• No results found

Verslag over de doorlichting van Instituut Edelweiss te Ingelmunster

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verslag over de doorlichting van Instituut Edelweiss te Ingelmunster"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaams Ministerie

van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie

Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL

doorlichtingssecretariaat@ond.vlaanderen.be www.onderwijsinspectie.be

Verslag over de doorlichting van Instituut Edelweiss te Ingelmunster

Hoofdstructuur so Instellingsnummer 34538

Instelling Instituut Edelweiss

directeur Catherine CALLU

adres Schoolstraat 8 - 8770 INGELMUNSTER

telefoon 051-30.96.65

fax 051-31.49.44

e-mail info@edelweissing.be

website/URL http://www.edelweissing.be

Bestuur van de instelling 974601 - VZW Kath. Secundair Onderw.

Regio Izegem te IZEGEM

adres Burgemeester Vandenbogaerdelaan 53 -

8870 IZEGEM

Scholengemeenschap 111501 - SGKSO Jozef de Pélichy te IZEGEM

adres Gentsestraat 31 - 8870 IZEGEM

CLB 114751 - Vrij CLB Izegem te IZEGEM

adres Meensestraat 171 - 8870 IZEGEM

Dagen van het doorlichtingsbezoek 07/11/20011 - 10/11/2011 Einddatum van het doorlichtingsbezoek 10/11/2011

Datum bespreking verslag met de instelling

13/12/2011 Samenstelling inspectieteam

Inspecteur-verslaggever Gino Malfait Teamleden Henri Christiaen

Erik Van Nieuwenhuyze Deskundige(n) behorend tot de

administratie

nihil

Externe deskundige(n) nihil

(2)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING ...3

1. SAMENVATTING ...5

2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING ...6

2.1 Structuuronderdelen/vakken in de focus ...6

2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus...6

3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? ...7

3.1 Handel in de eerste graad van het keuzegedeelte Handel en in de basisoptie Handel ...7

3.2 Socio-economische initiatie in de eerste graad van de basisoptie Moderne wetenschappen...8

3.3 Aardrijkskunde in de A-stroom...9

3.4 Maatschappelijke vorming in de B-stroom...10

3.5 Muzikale opvoeding in de A- en B-stroom ...11

4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?...12

4.1 Professionalisering ...12

4.2 Evaluatie ...13

5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL ...15

6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL ...16

6.1 Wat doet de school goed? ...16

6.2 Wat kan de school verbeteren? ...16

6.3 Wat moet de school verbeteren?...16

7. ADVIES...17

8. REGELING VOOR HET VERVOLG ...18

(3)

INLEIDING

Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 geeft haar de opdracht hiertoe.

Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of ze op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of ze zelfstandig de tekorten kan remediëren.

Het advies in dit verslag heeft betrekking op alle erkenningsvoorwaarden uitgezonderd de voorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid.

Vanaf het schooljaar 2011-2012 vindt de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne gelijktijdig met de doorlichting plaats.

Deze controle op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne resulteert in een afzonderlijk verslag. Alle verslagen worden gepubliceerd op www.doorlichtingsverslagen.be.

Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output:

 context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren

 input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling

 proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input

 output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt.

Meer info over het CIPO-referentiekader vindt u op www.onderwijsinspectie.be.

De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, het doorlichtingsbezoek en de verslaggeving.

Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie de onderwijsdoelstellingen en de procesindicatoren of -variabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens het doorlichtingsbezoek.

Tijdens het doorlichtingsbezoek verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten.

Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag.

Het doorlichtingsverslag vangt aan met een voor het brede publiek toegankelijke samenvatting. Het vervolgt met een beschrijving van de doorlichtingsfocus.

Tijdens een doorlichting zoeken de onderwijsinspecteurs een antwoord op drie onderzoeksvragen:

 In welke mate voldoet de instelling aan de onderwijsdoelstellingen? (het erkenningsonderzoek)

 In welke mate onderzoekt en bewaakt de instelling op een systematische manier de kwaliteit van de processen zodat deze bijdragen tot het bereiken/nastreven van de onderwijsdoelstellingen? (het kwaliteitsonderzoek)

 Is er in de instelling een algemeen beleid dat het mogelijk maakt om zelfstandig tekorten weg te werken? (het onderzoek ‘algemeen beleid’)

In drie hoofdstukken geeft de onderwijsinspectie een antwoord op deze vragen.

1 Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11°).

Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13°).

(4)

Om de kwaliteit van de processen in kaart te brengen gebruikt de onderwijsinspectie een kwaliteitswijzer. Het inspectieteam gaat met de kwaliteitswijzer na of de instelling bij haar activiteiten aandacht heeft voor

 doelgerichtheid: welke doelen stelt de instelling voorop?

 ondersteuning: welke ondersteunende initiatieven neemt de instelling om efficiënt en doelgericht te werken?

 doeltreffendheid: worden de doelen bereikt en gaat de instelling dit na?

 ontwikkeling: heeft de instelling aandacht voor nieuwe ontwikkelingen?

Meer informatie over de kwaliteitswijzer vindt u eveneens op www.onderwijsinspectie.be.

Wat de instelling goed doet, wat de instelling kan verbeteren en wat de instelling moet verbeteren komt aan bod bij ‘Sterktes en zwaktes van de instelling’.

Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op alle of op afzonderlijke structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen:

 een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van de instelling of van structuuronderdelen

 een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies

 een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten.

Bij een ongunstig advies beoordeelt de onderwijsinspectie bovendien of de instelling de vastgestelde tekorten zelfstandig kan wegwerken.

Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en/of cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad.

Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde tekent het verslag voor gezien. Het bestuur stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen.

De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden.

