• No results found

mm 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "mm 1"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

l l n i l ^ c P » l t N . . r m a a l r t T i l h » r ^ c t o r l . M Het Tilburgs

De Kruikezeiker, een min mènneke

Jaargang 23, aprii 2005 nummer 1

Moderne arcliitectuur en cultuurhistorie €4,50 De Kruikezeiker als

symbool van de Tilburgse identiteit

mm

(2)

Tilburg,

tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur Verschijnt driemaal per jaar

Jaargang 23, nr. 1 april 2005

Uitgave Stichting tot Behoud van

Tilburgs Cultuurgoed K.V.K.: S 41096029 • ISSN: 0168-8936

www.hlstorietllburg.nl

Redactie

Henk van Doremalen en Ronald Peeters Redactiesecretariaat

Ronald Peeters Montfortanenlaan 96

5042 CX Tilburg rpeeters@historietilburg.nl

Abonnement

€13,00 Losse nummers verkrijgbaar in de boekhandel (€4,50)

Abonneren door overmaking op de rekening van de Stichting

tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed te Tilburg

Gironummer 5625554 AMRO-bankrek.nr.

42.81.63.343 onder vermelding van

'abonnement 2005'

Foto's

Indien niet anders vermeld:

Fotocollectie van het Regionaal Archief Tilburg

Omslagfoto:

Uitbeelding kinderfeesten in folkloristische optocht 29 juni 1920

Vormgeving

Scheepens Reclame Adviseurs en Ronald Peeters Opmaak en druk

Drukkerij-Uitgeverij H.GianottenB.V., Tilburg

Ten geleide

In het eerste nummer van 2005 van Tilburg tijdschrift voor geschiedenis, monumen- ten en cultuur speelt de Tilburgse identiteit een grote rol.

Diverse artikelen die in dit nummer aan bod komen zijn bewerkingen van lezingen die gehouden zijn op de zogenaamde Tilburgerdag in het najaar van 2003. Ook opgeno- men zijn enkele bijdragen aan de 'discussie' over de Kruikezeiker die vooral in januari en februari 2005 heeft gewoed. Helaas zijn vooral bij de Kruikezeikerdiscussie veel zaken aan de orde gekomen die met een wat betere onderlinge communicatie duide- lijker waren geweest. Om verdere misverstanden te vermijden leek het de redactie niet onbelangrijk om de bijdragen aan papier toe te vertrouwen. Wat betreft de Tilburgerdag volgt er in de loop van dit jaar nog meer.

Paul Spapens gaat in zijn eerste artikel in op het belang van volkscultuur en de relatie met het dialect. Jos Swanenburg bekijkt het dialect veel meer als wetenschapper.

Waar komt het Tilburgs voor, wat is de begrenzing van het dialectgebied, wat is de betekenis?

Ton Wagemakers schreef een beschouwing naar aanleiding van de ophef over de Kruikezeiker. Het is een van de bijdragen die tijdens de Kruikezeikersdag naar voren werden gebracht. Paul Spapens, een van de auteurs van het boekje over de Kruike- zeiker, is een van de andere personen die zijn mening naar voren bracht. Ook deze is op papier gezet.

Jace van de Ven levert met drie gedichten op zijn eigen specifieke wijze een bijdrage aan het Tilburgse identiteitsdebat.

Een op het eerste oog wat afwijkende bijdrage in dit kader komt van Louis Houët.

Tilburg beschikt over beleid op gebied van moderne architectuur en op het terrein van cultuurhistorie. Zitten daar tegenstrijdigheden, levert dat problemen op? Louis Houët geeft in zijn artikel aan hoe deze zaken onderling verweven zijn en hoe er in Tilburg beleid wordt gemaakt. Wie goed leest, ziet dat ook dit alles met de identiteit van de stad te maken heeft. Wat willen we daarvan behouden, wat is wezenlijk om te behou- den.

In Tilburg Kort diverse nieuwe uitgaven van de laatste maanden en enkele besprekin- gen van boeken die in 2004 zijn verschenen.

De redactie

Inhoud

3 Paul Spapens:

Volkscultuur maakt Tilburg sterk 7 Jos Swanenberg:

Het Tilburgs

Dialect van een stad en van een streek 11 Ton Wagemakers:

De Kruikezeiker, een min mènneke Elf openingen vooreen eindeloos debat 15 Paul Spapens:

De Kruikezeiker als symbool van de Tilburgse identiteit 18 Jace van de Ven:

Drie stadsgedichten 20 Louis Houët:

Moderne architectuur en cultuurhistorie 25 Tilburg kort:

Tilburg signalement Uil Schilderende fabrikantenzoon Der verdammte Krieg De bevrijding van Tilburg De fascinerende geschiedenis van de Rooi Harten

(3)

Volkscultuur maakt Tilburg sterk*

Paul Spapens * *

'Bewerking van een lezing, gehouden op de studiedag

Tilburgkunde van de Stichting Tilburgse Taol op 1

november 2003.

" Paul Spapens is journalist bij het Brabants Dagblad en publicist over met name volkscultuur. Hij is voorzitter

van de Stichting Tilburgse Taoi

Rommelpótterij, rommelpötterij Gif me ne sént èn dan gaok vurbij Ik hèb gin gèld om brood te köope Dörrom moet ik meej ne rommelpot löope

Rommelpótterij, rommelpötterij Gif me ne sént èn dan gaok vurbij

Aan de hand van een rommelpotlied als dit, tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Tilburg gezongen, kan duidelijk worden gemaakt waar de Stichting Tilburgse Taol zich de laatste elf jaar zoal mee heeft beziggehouden. De stichting is opgericht om aandacht te vragen voor het grote culturele belang van de Til- burgse volkstaal, het dialect. In alles wat de Stichting Tilburgse Taol steeds heeft ondernomen, is een kop- peling gezocht tussen dialect en volkscultuur. Het dia- lect is de taal van de volkscultuur. Geen uiting van de volkscultuur, althans de traditionele, of ze wordt ge- daan in het dialect.

Een voorbeeld daarvan, dat tegenwoordig vrijwel ie- dereen nog kent, is het bekendste van alle traditionele Driekoningenliedjes. Veel kinderen hebben het nog op hun repertoire als ze op 6 januari langs de deuren trekken of voor een jury optreden. Geen van allen spreken zij nog dialect, maar velen van hen zingen deze 'evergreen' wel in de volkstaal:

Driekóoninge, Driekóoninge Gif me ne nuuwen hoed Mennen aawe is versleete Ons moedermaag etnie weete Onze paa die heej et gèld Op de tonbaank nirgetèld

Door de koppeling aan te brengen tussen dialect en volkscultuur, probeert de Stichting Tilburgse Taol de volkstaal tastbaar te maken; je kunt het dialect bele- ven. Vandaar dat het jaarlijks in november te houden Groot Diktee van de Tilbörgse Taol altijd afsluit met een stoffelijke herinnering aan de tijd waarin het dia- lect nog gangbaar was. Een van deze activiteiten was

het maken van een rommelpot. Alle aanwezigen kre- gen de onderdelen zoals een blik en een velletje stevig plastic (in plaats van een varkenspisblaas). Gezamen- lijk maakte ieder een eigen rommelpot en toen die klaar waren werd het bedellied 'rommelpötterij, rom- melpótterij' gezongen.

Andere 'hebbedingetjes' die met dit doel voor ogen door de Stichting Tilburgse Taol zijn bedacht, zijn on- der meer het succesvolle Tilburgs Leesplèngske, klep- pers en sjèpwaoter (dropwater). Altijd zijn het herinne- ringen of kinderspelletjes die tot pakweg de jaren ze- stig algemeen waren en die door de wat oudere gene- ratie meteen als zodanig worden herkend: het is volkscultuur uit hun jeugd. Overigens werkt de Stich- ting Tilburgse Taol ook aan plannen voor moderne ui- tingen van volkscultuur, zoals sms-jes in het dialect.

Uit de Tiiburgse keuken

Ook rechtstreeks voortgekomen uit het besef dat dia- lect en volkscultuur met elkaar zijn getrouwd (en nog lang niet zullen scheiden), is het door de Stichting Tilburgse Taol uitgegeven Tilburgs Kookbuukske, ove- rigens in innige samenwerking met het Nederlands Centrum voor Volkscultuur in Utrecht. Dit gerenom- meerde instituut wordt door de stichting als een na- tuurlijke partner beschouwd. Als iets met volkscultuur doorspekt is, is het wel koken en gebruiken omtrent eten en drinken. Dit Tilburgs Kookbuukske qeetlüe in- teressante geschiedenis van de keuken en het koken van Tilburg en van de Tilburgers. En het geeft 75 ge- rechten die gebaseerd zijn op recepten die ooit in Tilburg gangbaar waren, onder meer in eetgelegenhe- den en onder kooksters.

In het Tilburgs Kookbuukske staan veel voorbeelden die de relatie laten zien tussen koken en volkscultuur, vroeger en nu. Zo is het een intrigerend gegeven dat in Tilburg de meeste kroketten worden gemaakt van het land. Tilburg 'krokettenstad' is in oorsprong een direct gevolg van de aan zuinigheid gepaarde creativiteit die de Tilburgse moeder aan de dag moest leggen.

Soepvlees werd twee keer gebruikt: eerst om soep van te trekken, dan om kroketten mee te vullen. Een gezonde ondernemersgeest, een van de sterke kanten

(4)

Uitbeelding van l<inderfeesten, zoals Driekoningen, Onnozele Kinderen en Rommelpótterij,

in de liistorische optocht ter gelegenheid van de viering

van het 250-jarig bestaan van het Tilburgse St.

Dionysiusgilde op 29 juni 1920. Foto op hetPiusplein.

(Colt RA Tilburg).

aan de Tilburgse samenleving, leverde de krokettenfa- briekenop.

