• No results found

PATERS MET EEN MISSIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "PATERS MET EEN MISSIE"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PATERS MET EEN MISSIE

De gevolgen van de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 voor de

missiereis van de Nederlandse franciscanen naar China in de periode 1900-1903.

Naam: C.M. Donderwinkel, BA Geschiedenis Studentnummer: S4219813

Opleiding: Master Geschiedenis Vandaag

Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen Begeleider: dr. Y. Kuo

Tweede lezer: prof. dr. R.M. Esser Inleverdatum: 24-03-2021

(2)

1

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Paters met een missie. De gevolgen van de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 voor de missiereis van de Nederlandse franciscanen naar China in de periode 1900-1903.’ Het onderzoek voor deze scriptie is uitgevoerd aan de hand van het archief van de Nederlandse franciscanen in het Utrechts Archief (UA) in combinatie met een literatuuronderzoek. De scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen.

Van augustus 2020 tot en met februari 2021 ben ik bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van de scriptie. Samen met mijn scriptiebegeleidster, Ya-pei Kuo, heb ik het onderzoeksveld en de onderzoeksvraag voor deze scriptie bedacht. Het onderzoek in het Utrechts Archief was door de coronacrisis complex. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek stonden mijn scriptiebegeleidster, Ya-pei Kuo, scriptiecoödinator dr. Karl Heidecker, scriptie intervisiegroep begeleider prof. Antoon de Baets en studieadviseurs vanuit de opleiding, Bob en Hidde, altijd voor mij klaar. Zij hebben steeds mijn vragen beantwoord waardoor ik verder kon met de scriptie.

Bij dezen wil ik ook graag de medewerkers van het Utrechts Archief bedanken. Zij hebben ervoor gezorgd dat ik de archieven digitaal kon raadplegen, waardoor ik mijn scriptie heb kunnen schrijven. Ook wil ik de medewerkers van de Universiteitsbibliotheek bedanken omdat zij het mogelijk hebben gemaakt dat ik, ondanks de huidige omstandigheden, de benodigde boeken heb kunnen lenen. Tevens wil ik Willy Donderwinkel en Heleen de Graaf bedanken voor hun scherpe blik wat betreft grammatica en inhoud. Ik heb met hen op een effectieve manier kunnen sparren tijdens het doen van mijn onderzoek en het vertalen van mijn onderzoek naar de scriptie die nu voor u ligt. Tot slot wil ik mijn familie bedanken. Ondanks dat ik van ver heb moeten komen hebben zij altijd in mij geloofd en mij met raad en daad bijgestaan.

Ik wens u veel leesplezier toe.

Naomi Donderwinkel

(3)

2

Samenvatting

In deze scriptie is onderzocht wat de gevolgen van de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 voor de missiereis van de Nederlandse franciscanen naar China in de periode 1900-1903 zijn. Dit is onderzocht met behulp van een kwalitatief onderzoek gebaseerd op het archief van de Nederlandse franciscanen. Voor het analyseren van de data en annoteren van de bronnen is gebruikt gemaakt van de theorie die aangereikt werd tijdens de colleges van het vak

Historische methoden: Archieven en internet. Daarnaast is gebruikt gemaakt van literatuur

omtrent China in de tweede helft van de 19e en begint 20ste eeuw en over de Nederlandse minderbroeders geschreven door J.W. Esherick (1987), P.A. Cohen (1997,2003), H. Harrison (2013) en J.A. de Kok (2007). Voor de context van begrippen en gebeurtenissen is gebruik gemaakt van de boeken van T.T. Ch’u (1962), D. Pong ed. (2009), R.G. Tiedemann ed. (2010) en A.E. Clark (2014).

Allereerst wordt er gekeken naar de historiografische geschiedenis van de Bokserbeweging en de Bokseropstand. Vervolgens wordt er gekeken naar de historiografische geschiedenis van de Nederlandse minderbroeders. De Bokseropstand wordt eveneens besproken aan de hand van de brieven van pater Timmer en pater Hofman. Vervolgens worden de gevolgen van de Bokseropstand voor de missionarissen aan de hand van de brieven van pater Timmer en pater Hofman besproken. Daarna worden de gevolgen van de Bokseropstand voor de missionarissen volgens historici besproken. Tot slot vergelijk ik de gevolgen die door historici worden benoemd met die van de Nederlandse minderbroeders. Hieruit blijkt dat deze minderbroeders, die een kleine religieuze orde vertegenwoordigen die nog niet zo lang een missiegebied in China heeft, met andere gevolgen te maken kregen dan bijvoorbeeld franciscanen die uit andere landen kwamen, bijvoorbeeld Italië, die een langere geschiedenis in China hebben.

(4)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 1

Samenvatting ... 2

Inleiding ... 4

Hoofdstuk 1 De missie naar China en de Bokseropstand ... 18

Hoofdstuk 2 De periode na de Bokseropstand volgens pater Timmer en pater Hofman ... 35

Eindconclusie ... 52 Bijlagen ... 57 Begrippenlijst ... 61 Bronnen ... 63 Archivalia ... 63 Literatuur ... 64 Websites ... 65 Afbeeldingen ... 65

(5)

4

Inleiding

‘Van de 7000 christenen in het vicariaat waren er 1635 omgebracht.’1 Dit citaat komt uit het

boek Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland van J.A. de Kok. In dit boek doet de Kok onderzoek naar de geschiedenis van de franciscaanse orde in Nederland. Eén van de interessante gebeurtenissen die in dit boek behandeld wordt is hoe de Nederlandse franciscanen2 te maken krijgen met de Boksers aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20ste eeuw in China.3

Uit de secundaire literatuur die ik voor dit onderzoek heb gebruikt blijkt dat er veel aandacht is voor de Bokserbeweging, de Bokseropstand, de missionarissen in China en het ingrijpen van de buitenlandse grootmachten na de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900. De focus in de literatuur ligt veelal bij de Italiaanse, Duitse, Franse en Amerikaanse missionarissen. Deze focus is op zich niet opmerkelijk te noemen omdat deze missionarissen uit landen komen die aan het einde van de 19e en het begin van de 20ste eeuw grote spelers waren op het wereldtoneel. Daarnaast hebben deze missionarissen vaak een lange geschiedenis in China. Op basis van de literatuur constateer ik dat de vermelding van de Nederlandse minderbroeders aanzienlijk minder is in vergelijking met die van de hierboven genoemde missionarissen. Door deze conclusie ben ik mij meer gaan verdiepen in wat de gevolgen zijn voor een in verhouding kleine afvaardiging van missionarissen die pas aan het einde van de 19e eeuw op missiereis naar China gaan in een land waar verschillende missionarissen van christelijke missionarissen aanwezig waren die een langere geschiedenis in China hebben.

Door middel van het archief heb ik ontdekt dat de Nederlandse minderbroeders vóór de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 niet tot nauwelijks te maken kregen met de Boksers. Dit verandert in de zomer van 1900, wanneer de Boksers ook de Nederlandse minderbroeders aanvallen. De gevolgen van deze aanvallen voor de Nederlandse minderbroeders zijn op basis van het archief negatief te noemen. Zo moeten de minderbroeders de plaats verlaten waar zij verblijven en verliezen elkaar uit het oog. Daarnaast worden de Nederlandse minderbroeders ook na de zomer van 1900 bedreigt, niet alleen door de Boksers maar ook door verschillende andere groepen. Daarnaast lees ik in de brieven dat er een tekort ontstaat aan levensmiddelen en kleding waardoor de situatie in de periode 1900-1903 voor de

1 Citaat over de Chinees christelijke slachtoffers van de grootste uitbarsting van het geweld door de Boksers in

de zomer van 1900; J.A. de Kok, Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland (Hilversum: Verloren, 2007), 310.

2 De leden van de Nederlandse franciscaanse orde worden zowel Nederlandse franciscanen als (Nederlandse)

minderbroeders genoemd. In deze scriptie gebruik ik beide termen.

