slimmer om dat aan het traject toe te voegen.

De zorgaanbieder vult aan dat de regio’s verschillend zijn en dat de differentiatie onder de kinderen groot is. Het ambulante gedeelte is qua kindaantallen wel de hoofdmoot, maar qua kosten niet, daarbij betreft het voornamelijk de kliniek.

De regio merkt op dat wanneer een traject gestart zou worden waar alle kosten in opgenomen zijn, waaronder een ambulant gedeelte wat is meegerekend in het traject per kind, er niet opnieuw beschikking voor aangevraagd hoeft te worden. Omdat het best veel trajecten betreft is het uit te middelen. De verwachting is dat dat langzaam kan worden afgebouwd.

De zorgaanbieder stelt dat de vraag is hoe de afsluiting van de trajecten wordt ingericht, dat stimuleert bepaalde prikkels. Aan de voorzijde is niet goed in te schatten of het kind in midden of zwaar valt. Er wordt gerekend met een gemiddelde.

Een andere zorgaanbieder vult aan dat binnen hun systematiek aan de voorkant een inschatting wordt gemaakt van wat ingezet moet worden. Als dat op termijn erg afwijkend is, dan wordt bij- of afgeschaald. Op een groep van zeven kinderen staan twee hbo’ers en een stagiair. De problematiek van de kinderen op dit moment zorgt ervoor dat nu de verhouding twee op vier of vijf gehanteerd wordt. Een dag duurt voor de kinderen van 8.15 uur tot 15.00 uur. De groepsbegeleiders zijn aan het werk van 8.00 uur tot 17.00 uur. Of de behandelgroep midden of zwaar betreft is niet direct te zeggen. De inzet van de gedragswetenschapper is op een groep van gemiddeld vijf à zes kinderen zo’n acht tot tien uur per week per groep.

Op het formulier is aangegeven dat dagelijks een hbo’er acht uur aanwezig is en geen

regiebehandelaar in de huidige situatie. De inzet van de gedragswetenschapper valt in geval van VZO onder ambulant, terwijl dit bij een andere zorgaanbieder wel inclusief is.

(6)

6 De groepen zijn even groot, de grootste onderlinge verschillen betreffen school en de time-out functie.

Wat betreft de doorlooptijden is de landelijke norm dat een kind zeven maanden in dagbehandeling zit als alles loopt zoals het zou moeten lopen. In de praktijk is dat tien maanden. Wanneer de ambitie wordt uitgesproken om dit terug te brengen naar zeven maanden, benoemt een zorgaanbieder als cruciale factor daarvoor de intensiteit in dagdelen, omdat het onderwijs dient door te gaan, en het onderwijs ook wordt gebruikt als middel in de dagbehandeling.

De regio vat samen dat kort en intensief niet het antwoord is voor deze doelgroep.

De regio vraagt een zorgaanbieder die kinderen behandelt welke uitgevallen zijn uit het onderwijs of daar een volledige behandeling aan vast zit. De zorgaanbieder geeft aan dat dit niet het geval is. Het betreft hetzelfde perspectief maar een andere inzet. Het doel voor kinderen tussen 12 en 15 jaar is om terug naar school te kunnen, voor oudere kinderen geldt dat zij vanaf 16 jaar kunnen

doorstromen naar gewoon onderwijs. De dag begint in de ochtend met onderwijs en ’s middags gaan de kinderen in de groep aan de slag, niet in behandelende zin maar meer richting werken in de praktijk.

De regio stelt dat deze leer- en zorgtrajecten een hybride vorm zijn. Het betreft een bijzondere groep, de vraag is welke activiteiten er nu aanvullend op onderwijs zijn aangaande jeugdhulp.

De zorgaanbieder stelt dat er een-op-een met studenten wordt gewerkt. Het is geen behandeling maar begeleiding, dus het betreft een lagere intensiteit dan VZO. Het is relatief duurder dan wanneer een kind in een begeleidende groep zou zitten, omdat dit vijf dagen in de week betreft. Dat

veroorzaakt het verschil in intensiteit. Het wordt nu voor de helft gefinancierd door het onderwijs.

Formulier subsegment 3.4

In dit subsegment is het naschoolse aspect opgenomen, vanuit aanbod geredeneerd betreft dit een vorm van dagbesteding. De cliëntvraag en hulpinhoud wordt globaal toegelicht. Het vastgestelde doel is tweeledig; er is sprake van een opgeknipte doelgroep.