Meer informatie?

www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be

(5)

1. SAMENVATTING

Het Instituut Edelweiss is een middenschool in het centrum van Ingelmunster. Deze eerstegraadsschool heeft een ruim studieaanbod met basisopties binnen de A- en B- stroom. Enkele lesgroepen zijn bijzonder klein, onder meer vanuit een dalend leerlingenaantal. Op het moment van de schooldoorlichting is het leerlingenaantal nog aanzienlijk teruggelopen als gevolg van grote wegenwerken in het centrum van de gemeente waardoor een vlotte bereikbaarheid van de school ten dele onmogelijk is.

De school kan op het vlak van de attestering goede resultaten voorleggen. Over een periode van 3 schooljaren (2007-2010) bedraagt het aantal A-attesten 89%. Er zijn 10%

B-attesten en 1% C-attesten.

Het schoolteam trekt expliciet de kaart van de middenschool als stevige opstap naar de bovenbouw. Deze missie kleurt de visie van de school en wordt in de schoolwerking geconcretiseerd onder leiding van een vitale en drempellage schoolleiding.

Een kwaliteitsvolle leerlingenoriëntering overspant de hele schoolwerking en tekent zich af binnen de vernoemde attestering. De school investeert aanzienlijk in het opvolgen van de leerlingenresultaten in de bovenbouwscholen. Deze gegevens zijn het onderwerp van studie en analyse, als een van de thermometers voor de kwaliteitsbewaking van het verstrekte onderwijs op het Instituut Edelweiss. De school besteedt onder meer over deze aspecten veel aandacht aan de communicatie met de ouders.

Het schoolteam weet de kleinschaligheid aan te wenden tot een positief aspect voor een dynamische schoolwerking. De grote collegialiteit speelt ongetwijfeld sterk mee in het gezamenlijk en kwaliteitsvol sleutelen aan belangrijke onderwijsitems zoals onder meer leerlingenbegeleiding, talenbeleid, attitudevorming en dito evaluatie alsook een aantal aanzetten tot vakoverstijgend werk. In de toepassing van het volwaardig toepassen van het onderzoekend leren is er nog een groeimarge.

Recent en in relatie tot het schoolwerkplan heeft het schoolteam gekozen voor verdere verdieping en vernieuwing van de evaluatie. Deze keuze kan de stapsteen vormen naar het verstevigen van de transparantie inzake evaluatie alsook naar een vervolg inzake degelijke afstemming van de evaluatie op de verschillende basisopties en op maat van de leerling.

Binnen het voeren van een personeelsbeleid is de continuïteit in de toekenning van lesopdrachten binnen deze kleine school geen sinecure. In een aantal gevallen weegt dit op de leerplanrealisatie van het vakkenonderwijs, zoals bijvoorbeeld voor maatschappelijke vorming.

Ter verruiming van de veelal kleine vakgroepen worden veel inspanningen geleverd voor professionalisering en er is voor een aantal vakken en prioriteiten zoals onder meer vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen, rapporten en schoolagenda samenwerking op het niveau van de scholengemeenschap. Dit geldt ook voor het mentoraat dat overigens goed is uitgebouwd op maat van de school. Er is ook een vrij intense samenwerking inzake veiligheid en welzijn. De school oogt ook net en wordt goed onderhouden.

De lokalen zijn behoorlijk voorzien van de nodige leermiddelen en er is t.o.v. de vorige schooldoorlichting veel geïnvesteerd op het vlak van digitale leeromgeving en het gebruik ervan.

Het veilig en geordend schoolklimaat schept ook een goed kader voor de brede en harmonische vorming die via heel wat sportieve, culturele en kunstzinnige activiteiten gestalte krijgt. De school sleutelt via een aantal projecten ook aan de sociale en maatschappelijke educatie van haar leerlingen. De school ziet de som van deze initiatieven opnieuw als instrument voor een kwaliteitsvolle leerlingenoriëntering in aansluiting met de schoolvisie van het Instituut Edelweiss.

(6)

2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING

Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie structuuronderdelen/vakken en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken.

2.1 Structuuronderdelen/vakken in de focus

Studierichting per graad Basisvorming Keuze/Specifiek gedeelte

Graad 1 A Muzikale opvoeding,

Aardrijkskunde

0

Graad 1 B Muzikale opvoeding, Mavo 0

Graad 1 Handel Muzikale opvoeding,

Aardrijkskunde

Handel

Graad 1 Hout - Metaal Muzikale opvoeding, Aardrijkskunde

0

Graad 1 Hout - Verzorging- voeding

Muzikale opvoeding; Mavo 0

Graad 1 Industriële wetenschappen

Muzikale opvoeding, aardrijkskunde

0

Graad 1 Latijn Muzikale opvoeding,

aardrijkskunde

0

Graad 1 Mechanica-elektriciteit Muzikale opvoeding, aardrijkskunde

0

Graad 1 Moderne wetenschappen

Muzikale opvoeding, aardrijkskunde

Socio-economische initiatie (SEI)

Graad 1 Sociale en technische vorming

Muzikale opvoeding, Aardrijkskunde

0

2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus

Personeel

Professionalisering Aanvangsbegeleiding Deskundigheidsbevordering Onderwijs

Evaluatie

Evaluatiepraktijk Rapporteringspraktijk

(7)

3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGS- VOORWAARDEN?

Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde structuuronderdelen/vakken het volgende op:

3.1 Handel in de eerste graad van het keuzegedeelte Handel en in de basisoptie Handel

Voldoet Motivering

 Zowel in het eerste als in het tweede leerjaar is de leerplanrealisatie voldoende. Men werkt behoorlijk leerplangericht, geschraagd door inzicht in het leerplanconcept en een functionele leerstofplanning.

 Het jaarplan getuigt trouwens van een professionele taakbekommernis. Via het planningsdocument wordt de relatie gelegd tussen de leerinhouden en de vakoverschrijdende eindtermen (ook gelinkt met toetsen, taken en leerwandelingen).

 Vanuit de verschillende thema’s wordt puik ingespeeld op de leefwereld van de leerlingen. Hierbij wordt op passende wijze rekening gehouden met het klasniveau.

