Voortplanting quiz
2 mavo
Vraag 1: Benoem de nummers
1. Zaadleider 2. Zaadblaasje 3. Prostaat
4. Zwellichaam 5. Bijbal
6. Teelbal
Vraag 2: Benoem de nummers
1. Eierstok 2. Eileider
3. Baarmoeder 4. Vagina
5. Grote
schaamlip
3. Juist of onjuist:
• Tijdens de eerste weken van de
zwangerschap zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo
• Bij chlamydia is de ziekteverwekker een bacterie
• De ziekte aids kan worden vertraagd, maar niet worden genezen.
juist juist
juist
Vraag 4
Is de temperatuur in de balzak anders dan de temperatuur in de buikholte? Zo ja, hoe?
• A Nee, de temperatuur in de balzak is gelijk aan de temperatuur in de buikholte.
• B Ja, de temperatuur in de balzak is hoger dan de temperatuur in de buikholte.
• C Ja, de temperatuur in de balzak is lager dan de temperatuur in de buikholte.
Vraag 5
Een eicel die niet wordt bevrucht, gaat te gronde.
Wanneer gebeurt dit?
• A Vlak voor de ovulatie.
• B Tussen ovulatie en menstruatie in.
• C Tijdens de menstruatie.
• D Vlak na de menstruatie.
Vraag 6
Wanneer spreken we van bevruchting?
• A Als er bij geslachtsgemeenschap sperma in de vagina van de vrouw terechtkomt.
• B Als de kern van een zaadcel met de kern van een eicel versmelt.
• C Als het klompje cellen dat uit een bevruchte eicel ontstaat zich innestelt.
Vraag 7
De 18
eis de
eerste dag dat een vrouw
ongesteld wordt.
Wanneer vindt de ovulatie
plaats?
3 maart
Vraag 8
In de afbeelding is de dikte van het baarmoederslijmvlies van een vrouw van 25 jaar gedurende een bepaalde
periode weergegeven.
Heeft in deze periode ovulatie plaatsgevonden bij deze vrouw? Zo ja, omstreeks welke dag?
• A Nee, er heeft geen ovulatie plaatsgevonden.
• B Ja, er heeft ovulatie plaatsgevonden rond 14 oktober.
• C Ja, er heeft ovulatie plaatsgevonden rond 22 oktober.
• D Ja, er heeft ovulatie plaatsgevonden rond 30 oktober.
Vraag 9 1. Placenta
2. Navelstreng
3. Vruchtwater
4. Vruchtvlies
Vraag 10
In de afbeelding is er een bepaalde fase tijdens de bevalling schematisch getekend.
Welke fase is dit?
• A De nageboorte.
• B De ontsluiting.
• C De uitdrijving.