• No results found

Natuur.oriolus 2004-2 Twee decennia onderzoek naar Huiszwaluwen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.oriolus 2004-2 Twee decennia onderzoek naar Huiszwaluwen"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Natuur.oriolus

Afgiftekantoor Antw

Studie Kleine Zilverreiger,

nieuwe broedvogel

Ringonderzoek Huiszwaluwen

Nestplaatskeuze

bij Huiszwaluw

(2)

Resultaten van twee decennia onderzoek naar Huiszwaluwen Delichon urbicum

Results of 20 years of research on House Martins Delichon urbicum

Résultats de deux décennies de recherche sur les Hirondelles de fenêtre Delichon urbicum

J

EAN

N

IESZ

Jean Niesz

Wupstraat 1 - B - 2812 Muizen j_niesz@hotmail.com

S

AMENVATTING

In dit artikel worden de resultaten voorgesteld van twee decennia

ringonderzoek op Huiszwaluwen in vier kolonies. Het accent ligt hierbij op de broedbiologie. Het aantalverloop kende sterke, niet samenhangende

schommelingen in de verschillende kolonies.

Eerste broedsels bevatten gemiddeld meer jongen dan tweede. Van de jongen keerden beduidend meer mannetjes terug naar de geboortekolonie dan vrouwtjes, van de volwassen vogels waren dat ongeveer evenveel mannetjes als vrouwtjes. De terugkeer van jongen uit eerste of tweede broedsels was gelijk. Het

terugkeerpercentage van jonge en volwassen vogels had geen aantoonbare invloed op de koloniegrootte.

A

BSTRACT

Results are being presented of 20 years of ringing research into House Martins Delichon urbicum in four colonies. Specific emphasis is being paid to breeding biology.

Population dynamics show unclear fluctuations in the different colonies.

First clutches consist of more chicks than second clutches. For the fledglings clearly more males return to their birth colony than females; for the adult birds this ratio was on average fifty-fifty. The percentage return of young and adult birds to their colonies did not seem to influence the colony size.

R

ÉSUMÉ

Cet article propose les résultats de 2 décennies de recherche sur le baguage d’Hirondelles de fenêtre dans 4 colonies.

L’accent a été mis sur la biologie de reproduction. L’évolution des effectifs connut de fortes fluctuations non cohérentes dans les différentes colonies.

Les premières couvées comportaient moins de jeunes que les deuxièmes. Parmi les jeunes retournant à la colonie de naissance, il y avait nettement plus de mâles que de femelles, alors que pour les oiseaux adultes, il y avait autant de mâles que de femelles.

Le retour de jeunes d’une première ou d’une deuxième couvée était équivalent. Le pourcentage de retour d’oiseaux jeunes et adultes n’avait pas d’influence tangible sur la taille de la colonie.

Inleiding

Hoewel de Huiszwaluw Delichon urbicum reeds eerder op mijn bijzondere aandacht mocht rekenen was het toch een oproep in het themanummer rond Huiszwaluw van Het Vogeljaar uit 1986 die me er toe bracht om me op deze boeiende en mysterieuze soort te specialiseren. Blijkbaar wist men van de slaapgewoonten en de trek van Huiszwaluw nog maar zeer weinig (Schepers et al. 1986; Maréchal 1986). Dit vormt ook een contrast met de uitgebreide kennis van de biologie van Boerenzwaluw Hirundo rus- tica en Oeverzwaluw Riparia riparia.

Een verklaring hiervoor ligt in het feit dat Huiszwaluwen overal ter wereld relatief minder geringd worden dan deze soorten.

Ringers worden vaak afgeschrikt omdat de nesten moeilijk bereikbaar zijn. Ook gaan

Huiszwaluwen niet in riet- of bv. maïsvelden overnachten zoals Oever- en Boerenzwaluwen, die daar vaak in grote aantallen gevangen en geringd worden.

Bovendien heeft de Huiszwaluw ook nog eens een extreem laag terugmeldingsper- centage. Ter illustratie volgend markant gegeven: tot in 1994 zijn er welgeteld 18 terugmeldingen ten zuiden van de Sahara geregistreerd (Tabel 1) van de meer dan 2 miljoen in Europa en Rusland geringde Huiszwaluwen.

Zelf had ik het geluk “reeds” een terugmel- ding uit Algerije te kunnen boeken na het ringen van zo’n 2200 Huiszwaluwen.