Een tweede gerecht, het allerberoemdste gerecht uit de Tilburgse keuken, is het Slaoj-meej- j è ü n - m e e j - aaj-meej-èèrpel. Dit gerecht smaakt in al zijn eenvoud heel lekker, maar je kunt het ook 'proeven' door het in het dialect uit te spreken: Slaoj-meej-jèün-meej-aaj- meej-èèrpel. Dat smaakt veel beter dan 'sla met ui met ei met aardappelen'. Dit gerecht heeft de popula- riteit mede te danken aan de onvolprezen benaming in het dialect. Net als de kroket is Slaoj-meej-jèün-meej- aaj-meej-èèrpel van origine een product van schaars- te en zuinigheid. De kliekjes die de hele week waren opgespaard, werden op vrijdag tot dit gerecht ver- werkt. Het stond aan de basis van het slaatje, samen met de kroket de eerste snack in de friettent. Slaoj- meej-jèün-meej-aaj-meej-èèrpel is verder een uiting van volkscultuur die was gerelateerd aan het Rijke Roomsche Leven. In dit kliekjesgerecht was geen duur vlees verwerkt en het kon daarom probleemloos op vrijdag worden gegeten.

Driekoningen en invloeden van buitenaf

Het is voor de Stichting Tilburgse Taol steeds gemak- kelijk gebleken om aansluiting te vinden bij de volks- cultuur. Daar is een aantal redenen voor te geven.

Tilburgers staan open voor hun volkscultuur, herken- nen die, zijn daar trots op als iets dat hun identiteit mede tot uitdrukking brengt. Er is nog steeds veel volkscultuur onder de Tilburgers, zowel van vroeger als hedendaags, autochtoon en allochtoon - onder al- lochtonen bestaat veel authentieke volkscultuur. En er zit ook nog veel in de herinnering van de Tilburgers.

Het blijkt, dat als met bejaarde Tilburgers over uitin- gen van volkscultuur wordt gesproken, ze bijna als vanzelf op dialect overschakelen.

Belangrijk is geweest dat Tilburg navenant weinig im- port heeft gekend, althans in een periode die cruciaal

is geweest voor het overleven van bepaalde tradities.

De import die er was kwam dikwijls uit de directe om- geving. IVIede door de komst van mensen uit andere streken van het land, is in een met Tilburg vergelijkba- re stad als Eindhoven veel minder authentieke volks- cultuur overgebleven. De import uit de omgeving ver- sterkte soms juist de volksculturele gebruiken. Tot en met de jaren vijftig, begin zestig van de vorige eeuw vond overal een kaalslag plaats onder de volkscultuur.

Omdat Tilburg toen relatief weinig invloed van buiten kende, heeft een aantal gebruiken kunnen overleven.

Het allerbeste voorbeeld daarvan is het Driekoningen- zingen waaraan nog elk jaar een paar duizend kinde- ren meedoen. De animo onder moeders om hun kinde- ren te verkleden en ermee langs de deuren te gaan loopt overigens terug, en wel in een tempo dat het ergste doet vrezen. Het Driekoningenzingen is een eeuwenoud gebruik. Het is in eerste instantie aan Antoon van Delft en Lambert de Wijs te danken dat het heeft kunnen overleven. Zij organiseerden op 6 januari 1937 voor de eerste keer ter gelegenheid van de trou- werij van prins Bernhard en prinses Juliana een wed- strijd. Dat sloeg zo goed aan dat dit gebruik eerst over de Tweede Wereldoorlog heen werd getild en daarna nog eens over de jaren vijftig en zestig. De Driekonin- genliedjes die worden gezongen, zijn eeuwenoude be- delliedjes (in het dialect), maar er zijn ook tal van ei- gen liedjes, ook in rap en house en andere moderne muziekvarianten. Autochtone kinderen hebben de ge- neugten van dit bedelfeest ook leren kennen. Soms fretje in de stad allochtone Driekoninkjes aan die be- ter in het dialect zingen dan menige autochtoon.

De kermis en Tilburgse ondernemingslust

Een andere bepalende factor voor de aanwezigheid en ontvankelijkheid voor volkscultuur is dat Tilburg lange tijd nogal zichzelf is geweest Den Bosch en Breda zijn sterk beïnvloed door ambtenaren, bestuurders en an- dere functionarissen. Die brachten een cultuur met een grote C mee, en een dédain voor het volkse. In Tilburg is deze invloed minder geweest. Men moest het doen met wat men had, of daarop voortborduren.

Net als de bij de krokettenfabrikanten vastgestelde ondernemingslust, is het anticiperen en het verder ontwikkelen van iets bestaands een sterke kant van de Tilburgers.

Dat laatste bleek heel sterk vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw tijdens de kermis. Nog in 1858 kon in een Utrechts maandblad worden gelezen:

'Het vermaak der burgerij bestaat in dansen, bier en genever drinken van 's morgens tot 's avonds. De danswoede is besmettelijk en wordt als een ware St.

Vitusdans gedanst, zoowel in de geringste herbergen als in de groote sociëteit, door de armen en de rijken.'

IVIaar vanaf eind negentiende eeuw groeiden er op de kermis standsverschillen doordat de bovenlaag eigen kermisfeesten ging organiseren. Men zocht en vond daarbij steeds aansluiting bij wat er al was. Liederta-

(5)

Het Tilburgse Leesplènkske, een uitgave van de Stichting

Tilburgse Taol.

fels en harmonieën organiseerden grootse uitvoerin- gen, waarbij de gewone man weer niet kon achterblij- ven. Precies hier ligt de grote kracht van de Tilburgse kermis in het heden. Het is een feest gebleven van ie- dereen. Het wordt ook zo gewaardeerd. Het is een feest waarop naar hartelust kan worden ingespeeld.

De talrijke randactiviteiten georganiseerd door ge- meente en particulieren, maken de Tilburgse kermis ongekend sterk en daarmee tot een succes.

Dat levert weer nieuwe vormen van volkscultuur op.

Een landelijk bekend voorbeeld is Roze IVlaandag.

Sommigen vonden het destijds frappant dat uitgere- kend deze homovolkscultuur zo goed wortel kon schieten op uitgerekend de kermis van Tilburg. Het succes lag echter voor de hand omdat de Tilburgse kermis zo volks (=voor iedereen) is, een feest vol volkscultuur.

Met volkscultuur, zo blijkt op de kermis, hebben we al- lemaal te maken. Het gaat over onszelf. Volkscultuur is de cultuur van het dagelijks leven. Het is de levensstijl van een samenleving. Volkscultuur gaat over het leven van gewone mensen, vroeger en nu. Het gaat over kleine alledaagse dingen die zo gewoon zijn dat het niet in je opkomt om ze op te schrijven of om er bij stil te staan. Maar volkscultuur gaat zeer zeker ook over hoogtepunten in het leven en de tradities en rituelen die daarbij horen: het massale rouwbeklag bijvoor- beeld toen Johan Stekelenburg was overleden.

Tilburger wordt wereldburger

Volkscultuur gaat over gewoonten, gebruiken en tradi- ties, maar ook wortels en identiteit, over normen en waarden toen en nu. De stille tochten die zijn gehou- den als er weer eens iets ergs was gebeurd zijn ook uitingen van volkscultuur. Inderdaad, er gaat weieens iets mis in Tilburg. Logisch, want de laatste vijftig jaar is Tilburg gigantisch veranderd. In oktober 1963 kwa- men de eerste twaalf Turken naar Tilburg. Zij waren de eerste gastarbeiders. Daarna is Tilburg op een waarlijk

tJ;iniK'k |);)iiskii.i) krcugel 1 toclaog ^ rivytv

revolutionaire manier in de pas gaan lopen van de vaart der volkeren. Nooit eerder is het zo hard gegaan.

De schokgolf hebben de Tilburgers, autochtoon en al- lochtoon, toch maar keurig met elkaar opgevangen.

Hoe dat mirakel - want dat is het - heeft kunnen ge- beuren, is goed uit te leggen. Tegelijk met de mondia- lisering van de stad namelijk is Tilburg, zijn de Tilbur- gers sterk zichzelf gebleven. Hun sterkte ontlenen ze voor een niet onbelangrijk deel aan het feit dat ze zo zeker zijn van hun volkscultuur. Deze wortels zetten een mens zo stevig in de grond dat hij opgewassen is tegen de enorme veranderingen. Dan kan hij open- staan voor het nieuwe, het vreemde, de vreemdeling.

Tilburg heeft zich zonder al te veel problemen binnen vijftig jaar ontwikkeld van een katholieke industriestad op de Brabantse zandgrond tot een stad die onderdeel is van een multiculturele wereld. Dat dat zonder noe- menswaardige problemen is verlopen, is voor een niet onbelangrijk deel is te danken aan het feit dat de Tilburger zichzelf steeds is blijven herkennen in zijn volkscultuur.

En je ziet nu hoe, schoorvoetend, volksculturen geïn- tegreerd raken. Een leuk voorbeeld, omdat het zo in- tens Tilburgs is, is de huidige stand van zaken met Tilburg als stad van vogeltjesliefhebbers. Nog steeds wordt hier vol overgave de postuurkanarie gekweekt en vinden er wedstrijden in vinkenslag (het aantal ke- ren dat een vink binnen een bepaalde tijd zingt) plaats.

De traditionele volkssport vinkenslag heeft uitgere- kend in Tilburg een Surinaamse pendant gevonden.

De Surinaamse gemeenschap in Tilburg kent een ei- gen uit eigen land meegebrachte competitie met zangvogels. Feitelijk is er maar een verschil: de Suri- namers gebruiken in plaats van de vink de 'twa twa'.

(Houdoe op zijn Surinaams is overigens 'tangboeng', maar dat terzijde.)

Immaterieel erfgoed beschermen

Een van de grootste successen van de Unesco, de W/erelderfgoedlijst, krijgt een belangrijke aanvulling.