3 Over wanneer de opstand precies begon en eindigde is veel discussie onder historici. Zie verderop in de

(6)

5

Nederlandse minderbroeders, maar ook voor de vluchtelingen die zij verzorgen, steeds zwaarder wordt.4

In de literatuur wordt echter gesteld dat de missionarissen in het algemeen ondanks de geleden schade, de grote hoeveelheid slachtoffers onder de Chinese christenen en de spanningen tussen verschillende groepen die ook na de zomer van 1900 merkbaar zijn relatief goed uit de opstand komen. Zo stelt Henrietta Harrison in het boek The Missionary’s Curse and

other Tales from a Chinese Village, waarin zij onderzoek doet naar de persoonlijke verhalen

van Chinese christenen in Cave Gully in de tweede helft van de 19e en in de 20ste eeuw, bijvoorbeeld dat door de schadevergoedingen die aan de Italiaanse missionarissen in Cave Gully werden betaald, de Italiaanse missionarissen meer macht krijgen over de christelijke gemeenschap.5 Ondanks dat de Nederlandse minderbroeders eveneens verschillende schadevergoedingen krijgen, concludeer ik niet dat de Nederlandse minderbroeders in de periode 1900-1903 hun macht over de christelijke gemeenschap uitbreiden.6

In de brieven vertellen de Nederlandse franciscaanse paters Odoricus Timmer en Johannes Hofman vanuit hun oogpunt over hoe zij de zomer van 1900 ervaren en de periode daarna.7 Pater Timmer was de derde apostolisch vicaris8 van Zuid-Shanxi en werd op 28 oktober 1901 tot bisschop van Zuid-Shanxi gewijd in Machang, de plaats waar hij na de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 verblijft.9 Hij schrijft in zijn brieven over de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 tot en met november 1900 maar ook over de aanvallen door andere groepen niet-christelijke Chinezen en over hoe met name de christelijke

4 Zie de volgende brieven: brief 1 van pater Hofman; UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie,

collectie China. Inventarisnr. 34 Brieven van Mgr. Johannes Hofman aan het Provincialaat te Weert, 1900-1901, p. 1-2; UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China, inventaris 1.2.7. Bokseropstand, inventarisnr. 29: Brieven van Pater Timmer aan Mgr. Hofman en het Provincialaat te Weert, 1900, p.12-14; tweede brief van pater Timmer: UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China, inventaris 1.2.7. Bokseropstand, inventarisnr. 29: Brieven van Pater Timmer aan Mgr. Hofman en het Provincialaat te Weert, 1900, p. 15-16.

5 H. Harrison, The Missionary’s Curse and other Tales from a Chinese Village (Berkeley: University of

California Press, 2013), 120.

6 Zie brief 2 van pater Hofman; UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China.

Inventarisnr. 34 Brieven van Mgr. Johannes Hofman aan het Provincialaat te Weert, 1900-1901, p. 3-4.

7 Zie: UA. Toegangsnummer 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China. Inventarisnummer 1.2: Het

Apostolisch Vicariaat van Zuid-Shansi tussen 1890 en 1901, de periode van Mgr. Poell en Mgr. Hofman.

8 Een bisschop die in de naam van de paus een apostolisch vicariaat (een gebied dat nog geen bisdom is)

bestuurt.

9 Zie: UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China, Inventarisnr. 3, 285: Fotoarchief

bisdom Luanfu, albums met foto's en afbeeldingen van documenten uit de periode 1870-ca. 1989, samengesteld naar thema door pater Uppenkamp, ca. 1990, afb.nr. 29: Mgr. Odoricus Timmer O.F.M. 1859-1943, tit. Bisschop van Drusipare, vic. Apost. van Zuid-Shansi. Naar Zuid-Hupe (vic. I-chang) 1884; over naar Zuid-Shansi (Vic. Luanfu) 1888; bisschopswijding Matchang 28 okt. 1901; emeritaat 1928-1943; overleden tijdens internering in het r.k. ziekenhuis in Taiyunafu, 26 apr. '43 en aldaar begraven.

(7)

6

Chinezen verzet bieden tegen de verschillende aanvallen.10 Pater Hofman was de eerste Nederlandse minderbroeder die in 1870 gehoor gaf aan de oproep om op missiereis te gaan naar China. Hij was eveneens apostolisch vicaris maar dan in de periode 1891-1901.11In het archief zijn er brieven van deze pater bewaard gebleven uit de periode december 1900 tot maart 1901.12

Opmerkelijk is dat de brieven weinig voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt zijn, waardoor het naar mijn mening interessant is om onderzoek te doen naar deze brieven. Zo heb ik, nadat ik via SmartCat en internet heb gezocht op boeken over de Nederlandse franciscanen, slechts één boek kunnen vinden waarin de brieven gebruikt zijn. In dit boek wordt echter nog weinig bij de missiereis naar China en de Bokseropstand stilgestaan en wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse minderbroeders. In dit boek wordt er een algemeen beeld geschetst van de Bokseropstand en wordt er niet specifiek ingegaan op de aanvallen door de Boksers op de Nederlandse minderbroeders in de zomer van 1900. Op basis daarvan, in combinatie met wat er in de literatuur wordt geschreven over de gevolgen van de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900, ben ik van mening dat het relevant is om te kijken naar de gevolgen van de aanvallen in de zomer van 1900 voor de Nederlandse minderbroeders.13Wanneer ik namelijk

de literatuur lees en vergelijk met de brieven van de paters merk ik toch een aantal verschillen op die ik hierboven genoemd heb. Daarnaast is dit onderzoek oor relevant aangezien met dit onderzoek wordt aangetoond dat de Bokserbeweging en de gebeurtenissen van de Bokseropstand in het algemeen samen met de specifieke gebeurtenissen in de zomer van 1900 en de ervaringen van de paters een complex stuk geschiedenis is.

Wat verder opvalt is dat de aanvallen op de missionarissen en christelijke Chinezen in de literatuur worden toegeschreven aan de Bokserbeweging.14 Uit de brieven van de paters Odoricus Timmer en Johannes Hofman die ik voor dit onderzoek heb onderzocht, blijkt echter dat de minderbroeders in de periode na de zomer van 1900 tot 1903 met verschillende groepen

10 UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China, inventarisnr. 1.2.7. Bokseropstand,

29: Brieven van Mgr. Hofman aan het Provincialaat te Weert, 1900.

11 De Kok, 308.

12 Zie: UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China, inventarisnr. 1.2.7.

Bokseropstand, 34: Brieven van Mgr. Hofman aan het Provincialaat te Weert, 1900-1901.

13 Zie J.A. de Kok, Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland (Hilversum: Verloren, 2007). 14 Zie verderop in de inleiding over het begrip ‘Bokserbeweging.’

(8)

7

te maken krijgen namelijk met de Lang/Groot Zwaarden15, de soldaten van het keizerlijk hof en de provinciale/lokale regeringen en ‘heidenen.’16

Op basis van het archief van de Nederlandse franciscanen en de literatuur ben ik tot de volgende hoofdvraag gekomen: ‘Wat zijn de gevolgen van de aanvallen door de Boksers in Noord-China in de zomer van 1900 voor de Nederlandse franciscanen in de periode 1900-1903?’ In het eerste hoofdstuk behandel ik de deelvraag: ‘Wat gebeurt er met de Nederlandse minderbroeders tijdens de Bokseropstand in het noorden van het keizerrijk China?’ In dit hoofdstuk kijk ik eerst kort naar de geschiedenis van de franciscanen in Nederland. Ik behandel deze geschiedenis om zo te laten zien welke ontwikkelingen de franciscanen hebben doorgemaakt voordat zij op missiereis naar China gaan. Vervolgens behandel ik kort de secundaire literatuur over de Bokseropstand en vervolgens het begin van de missiereis van de Nederlandse franciscanen naar China. Als laatste behandel ik Bokseropstand aan de hand van de brieven van pater Timmer, die een interessante en persoonlijke inkijk geven op deze opstand.

In het tweede hoofdstuk beantwoord ik de deelvraag: ‘Wat gebeurt er met de Nederlandse minderbroeders in de periode na de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 in het noorden van het keizerrijk China?’ In dit hoofdstuk kijk ik naar de gevolgen van de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 voor de Nederlandse minderbroeders aan de hand van de brieven die door de paters Timmer en Hofman zijn geschreven in de periode 1900-1903. Ik heb voor deze periode gekozen omdat ik uit de brieven opmaak dat er na 1903 een nieuwe periode aanbreekt voor de minderbroeders, namelijk een periode van wederopbouw en groei. Vervolgens vergelijk ik deze informatie met de standpunten van historici die in deze inleiding worden behandeld. In de conclusie wordt een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag: ‘Wat zijn de gevolgen van de aanvallen door de Boksers in Noord-China in de zomer van 1900 voor de Nederlandse franciscanen in de periode 1900-1903?’

Om de gevolgen van de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 te begrijpen is het van belang om de Bokserbeweging en de Bokseropstand te onderzoeken vanuit een

15 In de brieven wordt zowel de term Groot als Lang Zwaarden als Ta-tao-hui(ers) gebruikt; Een beweging die al

voor de Bokserbeweging bestond in de regio zuidwest-Shandong, een regio waar een lange geschiedenis van geweld door verschillende soorten bewegingen heerste. De Lang/Groot Zwaarden ontwikkelden zich volgens J.W. Esherick van een beweging die tegen bandieten streed naar een antichristelijke beweging. Zie p. XVII in The Origins of the Boxer Uprising) In de zomer van 1896 vielen de Lang Zwaarden Chinese christenen aan in het grensgebied van Shandong-Jiangsu. Deze beweging vertoond veel overeenkomsten met de Bokserbeweging op het gebied van rituelen die de leden onaantastbaar maken voor kogels van de Westerse grootmachten. Het verschil met de Bokserbeweging is dat de Lang Zwaarden zich meer richtten op bezweringen en niet bijvoorbeeld op de Eeuwige Moeder. Voor meer informatie over deze beweging verwijs ik naar het boek van J.W. Esherick, The Origins of the Boxer Uprising (Berkeley: University of California Press, 1987), 7, 96-122.

