• No results found

De ontslagvergoeding voor de statutair directeur · Vennootschap & Onderneming · Open Access Advocate

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De ontslagvergoeding voor de statutair directeur · Vennootschap & Onderneming · Open Access Advocate"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Conclusie

Los van het feit dat in de twee bovengenoemde zaken de hoedanigheid van de vermeende (mede)beleidsbepaler verschilde, had de rechtbank, indien hij bovengenoemde arresten van het hof en de Hoge Raad in zijn overweging had betrokken, wellicht tot de conclusie kunnen komen dat de door KD verrichte handelingen hadden moeten gel- den als handelingen die werden gedoogd door het formele bestuur, en dat KD derhalve wel als feitelijk bestuurder aangemerkt zou kunnen worden.

Mr. M.M.K.J. Steketee Stibbe

De ontslagvergoeding voor de statutair directeur

Inleiding

In veel gevallen is een statutair directeur tevens werknemer van de vennootschap. Dat betekent dat naast het vennoot- schapsrecht ook het arbeidsrecht van toepassing is. Een belangrijke uitzondering hierop is dat voor opzegging van de arbeidsovereenkomst met de directeur geen voor- afgaande toestemming van de Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) vereist is, omdat het Buitenge- woon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) niet op hem van toepassing is. Dat betekent in de praktijk dat de arbeidsovereenkomst met een statutair directeur relatief eenvoudig kan worden beëindigd. Anders dan bij een gewone werknemer is een ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW doorgaans niet aan de orde.

Wel heeft de gewezen directeur na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst de mogelijkheid een schadevergoe- ding te vorderen op grond van kennelijk onredelijk ontslag als bedoeld in artikel 7:681 BW. De jurisprudentie over kennelijk onredelijk ontslag laat echter zien dat het toe- kennen van een vergoeding in een dergelijke procedure geen automatisme is en dat deze bovendien lager is dan de vergoeding die wordt toegekend in een ontbindingsproce- dure ex artikel 7:685 BW. Dit is een gevolg van het feit dat aangenomen wordt dat beide vergoedingen een verschil- lende grondslag hebben. Daarover is veel discussie, maar feit blijft dat een procedure op grond van kennelijk on- redelijk ontslag, in vergelijking met een ontbindings- procedure, een voor de directeur weinig aantrekkelijk per- spectief biedt. Overigens ook vanwege de duur (en dus de kosten) daarvan.

Positie statutair directeur

Zoals gezegd, is een statutair directeur vaak tevens werk- nemer van de vennootschap. Sinds de zogenoemde

‘15 april-arresten’ staat buiten twijfel dat een vennoot- schapsrechtelijk ontslag tevens een arbeidsrechtelijk ont- slag meebrengt.1Met andere woorden, wanneer het be- voegde orgaan (in de meeste gevallen de algemene vergadering van aandeelhouders) de statutair directeur als directeur ontslaat, eindigt daarmee tevens zijn ar- beidsovereenkomst. Voorafgaande toestemming van de CWI is niet vereist (zie art. 6 lid 9 BBA jo. de ministerië- le regeling van 21 november 1972, Stcrt. 1972, 234). Het voorgaande brengt mee dat van een preventieve toets geen sprake is bij het ontslag van een statutair directeur.

Bij een normale werknemer is dit anders. Voor het gedwongen ontslag van een gewone werknemer staan de werkgever twee hoofdroutes ter beschikking: opzegging

230 V&Odecember 2007, nr. 12

Vennootschap Onderneming

&

1. HR 15 april 2005, RAR 2005, 76 (Bartelink/Ciris) en HR 15 april 2005, RAR 2005, 77 (Verkerk/Unidek Volumebouw en Eggenhuizen/Unidek Volumebouw).

Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

(2)

of ontbinding. In het geval van opzegging toetst de CWI of een goede reden voor het ontslag aanwezig is. Bij ont- binding is het de rechter die dit doet. In het geval van ont- binding kent de rechter in verreweg de meeste gevallen een vergoeding aan de werknemer toe. Bij opzegging werkt het anders. De werknemer dient in dat geval een procedure uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag aanhangig te maken ter verkrijging van een schadever- goeding.

Ontslagvergoeding

Artikel 7:681 BW gaat over de vergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag en luidt:

‘Indien een van de partijen de arbeidsovereenkomst (…) kennelijk onredelijk opzegt, kan de rechter steeds aan de wederpartij een schadevergoeding toekennen.’