De VN-cultuurorganisatie wil naast waardevolle ge- bouwen, monumenten en natuur ook het immateriële erfgoed van de mens gaan beschermen. Het gaat daarbij om traditionele vormen van dans, toneel, zang, rites, festivals, sociale- en culturele gewoontes, orale tradities, ambachten en mogelijk ook talen. Het Til- burgs dialect, de kermis, het Driekoningenzingen of andere uitingen van Tilburgse volkscultuur zullen ver- moedelijk niet gauw op deze nieuwe lijst worden ge- plaatst. Wat dat betreft zal Tilburg zijn bescheiden plaats zeker wel kennen. Maar Tilburg zou, geïnspi- reerd door dit uitstekende voorbeeld van de Unesco, kunnen besluiten tot het opstellen van een eigen lijst.

Tilburg zou zelf het immateriële erfgoed van autochto- nen en allochtonen kunnen vastleggen en bescher- men.

Als voorbeeld de orale cultuur van autochtone Til- burgers en Turkse Tilburgers. In de regio waar de meeste Tilburgse Turken hun wortels hebben, bestaat

(6)

het gebruik om diepgevoelde emotie (geboorte, huwe- lijk overlijden) uit te drukken in gedichten die als een gesproken lied worden gedeclameerd. De Turkse Tilburger Dervis Aslan verzamelt zulke gedichten die zijn geschreven door vrouwen wier man, broer of fa- milielid in Tilburg woonde. Deze gedichten drukken op een indringende en ontroerende manier de gevoelens uit van de achterblijvers:

Met de punt van zijn sctioenen stapt tiij rond.

Il< Inrijg geen post, dat maal(t mij boos.

Als ik ook deze week geen post ontvang, Geef ik me over aan de draad.

In ongeveer dezelfde tijd (begin jaren zeventig) dat dit dramatisch Turkse gedicht ontstond, reageerden Til- burgers met een stukske (voordracht) voor bruiloften en partijen op het ongemakkelijke gevoel dat toen aan het ontstaan was tussen autochtonen en allochtonen.

Dit rijm komt recht uit het hart van de samenleving en is daarom net zo veelzeggend. Een aantal strofen van dit met Ali Suleitman ondertekende rijm gaat als volgt:

Salaam saleika, lieve vrouw Ik nooit meer werken in de bouw.

Hier veel collega 's zak gekregen.

Geen geld meer zijn voorbouw van wegen.

Jij niet denken: och wat erg En tegen opzien als een berg.

Allah mij niet heb verlaten.

Jouw Ali is met GAK gaan praten.

Zij zeggen: Jij vakantie houwen.

Ik nu krijgen geld zonder bouwen.

Hier zijn een echt luilekkerland.

Ik geld verdienen, dus niks aan de hand.

(...)

En ook als Allah hoort mijn wil.

Volgende week ik nieuwe bril.

Breng er één extra voor Jou mee, Wordt toch betaald door de WW.

Oma ook kom naar Nederlanden, Zij krijgen hier ook nieuwe tanden.

Zij brengen nog meer oudjes mee, Die krijgen hier ook AOW.

Ja, hier in Holland sta Je paf.

Je krijgt hier geld van wieg tot graf Wij zijn nu met vele man genoeg.

Die niet werken, maar in de kroeg.

Spelen veel kaart moet Je weten, Tussendoor ook warm eten.

O, Holland, mooiste land der Welt, Niks werken, maar veel stempelgeld.

(...)

Ali barst straks van de centen, HIJ naar huis kom, krijgt ook vele rente.

Dan geven feest met grote knal.

En zingen Holland bovenal!!!

Bronnen

- Rolt Janssen, We hebben gezongen en niks gehad;

muzikanten en liederen uit Midden-Brabant (JWbwg, 1984).

- Hennie van Oers, Paul Spapens en Lauran Wijffels, Veel vermaak en weinig wol; de geschiedenis van de Tilburgse kermis (Tilburg, 1986).

- Paul Spapens, Vrouwke, 't is Vastenaovend; de ge- schiedenis van vier eeuwen vastenavond en carna- val, in Tilburg {T\\\iwq,-[m&).

- Paul Spapens en Piet Horsten, Driekoningenzingen, een lange en levende traditie (Tilburg/Utrecht, 1996).

- Paul Spapens en IVIartin Willemsen, Tilburgs Kook- buukske (Tilburg/Utrecht, 1999).

- Paul Spapens, Gerard Steijns, Wil Sterenborg en Frans Verbunt, Goedgetóld. Diksjenèèr van de Til- börgse fao/(Zaltbommel, 2004).

- Jan Stads, Paul Spapens en Henk van Doremalen, Werken, werken, werken. De geschiedenis van de gastarbeiders in Tilburg en omstreken 1963-1975 (Utrecht, 2004).

- Kranten: Brabants Dagblad 9-5-2002; Gazet van Antwerpen Q-7-2000; De l/o/te/cranf 28-10-2000.

(7)

Het Tilburgs

Dialect van een stad en van een streek

Jos Swanenberg*

* Jos Swanenberg (1968) uit 's-Hertogenboscti is dialectoioog en redacteur van het Woordenboel< van de Brabantse Diaiecten, een

iioepelproject van de KU Nijmegen en de KU Leuven, in 2000 promoveerde hij op een proefschrift over vogelnamen in Zuid- Nederlandse dialecten. Met

zijn vader Cor schreef hij 'Oost-Brabants', deel 7 van de serie 'Taal in stad en land'

(2002).

In deze bijdrage wil ik graag ingaan op het Tilburgs, zowel als stadsdialect als dialect van een streek, want in die laatste betekenis

wordt het door dialectologen ook wel ge- bruikt. Maar eerst zou men zich moeten af- vragen wat een dialect is. Volgens het woor- denboek Van Dale is dat een taal van een

plaats of een streek die verschilt van het Nederlands. Maar daarmee is veel te weinig gezegd, omdat men dan een dialect bekijkt met een Nederlandse bril op, dus vanuit het

Nederlands.

Dialecten moeten niet beschouwd worden als relicten van een ver verleden, als onvolkomen taalproducten met wellicht bijzondere folkloristische kwaliteiten.

Dialecten moeten worden gezien als echte talen, cog- nitief volwaardige communicatiesystemen, met cultu- rele wortels diep in het verleden en met een sterke, emotionele band naar de lokale herkenbaarheid en de moderne identiteit. En zo'n cognitief volwaardig com- muniecatiesysteem vormt het onderwerp van deze bij- drage: het Tilburgs.

De plaatsing van het Tilburgs in het Noord-Brabantse dialectlandschap

Dat de dialecten van Noord-Brabant onderling ver- schillen, is algemeen bekend. Zij verschillen niet alle- maal evenveel van elkaar. Sommige dialecten lijken veel op hun buurdialecten en andere doen dat weer niet. Het dialect van Goirie lijkt veel op dat van Hilvarenbeek, maar dat van Alphen lijkt veel minder op die twee dialecten. Om die onderlinge verschillen en verwantschappen te structureren, is er een indeling van de Noord-Brabantse dialecten gemaakt.

In de indeling van de Noord-Brabantse dialecten ligt Tilburg midden in een gebied dat zelf ook weer het Tilburgse dialectgebied heet en dat een brede strook vormt tussen het West-Brabantse en het Oost-Bra- bantse dialectgebied. Het Tilburgs ligt grofweg tussen de rivier de Donge in het westen en de heidevelden van de Kempen in het oosten en tussen de staatsgrens

in het zuiden en de Loonse en Drunense duinen in het noorden. De stad Tilburg ligt dus midden in dat Tilburgse dialectgebied en je zou daarom kunnen zeg- gen dat het stadsdialect van Tilburg een centrale posi- tie inneemt in het dialectlandschap van Noord-Bra- bant. Er is dus sprake van Tilburgs in ruime zin, een Midden-Brabants dialectgebied, en Tilburgs in enge zin, het dialect van de stad Tilburg. Tilburgs in ruime zin vormt nu eerst het onderwerp van deze paragraaf en het dialect van de stad Tilburg zal onderwerp zijn van de volgende paragrafen.

De indeling van de Noord-Brabantse dialecten is voor- namelijk gebaseerd op het werk van professor Antoon Weijnen uit de jaren 1930 en '40. De grenzen tussen verschillende dialectgebieden zijn gebaseerd op taal- bewustzijn (daarbij werd aan mensen gevraagd op welk dialect zij het hunne vonden lijken) en op taalver- schijnselen, waarvan hieronder een aantal voorbeel- den zal volgen.

Die taalgrenzen lopen vaak parallel met andere gren- zen, bijvoorbeeld aardrijkskundige, staatkundige, volks- kundige, economische en kerkelijke grenzen en taal- grenzen vinden daarin ook hun oorsprong. De oorzaak van de ligging van die taalgrenzen ligt dus buiten de taalkunde. De belangrijkste parallel van een Tilburgse dialectologische eenheid is volgens Weijnen die met een economische eenheid: de functie van de stad Tilburg als marktplaats. De dorpen van waaruit men van oudsher in Tilburg naar de markt ging, hebben een dialect dat tot de groep van Tilburgse dialecten be- hoort. De grens van het Tilburgse dialectgebied is dus behalve een dialectologische ook een economische.

Bovendien komt het Tilburgse dialectgebied overeen met het gebied dat het kwartier Oisterwijk vormde in het oude hertogdom Brabant; dus de grens is op de derde plaats ook een oude staatkundige grens. Of er evenwel een oorzakelijk verband gelegd mag worden tussen deze oude politieke grens en de dialectgrens, is nog niet bewezen.

Wat hebben die Tilburgse dialecten gemeenschappe- lijk? In verhouding tot de aangrenzende West-Bra- bantse dialecten, het gebied ten westen van de Donge, hebben de Tilburgse dialecten:

(8)

'Auwbètte'onder de - wel de h-; in West-Brabantse dialecten spreekt men lindeboom op de Heuvel, de h- niet uit (vandaar dat West-Brabanders wel eens

1954. (Col RA Tilburg). geplaagd worden met de spotzin Geef het ondje wat ooj in z'n okske).