16 Uit de brieven maak ik op dat met de term heidenen alle niet-christelijke Chinezen worden bedoeld die de

(9)

8

wetenschappelijk kader. Deze twee begrippen zijn namelijk niet onomstreden, wat blijkt uit de literatuur die ik hierna behandel. Volgens J.W. Esherick,17 die in zijn boek The Origins of the

Boxer Uprising onder andere schrijft over het ontstaan van de Bokserbeweging, zijn de Boksers

dramatische voorbeelden van gewone Chinese boeren die in eerste instantie uit de provincie Shandong komen. Deze boeren komen vanaf 1898 in opstand tegen het Westerse christendom om China te bevrijden van de gehate buitenlandse aanwezigheid.18 Het blijft volgens Esherick echter, ook voor historici, lastig te bepalen wie er precies deel uitmaakten van de beweging.19 Esherick stelt dat de eerste misvatting met betrekking tot de Boksers is dat de Boksers geen boksers als in sporters zijn. De basis voor de Bokserbeweging is eerder te vinden in spirituele rituelen. Doordat de Boksers geloven dat zij door geesten worden bezeten, zijn zij ervan overtuigd dat zij onaantastbaar zijn voor de Westerse wapens. Deze rituelen worden vanuit Shandong doorgegeven van dorp tot dorp. Vervolgens verspreidt de beweging zich over heel Noord-China. Hierdoor kan de Bokseropstand volgens Esherick worden gezien als een voorbeeld van massa sjamanisme.20

Esherick schrijft in zijn boek ook een hoofdstuk over de Grote Zwaard Gemeenschap. In de brieven van de paters wordt zowel de term Groot/Lang Zwaarden als Ta-tao-hui(ers) gebruikt waarmee de Grote Zwaard Gemeenschap wordt bedoeld.21 Dit is een beweging die al voor de Bokserbeweging bestond in de regio zuidwest-Shandong, een regio waar een lange geschiedenis van geweld door verschillende soorten bewegingen heerste. De Lang/Groot Zwaarden ontwikkelden zich volgens J.W. Esherick van een beweging die tegen bandieten streed naar een antichristelijke beweging.22 In de zomer van 1896 vielen de Lang Zwaarden Chinese christenen aan in het grensgebied van Shandong-Jiangsu. Deze beweging vertoond veel overeenkomsten met de Bokserbeweging op het gebied van rituelen die de leden onaantastbaar maken voor kogels van de Westerse grootmachten. Het verschil met de Bokserbeweging is dat de Lang Zwaarden zich meer richtten op bezweringen en niet bijvoorbeeld op de Eeuwige Moeder.23 Voor meer informatie over deze beweging verwijs ik naar het boek van P.A. Cohen,24 die in zijn boek The History in Three Keys schrijft over de

17 Emeritus hoogleraar moderne Chinese geschiedenis; https://en.wikipedia.org/wiki/Joseph_W._Esherick

(geraadpleegd op 20-01-2021).

18 Esherick, XIII. 19 Esherick, XV. 20 Esherick, XIII.

21 Dit maak ik op uit dat Timmer de voor hem onbekende begrippen vaak fonetisch opschreef waardoor er

Ta-taohui’ers in plaats van Dadaohui in de brieven wordt geschreven; Esherick, XVII.

22 Esherick, XVII.

23 J.W. Esherick, The Origins of the Boxer Uprising (Berkeley: University of California Press, 1987), 7, 96-122. 24 Professor Aziëstudies; https://en.wikipedia.org/wiki/Paul_Cohen_(historian) (geraadpleegd op 20-01-2021).

(10)

9

Boksers als een gebeurtenis, ervaring en mythe, is in eerste instantie wat vaag over wanneer de Bokserbeweging precies opkomt. Hij stelt dat een aantal jaar voor 1900 in het noordwesten van de provincie Shandong er langzaam maar zeker een groep ontstaat.25 In de winter van 1899-1900 verplaatst deze groep, die Boksers worden genoemd, zich naar de grensstreek tussen Shandong en Zhili.26 Deze groep verspreid zich volgens Cohen op een bijna magische manier over een groot deel van Noord-China.27 Kenmerkend voor deze groep zijn volgens Cohen onder andere de naam van de groep, de beoefening van massale geestelijke bezettingen, haar geloof in onkwetsbaarheid en rituelen, het beoefenen van verschillende soorten vechtsporten, de ademhalingsoefeningen alsmede de niet-hiërarchische organisatie.28 Het centrum van deze beweging is volgens Cohen het landelijke gebied van Noord-China en altaren in de steden.29 De beweging bestaat hoofdzakelijk uit jonge boeren, seizoenarbeiders uit de landbouwsector en werklozen, aldus Cohen.30

Cohen stelt dat de eerste keer dat er op een niet-vijandige manier door Chinezen over de Boksers wordt geschreven, de term quan31 wordt gewijzigd in de term ‘Verenigd in

Rechtvaardigheid’.32 Deze naam komt voor het eerst voor in de lente van 1898 en blijft de naam

van de beweging (soms worden alternatieve termen gebruikt, maar deze term wordt over het algemeen vaker gebruikt).33 Volgens Cohen zijn er naast de beweging die hierboven benoemd is, nog verschillende andere bewegingen die in het westen van Shandong rond dezelfde tijd actief waren.34

Een ander interessant punt dat Cohen aanhaalt is dat de groep de Boksers Verenigd in Rechtvaardigheid volgens hem een compositie zijn van twee hoofdstromen die van invloed zijn op deze Boksers.35Verder is het interessant dat Cohen hier de Grote Zwaard Gemeenschap of Dadaohui noemt als een hoofdstroming.36 Deze stroming kwam in 1895 op in het zuidwesten van Shandong. Kenmerkend voor deze groep is het idee van onkwetsbaarheid maar dan zonder de specifieke rituelen.37 Zij onderscheiden zich van anderen doordat het doel van de Dadaohui

25 Cohen, History in Three Keys, 16. 26 Ibidem.

27 Ibidem. 28 Ibidem. 29 Ibidem. 30 Ibidem.

31 Ibidem; Term waarmee een grote verscheidenheid aan vechtsporten die door de beweging werden beoefend

wordt bedoeld.

32 Cohen, History in Three Keys, 16. 33 Ibidem.

34 Cohen, History in Three Keys, 16-17. 35 Cohen, History in Three Keys, 17. 36 Ibidem.

(11)

10

het beschermen van mensen en hun eigendommen is.38 Dit doel dient in het licht te worden gezien van een tijd waarin er weinig politieke stabiliteit was om bijvoorbeeld op te kunnen treden tegen bandieten en smokkelaars.39 Daarnaast waren de leden van de Dadaohui anders dan die van de Bokserbewegingen.40 Leden van de Dadaohui waren bijvoorbeeld landeigenaren en rijke boeren.41 Volgens Cohen werden arme mensen geen lid van deze beweging omdat zij simpelweg niets te beschermen hadden en geen geld hadden om wapens te kopen en is dus anders dan de Bokserbeweging.42 Deze groep wordt ook genoemd in de brieven van pater Timmer na de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900.43 Hij noemt deze groep echter Ta-tao-hui’ers.44 Waarom hij deze groep zo noemt is niet duidelijk, maar op basis van andere begrippen en namen in de brieven concludeer ik dat pater Timmer vaak de neiging had om onbekende woorden fonetisch op te schrijven. Uit de brieven blijkt ook dat de Dadaohui zich tegen de Nederlandse minderbroeders keren.45 In hoofdstuk twee ga ik hier verder op in. Cohen

sluit over het algemeen aan op wat Esherick schrijft over de Dadaohui.46 De aanvallen door de

Dadaohui op christelijke eigendommen waren gebaseerd op onenigheid over landgebruik en niet op de leer van de katholieke kerk.47

Een andere gebeurtenis die volgens Cohen van belang is voor de geschiedenis van de Bokserbeweging is de slogan die door de Boksers Verenigd in Rechtvaardigheid in 1898 werd aangenomen: ‘Steun de Qing, vernietig het buitenland/de buitenlander.’48 Deze slogan werd

later door de volgens Cohen volgroeide Bokserbeweging eveneens gebruikt in de periode 1899-1900.49Een andere belangrijke groep Boksers is volgens Cohen de groep die de Geestelijke Boksers worden genoemd. Deze groep werd hoofdzakelijk gedreven door een grote overstroming van de Gele Rivier die vanaf 8 augustus veel schade aanrichtte en waardoor miljoenen mensen moesten vluchten.50Hierdoor raakten de Geestelijke Boksers geïnspireerd om zich te verspreiden richting het noorden in de winter van 1898-1899 om deel te nemen in

38 Cohen, History in Three Keys, 17. 39 Ibidem.

40 Ibidem. 41 Ibidem.

42 Ibidem; Cohen, History in Three Keys, 25.

43 Zie brief 2 van pater Timmer. UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China,

inventaris 1.2.7. Bokseropstand, inventarisnr. 29: Brieven van Pater Timmer aan Mgr. Hofman en het Provincialaat te Weert, 1900, p. 3-4.

44 Ibidem. 45 Ibidem.

46 Cohen, History in Three Keys, 19-20; Esherick, 98, 101-104. 47 Cohen, History in Three Keys, 19-20.

48 Cohen, History in Three Keys, 22-23; Esherick schrijft hier een heel hoofdstuk over (zie The Origins,

206-241), het is echter teveel om dit in deze scriptie te behandelen.