Het leren vanuit concrete contexten wordt toegepast en bevorderd via aangepast lesmateriaal, gevarieerde oefeningen en huistaken. Ook de leerwandelingen hebben ontegensprekelijk hun meerwaarde.

 Er wordt voldaan aan de minimale materiële vereisten van het leerplan om het leren en onderwijzen in de meest geschikte omstandigheden te laten plaatsvinden. De leerlingen beschikken over een voldoende aantal pc’s, snelle internetverbinding en projectiemogelijkheden.

 Via de ICT-opgaven wordt voldoende gefocust op de zelfwerkzaamheid en het opdrachtgericht werken van de leerlingen in het teken van de ICT-geletterdheid (zie tevens de items i.v.m. elementaire tekstverwerking en elektronische post). Verder wordt er behoorlijk geoefend voor een efficiënt en goed gebruik van het klavier.

Daarnaast streeft men ernaar om bij de realisatie van de opgesomde leerplandoelstellingen zoveel mogelijk doelstellingen van het raamplan ICT te behandelen (zie punt 2 van het leerplan).

 Men heeft oog voor het realiseren van de algemene doelstellingen, zoals belangstelling bijbrengen voor de wereld van de handel en het zich eigen maken van attitudes. Met de nodige begeleiding reikt men de leerlingen een kritische reflex aan t.a.v. bepaalde maatschappelijke verschijnselen en aspecten van de handel (de vierde wereld, eerlijke handel, enz.).

 Hoewel de leerplanrealisering op het goede spoor zit, dienen zich een tweetal uitdagingen aan. Er is immers nog een flinke groeimarge in het toepassen van het onderzoekend leren en het taalgericht vakkenonderwijs.

 Hoewel de leerlingen in de klaspraktijk actief bezig zijn, wordt de beschikbare tijd en ruimte in het Hoewel de leerlingen in de klaspraktijk actief bezig zijn, wordt de beschikbare tijd en ruimte in het tweede leerjaar nog te weinig benut om het onderzoekend leren in al zijn facetten aan bod te laten komen.

 Het hanteren van een correcte spelling en dito vervoeging bij de leerlingen wordt te weinig bewaakt. Ook wordt weinig aandacht besteed aan het expliciteren van moeilijke woorden op het lesbord. In sommige cursussen komen dan ook storende taalfouten voor. Aan de andere kant besteedt men wel aandacht aan begripsvorming en tijdens de lessen wordt duidelijke en heldere instructietaal gebruikt.

(8)

 Het formatieve karakter van de evaluatie wordt voldoende geconcretiseerd door de frequentie van de toetsing en de terugkoppeling naar de leerlingen. Evaluatie wordt zo een aspect van het leerproces. De proefwerkvragen zijn inhoudsrelevant, evenwichtig gespreid over de geziene leerstof, uitnodigend en gestructureerd geformuleerd. Er wordt zorgvuldig gecorrigeerd. De toets- en proefwerkvragen liggen in elkaars verlengde: de leerlingen weten wat van hen verwacht wordt. Voor het evalueren van attitudes maakt men gebruik van een beperkte attitudeschaal. Het is een pluspunt dat de leerlingen na een toets een korte zelfevaluatie toepassen (met bespreking)..

 De overwegend positieve vakcommentaren op de rapporten slaan louter op studiehouding en -inzet. Ze getuigen wel van een opvoedkundige bekommernis voor de leerlingen. Diagnostische en remediërende vakcommentaren komen quasi niet voor.

3.2 Socio-economische initiatie in de eerste graad van de basisoptie Moderne wetenschappen

Voldoet Motivering

 De leerplandoelstellingen van het leerplan D/2011/7841/009 worden in voldoende mate gerealiseerd. De drie contexten komen volwaardig aan bod en worden conform de visie van het leerplan evenwichtig behandeld. De leerplanrealisering steunt op inzicht in het leerplanconcept en op een professionele taakbekommernis voor het vak.

Bovendien wordt er op een gevarieerde wijze ingehaakt op de leefwereld van de leerlingen. Zodoende slaagt men erin om de belangstelling en nieuwsgierigheid van de leerlingen te stimuleren.

 De dwarsverbindingen tussen de vakken socio-economische initiatie en wetenschappelijk werk komen tot uiting via de uitwerking van twee projecten rond mobiliteit en milieu. Er is nog niet overwogen om een derde project gemeenschappelijk in de steigers te plaatsen. Ongetwijfeld zou dit de intrinsieke motivatie van de leerlingen voor beide vakken nog meer aanscherpen.

 De sociale finaliteit van het initiërende vak komt goed uit de verf via brede maatschappelijke thema’s, zoals het uitgavenpatroon van een doorsnee gezin, participatie en solidariteit. Men slaagt erin om de leerlingen bepaalde attitudes bij te brengen (bijv. eigen mening verwoorden of bereid zijn om samen te werken). Het zich kritisch en objectief opstellen t.a.v. specifieke maatschappelijke verschijnselen verloopt moeizamer (geen sinecure op deze leeftijd).

 De functionele jaarplanning weerspiegelt het leerplangericht werken. Via het planningsdocument wordt de relatie gelegd tussen de leerinhouden en de vakoverschrijdende eindtermen.

 Er wordt voldaan aan de minimale materiële vereisten zoals het leerplan voorschrijft.

In de klaspraktijk slaagt men erin om leerinhouden en media op gepaste wijze met elkaar te verbinden. Het computerondersteunend en ICT-onderwijs kan evenwel nog intenser toegepast worden.

 Hoewel deelaspecten van het onderzoekend leren regelmatig worden ingeoefend en toegepast worden via groepswerk, zelfstandig werk en projectwerking, zijn er ongetwijfeld nog grote groeikansen wat de volwaardige en integrale uitwerking ervan betreft (zie punt 4.4 van het leerplan). De leerlingen zijn nog niet echt vertrouwd met het hanteren van het OEVUR-model (Oriënteren, Exploreren, Verklaren, Uitdiepen, Reflecteren), een inspirerend raamwerk om contexten en projecten uit te werken.