- wel de umlaut in woorden zoals gruun, vuule, gelêü- ve en heure; umlaut wil zeggen dat de klinker van een woord anders wordt uitgeproken , i.c. verder naar vo- ren in de mond (dus -aa- wordt -ee-, oe- wordt -uu- en -00- wordt -eu-). Sporadisch komt in het Tilburgs ook de meervoudsvorm zonder uitgang en met umlaut voor, bijv. twee beum.

- wel de verkortingen in bijv. knèèn - knèntje {kom\n), lkspèLit\ts. gij spot, gróót \ts. grotter, spoor \is. spor- baon.

Een en ander betekent dat de Tilburgse dialecten be- hoorlijk veel taalverschijnselen gemeen hebben met de Oost-Brabantse ofwel de IVleierijse dialecten. Die hebben namelijk ook wel de -h-, wel de umlaut en wel de verkorting. IVIaar in verhouding tot die aangrenzen- de Oost-Brabantse dialecten, het gebied dat begint bij Boxtel, de Beerzen en Reusel, missen de Tilburgse dialecten de umlaut in werkwoorden, om precies te zijn de persoonsvorm in de derde persoon enkelvoud.

Dat wil zeggen dat men niet hij velt en hij gu zegt in het Tilburgs, maar men zegt er hij i/a/f en hij gao. De meervoudsvormen zonder uitgang en met umlaut, 'twee beum', zijn in het Tilburgs vrij zeldzaam (volgens Boutkam archaïsch) en in het oosten veel gebruikelij- ker. Hoe verder naar het oosten, hoe meer umlaut, zo luidt de regel.

Op deze manier vormt het Tilburgse dialectgebied een overgangszone tussen Oost- en West-Brabant, waarbij enkele Oost-Brabantse dialectkenmerken verder naar het westen steeds meer afnemen. Een klein voor- beeldje nog:

'Vader' wordt uitgesproken in de stad Tilburg, in Udenhout en IVIoergestel als vadder of vódder, en in Riel als vaoder, dus in Riel is er geen verkorting.

'Droog' klinkt in Tilburg, Udenhout en Moergestel als drêüg, maar in Riel als dróóg, dus er is geen umlaut in Riel. Riel heeft dus al veel minder Midden-Brabantse kenmerken dan de andere drie plaatsen.

Naast al deze klankverschijnselen heeft Weijnen maar een woord gevonden dat uitsluitend Tilburgs is: de

oude agrarische term kap of kabbe mor big, maar dat woord zal inmiddels wel niet meer in gebruik zijn, ze- ker niet in het stads-Tilburgs, want het is een agrari- sche term. De Tilburgse dialectwoordenboeken heb- ben het woord niet opgenomen.

Typisch Tilburgse dialectkenmerken

In deze paragraaf zal worden bekeken wat nu precies typisch is aan het dialect van de stad Tilburg. In het vervolg gaat het niet meer over het Midden-Brabantse gebied maar over het stadsdialect van Tilburg als het gaat over het Tilburgs. Woorden en klanken die uitslui- tend in de stad Tilburg gehoord kunnen worden en nergens anders, zullen er wel geen zijn. Maar er zijn genoeg voorbeelden te geven van typische dialectken- merken, want de gehele woordenschat en het comple- te klankenpalet van een dialect zijn wel uniek. Daarbij heb je het eigenlijk over een min of meer abstracte verzameling. Het stadsdialect van Tilburg is immers niet één bepaald dialect dat door de Tilburgers wordt gebezigd. Nee, per wijk, per straat, per leeftijdsgroep en per sociale klasse verschilt dat dialect weer en het stadsdialect van Tilburg bevat eigenlijk weer een aan- tal verschillende varianten. Sterenborg (1984) noemt bijvoorbeeld het Broekhovens en het Hasselts en ook Körvel, Oei, Gurke, en de Haajkaant hebben een afwij- kend dialect.

Een voorbeeld van een typische dialectkenmerk is de rekking en nasalering van een korte -a- voor het me- deklinkerpaar -ns-. Dat wordt ervaren als echt Til- burgs. Rekking en nasalering dat wil zeggen dat de -a- lang en een beetje door de neus, op zijn Frans wordt uitgesproken. Om die reden wordt het Tilburgs wel eens gekarakteriseerd met de plaagvraag Gaode mee daanse bij Fraans Jaanse? (Ga je mee dansen bij Frans Jansen?) Rekking van de -a- komt voor ver- schillende medeklinkergroepen in verschillende dia- lectgebieden in Brabant voor, maar enkel dit Tilburgse geval is er 'beroemd' mee geworden in de vorm van zo'n plaagvraag. Daarmee is gezegd dat het dialect- kenmerk taalkundig beschouwd niet exclusief Tilburgs is, maar dat het in het bewustzijn van dialectsprekers wel als typisch Tilburgs wordt beschouwd, niet alleen door Tilburgers maar juist ook door mensen van buiten Tilburg.

In 1991 werd er door de Stichting Nederlandse Dia- lecten een enquête afgenomen, waarbij mensen ge- vraagd werd een top tien van de mooiste, meest eigen of typische dialectwoorden samen te stellen (Cromp- voets en Dams 1991). De Tilburgers die op deze op- roep reageerden, noemden onder meer de volgende woorden. Op de eerste plaats is er verkèt, dat 'vork' betekent en gebaseerd is op het Noord-Franse dialect- woord fourquet Verder gaf men op sebiet, dat bete- kent 'dadelijk, meteen' en komt van het Franse subit En meepesaant, dat betekent 'in het voorbijgaan' en een mengvorm of contaminatie is uit het Brabantse mee en het Franse en passant. Die Franse verbinding wordt ook zonder contaminatie ontleend in Brabantse dialecten en dan klinkt het als impesaant Drie ontle- ningen aan het Frans noemde men dus! Ten slotte Ie-

(9)

verde de enquête voor Tilburg stikkebezieop, letterlijk

"stekebes", het woord voor de kruisbes, maar ik ver- keerde in de veronderstelling dat knoezel het Tilburgse woord voor kruisbes was. Dat kan een ver- gissing zijn, maar misschien is er wel meer dan één woord voor de kruisbes in gebruik of in gebruik ge- weest in de verschillende varianten van het Tilburgse dialect.

bron met de persoonlijke top tien: "Echt gebeurd. Een opleiding voor kantoorpersoneel. Les: Nederlands.

Lesplan: moeilijke woorden. Vraag: maak een zin met

"aureool". IVIeisje steekt haar hand op, en antwoordt:

Ze hèbbe bil onze straat oopegebrooke om 't aaw rie- oolte vervange." (Swanenberg 1993: 252). Zoiets kun je niet typisch Tilburgs meer noemen, zo'n grap kun je in ieder Brabants dialect maken.

Personeel van de schoentabrlek van Nard de

Beer In de Golrkestraat, omstreeks 1905. De anonieme Tilburgse arbeider

op de tweede rij van onderen, vierde van links,

stond model voor liet bekende beeldje van de Kruikezeiker van Henk Smulders uit 1967. (Colt RA

Tilburg).

Uit een andere bron, Onder ons gezegd... in Brabant (Swanenberg 1993) komt een veel meer persoonlijke Tilburgse top tien, waarin onder meer blauwe mor ie- mand met rood haar voorkomt, en enen bos hout vur de deur, gezegd om aan te geven dat een vrouw grote borsten heeft. Voorts worden enkele zinnetjes ge- noemd: kèkt es óf ie kèkt, èn assie kèkt, nie kèèke of bèttie akkem aaj? gevraagd aan iemand die zijn hond uitlaat (bijt hij als ik hem aai?). Dat zijn zinnen waar- mee men wil laten zien dat men dialect spreekt, waar- mee men zijn identiteit wil benadrukken. Vaak gaat het daarbij om samentrekkingen, die door hun ondoor- zichtigheid op een soort gezamenlijke geheimtaal gaan lijken. In het oeuvre van de Tilburger Cees Rob- ben, die jarenlang de Prent van de Week met bijschrift in het dialect tekende, spelen dergelijke zinnen een grote rol. Over Cees Robben gesproken: ik heb liever degge den haaikese toren

omstoot

as degge menne borrel ieegkwaanselt..taotolf. Borrels kom je ook veel tegen in het oeuvre van Robben en met kwaansele 'het knoeien met vloeistoffen' is weer een echt Tilburgs woord genoemd, m é t de rekking van -a- voor -ns.

Taotolf, 'sufferd' is een woord dat vroeger in het Nederlands voorkwam maar is uitgestorven. Het leeft nog voortin het Tilburgs.

Ook in deze toptien komt meepesaant weer voor. Dat woord speelde een rol in de Tilburgse revue "Hemel en Aarde" uit 1988. Er werd een quiz opgevoerd en de quizmaster vroeg de kandidaten een woord te maken met de letters MPSNT. De wedstrijd ging tussen een stel uit de Blaak en een stel uit Broekhoven en Broekhoven antwoordde: meepesaant Het publiek juichte, maar helaas... het antwoord was onjuist; het had 'imposant' moeten zijn. Nog steeds uit dezelfde

De volksaard van de Tilburger, inwoner van een grote stad, maar een stad met een dorpskarakter met rela- tief weinig bestuuiders en notabelen, maar veel arbei- ders, die volksaard komt tot uitdrukking in het dialect.

Tegen iemand die het hoog in de bol heeft, zegt de Tilburger stront, wie heetoe gescheete. Tegen iemand die rijk geworden is, zegt men Den duuvel schèt ok aaltij op êenen hóóp. Stads meej haajkaants praote is Standaardnederlands willen praten als je het eigenlijk niet beheerst. Iemand die overdreven vroom is, is zo fèèn as gemaole poppestront Tegen iemand die zeer goed gekleed is, zegt men Tere ere van wélken heile- ge ziede gij der zo pontiefiekaol èüt?. Pontieflekaol, dat betekent van origine 'bisschoppelijk', dus dan zie je er heel deftig uit

Een laatste typisch Tilburgs woord om deze paragraaf passend af te sluiten: ojl, bijvoorbeeld in ik heb zelf mar olf gemakt, dat betekent 'gereed of niet, ik ben er mee gestopt', en in ik heb olf dat betekent 'ik heb mijn taak volbracht'. Het woord is waarschijnlijk een verkorting van oorlof dat betekent verlof, vergunning, in het bijzonder verlof om heen te gaan.