49 Cohen, History in Three Keys, 22-23. 50 Cohen, History in Three Keys, 31.

(12)

11

antichristelijke activiteiten.51De verwarring omtrent de verschillende Boksergroepen wordt naar mijn mening compleet met dat in 1898 de Geestelijke Boksers werden aangeduid als de Grote Zwaard Gemeenschap en een aantal maanden later als de Boksers Verenigd in Rechtvaardigheid.52 Esherick stelt volgens Cohen dat de Geestelijke Boksers, wanneer zij zich inzetten tegen de christenen, de vijandigheden voortkwam uit een grote verscheidenheid aan factoren: de verhoogde buitenlandse dreiging en christelijke agressiviteit na de oorlog tussen China en Japan (1895) en daarmee de vestiging van de Duitsers in de Jiaozhou regio, het groeiende bewustzijn in noordwest Shandong van de antichristelijke activiteiten door de Boksers in de provincie Guan, de Grote Zwaard Gemeenschap in het zuidwesten van Shandong en de Rode Boksers en anderen in het zuiden van Shandong, de effecten van de natuurramp en de bereidheid van in ieder geval de lokale autoriteiten in het noordwesten van Shandong om de andere kant op te kijken wanneer er antichristelijke acties waren.53 Volgens Cohen is deze

hypothese niet geheel onlogisch maar de factoren gelden volgens Cohen niet voor bijvoorbeeld de provincie Zouping die door de Geestelijke Boksers redelijk met rustgelaten werd.54

Ondanks dat het ook op basis van het boek van Cohen lastig te bepalen wat de Bokserbeweging is, wie er deel van uitmaken en of het één of meerdere bewegingen zijn stelt Cohen dat voor de Bokserbeweging die ontstaat in noordwest Shandong de bezetting door geesten het belangrijkste was.55De bezetting door geesten, wat volgens Cohen bijdroeg aan de snelle verspreiding van de beweging in Noord-China en die vermoedelijk kenmerkend zijn voor culturele en religieuze neigingen in Noord-China in het algemeen, was volgens Cohen niet gelinkt aan een specifieke sociale omgeving en diende hiermee het ontkoppelen van de Bokserbeweging van de distinctieven sociale setting waarin het eerst voorkwam.56De bezetting door geesten maakte het zeer aantrekkelijk voor met name de mensen in de lagere klassen van de Chinese samenleving om lid te worden, aldus Cohen. Daarnaast werd het mogelijk dat, wanneer iemand bezeten was, te communiceren met de goden.57Als laatste stelt Harrison58 dat, ondanks dat er onder historici een algemeen akkoord is dat de steun van het Chinese keizerlijk hof aan de Bokserbeweging belangrijk was, wetenschappers het oneens zijn over waarom ‘gewone’ mensen in het landelijke deel van Noord-China zoveel haat en angst voor de

51 Ibidem.

52 Cohen, History in Three Keys, 31. 53 Cohen, History in Three Keys, 31-32. 54 Cohen, History in Three Keys, 32. 55 Cohen, History in Three Keys, 34. 56 Ibidem.

57 Cohen, History in Three Keys, 34.

(13)

12

christenen voelden waarmee zij samen leefden.59 De Bokserbeweging ontstaat volgens Harrison doordat groepen vechtsporters samenkomen in de tempels in de provincie Shandong.60 In 1900 ontwikkelen deze groepen zich volgens Harrison tot een militante beweging die hulp krijgen van de centrale Chinese overheid.61 De Bokserbeweging is volgens haar gericht op het verdrijven van de buitenlandse machten uit China, te beginnen met de missionarissen en de Chinese christenen die als vertegenwoordigers van de buitenlandse machten worden gezien.62 Harrison stelt dat de spanningen toenemen door de toenemende zichtbaarheid van de missionarissen, de groeiende exclusiviteit van de katholieke gemeenschappen, het aanmoedigen van de Chinese christenen door de missionarissen om op een publieke manier religieuze praktijken te beoefenen en de bewondering en aanmoediging door de missionarissen van de hechte band met de lokale katholieke gemeenschappen.63 Samen vormen deze drie punten volgens Harrison de aanleiding voor de aanvallen op de katholieke dorpen in 1900. De aanvallen vinden volgens Harrison eerst plaats in Shandong en verspreiden zich vervolgens naar de rest van Noord-China, waaronder de provincie Shanxi.64

Op basis van de hierboven behandelde literatuur concludeer ik dat het zeer lastig is om te bepalen wie er deel uitmaakten van de Bokserbeweging. Ook vraag ik mij af of het wel mogelijk is om een eenduidige groep aan te wijzen. Over het algemeen lees ik dat de Boksers erop gericht waren om in het algemeen de buitenlandse machten en in het bijzonder de missionarissen en Chinese christenen te verdrijven, dat deze poging/pogingen tot verdrijving met geweld gepaard gingen en dat de bezetting door geesten een belangrijk onderdeel is voor de meeste Boksers. Op basis van de brieven van de paters concludeer ik dat de Boksers die de Nederlandse minderbroeders aanvallen in de zomer van 1900 in ieder geval gericht zijn tegen het christendom, maar ik kan niet zeker stellen of deze Boksers ook beïnvloed werden door geesten.

Over het begin van de Bokseropstand en waarom er een opstand plaats vindt is eveneens discussie onder historici. Daar waar sommige historici beweren dat de Bokseropstand rond 1898 of 189965 begon, richten andere historici zich meer op de aanvallen vanaf 1900 en/of de aanvallen in de zomer van 1900.66 Wanneer ik de literatuur lees zijn de verschillende jaartallen

59 Harrison, 7. 60 Harrison, 92. 61 Harrison, 92. 62 Ibidem. 63 Harrison, 98-104. 64 Ibidem.

65 Bijvoorbeeld P.A. Cohen, China Unbound: Evolving Perspectives on the Chinese Past (London: Routledge,

2003), 105 en Esherick, XIV.

(14)

13

te verklaren doordat de eerste aanvallen door Boksers plaatsvonden in Shandong en vervolgens verspreidde over heel Noord-China. Hierbij is het wederom belangrijk om op te merken dat er verschillende groepen Boksers zijn die in verschillende delen van Noord-China actief zijn, wat blijkt uit de literatuur dat ik hierboven heb behandeld over de Bokserbeweging. Ondanks dit discussiepunt zijn de historici het erover eens dat de zwaarste aanvallen door de Bokserbeweging plaatsvinden in de zomer van 1900.67 De hierboven genoemde historici zijn het echter wel met elkaar eens dat de opstand hoofdzakelijk gericht is tegen het christendom in China. Volgens Esherick komen de Boksers nooit in opstand tegen de Qing dynastie.68 De opstand is volgens hem gericht tegen de buitenlandse religie, het christendom, de Chinese bekeerlingen en de buitenlanders in het algemeen.69 Het keizerlijk hof verklaart volgens Esherick haar steun aan de Bokserbeweging, wat Harrison ook verklaart.70

Cohen stelt dat, wanneer bijvoorbeeld het Juye incident71 niet had plaatsgevonden

waarvan de gevolgen zeer groot waren, de Bokseropstand niet zou hebben plaatsgevonden of in ieder geval niet zo heftig.72 Volgens Harrison twee verklaringen voor de vijandigheden tegen

de christelijke gemeenschappen tijdens de Bokseropstand die met elkaar verbonden zijn. De eerste verklaring die zij geeft is dat de vijandigheden een resultaat zijn van culturele verschillen tussen de christenen en de andere Chinezen in Noord-China in de periode voor de opstand. Harrison vraagt zich naar mijn mening terecht af waarom de vijandigheden pas tijdens de Bokseropstand naar voren komen en niet in de 17e of 18e eeuw. Harrison geeft als antwoord dat, wanneer er gekeken wordt naar de katholieke praktijken in plaats van de doctrine, het idee van culturele verschillen wordt ondermijnd en wanneer er naar de lange termijn wordt gekeken is het overduidelijk dat veel van de vijandigheden plaatsvonden op plaatsen waar het katholicisme al lang bestond maar waar weinig groei qua aantal was.73

De tweede verklaring is volgens Harrison dat de niet-christelijke Chinezen de missionarissen en Chinese katholieken associëren met de expansie van buitenlandse machten in China in de tweede helft van de 19e eeuw. Beschuldigingen aan het adres van missionarissen dat zij medeplichtig waren aan het Westerse imperialisme waren toen en zijn nog altijd een

67 Cohen, China Unbound, 105. 68 Esherick, XIV.

69 Ibidem, XIV.

70 Ibidem, XIV; Harrison, 7.

71 Waarbij twee missionarissen van de Gemeenschap van de Goddelijke Wereld werden vermoord door een

kleine gewapende groep. Door de druk van de Duitse overheid werden er als vergelding kathedralen gebouwd in het dorp waar de missionarissen waren vermoord en op twee andere plaatsen; Zie Cohen, History in Three Keys, 20-21

72 Cohen, History in Three Keys, 20. 73 Harrison, 7.

(15)

14

machtig argument op politiekgebied in China.74 Uit het onderzoek van Harrison blijkt dat de christelijke Chinezen in Cave Gully zich actief verzetten tegen de groei van de macht van de missionarissen.75 Imperialisme is volgens Harrison belangrijk in de ontwikkeling van het verzet van de Chinezen tegen de missionarissen maar is niet inherent aan de missionaire onderneming noch ondervonden de Chinese katholieke per se profijt van de groei van de macht van de missionarissen.76

Op basis van wat ik gelezen heb over het begin van de Bokseropstand en waarom de Bokseropstand plaatsvindt ben ik van mening dat de Bokseropstand, net zoals de Bokserbeweging, een complexe gebeurtenis is of een complexe serie van gebeurtenissen zijn. Wanneer ik naar het archief van de Nederlandse minderbroeders kijk zie ik dat er geschreven wordt over de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900. Van andere aanvallen voor deze zomer wordt niet gesproken. Daarom focus ik mij in dit onderzoek op de gevolgen van deze aanvallen voor de Nederlandse minderbroeders.