 Inzake taalgericht onderwijs wordt aandacht besteed aan begripsvorming, nl. de eenduidige betekenis van kernbegrippen benadrukken in het teken van een samenhangend kennisbestand. Echter heeft men te weinig oog voor storende spellings- en vervoegingsfouten in de cursussen en voor het expliciteren van moeilijke woorden aan het lesbord.

(9)

 De leraren etaleren een opvoedkundige bekommernis via de individuele ondersteuning tijdens het lesgebeuren en de extra oefeningen. Dat komt eveneens tot uiting in de begeleidende schriftelijke introductie bij de proefwerken.

 De rapportcommentaren zijn in bemoedigende zin geformuleerd. Analyserende en remediërende vakcommentaren bij zwakke resultaten komen zelden tot niet voor.

 De toets- en takenfrequentie voor het dagelijks werk is zeker voldoende. Het formatieve karakter ervan wordt goed bewaakt, eveneens door de zelfevaluatie na bijna elke toets door de leerlingen (met bondige bespreking). De proefwerkvragen zijn inhoudsrelevant, evenwichtig gespreid over de geziene leerstof en uitnodigend geformuleerd. Er wordt zorgvuldig gecorrigeerd. De toets- en proefwerkvragen liggen in elkaars verlengde: de leerlingen weten wat van hen verwacht wordt. Daarnaast past men een eenvoudige attitudescoring toe (uitgewerkt op schoolniveau).

3.3 Aardrijkskunde in de A-stroom

Voldoet Motivering

 De leerplandoelstellingen voor aardrijkskunde in de basisvorming worden in voldoende mate gerealiseerd. Alle thema’s komen aan bod en worden bijna steeds volwaardig behandeld. In het eerste leerjaar is er goede aandacht voor de eigen leefruimte en de bijhorende terreinstudie, ondersteund met duidelijk uitgewerkt materiaal en uitvoerig voorbereid en naverwerkt tijdens de lessen. Het thema ‘Bebouwing en bevolking’ wordt onder tijdsdruk afgewerkt op het einde van het schooljaar. In het tweede leerjaar is de aandacht voor ‘Terreinwerk en kaartstudie: relaties tussen landschappen’ te beperkt, de vakgroep is nog zoekend naar een geschikte invulling ervan. In beide leerjaren is er doorheen het jaar voldoende aandacht voor actualiteit.

 De lessen vinden plaats in een goed uitgerust vaklokaal met ICT-infrastructuur en internettoegang. Het minimaal vereist materiaal is beschikbaar, de wandkaarten zijn functioneel opgehangen.

 De leerlingen beschikken over duidelijk en gestructureerd studiemateriaal. De klaspraktijk is in belangrijke mate gericht op rendement wat kennis en product betreft, minder op het leerproces van de leerlingen. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd bij de integratie van ICT-opdrachten: leerlingen verkennen zelfstandig enkele online toepassingen buiten de les, zonder begeleiding. Hierdoor krijgt de leraar weinig voeling met het beheersingsniveau van de leerlingen, krijgen deze geen ondersteuning bij eventuele problemen en wordt een kans gemist om een passende invulling te geven aan de vakoverschrijdende eindtermen ICT. Over het algemeen worden de kansen voor ICT-integratie weinig benut. De leerlingen weten duidelijk wat verwacht wordt bij de evaluatie en kunnen rekenen op feedback bij toetsen en proefwerken.

 Uit het nascholingsaanbod worden een aantal gerichte keuzes gemaakt. De omvang van de vakgroep belemmert vakgebonden overleg binnen de school. Er zijn initiatieven om dit op het niveau van de scholengemeenschap te bewerkstelligen, maar de frequentie is evenwel te laag en de behandelde thema’s zijn te beperkt om voor een duidelijke meerwaarde te zorgen, zodat er toch een gebrek blijft aan structurele leerplanstudie die via overleg en reflectie vertaald wordt naar didactiek en evaluatie.

 De evaluatie steunt op een verhouding van 25% dagelijks werk tegenover 75%

proefwerken. Daardoor is de bevraging op het einde van elk trimester doorslaggevend voor het eindcijfer. De proefwerken zijn evenwichtig opgebouwd. De vraagstelling is leerplangericht waardoor er een gepaste verhouding ontstaat tussen kennis en vaardigheden. Het gebruik van de atlas wordt geëvalueerd en de meeste vragen zijn gebaseerd op bijkomend bronnenmateriaal. Toch mist de evaluatie in een deel van de klassen validiteit omdat systematisch op verschillende dagen een zeer beperkt verschillend proefwerk wordt aangeboden.

(10)

3.4 Maatschappelijke vorming in de B-stroom

Voldoet Motivering

 De leerplandoelen voor maatschappelijke vorming in de basisvorming worden in voldoende mate nagestreefd. De kwaliteit waarmee de thema’s die het leerplan voorziet, behandeld worden, varieert evenwel sterk per thema. De meeste thema’s komen op een voldoende niveau aan bod, maar de uitwerking van ‘Gemeente en situering’ gebeurt in te beperkte mate vanuit de eigen omgeving. De leerplandoelen uit de thema’s ‘Gemeente en stad in heden en verleden’ en ‘Samenleven’ worden niet systematisch nagestreefd, maar komen slechts zijdelings aan bod. Enkele extramurale activiteiten tijdens de les zorgen voor contact met de leefwereld, maar de ondersteuning ervan met de nodige leerlingendocumenten is beperkt. Er is aandacht voor actualiteit, maar deze wordt weinig aangewend om de behandelde thema’s te actualiseren. In de beide leerjaren is er een vakoverstijgende driedaagse excursie. Het aandeel van mavo hierin is aanzienlijk. Naast een aantal leerplandoelen uit verschillende thema’s, worden vooral algemene leerplandoelen hierin sterk uitgewerkt.