Dialect van een stad

Tilburgs als dialect uit de stad verschilt van de dialec- ten van de omliggende dorpen. Stadsdialecten nemen een bijzondere positie in. Lang werden de stadsdialec- ten niet serieus genomen. IVIen sprak natuurlijk in de steden ook altijd al dialect, maar pas in de 19e eeuw gaan stadsdialecten afwijken van het hun omringende platteland. Op de eerste plaats ontstonden stadsdia- lecten doordat burgers van een stad meer volgens de normen van het Standaardnederlands gingen spreken om zich af te zetten tegen de plattelandsdialecten. Zo werd een stadsdialect dus minder authentiek dan het plattelandsdialect. Op de tweede plaats groeiden ver- volgens de steden in de tweede helft van de 19e eeuw sterk en nam de gelaagdheid van sociale klassen toe.

Het stadsdialect van lagere sociale klassen werd juist minder volgens de normen van het Standaardneder- lands gesproken. Het stadsplat neemt dan wraak op het burgermansfatsoen, zoals de Nijmeegse hoogle- raar Toon Hagen het verwoordde in de inleiding bij Honderd jaar stadstaal (Kru\\ser\n Van der Sijs 1999).

De grotere sociale gelaagdheid van een stad maakt stadsdialecten dus anders dan plattelandsdialecten.

Dat wil niet zeggen dat notabelen geen dialect hebben gesproken, maar in de meeste steden is het echte stadsdialect het dialect van de lagere klassen. Stads- dialecten zijn dus eigenlijk ontstaan als sociolecten, dat zijn talen van een bepaalde klasse. Tilburg is na- tuurlijk een bijzonder geval, want het is een relatief nieuwe stad; het is geen oud bestuurlijk centrum, het

(10)

heeft geen oude belangen op het gebied van politiek en rechtspraak, maar het is een arbeidersstad, ge- groeid en belangrijk geworden door de industrie. De sociale gelaagdheid is hier dan ook anders, want in te- genstelling tot bestuurders in andere steden spraken de Tilburgse fabrikanten vaak hetzelfde dialect als de arbeiders.

De laatste jaren is de belangstelling voor stadsdialec- ten enorm toegenomen. Nu de plattelandsdialecten snel vervlakken, zijn stadsdialecten niet alleen onder taalkundigen maar ook bij het grote publiek populair geworden, zoals in cabaret en in strips. IVIaar stads- dialecten zijn vaak minder goed gedocumenteerd dan plattelandsdialecten, omdat ze minder oud zijn dan die dialecten van het platteland. De taalkundige interesse lag van oudsher meer bij die, voor het grootste deel, agrarische woordenschat, omdat men alsmaar zocht naar het meest authentieke dialect, de best bewaarde oude taallaag. Stadsdialecten werden eerder als so- ciolecten beschouwd, volkstaal van de lagere klasse, minderwaardig en fout. Dat is zoals gezegd de laatste jaren veranderd.

Is dat in Noord-Brabant ook zo, dat stadsdialecten minder goed gedocumenteerd zijn? Ja, dat geldt zeker voor Eindhoven, Oss, V\/aalwijk en Roosendaal. Daar is bijna niets. Dialectbeschrijvingen voor Helmond en Bergen op Zoom zijn op zijn minst summier te noe- men. Breda heeft een heel oud woordenboek uit 1836 en sindsdien staat de tijd er een beetje stil. 's-Herto- genbosch heeft een Bosch woordenboek en sinds vo- rig jaar een grammatica, dus daar is het iets beter mee gesteld.

Maar Tilburg is de uitzondering. Het is een stadsdia- lect waar al uitvoerig over is gepubliceerd. De klank- leer en de vormleer zijn zeer precies, maar wel tech- nisch en moeilijk toegankelijk, beschreven in Het stadsdialect van ïï/öurgi (Boutkan en Kossmann 1996).

Onlangs promoveerde Francine Swets aan de Univer- siteit van Amsterdam op een proefschrift met de titel

The Phonological Word in Tilburg Dutch, "het woord in het dialect van Tilburg, bekeken door een fonologische bril, dat wil zeggen, kijkend naar de klanken". Het theoretische boek behandelt onder meer de verkorting in het Tilburgs; steen - stintje (dus een lange -ee- wordt verkort tot - i - als er iets aan het woord wordt geplakt), spoor - sporbaon, klèèn - klènder.

Naast de klankleer en de vormleer is ook in de be- schrijving van de Tilburgse woordenschat ruimschoots voorzien. Na Tilburgs dialect uW het midden van de ja- ren '80, het Gróót Woordeboek van de Tilburgse Taol (Perbeersels van Tilburgs vur tonpraoters en aandere saawelèérs) van wijlen Frans Verbunt dat in 1996 in zijn zevende, maar nog niet uiteindelijke versie ver- scheen en Mèn Tilbórgs Woordeboek van Van Rijen uit 1993 dat in 2002 in een tweede druk verscheen, aan- schouwde in 2004 Goedgetóld het levenslicht. Deze Diksjenèèr van de Tilburgse taol is, al komt dat in de titel niet terug, veel meer dan een beschrijving van de woordenschat. Het boek levert door middel van aan- vullende volkskundige informatie en uniek beeldmate-

riaal (oude foto's) een belangrijke bijdrage aan de be- schrijving van de Tilburgse volkscultuur, zodat het niet mist, wat veel andere dialectwoordenboeken wel moeten ontberen: de cultuurhistorische context. Taal en cultuur, dialect en volkscultuur zijn immers onlos- makelijk met elkaar verbonden.

Met deze bijdrage hoop ik daarenboven een taaicon- text van het dialect van de stad Tilburg geschetst te hebben, zowel in ruimtelijke zin (de positie van Tilburg in het Noord-Brabantse dialectlandschap) als in struc- turele zin (typisch Tilburgse kenmerken en hun grond- slag).

Noot

Voor Tilburgse woorden is in principe de Tilburgse spelling gehanteerd van het woordenboek Goedgetóld.

Literatuur

- Boutkan, D. en M. Kossmann (1996) Het stadsdialekt van Tilburg. Klank- en vormleer. Amsterdam.

- Crompvoets, H. en A. Dams (red.) (1991) Kroesels op de bozzem. Het dialectenboek. Waalre.

- Klaassen, E., J. Smits, H. van Rijen, F. van lersel en W. Sterenborg (1985) Tilburgs dialect Tilburg.

- Kruijsen, J. en N. van der Sijs (red.) (1999) Honderd jaar stadstaal. Amsterdam / Antwerpen.

- Rijen, H. van (2002) Mèn Tilbórgs Woordeboek. Hoe-t ók kan! JWbWQ.

- Spapens, P., G, Steijns, W. Sterenborg en F. Verbunt (2004) Goedgetóld. Diksjenèèr van de Tilbörgse taol.

Zaltbommel.

-Sterenborg, W. (1984) "Erkende spelling voor Tilburgs dialect", in Tilburg. Tijdschrift voor geschie- denis, monumenten en cultuur2, biz. 10-11.

-Swanenberg, C. (red.) (1993) Onderons gezegd...in Brabanf Delft.

- Swets, F. (2004) The Phonological Word in Tilburg Dutch. Utrecht.

- Verbunt, F. (1996) Tilburgs vur tonpraoters en aan- dere saaweleers. Gróót Woordeboek van de Tilburgse Taol. Tilburg.

- Weijnen, A. A. (1937) Onderzoek naar de dialectgren- zen in Noord-Brabant. Fijnaart.

-Weijnen, A. A. (1947) "De onderscheiding van dia- lectgroepen in Noord-Brabant en Limburg", in Akademiedagen I. Voordrachten gehouden te 's- Hertogenbosch op 11 en 12Apr. 1947. Amsterdam, bIz. 69-99.

(11)

De Kruikezeiker, een min mènneke

Elf openingen vooreen eindeloos debat *

Ton Wagemakers * *

* Lezing gehouden tijdens het Kruil<ezeil<ersdebat op de Achtste Kruil<ezeil<ersdag van

het Nederlands Textielmuseum in Tilburg op

23januah2005.

" Dr. Ton Wagemakers is cultuursocioloog en sociaal historicus en Is directeur van het Nederlands Textielmuseum. Hij publiceert over musea, oral hlstory en de Tilburgse textiel.

Op 17 november 2004 sprak burgemeester Vreeman voor de leden van de Brabants- Zeeuwse Werkgeversvereniging in Midden- Brabant. Terloops maakte hij de opmerking

dat de Kruikezeiker niet meer paste bij de trotse en zelfbewuste houding die Tilburgers moeten uitstralen. Het Brabants Dagblad pikte dit op en maakte vele tongen los onder

de Tilburgers. Deze lezing is een bijdrage aan het eindeloze debat.

I De kwestie

De kwestie is ontstaan doordat de meeste Tilburgers (en misschien ook de burgemeester) niet de diepere betekenis van carnaval begrijpen en daardoor niet snappen dat de Kreikezeiker nooit tegelijk idool van Kruikenstad én icoon van de stad Tilburg kan zijn.

II Overigens...

Overigens ben ik van mening dat allochtonen vaak meer enthousiaste kruikenzeikers zijn dan autochto- nen. Zie hier het levende bewijs, de uitgenodigde sprekers: Jace van de Ven komt uit Leende, Paul Spapens van Hilvarenbeek, en ik kom uit Vught, en nog iemand uit Zwolle, wiens naam me even ontschiet ... eh Ruud Horsman of Ruud . . .

III Ruud

'Dat mannetje dat daar maar bescheiden met de blik naar beneden stond te wezen.'