Artikel 7:685 lid 8 BW gaat over de ontslagvergoeding bij ontbinding en luidt:

‘Indien de rechter het verzoek inwilligt wegens veran- deringen in de omstandigheden kan hij, zo hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval bil- lijk voorkomt, aan een van de partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding toekennen (…).’

Uit de tekst van deze wetsbepalingen valt af te leiden dat de ontbindingsvergoeding een vergoeding naar billijk- heid is en de vergoeding voor kennelijk onredelijk ont- slag een vergoeding voor geleden schade. Voor de ont- bindingsprocedure heeft de Kring van Kantonrechters een aanbeveling gedaan voor de berekening van de hoog- te van een vergoeding.2De vergoeding zou moeten wor- den berekend aan de hand van de ‘kantonrechterformule’:

A x B x C. Hierbij staat A voor het gewogen aantal dienst- jaren van de werknemer en B voor zijn brutomaandsala- ris. C is de correctiefactor. Deze is in een ‘neutrale’ situ- atie 1, maar kan hoger of lager zijn afhankelijk van verwijtbaarheid van een van de partijen. Voor de vergoe- ding bij kennelijk onredelijk ontslag zijn alle omstandig- heden van het geval beslissend en is er geen algemene regel of formule.3

De verschillende uitgangspunten hebben ertoe geleid dat de toegekende vergoedingen duidelijk uiteenlopen. Uit een onderzoek van het Hugo Sinzheimer Instituut van 2006 blijkt dat de kans op een vergoeding in een proce- dure voor kennelijk onredelijk ontslag slechts 42% be- draagt, terwijl die kans bij ontbinding 87% is. De gemid- delde vergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag bedroeg

gemiddeld genomen slechts tweederde van die van de ont- bindingsvergoeding.4

Het is de vraag of deze verschillen gerechtvaardigd zijn;

men zou immers kunnen denken dat een ontslag een ont- slag is en van minder belang zou moeten zijn via welke weg dit gebeurt. In de literatuur zijn de redenen voor een ontslagvergoeding in ieder geval heftig bediscussieerd.5 Loonstra noemt drie gronden voor het toekennen van een ontslagvergoeding:6

1. Trouwe dienst moet worden beloond.

2. Bedrijfsresultaten komen ook de werknemer toe.

3. Op de werkgever rusten postcontractuele zorgplichten.

Baris en Grapperhaus voegen hieraan toe dat de werknemer recht heeft op een vergoeding voor niet-terugverdiende investeringen. Daarbij dient niet alleen rekening te worden gehouden met eventueel in de toekomst nog te genereren inkomsten, maar ook met door de werknemer op het bedrijf van zijn werkgever toegespitste kennis en ervaring, de ver- loren anciënniteit, het verlies van reputatie en prestige, en ook het mislopen van toekomstige promotie- en verbete- ringskansen bij de oude werkgever.7

Voor al deze rechtsgronden geldt echter dat zij van toepas- sing kunnen zijn op elk ontslag. Het is daarbij niet van be- lang via welke weg dit ontslag gestalte krijgt.

Desalniettemin wordt in de hogere rechtspraak strak vast- gehouden aan het onderscheid dat in de wettekst gemaakt wordt. Alle vijf de gerechtshoven stellen zich op het stand- punt dat de kantonrechterformule niet van toepassing is bij een procedure op grond van kennelijk onredelijk ont- slag.8Ook advocaat-generaal Spier komt in zijn conclusie in Van Ree/Damco tot dit oordeel.9

Vanuit praktisch perspectief zou kunnen worden beweerd dat een ontslagvergoeding bij ontbinding wordt gerecht- vaardigd doordat daarmee de (strengere) ontslagbescher-

V&Odecember 2007, nr. 12 231

Vennootschap Onderneming

&

2. Aanbevelingen voor procedures ex art. 7:685 BW zoals vastgesteld in de plenaire vergadering van de Kring van Kantonrechters d.d. 8 novem- ber 1996 en laatstelijk gewijzigd d.d. 5 oktober 2001.

3. HR 27 februari 1998, JAR 1998, 111.

4. R. Knegt, Ontslagvergoedingen in een duaal ontslagstelsel, SR 2006, p. 287-293.

5. C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Ontslagvergoedingsrecht: stand van zaken en perspectief, NJB 2000, p. 1267-1277, G.C. Boot, Ontslag- vergoedingen: grondslag, vormen en toekomst, SMA 1999, p. 406-417 en A.M. Luttmer-Kat, De rechtsgrond van (forfaitaire) ontslagvergoe- dingen, SMA 1999, p. 435-441.