 Door wisselingen in de attributies werd tijdens het schooljaar 2010-2011 geen beroep gedaan op de aanwezige expertise binnen het korps, maar was mavo nieuw voor de vaktitularissen. Ook voor het huidige schooljaar werden lestijden aan een nieuwe vaktitularis toegewezen. Dit bemoeilijkt de kwaliteitsbewaking van de leerplanrealisatie.

Enerzijds is er te weinig aandacht om de inhouden over de leerjaren en over de hele graad te spreiden, anderzijds worden de doelen te weinig uitgewerkt vanuit een gedragen visie op het vak, o.m. wat betreft de aansluiting bij de omgeving en bij andere vakken, het hanteren van werkvormen en van een aangepaste leerlingenevaluatie. Het leerwerkboek wordt daardoor te richtinggevend voor de lesgang in plaats van het leerplan. Uit de gesprekken, gestaafd met documenten, blijkt dat de realisatie tijdens het schooljaar 2009-2010 meer leerplangericht werd ingevuld.

 De lessen vinden plaats in een voldoende uitgerust lokaal met computer, dataprojector en internettoegang. Draagbare computers kunnen gereserveerd worden. Er is voldoende kaartmateriaal en een tijdsband. Deze laatste is weinig functioneel opgehangen.

 Bij wisseling van vaktitularissen is er overdracht van materiaal en informatie, maar de vakgroepwerking blijft verder beperkt tot toevallig informeel overleg zonder schriftelijke neerslag van aandachtspunten of afspraken. Eén van de leraren volgt de nascholingen betreffende de implementatie van het nieuwe leerplan.

 De leerlingen beschikken in beide leerjaren over een leerwerkboek dat zeer beperkt aangevuld wordt met lokaal en actueel bronnenmateriaal. De werkboeken in het tweede leerjaar zijn van een andere reeks dan deze in het eerste leerjaar, waardoor ze niet op elkaar aansluiten en geen geheel vormen dat helpt om het graadleerplan te realiseren. De momenten waarbij de leerlingen begeleid hun ICT-vaardigheden ontwikkelen waren vorig schooljaar beperkt. In de bijgewoonde lessen worden de inhouden in een leerlingenvriendelijke sfeer verwerkt met een belangrijke inbreng van de leerlingen.

 Op basis van gequoteerde taken, enkele toetsen en drie ‘proefwerken’ die eerder gewone toetsen zijn, maar samenvallen met de proefwerken van de A-stroom, wordt een globaal cijfer gegenereerd. Het aandeel van de verschillende componenten hierin is weinig transparant. De opdrachten en vragen evalueren leerplandoelen en zijn hoofdzakelijk vaardigheidsgericht. Vorig schooljaar was het aantal quoteringen beperkt en werd er te weinig bewaakt dat het volledige leerplan evenwichtig weerspiegeld wordt in de evaluatie. Ook maakte het leerproces zelf geen deel uit van de evaluatie waardoor de visie van het leerplan niet gevolgd werd. Een analyse van het antwoordbeeld per vraag geeft nog weinig aanleiding tot reflectie over de vraagstelling

of de klaspraktijk. Ook hier is gestructureerd overleg binnen de vakgroep een gemis. Structuuronderdeel: Latijn 1

(11)

3.5 Muzikale opvoeding in de A- en B-stroom

Voldoet Motivering

 De leerplandoelstellingen voor muzikale vorming in de basisvorming worden in voldoende mate bereikt. De voorgelegde resultaten zijn voortreffelijk. Er is ook een duidelijk kader voor het evalueren van de muziekpraxis. Het verdient aanbeveling om de opgestarte verfijning voor het evalueren van de muziekpraxis verder uit te werken.

De specifieke inkleuring van het muziekonderwijs bij het evalueren van attitudes is waardevol.

 De muzikale omgangsvormen vocaal en instrumentaal musiceren alsook het luisteren komen ruim aan bod.

 Het liedrepertoire is qua stemomvang en onderwerp niet optimaal afgestemd op de verschillende lesgroepen. Er kan meer aandacht gaan naar het inzingen/opwarming van de stem.

 Zowel het voorzingen als het begeleiden met klavier is voortreffelijk. Positief binnen de lieddidactiek is het a cappella-werk alsook de aandacht voor een goede houding. De ademhaling/techniek kan meer aandacht krijgen. Dit zal ongetwijfeld leiden tot een beter resultaat/ hoger zangniveau. Boven alles blijft de beleving en het plezier het ankerpunt bij het zingen, gekoppeld aan het groeien in alsmaar beter zingen.

Lesobservaties laten zien dat de vitale en dynamische didactiek het muziekonderwijs kleuren en zo de nodige garanties bieden om de kwaliteit van de muziekpraxis verder op te tillen.

 Het instrumentaal musiceren wordt gehypothekeerd door de onpraktische inrichting van het muzieklokaal. De talrijke instrumenten kunnen nu onvoldoende vlot worden ingezet en verhinderen een vlot lesverloop. Dringend werk maken van een efficiënte lokaalinrichting ten behoeve van het muziekonderwijs is dan ook een noodzaak.

 Een efficiënte lokaalinrichting (zie verder) zal de nodige kansen bieden om meer aandacht te besteden aan de leerdoelen improviseren en ontwerpen van muziek. Uit lesobservaties blijkt dat zowel leraar als leerling genieten van deze muziekpraxis, en dat er voldoende creativiteit aanwezig is om deze leerinhouden sterker te concretiseren.

 Het muziekbeluisteren wordt leerplangericht behandeld, dit betekent vanuit een genrevrije benadering. Men dient echter bij de behandeling waakzaam te zijn voor een gezond evenwicht tussen de ‘ernstige’ en de ‘lichte’ muziek.

