Zomer
bron
Zomer. I. de Haan, Haarlem 1890-1900
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_zom001zome01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
[Zomer]
Ja, klein snoepertje Nu zijn de kersjes rood
Maar pas op 't kersenwachtertje, Die schiet je straks nog dood.
Zomer
2
Als 't zomer is, als 't zomer is Dan gaan wij naar de zee.
Broer laat zijn scheepje varen En ik mag met hem mee.
Zomer
O, 's zomers luieren aan het strand, En liggen in het warme zand, En turen naar de groote zee, Ik wou wel met zoo'n scheepje mee.
Zomer
4
Lieve schaapjes zie ik dwalen In de paarsch gekleurde hei.
Zomer
Mijn ezeltje wou niet meer gaan, Vlak voor het bruggetje bleef hij staan.
Zomer
6
Een morgen, moeder vond het goed, Ben ik mee gaan varen
Met een ouden visscher mee Op de zoute baren.
Zomer
's Zomers is het heerlijk spelen.
Op het veld en in de wei.
Als wij dicht bij 't water willen Komt mijn moetje er altijd bij.
Zomer
8
Hier zijn wij in een land, als ik mij niet vergis, Waar het 't heele jaar maar door Altijd zomer is.
Zomer
De zon is heet en die oude man, Die is er moe en warm van.
Zomer
10
Ja, die aardbei is al rijp,
Zorg maar kleuters dat je 'm grijp.
Zomer
Zomer