Over de periode na de Bokseropstand voor de missionarissen is de volgende stelling interessant. Harrison stelt dat de missionarissen meer macht krijgen in de katholieke gemeenschap nadat de Boksers gedwongen worden om schadevergoedingen te betalen. 77 Voor de Opiumoorlogen (1839-1842 en 1856-1860) zijn de missionarissen volgens Harrison afhankelijk van de lokale Chinese katholieken voor support. Harrison stelt dat dit vanaf 1840 verandert wanneer, door de ongelijkheden op het gebied van politieke macht tussen China en Europa, de missionarissen de macht geven over de Chinese priesters en dorpen. De missionarissen krijgen de controle over de geldstromen die vanuit Europa kwamen en later het geld dat door de grootmachten van het keizerlijk hof werd opgeëist als compensatie voor de opstand. Het geld wordt volgens Harrison gebruikt om instituten te bouwen die onder het gezag van de missionarissen vallen.78 Wat door Harrison wordt gesteld is naar mijn mening toepasbaar op de grote groepen missionarissen (Italianen, Fransen etc.)79. De kleinere groepen missionarissen komen echter nauwelijks aan bod in de literatuur. De Nederlandse franciscanen worden wel genoemd in bijvoorbeeld het boek van Harrison, maar er wordt door haar en ook

74 Harrison,7. 75 Harrison,7. 76 Ibidem. 77 Harrison, 120. 78 Harrison, 7.

79 Zie bijvoorbeeld Harrison die af en toe kleinere groepen, waaronder de Nederlandse minderbroeders, noemt

maar zich vooral focust op de Italiaanse missionarissen. Zie ook het boek van A.E. Clark Heaven in Conflict: Franciscans and the Boxer Uprising in Shanxi. Opmerkelijk is dat het hier om hetzelfde gebied gaat als waar de Nederlandse minderbroeders actief zijn. Het verhaal in dit boek wordt echter vanuit het perspectief van de Italiaanse franciscanen/ Italiaanse franciscaanse nonnen beschreven

(16)

15

door de andere historici die hierboven genoemd zijn weinig gedaan. In dit onderzoek kijk ik naar of de gevolgen die de historici noemen ook voor de Nederlandse paters die de brieven hebben geschreven die ik in de archieven heb gevonden. Een tweede interessante stelling is van Cohen. Hij stelt dat de bezetting door geesten was een element waardoor de beweging zich snel verspreidde maar zorgde er ook voor dat de beweging na de zomer van 1900 zo goed als verdween. Op basis van de brieven van de paters kan ik niet concluderen dat de Bokserbeweging verdwijnt na de zomer van 1900. De brieven laten in eerste instantie juist het tegenovergestelde zien. Ondanks dat de Boksers op de vlucht zijn, vallen zij nog wel bijvoorbeeld de stad Machang aan waar pater Timmer verblijft.80

In dit onderzoek is kwalitatief onderzoek uitgevoerd om antwoord te geven op de vraag wat de gevolgen zijn van de aanvallen door de Boksers in de zomer van 1900 voor de Nederlandse minderbroeders in de periode 1900-1903. De belangrijkste inventarisnummers in het archief zijn 29, 30 en 34. Deze inventarisnummers bevatten elf brieven van ongeveer twee á drie A4bladzijden en twee losse fragmenten van brieven van pater Timmer, vier brieven van pater Hofman81, van twee á drie pagina’s en zeven tijdschriftartikelen uit het tijdschrift St.

Franciscus waarin brieven van twee á drie pagina’s van verschillende paters en fraters

behandeld worden over de Bokseropstand en de periode daarna.82De artikelen die in het blad

St. Franciscus zijn gepubliceerd zijn gebaseerd op brieven die geschreven zijn door

verschillende paters83 en fraters84 in de periode 1900-1903. Daarnaast heb ik ook een landkaart85 gevonden met de verdeling van de provincie van Shanxi en een aantal foto’s waarop pater Hofman te zien is86 in de kledingstijl van een missionaris in China. Dit materiaal heb ik gebruikt om de context van het onderzoek meer vorm te geven. In totaal heb ik 65 relevante archiefstukken onderzocht.

80 Cohen, History in Three Keys, 34; Zie brief 2 van pater Hofman; UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen

Nederland, missie, collectie China. Inventarisnr. 34 Brieven van Mgr. Johannes Hofman aan het Provincialaat te Weert, 1900-1901, p. 3-4.

81 Waarvan drie interessant waren voor dit onderzoek. De vierde brief was een samenvatting van wat er in andere

brieven beschreven is.

82 Utrechts Archief. Toegang 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China. Inventarisnummers 29, 30,

34.

83 Een monnik, kloosterling, missionaris of lid van een religieuze orde die priester is; ‘’Pater.’’

https://nl.wikipedia.org/wiki/Pater#:~:text=Pater%20is%20in%20de%20Rooms,religieuze%20congregatie%20di e%20priester%20is.&text=Een%20frater%20(%22broeder%22),diocesaan%20instituut%2C%20maar%20g%C3 %A9%C3%A9n%20priester. (geraadpleegd op 22-12-2020).

84 Lid van een kloostergemeenschap, religieuze orde of niet-diocesaan instituut die geen priester is; ‘’Frater

(religieus).’’ https://nl.wikipedia.org/wiki/Frater_(religieus) (geraadpleegd op 22-12-2020).

85 Zie bijlage 2.

(17)

16

Tegelijkertijd zijn er ook een aantal zwakheden aan deze archiefstukken te noemen. Zo bevatten deze brieven en artikelen alleen de visie van de paters en fraters en niet bijvoorbeeld die van de Chinese christenen. Daarnaast zijn de brieven hoofdzakelijk afkomstig van de paters Timmer en Hofman. In de brieven van deze paters komen andere paters en priesters wel aan bod, maar ik heb bijna geen brieven van de anderen kunnen vinden, op twee brieven na die gepubliceerd zijn in het tijdschrift. Op basis van de brieven stel ik dat er weinig over de andere minderbroeders wordt geschreven omdat de andere minderbroeders naar andere plaatsen zijn gevlucht en door de situatie is de communicatie met elkaar moeilijk. Als laatste dient er rekening gehouden te worden met het feit dat niet alle brieven vanuit China in Nederland zijn aangekomen, waardoor er soms grotere tijdsperiodes tussen de brieven zitten. Ik ben echter van mening dat ik met dit onderzoek heb laten zien dat, ondanks dat de Nederlandse minderbroeders slechts een klein onderdeel zijn van de katholieke missie in China en pas aan het einde van de 19e eeuw in China op missiereis gaan, het weldegelijk interessant is om naar deze groep te

kijken. Daarnaast heb ik literatuuronderzoek gedaan naar het ontstaan van de Bokserbeweging, de Bokseropstand en de gevolgen van de opstand voor missionarissen. Hiermee creëer ik een basis om de gevolgen van de opstand in de context te plaatsen. Over het algemeen stel ik dat de door mij gemaakte keuzes met betrekking tot de archiefstukken de interne validiteit van dit onderzoek hoog is.87

De externe validiteit van dit onderzoek ligt echter lager omdat ik mij focus op de brieven van twee Nederlandse paters waardoor de resultaten die ik gevonden heb op basis van het archiefmateriaal niet altijd voor andere christelijke ordes geldt en andersom. Daarnaast bestaat de kans dat, ondanks dat beide paters een hoge functie binnen de missie bekleden, de feiten niet helemaal juist zijn. De lage externe validiteit geldt ook voor de literatuur die ik voor dit onderzoek gebruik. Enerzijds gebruik ik literatuur over de Nederlandse minderbroeders en niet over andere christelijke ordes. Anderzijds gebruik ik literatuur over de Bokserbeweging, de Bokseropstand en de gevolgen van de Bokseropstand. Deze drie gebeurtenissen vinden specifiek plaats in China. Doordat mijn onderzoek specifiek is, is het lastig om het toe te passen op andere casussen/gebeurtenissen.