 Het verdient aanbeveling om het spreken over muziek (leerdoel ‘verwoorden’) bewust en sterker in de muziekles in te bouwen. Positief is wel dat het muziekonderwijs expliciet mee stapt in het stappenplan dat voor talenbeleid op schoolniveau is aangemaakt/uitgewerkt.

 De leerbegeleiding binnen het verstrekte muziekonderwijs is behoorlijk. Zo zijn er onder meer duidelijke afspraken voor een goed verloop van de muziekles. Ook het ondersteunend kader ten behoeve van het muziekbeluisteren is een pluspunt.

 Het lesmateriaal is zorgvuldig uitgewerkt, oogt mooi en schenkt ruime aandacht aan het leren leren.

 De leerbegeleiding kan vooral opgetild worden inzake lestempo versus lesgroep alsook in veel meer uitdaging voor leerlingen die les volg(d)en in het deeltijds kunstonderwijs.

De muziektechnische kennis van deze jongeren wordt vooralsnog niet benut.

Kwaliteitsvolle differentiatie binnen de diverse muzikale omgangsvormen kan voor deze leerlingen de noodzakelijke uitdaging brengen.

 Het muzieklokaal (blauwe zaal) is ruim en akoestisch interessant. Het lokaal is ook goed verlucht en verlicht. Het schoolmeubilair is net en voldoet inzake ergonomie voor de verschillende lesgroepen. Er is voorzien in digitale leermiddelen die goed worden ingezet. Het lokaal mist vooralsnog de inrichting tot een uitnodigende en praktische

(12)

ruimte voor het verstrekken van kunstonderwijs. Tijdens de schooldoorlichting is afgesproken om spoedig werk te maken van deze noodzakelijke ommezwaai.

 Voor de verdere professionalisering is heel wat vakgerichte nascholing gevolgd en er is binnen de muzieklessen ook implementatie merkbaar vanuit deze nascholingen. Het is ook belangrijk om de permanente vorming via het volgen van specifieke lessen in het deeltijds kunstonderwijs verder aan te houden.

 Tot slot blijkt dat het muziekonderwijs een volwaardige schakel is binnen het verstrekte onderwijs op schoolniveau. Dit krijgt ook gestalte via vakoverstijgende initiatieven. Het schoolkoor is een klinkend initiatief en geeft klank en kleur aan het schoolleven. Ook op deze wijze draagt muziek op school een onvervangbare bijdrage tot de brede en harmonische vorming van de leerlingen.

4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?

Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert het volgende op:

4.1 Professionalisering

4.1.1 Aanvangsbegeleiding

De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- doelgerichtheid - ondersteuning - doeltreffendheid - ontwikkeling.

Motivering

 De aanvangsbegeleiding is uitgewerkt via een degelijk en gefaseerd programma en gekoppeld aan een kwaliteitsvol mentoraat. Het programma is goed afgestemd op de beginnende leraar en focust op alle facetten van het aanvankelijk leraarschap.

 De begeleiding biedt een degelijke ondersteuning en een houvast voor de beginnende leraar, vooral omwille van de talrijke participanten die de aanvangsbegeleiding mee gestalte geven.

 Nieuwe leraren worden ook op het niveau van de scholengemeenschap bij elkaar gebracht voor infomomenten enerzijds m.b.t. de structuur en de werking van de scholengemeenschap, anderzijds voor vormingssessies zoals bijvoorbeeld klasmanagement en lichaamstaal.

 Naast de mentor werken zowel de directeur als het merendeel van de leraren mee aan de realisatie van de aanvangsbegeleiding. Uit gesprekken blijkt de collegialiteit een sterke troef te zijn, die de aanvangsbegeleiding inkleurt.

 Het programma aanvangsbegeleiding omvat ook lesobservaties gekoppeld aan feedback en verslaglegging. Deze momenten worden gezien als sleutelmomenten in het vormingsprogramma voor de beginnende leraar.

 Uit gesprekken blijkt dat nieuwe leraren voor hun vakspecifieke vragen veel beroep kunnen doen op vakcollegae en zo een inleiding krijgen op de vakgroepwerking.

 Naast de aanvangsbegeleiding heeft het mentoraat een aanzienlijke opdracht voor de opvang en begeleiding van stagiairs. Er wordt veel werk gemaakt van een verzorgde inleiding/instap en van een algemeen pedagogische ondersteuning. De vakspecifieke ondersteuning verloopt moeizaan of is onmogelijk door het gemis aan professionele vakbegeleiding/coaching door de respectieve hogescholen. Voorts heeft het mentoraat ook een programma voor de interimarissen.

(13)

 Het mentoraat krijgt ook invulling en versteviging vanuit een aantal specifieke vormingsinitiatieven op het niveau van de scholengemeenschap. Een en ander wordt ondersteund door de pedagogische begeleidingdienst, zoals onder meer de ‘Dag van de mentor’ organiseert.

 Uit gesprekken blijkt een positief welbevinden t.a.v. de aanvangsbegeleiding. De jonge leraren interpreteren de aanvangsbegeleiding als een doorlopend initiatief. De collegiale en open sfeer ligt hiervan aan de oorsprong, aldus de nieuwe leraren.

4.1.2 Deskundigheidsbevordering

De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- doelgerichtheid - ondersteuning - doeltreffendheid.

Inbreuken tegen de regelgeving

 De vaststelling van het nascholingsbeleid wordt niet geadviseerd door de schoolraad (Decreet betreffende de participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad van 02 april 2004 - artikel 19).

 Daarnaast wordt het nascholingsplan niet goedgekeurd op het LOC (Decreet betreffende de kwaliteit van het onderwijs (08 mei 2009 - art. 8) en Decreet tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs (05 april 1995 - art. 32 - 7 °).

 Het nascholingsplan is uitgewerkt op maat van de school en houdt een duidelijk verband met het schoolwerkplan.