'Dat beeldje bleef me maar bezighouden. Hoe kan het dat voor een stad als Tilburg dat symbool nog steeds opgeld doet?' Overpeinzingen van een nieuwe burge- meester tijdens de verkiezing van de prins carnaval.

Ja Ruud, voor het eerst (dankzij jou) ben ik ook eens naar dat beeldje gaan kijken. En eerlijk is eerlijk, het is maar een min mènneke mee afhangende schouders, een slobberig kieltje en een kruikske van niks. Veul is 't nie. Dus, écht begrijpen, doe ik het ook niet hele- maal. Waarom zo veel commotie als iemand er iets over zegt?

Tot een definitieve verklaring zal ik niet komen, ik kan wel een aantal openingen bieden voor een debat, zo- wel voor de burgemeester als voor de andere Tilbur- gers.

Het spreekt natuurlijk voor zich dat het elf openingen zijn.

IV Roman

IVIet de Kerstdagen las ik een, net uitgekomen, prach- tige documentaire-roman over de Kruikezeiker. Mis- schien is het jullie niet opgevallen, omdat deze sleu- telroman van Frank Westerman een erg verhullende ti- tel had 'El Negro en ik'. Vervang 'El Negro' door de Kruikezeiker, dokter Arcelin door burgemeester Vree- man, Spanje door Holland boven de rivieren en Cata- lonië door Tilburg. Sla bladzijde 175 open, gebruik mijn sleutel, en lees het volgende verhaal:

'Wat een raadsel bleef, was de respons van de ingeze- ten van Tilburg. Zij sloten de rijen en omarmden 'hun' Kruikezeiker. 'Hij is onze zaak, daar heeft niemand zich mee te bemoeien.' Hoe groter de druk, des te die- per groeven de bewoners van Tilburg zich in. Er waren bouwvakkers die T-shirts aantrokken met het op- schrift HANDEN AF VAN DE KRUIKEZEIKER, en nette heren die een dasspeld met de Kruikezeiker droegen.

Een banketbakker versierde zijn etalage met een vijf kilo wegende Kruikezeiker van chocola, waarna al gauw ook doosjes met Kruikezeiker-bonbons in Tilburg hun intrede deden.

Ik las hierover en wist niet wat ik ervan moest denken.

De bevolking van een stad, die een wij-gevoel creëer- de rond het lichaam van een exoot, een figuur die zij tentoonstelden omdat hij zo ver van hen af stond - dat was curieus. Haast ongemerkt hadden zij de Kruikezeiker getransformeerd in wat de Amerikanen een cross-oi/er noemen: een zwarte publieksheld die, na het oversteken van het mijnenveld van de vooroor- delen, in het blanke kamp op handen wordt gedragen.

Stevie Wonder, Bill Cosby, Oprah Winfrey.

Maar hoe had de Kruikezeiker zo'n traject kunnen af- leggen - en dan nog wel postuum? Anders gezegd:

wat bracht de bevolking van Tilburg ertoe om zich tij- dens het carnaval uit te dossen in stereotype arbei- dersvermommingen - met 'n blauw kieltje, 'n kruikske

(12)

Het tijdelijke beeld van de Kruikezeiker (uit 1967) op de Heuvel, met op de achtergrond de lindeboom,

hier geplaatst tijdens het carnaval van 1987 (Coll RA Tilburg).

en een ouwe broek? Dat was ludiek bedoeld, maar met de boodschap viel niette spotten: HIJ BLIJFT!

'Achter elke verklede Kruikezeiker stonden duizend minder uitzinnige Tilburgers die vonden dat de Kruike- zeiker moest blijven. Burgemeester Vreeman had ge- zegd dat hij lang genoeg in Holland woonde om te snappen dat er een sterke onderstroom van Tilburgs volkssentiment meespeelde. Hij had me gewezen op het refrein in de lezersbrieven die destijds in de plaat- selijke kranten verschenen: 'We mogen de Kruikezei- ker niet opgeven, want anders kan straks iedereen [TW lees: vreemden] wel gaan bepalen wat wij [TW hier, in Tilburg] moeten doen en laten.'

Ik begin iets te begrijpen van wat zich de laatste tijd in Tilburg heeft afgespeeld. U ook!

V Overigens...

Overigens ben ik van mening dat de makers van de creatieve textielproducten in de tentoonstelling Made in Tilburg, nu in het Textielmuseum te zien, de echte kruikenzeikers van de stad zijn. Dat geldt ook voor de Tilburgers die de uitdaging opgepakt hebben om van- daag met een creatief ontwerp voor een eigentijdse Kruikezeiker te komen.

VI Heilige, idool of icoon

Welke betekenis heeft de Kruikezeiker? Is het een schimpnaam, een geuzennaam, een zelfspotnaam, een erenaam of een symbool voor de stad? Het gaat hier niet over de kruikenzeikers maar over het feno- meen met een hoofdletter de Kruikezeiker. (Ten on- rechte wordt dat in allerlei discussies vrolijk door el- kaar gehaspeld.) Laat ik het fenomeen eens anders benaderen, om mogelijk tot nieuwe inzichten te ko- men.

Zouden we de Kruikezeiker als een heilige kunnen be- stempelen? Is hij als een martelaar van de textielin- dustrie te beschouwen? Z'n beeltenis, een deemoedig mannetje, zou zich ervoor kunnen lenen. Maar een echt wonder heeft ie niet verricht, hoewel . . . z'n zeik had wonderbaarlijke kwaliteit. Toch zit juist daar het probleem. Heiligheid heeft de geur van heiligheid no- dig om geloofwaardig over te komen. Toen Lenin kort na zijn overlijden begon te stinken, moest hij snel op- nieuw gebalsemd worden om zijn heiligheid binnen het communistisch geloof niet aan te tasten. Kortom de zeik, de geur van rottende urine, staat de heiligheid van de Kruikezeiker blijvend in de weg.

Is de Kruikezeiker een idool? Idool staat enerzijds voor vitaliteit en levenskracht, anderzijds voor die van droombeeld, verbeelding. Onze Kruikezeiker lijkt eer- der op een anti-idool, maar juist door de omkering van maatschappelijke verhoudingen, kenmerkend voor Carnaval, kan hij die idoolstatus verkrijgen. Hoe min- derwaardiger hij er uitziet, des te dwazer uitgedost en meer stinkend naar rottende urine, hoe groter idool.

Het is misschien te ver gezocht, maar ik durf hem wel in het rijtje te plaatsen met Buster Keaton en Charlie Chaplin, anti-helden en tragisch-komische figuren waar alles bij misgaat, die precies de verkeerde uit- straling hebben en daardoor de idoolstatus verwerven.

Met Carnaval, in de omgekeerde wereld, wordt de Kruikezeiker ons idool, wij vereren hem en nemen hem volstrekt serieus. Ik herinner me persoonlijk de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw, dat tijdens het Oeteldonks carnaval de Bossche volksfiguur Janus Kiepoog altijd met veel respect werd behandeld en toegejuicht. Men was niet trots op hem, maar eerde hem als idool, als mededogen voor 'de arme sloeber'.

Ik weet zeker dat als onze volksfiguur 'zot Joke' (mede) model had gestaan voor de Kruikezeiker (en de aanname dat Tilburgers begrijpen wat Carnaval is!), dat zijn populariteit nog groter was geweest.

Is de Kruikezeiker een icoon? Bij een icoon gaat het om een aangescherpte en gestandaardiseerde afbeel- ding van de werkelijkheid. Een vertellend, archety- pisch beeld. De functie van de icoon is niet tot verering te brengen, maar tot herinnering. En de Kruikezeiker wil dat ook wel. Je hebt wel door het vertellende attri- buut, de kruik, een idee waar het roemruchte verleden over gaat. Toch, wil je als icoon geloofwaardig door het leven gaan, dan heb je wel een goede beeldenma- ker nodig. De schepper van de Kruikezeiker maakte weliswaar Heilig Hartbeelden, wat in deze een pre is, maar ook Hummeltjes wat ik als een minpunt be- schouw. Bovendien werkte hij, als beeldenmaker, bij de Efteling. Ik denk dat zijn sterke kant meer bij het creëren van sprookjesfiguren ligt, dan bij het maken van icoonbeelden.

Hoewel de Kruikezeiker volgens mij de grootste bete- kenis had kunnen krijgen als icoon, moeten we con- stateren dat het beeld meer fantasie dan herinnering aan een trots verleden oproept. En dat is dodelijk als je een icoonstatus wilt bereiken.

(13)

'Burgemeester Ruud Vreeman kroop in de huid

van de Kruikezeiker. als speels slot van een fel debat

dat hij zelf ontketende.' Publicatie (toto Jan Verhoeffj

in het Brabants Dagblad van 5 februah 2005.

Wat kunnen we concluderen. De Kruikezeiker kan hoogstens de status van schijnheilige bereiken, met prins Carnaval als zijn plaatsvervanger op aarde. Als icoon zal hij altijd omstreden blijven. Zijn beeltenis en vage afkomst overtuigen niet. Alleen binnen de (schijn)- wereld van een sprookje of de Tilburgse Revue kan het een geloofwaardige figuur zijn met een hoog icoongehalte. Als je de Kruikezeiker plaatst bin- nen de context van het Carnaval, kan hij als idool en symbool voor Kruikenstad (dus niet voor Tilburg) door het leven gaan. Twee opdrachten hebben we: de Kruikezeiker als idool versterken door het meer te mo- delleren naar 'zot Joke' en op zoek te gaan naar een echte icoon voor de stad.

VII Overigens...

Overigens, als jullie mij zouden vragen, wie dan dé icoon van de stad Tilburg zou moeten zijn, dan heb ik daar wel een antwoord op: Pieter van Dooren, de grondlegger van de Tilburgse textielindustrie. Ik gun natuurlijk de allochtonen Zwijsen en Willem II hun mo- nument en zekere icoonstatus in Tilburg, maar het is een schande dat er geen monument is voor de meest ondernemende Tilburger aller tijden.