Een zorgaanbieder geeft aan dat wanneer een kind bijvoorbeeld om de dag naar een vorm van dagbesteding gaat, ook altijd kritisch wordt gekeken naar wat het netwerk kan doen. Voor de complexere kinderen met een behoorlijke verstandelijke beperking in combinatie met

gedragsproblematiek geldt dat het lastig is om iets aan te bieden binnen de reguliere voorzieningen.

Dan is het geen tijdsbesteding meer. De kinderen komen vanaf vier jaar in de naschoolse opvang bij de zorgaanbieder, en voor een zaterdagclub is dat vanaf een jaar of zes. Voor sommige kinderen is er een specialistische voorziening nodig en is dat niet op te vangen met een zaterdagclub. Een

zaterdagclub is bedoeld als respijtzorg om erger te voorkomen.

De regio vat samen dat er dus een segment is waarvoor niets anders kan worden verzonnen.

Daaronder zit een grote groep waarin er dingen gebeuren die niet per se bij jeugdzorg horen. De vraag is wat precies noodzakelijk is. Toegang heeft hier ook een rol in. Een zorgaanbieder stelt dat het aan expertise, middelen en gekwalificeerde medewerkers kan ontbreken bij sportverenigingen.

Er wordt gezamenlijk gesproken over respijtzorg. In feite zit in alle groepen een stuk respijtzorg.

(7)

7 Respijtzorg voor kinderen met complexere problemen is geen probleem. Maar als het gaat om lichtere gevallen is de vraag waarom dit wordt toegelaten en hoe dit beter georganiseerd kan worden.

Er zijn uiteindelijk drie groepen gedefinieerd:

1. De allerlichtste groep: kinderen die kortdurend hulp nodig hebben, richting reguliere opvang of vrijetijdsbesteding/zaterdagclub.

2. Middensegment: respijtzorg.

3. Kinderen met geen of een beperkt perspectief die naar andere vormen van dagbesteding moeten worden toegeleid.

Vanuit perspectief gezien is het doel voor de eerste groep om deze zo snel mogelijk verder te helpen.

De andere twee groepen kunnen langere tijd in een vorm van dagbesteding zitten omdat zij wat complexere problemen hebben en derhalve niet zo snel uitstromen.

Bij de lichte variant kan wellicht meer bereikt worden middels ouderbegeleiding of individuele behandeling dan met lichte respijtzorg. De ontwikkeling van de gedragsproblemen loopt gelijk met de inzet van de ouders. Liever jonger en wat zwaardere zorg dan wat later en wat langer.

De regio geeft aan dat ook het systeem moet worden aangepakt. De vraag is wie zich

verantwoordelijk voelt voor het systeem. Het gaat daarbij om het versterken van het systeem, niet om het verschuiven van de verantwoordelijkheid. Er moet aan de voorkant gesignaleerd en geïnventariseerd worden, maar er moet ook naar gehandeld worden.

De regio wil naar een vorm van trajecten toe en daarvoor is het van belang te kijken naar de drie variabelen personeel, intensiteit en doorlooptijd.

De regio wil graag weten of de lichtste groep uit de voeten kan met inzet van mbo’ers of dat er definitief toezicht nodig is van een SKJ’er.

Een zorgaanbieder antwoordt dat het een mix van indicaties betreft, de indeling in licht en zwaar is puur theoretisch. Bij de lichte groep is niet acht uur per dag een hbo’er aanwezig, deze groep wordt gedragen door mbo’ers die SKJ-geregistreerd zijn en als er problemen zijn, kunnen de medewerkers een hbo’er op afroep inschakelen. Een andere zorgaanbieder vult aan dat met de huidige tarieven inzet van een hbo’er voor acht uur per dag ook niet mogelijk is.

Een andere zorgaanbieder benoemt dat er geen lichte groep behandeld wordt bij hen. De

groepsgrootte is maximaal acht kinderen die in het middensegment vallen. Er staat een hbo’er met een mbo’er op deze groep. Een dagdeel is vier uur. Waar nodig is ook een gedragskundige betrokken die periodiek aanwezig is op geijkte momenten. Qua aantallen cliënten is er in de naschoolse opvang per dag ruimte voor twaalf kinderen. Op zaterdag is dit aantal tien. Daar zitten ook Wlz-kinderen bij.

De kinderen in een naschoolse groep zijn tussen de een en vijf dagdelen aanwezig. Drie dagdelen is een gemiddelde.

Een zorgaanbieder benoemt dat bij hen het gemiddeld aantal dagdelen twee is. De mix is twee hbo’ers op acht kinderen. Er zijn enkel hbo-geschoolde medewerkers in dienst.

De gedragswetenschapper is beschikbaar en wordt afhankelijk van waar hij nodig is, ingezet.