De literatuur over de Bokserbeweging, de Bokseropstand en de gevolgen van de Bokseropstand is echter wel betrouwbaar. Dit blijkt onder meer uit dat de auteurs elkaars werk gebruiken om hun eigen standpunten te onderbouwen en elkaars werk bekritiseren. De betrouwbaarheid van het boek over de Nederlandse minderbroeders is lastiger te bepalen omdat

87 Utrechts Archief. Toegangsnummer 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China, inventaris 1.2.7.

(18)

17

ik verder geen andere literatuur heb kunnen vinden dat uitgebreid ingaat op deze orde, behalve de website van de orde zelf.88 Wanneer er echter naar de bronnen gekeken wordt die voor dit boek zijn gebruikt en naar de persoon die het geschreven heeft (de Kok is zelf een franciscaan) kan gesteld worden dat dit boek een goede basis is wanneer er onderzoek wordt gedaan naar de Nederlandse franciscanen, wat onder meer blijkt uit dat er verschillende primaire en secundaire bronnen zijn gebruikt m.b.t. de missie naar China.89

88 https://www.franciscanen.nl/ .

(19)

18

Hoofdstuk 1 De missie naar China en de Bokseropstand

In dit hoofdstuk zal een antwoord worden gezocht op de vraag: ‘Wat gebeurt met er met de Nederlandse minderbroeders tijdens de Bokseropstand90 in het noorden van het keizerrijk China?’ Allereerst bespreek ik kort de geschiedenis van de franciscanen in Nederland om zo een basisbeeld te krijgen van de orde. Dit doe ik omdat de orde, ondanks dat zij onderdeel is van een wereldwijd netwerk van franciscanen, zich op een eigen manier ontwikkeld in wat vandaag de dag grofweg Nederland, België en een deel van Duisland zijn ten opzichte van de andere franciscanen in Europa. Vervolgens behandel ik kort wat de historici die ik in de inleiding heb genoemd schrijven over de begrippen ‘Bokserbeweging’ en ‘Bokseropstand’. Daarna schrijf ik over het begin van de missiereis van de Nederlandse franciscanen en beschrijf ik de situatie van de minderbroeders in China in de periode 1870-1898. Als laatste bespreek ik de (ooggetuigen)verslagen van Nederlandse franciscanen waarin zij over de Bokseropstand schrijven en vergelijk ik hoe deze verslagen zich verhouden tot de door historici geschreven bronnen over de Bokseropstand.

In het boek Acht eeuwen Minderbroeders beschrijft J.A. de Kok de complete geschiedenis van de franciscanen in Nederland vanaf 1239/1240 tot nu.91 Over het algemeen

zijn de recensies met betrekking tot dit boek positief. 92 Een kritiekpunt is dat de Kok regelmatig zijn eigen mening geeft, wat soms afleidt van het verhaal. Ik ben het eens met de recensenten dat de mening van de Kok soms afleidt. Ondanks dat ben ik van mening dat het boek een goede basis biedt om de Nederlandse franciscaanse orde te kunnen begrijpen.

De leer van Franciscus van Assisi (1181/1182 – 3 oktober 1226) lag aan de basis van de oprichting van de orde van de Nederlandse minderbroeders.93 Deze leer was onder meer gebaseerd op het armoede-ideaal.94 Het aantal volgelingen van Franciscus groeide en in 1209 kreeg Franciscus pauselijke steun voor een eerste leefregel voor de beweging die rondom hem

90 Zie de inleiding van dit onderzoek over de complexiteit van het begrip ‘Bokseropstand.’

91 Zie: de Kok, Acht eeuwen Minderbroeders. Ik geef hier een beknopte versie weer van wat er in het boek van

de Kok en op de officiële website van de Nederlandse franciscanen wordt geschreven. Voor meer informatie verwijs ik naar het boek van de Kok en de website: https://www.franciscanen.nl.

92 L. Winkeler. Bespreking van Acht eeuwen Minderbroeders, door J.A. de Kok. Church History and Religious

Culture Vol. 90, No.1 (2010): 125; T.H.M. van Schaik. Bespreking Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland. Een oriëntatie, door J.A. de Kok BMGN – Low Countries Historical Review, no. 124 (4) (2009): 1.

93 De Kok, 9-11; ‘’Franciscus.’’ https://www.franciscanen.nl/franciscanen/franciscus (geraadpleegd op 1

december 2020); dit is de officiële website van de Nederlandse minderbroeders.

(20)

19

ontstond. Omdat Franciscus en zijn volgelingen in radicale armoede leefden noemden zij zich minderbroeders, wat broeders van de armen betekend.95

De franciscanen kwamen voor het eerst in 1228 in wat vandaag de dag Nederland wordt genoemd96. Na een periode van groei kwam er in de 14e en 15e eeuw een groep op binnen de christelijke ordes, ook binnen de franciscaanse orde, die zich richtte op een striktere naleving van het armoede-ideaal. Hierdoor ontstond er spanning tussen enerzijds de franciscanen, die in de loop van de tijd steeds meer rijkdommen hadden verzameld, en de observanten. De observanten kregen uiteindelijk de steun van de hertog van Bourgondië en zijn familie, machtige leenheren in deze periode, waren ervan overtuigd dat de observanten de enige ware leer van Franciscus verkondigden en maakten het mogelijk dat de beweging steeds verder groeide in de 15e eeuw.97 In de 16e eeuw werd door het Vaticaan het meditatie idee van de kapucijner orde gestimuleerd. Dit ging echter in tegen de methode van de franciscanen. Zij hielden zich met name bezig met de apostolische prediking waarbij het bezoeken van de mensen centraal stond. 98 Er ontstond uiteindelijk een strijd binnen de franciscaner beweging tussen de

voor- en tegenstanders van de nieuwe methode. Deze strijd duurde tot 1646.99 Om een scheiding

binnen de orde te voorkomen werd tijdens het kapittel van Luik in 1666 om de nieuwe methode deels over te nemen. Er kwamen daarnaast precieze kledingvoorschriften en precieze voorschriften voor het bouwen van kloosters. 100

Op basis van het boek van de Kok concludeer ik dat de 18e eeuw kan als een keerpunt kan worden gezien in de geschiedenis van de franciscanen in wat dan de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden zijn. Met name in de Zuidelijk Nederlanden worden een aantal ingrijpende maatregelen ingevoerd. Zo werden er bijvoorbeeld bepaald dat er geen nieuwe kloosters gebouwd mochten worden en werd de minimumleeftijd voor het intreden in een klooster verhoogd.101 Uiteindelijk werden alle oude bestaande broederschappen samengevoegd tot een algemene Broederschap van de Werkdadige Liefde.102 Het doel van deze nieuwe broederschap was meer gericht op sociale dienstverlening. Niet veel later werden alle bedevaartplaatsen gesloten en werden kerkelijke feestdagen versoberd.103

95 De Kok, 9-11; ‘’Franciscus.’’ https://www.franciscanen.nl/franciscanen/franciscus (geraadpleegd op 1

december 2020); 96 De Kok, 36. 97 Ibidem, 47-62, 98 Ibidem, 193-194. 99 De Kok, 197. 100 Ibidem. 101 Ibidem, 215-216. 102 Ibidem, 217. 103 De Kok, 217.

(21)

20

De situatie voor de minderbroeders verslechter naar mijn mening nog meer vanaf 1815, wat blijkt uit het volgende. Onder de nieuwe koning, Willem I van Oranje, werd het beleid dat in de Franse Tijd was ingevoerd met betrekking tot de kloosters aangehouden. Dit was geheel tegen de verwachting van de minderbroeders aangezien zij hadden gehoopt dat onder de nieuwe koning de positie van de orde zou verbeteren. 104 De minderbroeders werden nog meer gecontroleerd105

Door het verbod op nieuwe broeders werd door de Nederlandse regering geprobeerd om de kloosters langzamerhand te laten uitsterven.106 Aan het einde van 1840 wonen er in het klooster van Megen bijvoorbeeld nog maar twee paters en drie lekenbroeders. In totaal waren er in de tweede helft van de 19e eeuw in de kerkelijke provincie van de Nederlanden 200 leden.107 Vanaf 1853 lijkt de situatie voor de minderbroeders te verbeteren. Zo werd de normale bestuursvorm van de minderbroeders provincie weer ingesteld, waardoor er weer een vicaris aan het hoofd stond.108 In datzelfde jaar werden er ook nieuwe statuten vastgesteld voor de

minderbroeders en kreeg de opleiding van de nieuwe broeders een vaste vorm. Verder werden er ook weer oversten voor de huizen benoemd.109

Dat 1853 een belangrijk jaar was voor de minderbroeders blijkt onder meer uit het feit dat de bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld.110 Op basis van dit herstel wordt de zelfstandige Nederlandse provincie van de minderbroeders franciscanen opgericht. Dit betekent dat de Nederlandse franciscanen een eigen bestuurlijke eenheid vormen, ook wel provincie genoemd, binnen de wereldwijde franciscaanse orde.111 Het tij lijkt echter te keren in 1880.112 In 1880 krijgt de Nederlandse franciscaanse orde namelijk de kans om weer te groeien. Hierdoor ontstond er binnen de orde een idee om op missiereis te gaan overzee. De oproep binnen de orde om op missie naar China te gaan vond in eerste instantie weinig gehoor en op voorgenomen missieplannen kwam direct kritiek door verschillende minderbroeders. De tegenstanders van deze missie betoogden namelijk dat, wanneer broeders besloten naar een overzees gebied te

104 De Kok, 249-253.

105 Zie: de Kok, 249-253, waarin wordt geschreven over hoe het klooster van de franciscanen in Megen door de

regering in Den Haag gecontroleerd werd.