(3)

Doelstellingen van het onderzoek

Doel van ons onderzoek was om gegevens te verzamelen over de broedbiologie van de soort: legselgrootte, broedsucces, slaapge- woonten, terugkeerpercentages van zowel jonge als volwassen vogels, nest- en paar- trouw en levensverwachting.

Vergelijkingsmateriaal vond ik in 2 analoge onderzoeken die me bezorgd werden door wijlen Rogier Defraine, die me hierbij steeds heeft aangemoedigd. Het ene beschrijft een vierjarige studie in Duitsland van 1976 t/m

1979 (Hund & Prinzinger 1979); het andere is een elfjarig Engels onderzoek, van 1974 t/m 1984 (Milwright 1990).

Beschrijving van de vier onderzochte kolonies

Kolonie 1, Hoeve Verschoren te Muizen (A) Deze langst onderzochte kolonie – sinds 1985 – bevindt zich onder de wit houten dakgoot van een middelgrote ‘ouderwetse’

hoeve met mesthoop op de binnenkoer. Ze telt jaarlijks gemiddeld ca. 13 koppels, met extremen tussen 7 en 23. Ongeveer 2/3 van

de nesten zijn NW georiënteerd, een noch- tans weinig geliefde expositie, en 1/3 naar het ZO. De meeste nesten bevinden zich zeer laag, op ongeveer 2,5 m hoogte. Er broeden op deze boerderij ook Boerenzwaluwen, jaarlijks 5 tot 8 paren, ook nu er wegens pensionering van de eigenaars de laatste jaren veel minder dieren gehou- den worden.

Kolonie 2, Brug van Kampenhout- Sas (Vl.

Br.)

Deze kolonie wordt opgevolgd sinds 1986 en telt jaarlijks ca. 15 paren met uitersten tussen 7 en 21. Ze bestaat reeds langer dan een halve eeuw met name minstens sinds 1942 (mededeling omwonenden). Dit bewijst eens te meer hoe ontzettend honk- vast de Huiszwaluw kan zijn zolang de broedkolonie aan haar eisen voldoet. De nesten bevonden zich oorspronkelijk zowel links als rechts aan het plafond van het trap- penhuis en niet aan de eigenlijke brug over de Leuvense Vaart. Door het ophangen van 15 kunstnesten werd deze plaats echter ook spoedig bezet. De nabije omgeving is half landelijk. Door de sloop van de brug is deze kolonie in 2003 helaas verdwenen.

Kolonie 3, Hoeve Pirson te Grand-Hez (Lux.) Onderzocht sinds 1989. Dit is de kolonie waarvan veruit de meeste gegevens afkom- stig zijn. Het is tevens de grootste, met een gemiddelde bezetting van 63 paren. In 1990 en 1991 telde ze evenwel respectievelijk 106 en 104 bezette nesten ! In 1994 trad echter een ware crash op die een terugloop veroorzaakte met zo’n 83%, van 57 naar slechts 10 paartjes. Twee jaren later herstel- de de kolonie zich (gedeeltelijk) tot zo’n 60 paren en dit aantal bleef nagenoeg onver- anderd tot en met ‘98. De ligging van deze

Ringnr. Land Datum Leeftijd Land Datum Opmerking Leeftijd

Noorwegen 26/07/1948 Pullus Zuid Afrika 20/10/1948 * > 1 jr.

4A7820 België 17/06/1952 Pullus Nigeria 25/03/1953 > 1 jr.

X84281 Polen 30/06/1956 Pullus Zuid Afrika 15/01/1961 Gedood door

wagen 4,5 jr.

Litouwen 1959 Zuid Afrika 28/02/1967 *

Y75911 Litouwen 07/07/1959 Pullus Zuid Afrika 28/02/1961 Pas dood 1,5 jr.

H529210 Duitsland 18/07/1959 Pullus Zambia 19/07/1962 Hervangst 3,0 jr.

80143953 Duitsland 12/06/1962 Ad. of juv. Zaïre 15/12/1965 H790595 Duitsland 17/06/1965 Ad. of juv. Kameroen 29/03/1966 Pas dood

835353 Algerije 05/09/1967 Ad. of juv. Burkina Faso 10/04/1971 Pas dood

J18869 Kenia 17/10/1968 Juveniel Rusland 12/06/1970 1,5 jr.