 De schoolleiding informeert de leraren duidelijk en via diverse kanalen over de mogelijkheden tot het volgen van nascholing. Bij het kiezen van vakgerichte nascholing rekent de school op de professionaliteit van zowel de individuele leraar als de vakgroep. Interessante/belangrijke nascholingen worden door meerdere leden van een vakgroep gevolgd. De schoolleiding kiest bewust en expliciet voor deze aanpak, met het oog op een hoger rendement dan via de weg van het multipliceren.

 Uit een overzicht van gevolgde nascholingen tijdens het schooljaar 2010-11 blijkt een behoorlijke verkaveling over vakken en basisopties. Er gaat ook voldoende aandacht naar algemeen pedagogische nascholing. Dit laatste gebeurt zowel extern als tijdens pedagogische studiedagen en personeelsvergaderingen. Op deze momenten wordt soms een forum geboden om expertise van leraren uit eigen huis voor te stellen aan de collegae met het oog op de verbreding.

 De schoolleiding ziet ook de vakgroepen en de functioneringsgesprekken als bouwstenen voor professionalisering. De functioneringsgesprekken hebben reeds een aanzienlijke traditie en verlopen binnen een interessant kader. Ze worden behoorlijk voorbereid en de verslaglegging is degelijk.

 Uit nazicht van de nascholingsgelden 2010 blijkt dat deze correct worden besteed. De school geeft daarbij nog aanzienlijk meer uit dan de ontvangen middelen van het departement onderwijs.

4.2 Evaluatie

4.2.1 Evaluatiepraktijk

De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- ondersteuning - doeltreffendheid.

(14)

 De evaluatiepraktijk vertrekt vanuit een duidelijke en weloverwogen visie met als rode draad het streven naar een kwaliteitsvolle leerlingenoriëntering als belangrijke en specifieke missie voor de middenschool. Deze visie is een procesmatig verhaal en vanuit een participatieve bekommernis doorheen de jaren gegroeid en bijgestuurd.

Binnen de school is de pedagogische raad een opmerkzame actor inzake visie en realisatie van de evaluatiepraktijk. Daarnaast wordt rekening gehouden met een zekere inbreng van buitenaf, onder meer via het college van directeurs of vanuit specifieke vorming m.b.t. het evalueren.

 Het geheel van de evaluatiepraktijk is goed georganiseerd. Er wordt daarbij werk gemaakt van een specifieke afstemming op de A- en B-stroom. De communicatie over de evaluatiepraktijk is duidelijk en richt zich tot alle betrokkenen, niet in het minst tot de ouders.

 Het streven naar een versterking van de evaluatiepraktijk etaleert zich in een ruimere toepassing van gespreide evaluatie voor een aantal vakken en basisopties. Een en ander is het resultaat van collegiale reflectie van de vakgroep en/of van een nieuw leerplan en/of van een nieuw leerboek.

 Er gaat vanuit de schoolleiding aandacht naar het dynamiseren van de evaluatiepraktijk. Dit gebeurt via pedagogische studiedagen en personeelsvergaderingen waarin al dan niet externen denkkaders aanreiken en via leraren van de school die voorbeelden van goede praktijk voorstellen.

 Daarnaast zijn er een aantal leraargebonden initiatieven, al dan niet in teamverband en vakdoorbrekend, die inspirerend zijn inzake vernieuwende evaluatievormen voor het vakkenonderwijs

 Het schoolwerkplan focust in het jaar van de schooldoorlichting (november 2011) onder meer op het verstevigen van de transparantie inzake de evaluatiepraktijk. Hiermee beoogt men het sterker multipliceren van kwaliteitsvolle evaluatie en het uitklaren van een aantal vragen inzake leerstof versus basis en uitbreiding.

 De school heeft sedert ruime tijd werk gemaakt van het evalueren van attitudes. Het geheel kenmerkt zich door een degelijke onderbouwing en maakt een wezenlijk deel uit van het evaluatieproces. Ook vanuit het talenbeleid is er een interessante koppeling naar het evalueren van de attitudes.

 De besluitvorming binnen de begeleidende klassenraden wordt zorgvuldig geregistreerd in een digitaal leerlingvolgsysteem. De beslissingen van de delibererende klassenraad zijn overwegend het logisch vervolg van de vaststellingen en besluiten binnen de begeleidende klassenraad.

 Nazicht van zowel de notulen als het syntheseblad toont een stipte toepassing van de vigerende onderwijsregelgeving.

 De school besteedt heel wat aandacht aan het opvolgen, analyseren en bestuderen van de resultaten van haar leerlingen in het vervolgonderwijs. Daarnaast zijn er diverse contacten tussen leraren van de school en de ‘vervolgscholen’ waarbij de aansluiting van eerste naar tweede graad geregeld onderwerp van gesprek is. In een aantal gevallen leidt dit tot aanpassing/bijsturing van het vakkenonderwijs.

4.2.2 Rapporteringspraktijk

De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- ondersteuning .Motivering

 De school heeft een aantal schooljaren terug de rapportering onder de loep genomen, in samenhang met het aanzwengelen van het talenbeleid. Zo is onder meer ondersteuning voor het rapporteren uitgewerkt door het aanbieden van lijsten met vaststellingen, eventueel gekoppeld aan remediëringsvoorstellen.

 Ook de attitudes (cfr. supra) maken deel uit van de rapportering.

(15)

 Uit gesprekken blijkt dat dit initiatief bij een groep leraren heeft geleid tot het versterken van de vaardigheid in het adequaat formuleren van leerlingspecifieke vaststellingen, foutenanalyse en remediëringsvoorstellen. De collegialiteit binnen het lerarenkorps zorgt ervoor dat leraren elkaar geregeld helpen bij het nauwkeurig formuleren van leerondersteuning.