106 De Kok, 251. 107 Ibidem. 108 De Kok, 277. 109 Ibidem.

110 Ibidem; ‘’Geschiedenis’’ https://www.franciscanen.nl/franciscanen/geschiedenis (geraadpleegd op

21-01-2021).

111 Territoriale eenheid binnen de eerste orde, in Nederland is dit één provincie, wordt bestuurd. ‘’Provincie’’ https://www.franciscanen.nl/woordenlijst/samen-op-weg/provincie (geraadpleegd op 21-01-2021).

111 ‘’Geschiedenis’’ https://www.franciscanen.nl/franciscanen/geschiedenis (geraadpleegd op 21-01-2021). 112 De Kok, 295-299.

(22)

21

gaan, er nog meer uitzonderingen op de leefstijl van de minderbroeders moesten worden gemaakt. Hiermee wordt vermoedelijk geduid op dat er in de overzeese gebieden al christelijke gemeenschappen bestonden die een eigen invulling gaven aan het geloof.113 Ondanks deze kritiek was er in 1870 één franciscaner pater die Nederlandse minderbroeders opriep om op missiereis naar China te gaan.114 Uit het archief kan ik niet op maken dat wanneer de minderbroeders besluiten gehoor te geven aan de oproep115 om op missiereis te gaan naar China zij zich extra moeten aanpassen van de leefstijlvoorschriften.

Slechts één minderbroeder, pater Johannes Hofman, gaf gehoor aan de oproep om op missie naar China te gaan. Hij vertrok in 1871 naar de Chinese provincie Hupé. Om inzicht te krijgen in hoe de Nederlandse minderbroeders uiteindelijk in 1888 een eigen missiegebied kregen, is het naar mijn mening van belang om te kijken naar hoe het gebied is toegewezen. In de provincie Hupé waren tot dan toe hoofdzakelijk Italiaanse broeders actief. Omdat het in deze tijd nog niet de gewoonte was dat elke orde die actief was in een missieland en een eigen missiegebied toegewezen kreeg sloot Hofman zich bij de Italiaanse missionarissen aan. De relatie tussen Hofman en de Italiaanse broeders was niet altijd gemoedelijk waardoor het verlangen van Hofman, maar ook van pater Martinus Poell en een aantal andere minderbroeders die zich in de tussentijd hadden aangesloten bij Hofman, voor een eigen missiegebied werd steeds sterker. De Nederlandse minderbroeders gingen dus liever hun eigen weg dan dat zij samenwerkten met hun Italiaanse collega’s.116

Ondertussen waren er in de loop van de tijd nog dertien Nederlandse franciscanen naar China vertrokken.117 De meeste broeders kwamen terecht bij pater Hofman in Hupé. Omdat de Nederlandse minderbroeders nog geen eigen missiegebied en daarmee ook geen eigen missieorganisatie hadden werden zij verdeeld over twee Chinese provincies. Dit veranderde pas in 1888 wanneer de minderbroeders een eigen missiegebied krijgen toegewezen. Twee Nederlandse minderbroeders kwamen in de Chinese provincie Shanxi terecht. In eerste instantie werd vanuit Rome bepaald dat de Nederlandse minderbroeders een gedeelte van Hupé moesten verzorgen.118

113 Zie bijvoorbeeld het aangepaste artikel van Arnulf Camps over de bestaande Chinese christelijke

gemeenschap in de 19e eeuw in de bundel van R.G. Tiedemann; A. Camps, ‘’Catholic Missionaries

(1800-1860),’’ in Handbook of Christianity in China. Volume Two: 1800 tot the Present, ed. R.G. Tiedemann (Leiden; Boston: Brill, 2010), 116.

114 De Kok, 307.

115 De oproep uit 1870 is verloren gegaan, voor een voorbeeld van een oproep om op missiereis te gaan verwijs

ik naar bijlage 1 waar de oproep om op missiereis naar China uit 1890 te zien is.

116De Kok, 309-310; Utrechts Archief. Toegang 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China. Inleiding. 117 Utrechts Archief. Toegang 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China. Inleiding.

(23)

22

Pater Cornelisse, die op dat moment in Shanxi verbleef, had gehoord dat het hele gebied Shanxi te groot was voor de Italiaanse broeders die daar op dat moment actief waren.119 De Italianen hadden het zuiden van Shanxi aangeboden aan Spaanse broeders maar die weigerden. Cornelisse stelde in een brief aan Faaij voor om het gebied over te nemen, omdat de Nederlandse broeders moeite hadden met de manier waarop de Italianen de missie vormgaven in Shanxi.120 Daarnaast kregen de Nederlandse broeders ook weinig kans om eigen ideeën voor de invulling van de missie aan te dragen. Uit de verdeling van de missiegebieden en de primaire bronnen concludeer ik dat de Chinese christenen niets hadden in te brengen omdat uit geen enkele bron blijkt dat zij worden meegenomen in de besluitvorming omtrent het indelen van de missiegebieden. Hierdoor kan gesteld worden dat de minderbroeders, gesteund door

Propaganda Fide121 en de buitenlandse grootmachten. De christelijke Chinezen werden op

geen enkele manier meegenomen in de besluitvorming. Dit is opmerkelijk aangezien de Chinese katholieke gemeenschap goed functioneerde in deze periode.122 De Chinese

katholieken waren namelijk in de meerderheid ten opzichte van de missionarissen in de missiegebieden en waren daarnaast ook zelfvoorzienend. Zo had de katholieke gemeenschap een eigen hiërarchische structuur van Chinese priesters, catecheses en maagden die ieder een eigen taak hadden.123

In 1888 kwam pater Martinus Poell samen met het grootste deel van de Nederlandse broeders vanuit Hupé naar Zuid-Shanxi.124 Twee jaar later werd het apostolisch vicariaat Luanfu opgericht waarmee de Nederlandse broeders een eigen missiegebied in China hadden, naast die van bijvoorbeeld de Italiaanse franciscanen.125De verandering naar een ander missiegebied had niet alleen gevolgen voor de broeders in China maar ook in Nederland verandert het een en ander voor de orde. Dit maak ik op uit het feit dat toen de Nederlandse orde nog geen eigen missiegebied in China had, er zo nu en dan een broeder naar China gestuurd die daar op vrijwillige basis aan de slag ging. Doordat de Nederlandse orde vanaf 1888 een eigen missiegebied kreeg, werden de Nederlandse vicaris-generaal en de door hem aangewezen

119 De Kok, 307-313. 120 Ibidem.

121 Officieel: Congregatio de Propaganda Fide. Nu bekend als Congregatie voor de Evangelisatie van de

Volkeren. De taak van deze tak van de katholieke kerk is om de katholieke missie te leiden en te coördineren. ‘’Propaganda Fide’, https://kro-ncrv.nl/katholiek/encyclopedie/p/propaganda-fide (geraadpleegd op 10-12-2020).

122 Zie hier het artikel van Arnulf Camps; A. Camps, ‘’Catholic Missionaries (1800-1860),’’ in Handbook of

Christianity in China. Volume Two: 1800 tot the Present, ed. R.G. Tiedemann (Leiden; Boston: Brill, 2010), 116.

123 Camps, 116. 124 De Kok, 307-313.

125 Ibidem; Zie hier ook het boek van Anthony Clark Heaven in Conflict over de Italiaanse missionarissen in

(24)

23

missieoverste verantwoordelijk voor zowel het welzijn van de broeders in China als voor de groei, geestelijke verzorging en onderhoud van het missiegebied.126 Kortom, er vond een verschuiving plaats wat betreft de verantwoordelijkheid.