De kinderen die op zaterdag komen zijn soms door de week ook al aanwezig, maar dat hoeft niet.

(8)

8 Ondanks dat er verder geen behandeling plaatsvindt, bestaat de meerwaarde van de

gedragswetenschapper uit verdieping hoe het kind verder op weg te helpen.

De gedragswetenschapper is primair bedoeld als begeleidingsproduct voor de behandelproducten die er zijn, en biedt minimale ondersteuning.

De regio stelt dat het lastig is om de kosten van de gedragswetenschapper aan de functiemix te koppelen en vraagt hoe de inzet van de gedragswetenschapper te kwantificeren is om zodoende te bepalen wat de invloed is op de kostprijzen. De zorgaanbieders wordt gevraagd hierover navraag te doen binnen de eigen organisatie. Zij geven echter aan dat het lastig is om dit inzichtelijk te maken.

De uren zijn in bepaalde gevallen te herleiden omdat deze apart in de formatie zijn opgenomen echter betreffen de uren een grotere regio. De voorzitter neemt om die reden contact op met degene die over de berekening gaat. De heer Willems vult aan dat als het zo’n klein component betreft het dan wellicht niet van belang is om dit op te nemen.

De regio stelt de vraag of de voorgestelde indeling logisch te maken is. De vraag is of dit product in een trajectvorm gegoten kan worden, met als mogelijke belemmering het verschil in intensiteit.

Een zorgaanbieder meldt dat in een andere regio wel wordt gefinancierd op basis van trajectbasis.

Het is een combinatie van intensiteit en complexiteit. Voor 3.4 is een traject niet haalbaar.

Een zorgaanbieder geeft aan dat traject een heel breed begrip is, waarbij gewerkt kan worden met arrangementen, tussenvarianten, maandbedragen en profielen. Een maandbedrag geeft meer flexibiliteit. Er is elders een vorm van trajectfinanciering waar flexibele inzet kan worden gekozen.

De regio stelt dat een verdeling over een maandbedrag mogelijk is, echter een flexibele inzet werkt alleen binnen één gemeente. Omdat in dit geval het concept wordt uitgerold over meerdere gemeentes is het lastiger om alles uit te middelen. Er worden diverse voorbeelden en opties genoemd die zullen worden besproken door de regio.

De regio benoemt dat er een besluit ligt om in trajecten te gaan werken. De huidige zoektocht betreft de vertaling naar de trajecten, waartoe de regio hetgeen is besproken verder gaat uitzoeken en uitwerken.

Rondvraag en sluiting

Het verslag van deze vergadering wordt openbaar gepubliceerd via de website van de MGR. Ook aanbieders die niet aanwezig waren tijdens deze vergadering mogen reageren en aanvullen.

Er volgt een brede aanbiedersessie in oktober 2020. Het eindresultaat wordt gedeeld met de aanbieders. Aanbieders vragen wanneer, zij willen tijdig geïnformeerd worden over een datum. De heer Willems neemt dit op met MGR. De inkoopprocedure start op 1 februari 2021.

De voorzitter dankt alle deelnemers voor hun input en sluit de vergadering om 15.44 uur.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kenmerk: geen verwijzing nodig Denk aan preventief gemeentelijk aanbod, POH-GGZ, ondersteuning sociaal team?. Geen onderdeel van dit inkooptraject

Annabel, mijn beste vriendin, vindt dat het niet eerlijk verdeeld is, maar ik heb haar uitgelegd dat Mariekes vader nu eenmaal veel geld heeft en zijn dochter graag verwent en

We vragen u om op deze dagen uw kind(eren) met zo min mogelijk elastiekjes, speldjes, vlechtjes, gel, haarlak e.d. in het haar naar school te sturen. Tevens kan de

Pas wanneer gemeenten die kennis in de praktijk hebben gebracht zullen nieuwe toepassingen ontstaan die door gemeenten kunnen worden gebruikt om op een nieuwe manier om te

Ruimte voor nieuwe aanbieders en herintreders Veel gemeenten hebben in 2015 alleen een contract aangeboden aan de aanbieders die in 2014 al een contract hadden met zorg-

Kristien Nys – Ilse De Block - Karla Van Leeuwen OO Camp expoo. Brussel, 30

De interviews werden gehouden door de schrijvers van dit rapport. Allen zijn wetenschappelijk medewerker bij de universiteit van utrecht - doktoraal studenten klinische pedagogiek

Op die avond wordt er ingegaan op de betekenis van het vormsel en aansluitend wordt het hele voorbereidingstraject voor ouder en vormeling overlopen.. Tenslotte wordt u uitgenodigd