6. C.J. Loonstra, De rechtsgrond(en) van ontslagvergoedingen, Arbeids- Recht 2001, nr. 8/9, p. 32-40.

7. A. Baris, Vergoeding bij ontslag zonder grondslag?, SMA 2004, p. 339-345 en F.B.J. Grapperhaus, De positie van de bestuurder van de Nederlandse beursvennootschap, Ondernemingsrecht 2003, p. 416- 423.

8. Hof Leeuwarden 18 oktober 2006, JAR 2006, 285, Hof Den Haag 10 januari 2003, JAR 2003, 105, Hof Den Bosch 12 april 2005, JIN 2005, 258, Hof Amsterdam 18 maart 2004, JAR 2004, 161 en Hof Arnhem 12 december 2006, JAR 2007, 44.

9. HR 3 december 2004, JAR 2005, 30.

Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

(3)

232 V&Odecember 2007, nr. 12

Vennootschap Onderneming

&

Vennootschap & Onderneming verschijnt maandelijks en behandelt relevante ontwikkelingen op het gebied van het vennootschaps-, ondernemings-, bank- en effectenrecht.

De redactie stelt zich ten doel om bondig, actueel, praktijkgericht en compleet te zijn. Aanbevolen citeerwijze: V&O 2007, p...

Redactie

Allen & Overy LLP Mr. J.D. Kleyn Mr. T.M. Stevens Mr. Chr.M. Stokkermans

Loyens & Loeff N.V.

Mr. H.F. van Druten Mr. A.N. Krol Mr. C.W.M. Lieverse Mr. W.M.J.A. van de Rijt

NautaDutilh N.V.

Mr. M.A. Blom Mr. H.G. van Everdingen Mr. J.J. Prinsen

Stibbe

Mr. D.C.C. van Everdingen Mr. A.F.J.A. Leijten Mr. T. van Wijngaarden

Secretaris van de redactie Mr. A.G.H. Klaassen tel. 010-408 15 29 fax 010-408 91 88 e-mail klaassen@frg.eur.nl

Uitgever

Boom Juridische uitgevers Amaliastraat 9 Postbus 85576 2508 CG Den Haag tel. 070-330 70 33 fax 070-330 70 30 e-mail info@bju.nl website www.bju.nl

Abonnementen

De abonnementsprijs voor 2008 bedraagt € 285 per jaar (excl. btw, incl. verzendkosten) voor een plus- abonnement en € 240 per jaar (incl. btw en verzend- kosten) voor een folio-abonnement. Een plusabon- nement biedt u naast de gedrukte nummers tevens het online-archief vanaf 2002 én een e-mailattende- ring. Kijk op www.bju-tijdschriften.nl voor meer informatie. Voor de opbergband 2007/2008 wordt eenmalig € 7 (excl. btw) in rekening gebracht.

Abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan. Valt de aanvang van een abonnement niet samen met het kalenderjaar, dan wordt over het res- terende gedeelte van dat jaar een evenredig deel van de abonnementsprijs in rekening gebracht. Het

abonnement kan alleen schriftelijk tot uiterlijk 1 december van het lopende abonnementsjaar wor- den opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch voor een jaar verlengd.

Voor abonnementen kunt u contact opnemen met Boom distributiecentrum via tel. 0522-23 75 55 of e-mail budh@boomdistributiecentrum.nl. Het plusabonnement kunt u tevens afsluiten via www.bju-tijdschriften.nl.

Advertenties

Voor het plaatsen van een advertentie in dit tijd- schrift kunt u contact opnemen met Bureau BDM, tel. 0172-23 44 60, e-mail bdmbv@euronet.nl.

ISSN 0925-9643

ming van de CWI-procedure wordt afgekocht.10Dit hangt samen met het feit dat de procedure voor verkrijging van een ontslagvergoeding lang duurt en dat de CWI streng toetst of de arbeidsovereenkomst dient te eindigen. Een ontbindingsprocedure is veel sneller en leidt in verreweg de meeste gevallen daadwerkelijk tot ontbinding. Voor de werkgever is deze weg derhalve aantrekkelijk, maar er hangt wel een prijskaartje aan. Toch lijkt ook dit verschil de grote verschillen in de vergoeding niet volledig te kun- nen rechtvaardigen. Dit geldt met name in het geval van de statutair directeur. Zoals gezegd, is het BBA op hem niet van toepassing, waardoor zonder voorafgaande toestem- ming van de CWI kan worden opgezegd. De lagere vergoe- ding bij een procedure voor kennelijk onredelijk ontslag is in dat geval derhalve niet logisch verklaarbaar met een ver- wijzing naar een vergaande ontslagbescherming zoals die wel voor de normale werknemer geldt.