(Terzijde. Van textielarbeiderszijde zou daaraan toege- voegd kunnen worden: Jan Coolen, Bart van Pelt en IVIiet van Puijenbroek.)

VIII Kruik

Vorig jaar voerde ik een sollicitatiegesprek met een jonge vrouw, die graag op het Textielmuseum wilde

Een kruikenzeiker met zelfspot

Tilburgs burgemeester Vreeman kroop in de huid van de

kruikenzeiker. Een speels slot van een fel debat dat hij zelf ontketende.

door Ben Adceftnani Vraag aan Ruud Vreeman: hoe- veel k r u i k e n z e i k e r s z u l l e n er zondag meelopen i n d ' n Op- stoet?

A n t w o o r d : . I k heb er geen idee van. I k heb nog n o o i t een carna- valsoptocht gezien."

Tilburgs burgemeester is i n ie- der geval iedereen voor. Op ver zoek van het Brabants Dagblad poseert h i j vandaag zelt p o n t i t i caal als het symbool van her T i l burgse carnaval.

R u i m twee m a a n d e n geleden ontketende hij grote c o m m o - de, t o e n h i j zei dat h i j de dee- m o e d i g ogende k r u i k e n z e i k e r niet bij de u i t s t r a l i n g van de he- dendaagse stad v o n d passen.

Achter die discussie hoorde een speelse p u n t . v o n d de krant.

Vreeman ook.

Geaarzeld heeft h i j w e l . - M i j n eerste reactie was: moet dat nou? Het pasi eigenlijk niet zo bij me. Ik doe ook n o o i t mee aan spelletjes en kwissen. Maar carnaval, dat begin i k w e l een beetje te b e g r i j p e n , is o m k e - r i n g van de d i n g e n . En zelfspot.

Dan is het w e l l e u k o m die vloed aan c o m m e n t a a r die i k over m e heen heb gehad te rela- tiveren. Dan ook maar zelf k r u i - kenzeiker. Maar w e l eentje die je a a n k i j k t , met een ondeugen- de blik. Het moest o o k kwali- teit hebben."

On-Tilburgs

_lk had n i e t verwacht dat h e l zo diep zou z i t t e n " , k i j k t h i j te- r u g o p w a t h i j i n n o v e m b e r los-

komen werken. Er kwam van alles ter sprake en ik kreeg wel een goede indruk, maar was niet helemaal overtuigd. In een ultieme poging om een beslissing te forceren, besloot ik de volgende vraag te stellen:

'Waarom zouden we je moeten aannemen?'

Ze keek me aan en sprak de historische woorden: 'Ik ben een kruik, een echte kruik.' Einde antwoord. Ik was perplex. Keek haar met verwondering aan. Als een cultuursocioloog sloop de Kruikezeiker door mijn hersenen, de zeik sijpelde, eigen volk eerst, 't stonk.

Hó Ton, niet doordraven. Let op man! Ze heeft het he- lemaal niet over jouw Kruikezeiker en al die theoreti- sche rimram. Niet zo moeilijk doen. Ze is gewoon trots om Tilburger te zijn en wil de handen uit de mouwen steken.

We hebben haar aangenomen en we beleven er elke dag plezier aan. Een aanwinst!

Ze is een echte kruik, en ik denk dat ze dat gezeik over de Kruikezeiker iets voor ouwe heren vindt

IX Overigens...

Overigens ben ik van mening dat ook rond ons zalig Peerke de verkeerde geur hangt. Peerke stinkt. Als ooit de geheime archieven van het Vaticaan geopend worden, zal blijken dat zijn afkomst, thuiswever in Tilburg en dus kruikenzeiker, de ware reden is ge- weest om hem niet heilig te verklaren.

X Ruud, een kruikenzeiker?

Eerste overweging. In 1999 organiseerde het Brabants Dagblad de verkiezing van de 'Tilburger van de Eeuw', ook de Kruikezeiker werd genomineerd. Deze won de verkiezing niet, maar Miet van Puijenbroek. IVIiet was een eigenzinnig mens met haar hart op de tong. Ze nam geen blad voor de mond. Of de mensen het nou leuk vonden of niet, ze zei wat ze vond. Ze was geen 'min vrouwke mee afhangende schouders'. Ze was een echte kruikenzeiker.

Tweede overweging. Voor Tilburgers is alleen praten niet voldoende. Een echte kruikenzeiker zal zeggen:

'nie mouwe mar sjouwe'. Toen de burgemeester zijn uitspraak over de Kruikezeiker deed, begonnen er Tilburgers te mouwen. Dat zijn voor mij geen echte kruikenzeikers maar kruikengezeikers. Het gaat om het 'sjouwen', werken, resultaten halen.

Ruud Vreeman lijkt wel 'n bietje op Miet (als ie gewoon durft te zeggen dat mietjes een zegen voor de stad kunnen zijn) en als ie goed 'sjouwt' voor de stad wordt ie met Carnaval nog wel eens 'n keer 'd'n Opperkrui- kezeikervan 'tjaor'.

XI Overigens...

Overigens ben ik van mening dat de Kreikezeiker moet blijven, zodat we het eindeloze debat over onze identi- teit met humor kunnen blijven voeren.

En dègge bedankt zèét vur et löstere, dè witte. Haaw- doe.

(14)

Inleiders Ton Wagemakers (links) en Paul Spapens

(reclits) van liet Krulkezeikersdebat op de Actitste Kruikezeikersdag van

het Nederlands Textielmuseum in Tilburg op 23 januari 2005. (Foto Joep

Vogels, NTM).

Verfrecept van de firma Pollet In een verfboek van 1822, waarin het gebruik van urine

('15 emmers Pis) staat genoemd. (Coll. NTM, foto

Jan Stads).

Gebruikte literatuur

- A.J.A.C. van Delft, 'Mannen van naam (IV), Pieter van Dooren', in: Nieuwe Tilburgsche Courant, 5 maart 1927,

-Henk van Doremalen en Paul Spapens, Kruike- zeikers; Mythe en werkelijkheid van een Tilburgs fenomeen (Tilburg 2003),

-Willem Frijhoff, Heiligen, idolen, iconen (Nijmegen 1998),

- Francis Ponge, Zeep (Leiden 1973),

- Ton Wagemakers, 'Wat weten de Tilburgers van de Kruikezeiker', in: Stadsnieuws, 19 februari 1981, - Frank Westerman, El Negro en ik (Amsterdam Ant-

werpen 2004),

- Erich Wichman, Lenin stinkt en andere satirische ge- schriften [Gekozen door Wim Zaal] (Amsterdam 1971),

- A,C, Zijderveld, Over narren en hun gespiegelde wer- /(ep/je/cf (Deventer 1985).

^"•^ y - / . / y / , „ y

1

Recept

Er zijn mij maar weinig gerechten bekend, waar u persoonlijke inbreng zo groot kan zijn.

Daarnaast speelt in deze tijd van duurzaamheid de roep om hergebruik. Wij hebben voor u een oud re- cept opgediept, waar u derhalve goede sier mee kunt maken. U moet er wel de tijd voor nemen, maar het resultaat is verbluffend.

Benodigdheden 7 g keukenzout 2 g indigo 2 g meekrap 1 stukje laken 1 liter rottende urine*

* De urine moet wel van een man zijn. Het beste is dat hij geen alcohol heeft gedronken, want dat zou de kwaliteit verminderen. Tip: maak dit recept niet op maandag!

Voorbereiden

Neem een ouderwetse pispot of desnoods een plastic emmer van de Gamma en vraag uw man daar enige keren zijn plas in te doen. Pak een oude jeneverkruik en een trechtertje en doe voorzichtig de urine in kruik. Let op overlopen. Sluit die af met een kurk of een doekje en laat de urine verrotten, U ruikt wel wanneer het ongeveer goed is voor ge- bruik.

Bereidingswijze

Neem de jeneverkruik, ontkurk deze, ruik even, zo- dat u niet de goede oude jenever van uw man ge- bruikt, en ledig vervolgens de inhoud in de pan.

Voeg 7 gram keukenzout toe. Roer het mengsel en verwarm het. Het mag echter niet aan de kook ra- ken. Nu moet u geduld hebben en goed opletten.

Van tijd tot tijd roerende dient u het mengsel meer- dere uren op 50 tot 60 graden te houden. Voeg langzaam 2 gram indigo en 2 gram meekrap toe.

Blijf roeren totdat met name de indigo geheel is op- gelost.

Voeg nu een stuk laken toe en roer zodanig dat het stuk een fraaie egale blauwe kleur krijgt.

U kunt het nu opdienen. Uw gasten zullen u compli- menteren met het resultaat en respect hebben voor uw man, een echte kruikenzeiker, wegens diens persoonlijke bijdrage aan het recept.

(15)

De Kruikezeiker als symbool van de Tilburgse identiteit

Paul Spapens * *

' Lezing gehouden tijdens het Kruil<ezeil<ersdebat op de Achtste Kruil<ezeii<ersdag van

het Nederlands Textielmuseum in Tilburg op

23januah2005.

" Paul Spapens is journalist bij het Brabants Dagblad en publicist over met name vokscultuur. hl ij is voorzitter

van de Stichting Tilburgse Taol. Samen met Henl< van

Doremalen schroei hij het boek 'Kruikezelkers, mythe

en werkelijkheid van een Tilburgs fenomeen' (2004).

Ofschoon hij voor een flinl< deel een mythe is, weten we toch veel van de Kruikezeiker.

Lees er dit boekje maar op na dat Henk van Doremalen en ik geschreven hebben. Wat we

nog niet weten, is dat de Kruikezeiker ook een naam heeft. Niet dat ik de naam ken van

de arbeider van de schoenfabriek van Nard de Beer die model heeft gestaan voor het be- kende beeldje, maar ik bedoel een naam van

de Kruikezeiker zelf.