De provincie Shanxi wordt in de literatuur een apart geval genoemd. Zo was volgens Cohen bijvoorbeeld de gouverneur die tijdens de periode van opstand de provincie bestuurde sterk anti-buitenland en pro-Boksers.127 Het gebied van Zuid-Shanxi was qua oppervlakte iets groter dan Nederland, zie bijlage 2, en had in de laatste kwart van de 19e eeuw ongeveer 6 miljoen inwoners. Van deze 6 miljoen inwoners waren er naar schatting 6000 á 7000 christenen. Het christendom had in dit gebied al wat sporen achtergelaten. Zo bekeerden missionarissen in de 17e eeuw een aantal hooggeplaatste inwoners van Kiangchow, een plaats in Zuid-Shanxi, die op dat moment in Beijing studeerden. Deze hooggeplaatste inwoners namen het christendom mee naar huis.128

Wanneer Johannes Hofman op 17 juni 1898 tot apostolisch vicaris werd gewijd was het volgens hem noodzakelijk om vooral weeshuizen te bouwen.129 Waarom hij weeshuizen

noodzakelijker vond dan ziekenhuizen en scholen is mij niet helemaal duidelijk. Het lijkt mij namelijk logisch dat er ook scholen en ziekenhuizen aanwezig moeten zijn juist omdat het gebied waar de minderbroeders actief zijn ver weg van de grote steden ligt. Om de weeshuizen te kunnen bouwen was er geld vanuit Nederland nodig. Er werden daarom geldinzamelingsacties gehouden onder de noemer ‘vrijkoop van de heidenkindertjes’. Met deze inzamelingsactie wordt het standpunt van Harrison met betrekking tot de Italiaanse missionarissen in Cave Gully bevestigd. Zij stelt namelijk dat door de geldstromen die in eerste instantie vanaf 1840 vanuit Europa komen, de missionarissen in China meer grip krijgen op de Chinese priesters en dorpen.130

De Bokserbeweging en Bokseropstand zijn, zoals in de inleiding naar voren is gekomen, twee belangrijke begrippen om de gevolgen van de opstand voor de Nederlandse minderbroeders te begrijpen. Om meer te kunnen begrijpen over de oorzaken van deze opstand en de context van de missiereizen naar China is het belangrijk om, voordat ik over de Nederlandse minderbroeders en hun ervaringen met de opstand, de bevindingen van verschillende historici te weergeven en te bespreken. Er is een grote hoeveelheid secundaire

126 De Kok, 307-313; UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland-Inleiding. 127 Cohen, History in Three Keys, 51.

128 De Kok, 307-313; UA. Toegangsnr. 1224 Franciscanen Nederland, missie, collectie China. Inventarisnr. 41:

Landkaart van de verdeelde Vicariaten Noord- en Zuid-Shansi, 1890, p.1; Zie bijlage 2.

129 De Kok, 307-313.

(25)

24

literatuur beschikbaar over deze periode maar na inlezen en selecteren van verscheidene secundaire bronnen hebben J.W. Eshrick (1987), P.A. Cohen (1997, 2003) en H. Harrison (2013) naar mijn menig de meest geschikte literatuur geschreven voor dit onderzoek omdat zij de begrippen ‘Bokserbeweging’ en ‘Bokseropstand’ helder uitleggen. Daarnaast laat vooral Harrison naar mijn mening goed zien wat het belang is van het onderzoeken van persoonlijke verhalen van de Chinese katholieken in Cave Gully.131 De opstand wordt in gang gezet door de Bokserbeweging, hierbij gesteund door de Chinese regering. Op basis van wat ik in de inleiding heb besproken concludeer ik dat de hierboven genoemde historici het met elkaar eens zijn wat betreft de belangrijkste drijfveer voor deze beweging om in opstand te komen, namelijk verzet bieden tegen het Westerse christendom.132

Harrison concludeert dat de onderliggende reden voor de opstand de bekering van de Chinezen tot een uit het Westen geïmporteerde religie is, die vreemd is voor de Chinese cultuur. Zowel missionarissen als leden van de Chinese elite proberen volgens Harrison op verschillende manieren aan te tonen dat het katholicisme een buitenlandse religie is en een symbool van de Westerse macht. De missionarissen benadrukken volgens haar de verschillen en de vijandigheden om zo onder de druk van het maken van bekeerlingen uit te komen. Wanneer er namelijk vijandigheden vanuit de Chinese centrale en/of lokale regering komen, is het niet mogelijk voor de missionarissen om mensen te bekeren.133Ook de Chinese ambtenaren zien het christendom in het licht van de strijd van China tegen de Westerse machten. Harrison stelt de Chinese ambtenaren hopen dat de Bokseropstand ervoor zorgt dat de buitenlandse inmenging wordt gestopt.134 Verder stelt Harrison dat dat de katholieke gemeenschappen meer exclusiever worden. De missionarissen moedigen zelfs vormen van publieke beoefening van het katholicisme aan om zo het onderscheid tussen christenen en niet-christenen aan te tonen.

Op basis van wat ik in de inleiding heb besproken concludeer ik dat het kenmerkend is voor de Bokserbeweging dat, doordat zij bezeten worden door goden, zich onaantastbaar wanen voor Westerse wapens.135 Daarnaast wordt de beweging gesteund door de Chinese centrale, provinciale en lokale regeringen.136 De exacte samenstelling van de Bokserbeweging is volgens deze historici echter lastig te bepalen. Zoals ook in de inleiding is aangegeven is er over de

131 Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 4 in het boek van Harrison waarin het verhaal wordt beschreven over hoe de

Chinese christenen in Cave Gully de Bokseropstand beleefden; Harrison, 92-115.

132 Zie bijvoorbeeld Esherick, XIII en Harrison, 95-96 133 Harrison, 94-95.

134 Harrison, 95-96.

135 Esherick, XIII; Cohen, History in Three Keys, 16; 136 Harrison, 7.

(26)

25

exacte datum van het begin van de Bokseropstand onder de historici veel discussie.137 Dit is op zich niet opmerkelijk omdat de Bokseropstand begint in de Noord-Chinese provincie Shandong en zich vervolgens verspreidt over heel Noord-China.138 Historici zijn het erover eens dat de zwaarste aanvallen door de Bokserbeweging in de zomer van 1900 plaatsvinden. Na de aanvallen in de zomer van 1900 blijven in sommige gebieden, bijvoorbeeld in de provincie Shanxi, de Boksers door gaan met het plunderen en het intimideren van christenen met steun van de Chinese centrale en lokale overheden. De Westerse grootmachten krijgen uiteindelijk meer grip op de Chinese centrale overheid door de inname van Beijing. De Boksers worden gedwongen om schadevergoedingen te betalen aan de Chinese christenen en de missionarissen.139

In de provincie Shanxi, waar de Nederlandse minderbroeders in het zuiden een missiegebied hebben, is het geweld tegen de christenen tijdens de Bokseropstand het zwaarst volgens Harrison. Uit de cijfers blijkt dat er ongeveer tweeduizend christenen worden vermoord in het centrum en het zuiden van de provincie en nog veel meer in de noordelijke gebieden die grenzen aan Binnen Mongolië. Daarnaast worden er ook Boksers en katholieke en protestantse missionarissen gedood waarvan de exacte aantallen niet bekend zijn.140

Hoe ervaren de Nederlandse minderbroeders de Bokseropstand? Voordat ik dieper in ga op de inhoud van de brieven dient opgemerkt te worden dat de minderbroeders een duidelijk onderscheid maken tussen de ‘heidenen’141, de ‘christenen’142, de ‘Mandarijnen’143, ‘Lang/Groot Zwaarden/ Ta-tao-hui (ers)’144 en de Nederlandse minderbroeders, die zichzelf in

de brieven paters noemen. In de brieven die door de minderbroeders geschreven zijn valt eveneens een sterk onderscheid op. Zo wordt er steevast een onderscheid gemaakt tussen de ‘heidenen’ en de Chinese christenen.145

137 Zie de inleiding van deze scriptie, p.12-13. 138 Esherick, XIII; Harrison, 92-115.

139 J.W. Esherick, 1. 140 Harrison, 93.

141 Het verschilt per brief wie er precies mee bedoeld worden. In sommige brieven zijn het de Groot/Lang

Zwaarden, maar in andere brieven de niet-christelijke Chinezen en soldaten van de keizer. Uit de brieven blijkt dat na het ingrijpen van de Westerse grootmachten de ‘heidenen’ ook op eigen initiatief, dus los van

bijvoorbeeld het keizerlijk hof, de missionarissen en christelijke Chinezen aanvallen.

142 De christelijke Chinezen.

143 In de brieven worden hier de Chinese ambtenaren van verschillende niveaus aangeduid of afgevaardigden van

het keizerlijk hof of de provinciale/lokale regeringen. Wanneer het om een hooggeplaatste ambtenaar gaat wordt er ook wel de term ‘Grootmandarijn’ in de brieven van de paters gebruikt.

144In de literatuur ook wel Dadaohui; zie voor uitleg bijvoorbeeld Cohen, History in Three Keys, 17 en Esherick,

Esherick, XVII; 96-122.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Zorg ervoor dat de huid goed droog is vooraleer een nieuwe plaat op te kleven, zodat er geen urine of water onder de plaat kan blijven zitten, want dit zorgt dan weer voor

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

- Neemt schadebeperkende maatregelen met inachtneming van RI&E en milieu- en veiligheidsvoorschriften met betrekking tot het gebruik van chemicaliën, is attent op het voorkomen

In de gesprekken die Awel voerde met de groep kinderen die weinig contact heeft met de ouder vertellen zij dat ze het gevoel hebben dat de ouder hen niet ‘kent’ en niet weet wat er

Op basis van de recent door het CBS en WODC gepubliceerde Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Geweld 2020 wordt inzicht gegeven in de prevalentie van huiselijk geweld en

bloemen voorkomen; de groep is dus zowe l éénhuizig als tweehuizig. Vrucht op doorsnede meer of minder elliptisch met ee n spitse punt, met twee of drie kleppen,

Die siening van die respondente betreffende die bourekenaar- standaard van die determinante wat die kommunikasie- volwassenheidsmodel van die bourekenaar vorm, het

De hoop is, zoals geschetst in het theoretisch kader, dat de hyperlocals dit opvullen door andere onderwerpen, genres en bronnen te gebruiken, maar de hyperlocals in Utrecht