2422646 Zweden 29/05/1972 Adult Zuid Afrika 10/10/1973 Pas dood J043228 Finland 28/06/1973 Adult Zimbabwe 02/01/1974 Pas dood na

storm

81017187 Duitsland 22/06/1974 Pullus Zambia 10/12/1980 Pas dood 6,5 jr.

8151321 Noorwegen 31/07/1974 Juveniel Zuid Afrika 20/02/1980 Gedood door

kat 5,5 jr.

BS36014 Duitsland 27/06/1980 Pullus Kameroen 23/10/1980 Levend > 1 jr.

B888531 Ver. Koninkrijk 10/09/1983 Juveniel Nigeria 26/02/1984 Pas dood > 1 jr.

V347776 Finland 20/07/1985 Pullus Zimbabwe 06/02/1989 Pas dood 3,5 jr.

Controle Geringd

Tabel 1 : Terugmeldingen van Huiszwaluwen ten zuiden van de Sahara. Let op de hoge leeftijd van drie onder hen. (Hill et al. 1994,* Glutz von Blotzheim & Bauer 1985)

Table 1: Ringing recoveries of House Martins south of the Sahara. Note the old age of three of them. (Hill et al. 1994, * Glutz von Blotzheim & Bauer 1985)

Broedplaats te Muizen. (Foto: Jean Niesz)

Broedplaats Brug Kampenhout-Sas (ondertussen gesloopt).

(Foto: Jean Niesz)

(4)

kolonie is opmerkelijk: alle nesten hangen aan 10 balken van een houten zoldering van een klein schuurtje en zijn vaak tegen elkaar aan gebouwd. Deze hoeve plus twee gewo- ne woningen vertegenwoordigen het onooglijk “dorp” Grand-Hez. In een straal van ruim 5 km is geen enkel ander gebouw aanwezig, enkel bossen en weilanden. Het ligt tussen Bouillon en Florenville, in de pro- vincie Luxemburg.

Kolonie 4, Hoeve Verbelen te Tildonk (Vl.

Br.)

Deze kolonie werd wat later ontdekt en wordt al 8 jaren onderzocht, sinds 1991. Ze is mogelijk nog ouder dan kolonie 2, en bestaat al minstens 70 jaar! Het aantal broedparen heeft in die periode enorme fluctuaties ondergaan van amper 2 koppels (tot grote ongerustheid van de eigenaar) tot 90! Sinds de start van dit onderzoek is ze nochtans de meest stabiele van de 4 kolo- nies, met slechts uitersten van 16 en 24 koppels, en gemiddeld afgerond 20.Alle nes- ten bevinden zich op een rechte lijn onder een groene houten dakgoot van ongeveer 2 m 80 hoog en 20 m lang. Ze zijn ZO geo- riënteerd. De wijde omgeving is nog zeer landelijk. In Tildonk broeden nog Huis- zwaluwen over meerdere locaties verspreid zoals in Wallonië nog vaak het geval is.

Werkmethoden

Zoals eerder gezegd komen de meeste gegevens van kolonie 3. Deze locatie is uitermate geschikt voor grondig onderzoek.

Alle vogels moeten hier door een poortope- ning van circa 3 bij 4 m om hun nesten te bereiken. Door deze opening voor het och- tendgloren hermetisch met een mistnet af te sluiten, kan men zo goed als alle vliegen- de vogels die ’s nachts in de nesten aanwe-

zig zijn controleren. Deze techniek wordt daar toegepast sinds ‘91. Bij de andere kolo- nies is het niet mogelijk om op deze manier te werken, zodat hier de laatste jaren een andere vangmethode toegepast wordt. Ze bestaat erin de vliegopeningen van de nes- ten met een piepschuim-stopje af te sluiten, eveneens vlak voor het licht wordt. Gezien bij deze kolonies het aantal broedparen max. 25 bedraagt is de klus vlug geklaard.

Deze methode heeft het bijkomend voor- deel dat de vogels per individueel nest kun- nen gecontroleerd worden.

Resultaten

A

Aaannttaallsscchhoommmmeelliinnggeenn

Conform de literatuur (o.a. Harder 1986) kwamen aantalschommelingen van 50% of

meer van het ene jaar naar het andere bij de Huiszwaluwkolonies geregeld voor. In dit onderzoek werd de meest spectaculaire fluctuatie, helaas een afname, vastgesteld in de kolonie van Grand-Hez waar in 1993 nog 57 broedparen waren en in 1994 slechts 10!