Hij lieet Sjaal< van Dun. Sjaal< van Dun w/oonde vroeger met zijn lieve vrouw Miet tegenover mij. Geweldige mensen. Soms mauwen, maar altijd klaarstaan. Sjaak vist voor zijn plezier en kan, zeker als hij een glöske bier op heeft, een stekelbaarsje opblazen tot een wal- vis. Miet is een virtuoos achter de naaimachine en kan buurten op een manier die de Toren van Babel zou doen instorten. Koffie zetten kan ze trouwens ook heel goed. Ze genieten van de kermis, gaan graag statten en moeten niet veel hebben van 't hoog. Miet en Sjaak noemen zich échte kréüke.

Sjaak was textielarbeider. Zes keer maakte hij een textielsluiting mee. En steeds had Sjaak de moed en de veerkracht en het zelfrespect om zonder hulp of so- ciaal vangnet de volgende maandag weer aan een an- dere fabriekspoort te staan met de vraag: 'Hèdde vur mèn meschient wèèrk...asteblieft!' Voor hem geen uitkering. De zevende keer vond Sjaak op dezelfde manier werk buiten de textiel en op dat bedrijf heeft hij tot aan zijn pensioen op een heftruck gezeten. Op zijn Tilburgs gezegd: 'Huub dl zenèège.'

Sjaak van Dun zou je het toonbeeld kunnen noemen van de Tilburgse arbeider, man of vrouw. En niet al- leen het toonbeeld van de arbeider, in feite van alle Tilburgers. Wat Sjaak van Dun en veel andere mensen in deze stad mij hebben geleerd en iedereen kunnen leren, als je het wilt zien, dat de Tilburgers ontzettend veel innerlijke kracht hebben. Ze kunnen heel goed voor zichzelf zorgen. In moeilijke tijden houden ze hun rug recht. Ze gaan door, zoeken hun eigen weg, zijn

ondernemend, grijpen kansen. Deze aard, deze men- taliteit is de basis van het succes dat Tilburg heet.

Tilburg is een succes omdat deze stad zichzelf uit het moeras van na de textielsluitingen omhoog heeft ge- trokken. Deze mensen, deze stad, kent meerdere symbolen. Een ervan is, voor mijn part, voetbalclub Willem II. Peerke Donders niet te vergeten. De verdwe- nen lindeboom was er een. Zelfs de stad in zijn geheel mag je een symbool noemen, omdat Tilburgers haar typeren als 'de schonste stad' terwijl ze heel goed we- ten dat het wat stedenschoon betreft aan de achterste mem heeft gehangen. Je behoort echt tot de volwas- sen stedelingen als je op zo'n manier de spot met je eigen stad kunt drijven in een tijd waarin alles gericht is op 'mooi' en 'mooier'.

Deze IJzersterke zelfspot vind je ook terug bij de Kruikezeiker, volgens mij het belangrijkste symbool van Tilburg en de Tilburgers. Het symbool van de Til- burgse identiteit. Tilburg is de enige stad in Nederland waarvan de identiteit wordt uitgedrukt door middel van een spotnaam. De Kruikezeiker staat voor alles wat Tilburg is. Als zodanig is de Kruikezeiker overal in het land bekend en wordt het door de Tilburgers zelf uitgedragen. Het is een beeld van een stad en haar in- woners dat vanuit de mensen zelf is ontstaan, van on- derop. Vergelijk daar eens mee 'Tilburg moderne in- dustriestad', dat iedereen meteen herkent als onecht, een slappe bedoening. Zo'n kreet, overigens inmiddels al niet meer gebruikt, miskent het grote kapitaal van Tilburg, en dat is de Tilburgse mens zelf, gesymboli- seerd door dat eenvoudige zeikerige manneke. Uit de mensen zelf ontstaan en daarmee een prachtig voor- beeld van de inborst van de Tilburger.

Burgemeester start discussie

En toen kwam burgemeester Vreeman de nieuwlichter uithangen. Op de voorpagina van het Brabants Dag- blad verscheen het bericht dat wat hem betreft Tilburg hard toe is aan een andere icoon. De Kruikezeiker mocht wat hem betreft wel worden afgeschaft. Het feit dat dit bericht op de voorpagina stond, dat de halve stad over hem heen viel, dat de burgemeester hate- mails kreeg waar de honden geen brood van lusten, dat zijn uitspraak landelijk nieuws was, dat alles geeft

(16)

Burgmeester Ruud Vreeman in discussie op tiet Kruii<ezeil<ersdebat in tiet Nederiands Textielmuseum

op 23 januari 2005. (Foto Joep Vogels, NTM).

wel aan hoe sterk de Kruikezeiker beleefd wordt. Het is een heel erg gemakkelijke vergelijking, dat geef ik toe, maar ik zie zo'n volksopstand echt niet gebeuren als Vreeman hetzelfde gezegd zou hebben van 'mo- derne industriestad'. Maar nu kreeg hij te maken met een stormloop op het koninklijk paleis. Ik weet dat de uitspraak van burgemeester Vreeman uit zijn verband is gerukt, dat hij het heeft gezegd in een andere con- text. Ik weet ook dat hij zijn verschrikkelijke best doet deze merkwaardige stad te leren kennen en de dito in- woners te doorgronden. Ofschoon ik een verklaard voorstander ben van de icoon van de Kruikezeiker, ben ik tegelijkertijd blij dat hij de Kruikezeiker ter discussie heeft gesteld. Zijn voorzet biedt ons namelijk de gele- genheid na te denken over wie we zijn, waar we van- daan komen en niet in de laatste plaats waar de Tilburgers heengaan. Omdat de Kruikezeiker de iden- titeit van de Tilburger uitdrukt, biedt een discussie over dit fenomeen de kans om eens naar onszelf te kij- ken, onszelf te analyseren, kritisch een blik om ons heen te werpen.

Dat is hard nodig, juist nu. Niet omdat ik in de binnen- stad zo'n akelige Jan Saliegeest ontwaar. Niet omdat er de laatste tijd zo weinig spraakmakends gebeurt in Tilburg. Niet omdat het kaduke asfalt op de Ringbanen mij soms het beeld geeft van een Oostblokland. Wel vanwege de ontwikkeling die Tilburg de laatste 50 jaar heeft meegemaakt, vanwege de periode waarin de stad nu verzeild is geraakt en vanwege de toekomst van de zesde stad van het land en haar 200.000 inwo- ners. Nu 41 jaar geleden vestigden zich de eerste twaalf gastarbeiders in Tilburg. Turken, en ofschoon we al de eigen Gurkese Turken kenden, liep de stad uit toen ze in oktober 1963 met de harmonie op het sta- tion werden verwelkomd. Spoedig waren het er hon- derden, duizenden. Turken, Marokkanen, Grieken, Span-

jaarden, Italianen, Joegoslaven. Voeg daar in de vol- gende jaren vluchtelingen en andere inwijkelingen bij en we zien nu een stad van 200.000 inwoners van wie er rond de 30.000 een allochtone achtergrond hebben.

Ter vergelijking: toen die eerste twaalf Turken kwa- men, woonden in Tilburg circa 300 veemdelingen, de meeste nog Bèize ook. Alleen al deze getallen geven feilloos aan hoezeer Tilburg is veranderd. Laat ik, lou- ter om de veranderingen te benadrukken, nog wat ver- schillen geven. Toen, toen die eerste gastarbeiders kwamen, kende Tilburg nog een Driekoningenstoet en een Sacramentsprocessie. Openbaar carnaval was ver- boden. Een carnavalsoptocht kenden we nog niet.

Tilburg was nog een textielstad met een katholieke monocultuur, een naar binnen

gerichte stad. Met protestanten speelde je niet en an- dere religies dan het christendom waren zo goed als onbekend en, waren ze bekend, dan was dat uit de spannende missieverhalen van de Rooi Harten.

Kruikezeiker in mondiale stad

En kijk nu eens om je heen en zie een mondiale stad, die met een aantal alles bepalende grootheden uit het verleden radicaal heeft gebroken. Deze gigantische verandering, die groter is geweest dan de Franse re- volutie of de Reformatie, heeft zich vrijwel zonder slag of stoot voltrokken. Dit vaststellen is een groot compli- ment voor de Tilburgers en ik bedoel alle Tilburgers, autochtoon en allochtoon. Zonder slag of stoot zo'n re- volutie ondergaan. In andere delen van de wereld zou- den ze elkaar het kot uitgevochten hebben. Ik voel me een bevoorrecht mens dat ik getuige mag zijn van deze ontwikkelingen binnen een eenvoudige Brabant- se stad, de schonste stad, de stad van de Kruikezei- kers. Ook deze stad, mondiaal als ze is, beleeft op dit moment een moeilijke tijd. De situatie noopt tot de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dagevos, 2011). 23,9% van de respondenten geeft aan voor altijd in Iran te willen wonen met als.. Ahmad Moradi Master Thesis Real Estate Studies 7 belangrijkste reden

Ook wat het onderscheid naar de kleur van de ver- meldde vakbond betreft, vinden we geen signifi- cante verschillen tussen de ongelijke behandeling van kandidaten op basis van

Onderhoudsarm (door het ontbreken van draaiende delen weinig tot geen slijtage) Isolerend (de lucht in de polyvent zorgt voor uitstekende isolatie). Windvast (geen geklapper

Behalve tiendoornige stekelbaars en zonnebaars werden alle soorten die in de polder gevangen werden ook aangetroffen in de fuiken in de Schelde.. Met uitzondering van snoek

In de overgangszones tussen zee en rivier komen zowel zee- als riviervissen voor en trekvissen passeren het estuarium tijdens de paaimigratie tussen zoet en zout

Vervolgens werden de zeven variabelen (parameters), onderverdeeld in vier categorieën, vastgelegd die een beeld kunnen weergeven van de integrale kwaliteit van een estuarium.

We report here TBIA101, an antimicrobial peptide derivative that was conjugated to DOTA and radiolabeled with 68 Ga for a subsequent in vitro assessment and in vivo infection

(figuur 18-2 en 3), waarvan één fijnwandiger en versierd is met ribbels. 61 wandfragmenten werden in de categorie ongedefinieerd geplaatst, wegens te zwaar verbrand om het baksel