Een recent arrest van het Hof Leeuwarden laat ook zien dat de onbeschermde werknemer niet gemakkelijk een schadevergoeding krijgt voor kennelijk onredelijk ont- slag.11Het ging hier om het ontslag van een rijinstructeur, op wie het BBA niet van toepassing werd geacht. In een procedure uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag oor- deelde het hof dat geen sprake was van een kennelijk on- redelijk ontslag, ondanks het ontbreken van een geldelijke voorziening. Voor dit geval gold derhalve dat de werk- nemer geen bescherming kon ontlenen aan het BBA en bovendien geen vergoeding kreeg op grond van kennelijk onredelijk ontslag.

Juist in dit soort gevallen zou een vergoeding echter voor de hand liggen. Niet als afkoop van de ontslagbescherming, maar als compensatie voor het ontbreken van ontslagbescherming.

De gewezen statutair directeur komt in een soortgelijke situatie terecht; hij kan geen bescherming ontlenen aan het BBA en het is maar zeer de vraag of hij desondanks een vergoeding krijgt. En zelfs als hij die vergoeding krijgt, zo leren de cijfers ons, is deze in het algemeen relatief laag.

Bij deze uitwerking in de praktijk van de verschillende uit- gangspunten kunnen wat mij betreft grote vraagtekens wor- den gezet.

Slotopmerkingen

Uit het voorgaande volgt dat de statutair directeur die ont- slagen wordt, zich ten opzichte van de ‘gewone’ werk- nemer in een moeilijke positie bevindt: hij ontbeert de ontslagbescherming van het BBA en daarnaast valt zijn ontslagvergoeding relatief laag uit. In de praktijk gaat een en ander wel wat genuanceerder, in die zin dat vaak kort na het ontslag wordt onderhandeld over een ontslagvergoe- ding en dat hierbij vaak wordt aangeknoopt bij de kanton- rechterformule. Desondanks kan de statutair directeur beter de problemen vóór zijn en bij voorbaat reeds een afvloeiingsregeling bedingen. Alhoewel de rechter bevoegd is van deze ‘gouden parachute’ af te wijken,12 zal daar belangrijke betekenis aan worden gehecht.

Mr. I.L. Gerrits NautaDutilh

12. HR 7 april 1995, NJ 1995, 681 (Staten Bank Holland N.V./Fiet) en HR 22 september 1995, NJ 1996, 38 (Andeweg/Boots Frites).

10. Baris 2004, p. 343.

11. Hof Leeuwarden 2 mei 2007, RAR 2007, 92.

Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op zich is dit een opsporingsactiviteit die nog niet vaak is toegepast voor zaken waarin ook een rechtspersoon als verdachte wordt aan- gemerkt, maar voor zover dat wel het geval

Artikel 7:681 BW ziet op de vergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag en luidt: ‘Indien een van de partijen de arbeidsovereenkomst (...) kennelijk onre- delijk opzegt, kan de

De Hoge Raad besliste dat rechtsgeldig decharge kon wor- den verleend voor opzettelijk benadelend handelen jegens de vennootschap en dit besluit niet nietig was op grond van strijd

4 In deze bijdrage zullen we nader ingaan op de situatie die ontstaat wanneer hedge funds door middel van seclend- ing gebruikmaken van de twee fundamentele rechten waar houders

Zij verwerpt derhalve de door Stork en de Stichting in stelling gebrachte bescher- mingsconstructie, maar maakt vervolgens dankbaar ge- bruik van de daarvoor aangedragen argumenten

Uitgangspunt van deze regeling is dat er in het geval van uitbesteding van werkzaamheden geen sprake zal zijn van overgang van onderneming en er dus geen werknemers van

Door de afschaffing van het lifo-beginsel ten gunste van het afspiegelingsbeginsel zal voortaan meer, en op een betere manier, rekening worden gehouden met de leeftijdsopbouw binnen

1 Een ontslag als statutair bestuurder betekent ook ontslag als werknemer, zowel indien de bestuurder zelf ontslag neemt, als in geval van een door het bevoegde orgaan van