 Leraar- en titularisgebonden zijn er voorbeelden van zorgvuldige en kwaliteitsvolle registratie op de rapporten met een geboden ondersteuning op maat van de individuele leerling, onder meer verwijzend naar het digitaal leerplatform.

 Zowel het schoolreglement als de leerlingenagenda verstrekken heldere informatie m.b.t. de rapportering. Inzake deze beide documenten besteedt de schoolleiding veel aandacht aan een duidelijke taal die goed is afgestemd op de doelgroep.

 Het rapporteren wordt veelal gekoppeld aan oudercontacten die geregeld worden georganiseerd. Ouders hebben daarbij de mogelijkheid om zowel met de titularis als de vakleraren te spreken over de schoolresultaten van hun kinderen. Uit gesprek blijkt dat de opkomst van de ouders groot is. Voorts besteedt ook de schoolleiding waar nodig of op vraag heel wat aandacht aan het verstrekken van specifieke, verdiepende info aan de ouders.

5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL

Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op:

 Vanuit een schooleigen visie zijn realistische schoolwerkplannen uitgeschreven. Deze reiken het kader aan waarbinnen een schooljaar of een aantal schooljaren kan gewerkt worden. De prioriteiten zijn met verschillende participanten besproken en vastgelegd, zoals onder meer de pedagogische raad en de schoolraad. De prioriteiten zijn goed gekozen t.a.v. het schoolprofiel en in het licht van onderwijsontwikkeling en dito vernieuwing.

 Vanuit de schoolvisie en gekoppeld aan het beleid gelijke onderwijskansen heeft de school sedert een heel aantal schooljaren werk gemaakt van de structurele inbouw van het talenbeleid. Het geheel heeft een schoolbreed draagvlak.

 De schoolleiding geeft duidelijke sturing en dit vanuit een participatieve ingesteldheid met ruimte voor dialoog. Vanuit een professioneel en vertrouwensvol klimaat worden heel wat kansen geboden voor het uitwerken van nieuwe ideeën en initiatieven. De schoolleiding steunt en stimuleert daarin het lerarenkorps en bewaakt de algemene betrokkenheid. In een aantal gevallen kan de kwaliteitsbewaking van de leerplanrealisatie geoptimaliseerd worden.

 De schoolleiding besteedt in overleg met het lerarenkorps veel aandacht aan een zorgvuldige leerlingenoriëntering en aan de opvolging en analyse van de resultaten in het vervolgonderwijs.

 Binnen het algemeen beleid gaat veel aandacht naar een goede communicatie met de ouders. Dit etaleert zich binnen alle facetten van het schoolleven.

 Inzake interne kwaliteitzorg hanteert de schoolleiding in sterke mate de collectieve evaluatie van het schoolwerkplan, die meteen een van de aanzetten is voor het nieuwe/vervolg schoolwerkplan. Voorts vormen de resultaten in de bovenbouwscholen - alsook de functioneringsgesprekken - belangrijke instrumenten binnen de integrale analyse en bijsturing van de schoolwerking.

(16)

6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL

6.1 Wat doet de school goed?

Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen:

 Het engagement van veel leraren in de volledige schoolwerking.

 Het mentoraat.

 Het talenbeleid op schoolniveau.

 De deskundigheidsbevordering.

 De samenwerking tussen de preventieadviseurs.

 De brede en harmonische vorming met onder meer de meerdaagse excursie voor de B-stroom.

 Het zorgvuldig evalueren van de attitudes.

 Het veilig en geordend pedagogisch klimaat.

Wat betreft het algemeen beleid:

 Het beleidsvoerend vermogen vanuit de middenschoolgedachte.

 De zorgvuldige leerlingenoriëntering en het verstrekken van info over de bovenbouw.

 De strikte opvolging en analyse van de leerlingenresultaten uit de bovenbouwscholen.

 De communicatie met de ouders.

6.2 Wat kan de school verbeteren?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:

 De leerplanrealisatie voor AV maatschappelijke vorming.

 De inrichting van het muzieklokaal.

 De veiligheid/betegeling van de speelplaats.

Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen:

 De transpositie van het talenbeleid naar de werkvloer.

Wat betreft het algemeen beleid:

 De leerlingenevaluatie.

(17)

6.3 Wat moet de school verbeteren?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:

 nihil

Wat betreft de regelgeving:

 De vaststelling van het nascholingsbeleid door de schoolraad en de goedkeuring van het nascholingsplan op het LOC.

7. ADVIES

In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning

GUNSTIG

voor alle structuuronderdelen.

8. REGELING VOOR HET VERVOLG

Nihil

Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever

Gino Malfait

Datum van verzending aan de directie en het bestuur van de instelling:

Voor kennisname

Het bestuur of zijn gemandateerde

Catherine Callu

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat is niet goed voor de wortels en zorgt voor afster- ving van de boom. Blijf op

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

Deze vragen hebben betrekking op de mogelijkheid om de productiviteit van publieke voorzieningen te kunnen meten, evenals de effecten van instrumenten op de productiviteit..

Leerlingenevaluatie De evaluatie is beperkt representatief voor het gevalideerd doelenkader en voor het aanbod en vertoont een beperkt evenwicht tussen kennis en vaardigheden, die

In haar communicatie met alle betrokkenen stelt de school in haar pedagogisch project: ‘Bij evaluatie en rapportering zal de leraar niet enkel oog hebben voor toetsen met

Voor ‘leren leren’ gebeuren heel wat inspanningen, maar deze zijn weinig ingebed in de VOET ‘leren leren’.. Dit manifesteert zich bijvoorbeeld in een te beperkt

De onderwijsinspectie formuleert over de verdere erkenning van de instelling een ONGUNSTIG ADVIES met de mogelijkheid om te verzoeken dat de procedure tot intrekking van

Grondstoffen ontgonnen binnen Vlaanderen (productieperspectief) en door de Vlaamse consumptie (consumptieperspectief) in 2016 volgens het Vlaamse IO-model... MOBILITEIT,