In de drie Vlaamse kolonies bedroeg het maximale verschil tussen twee opeenvol- gende jaren 65 tot 70%. Sterke schomme- lingen (>30%) kwamen frequent voor (40%

van de tijd) (Tabel 2). Slechts zelden varieer- den alle kolonies in dezelfde richting. Op tien jaar tijd is dit slechts twee keer gebeurd, nl. in 1996 (toename) en 1997 (afname) (Tabel 2). Sterke schommelingen (>30%) verliepen zelfs nooit parallel tussen alle kolonies. Plaatselijke vaststellingen van zogenaamd goede en slechte huiszwaluwja- Broedplaats te Grand-Hez. (Foto: Jean Niesz) Broedplaats te Tildonk. (Foto: Jean Niesz)

Jaar Totaal

1985 14 (14)

1986 12 - 15 (27)

1987 7 - 15 = (22)

1988 ? 16 + (16)

1989 23 18 + 55 (96)

1990 20 - 7 - 104 + (131)

1991 14 - 12 + 24 104 = 154

1992 12 - 16 + 20 - 91 - 139

1993 13 + 9 - 18 - 57 - 97

1994 7 - 12 + 20 + 10 - 49

1995 9 + 17 + 16 - ? (42)

1996 15 + 21 + 21 + 60 + 117

1997 12 - 20 - 20 - 53 - 105

1998 12 = 15 - 21 + 60 + 117

1999 11 - 15 = 21 = 53 - 100

2000 16 + 22 + 14 - 30 - 82

2001 24 + 23 + 8 - 57 + 112

2002 12 - 11 - 10 + 45 - (80)

2003 16 + 10 = 50 + (76)

Muizen Kampenhout Tildonk Grand-Hez

Tabel 2: Aantal bewoonde Huiszwaluwnesten per jaar in de verschillende kolonies.

(gekleurde verschillen geven toenames (blauw) of afnamen (rood) van meer dan 30% weer).

Table 2: Number of occupied nests of House Martins per year in the different colonies.

(coloured differences show an increase (blue) or decrease (red) of more than 30%).

(5)

ren dienen dus omzichtig geïnterpreteerd te worden.

De lineaire trend op de som van alle gege- vens toont geen significant verloop, en enkel binnen de kolonie te Tildonk is er een significante trend (afname). Een lineaire trend is echter een zwakke beschrijving voor de grillige schommelingen die het aantal broedparen van de Huiszwaluw onderging (zie kadertje met statistische verklaring).

LLeeggsseellggrroooottttee

Het aantal eieren per legsel varieerde tij- dens dit onderzoek van 2 (niet zo zeldzaam) tot 6 (zeldzaam). De meeste eerste broed- sels bevatten 5, de meeste tweede broedsels 3 of 4 eieren.

B

Brrooeeddsseellggrroooottttee eenn bbrrooeeddssuucccceess

Normaal 2 tot 5 jongen, uitzonderlijk (A) kolonie te Tildonk

1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002

0 5 10 15 20 25

Aantal bewoonde nesten

Figuur 1. Verloop van het aantal bezette Huiszwaluwnesten (A) in de kolonie te Tildonk (significante afname: b=-0,76, P=0,0025), en (B) voor het totaal van al de kolonies (geen significante trend) (ontbrekende waarden voor kolonies werden in de som vervangen door gemiddelden).

Figure 1. Trend of the number of occupied House Martin nests (A) in the Tildonk colony (significant decrease: b=-0,76, P=0,0025), and (B) of the total of all colonies (no significant trend) (missing values for colonies were replaced by means in the totals).

(B) totaal van de vier kolonies

1986 1989 1992 1995 1998 2001 2004

40 60 80 100 120 140 160

Aantal bewoonde nesten

Broedplaats te Grand-Hez. (Foto: Jean Niesz)

In figuur 1 werd de trendlijn (lineaire regressielijn) weergegeven als een volle rode lijn, en in stippellijnen het 95%

betrouwbaarheidsinterval voor deze trend. Voor figuur (B) zijn we bv. in 2003 95% zeker dat de trendlijn ergens tussen 78 en 120 broedparen lag. Hoe breder de zone tussen de stippellijnen, hoe minder betrouwbaar de trend. Deze onzekerheid is het gevolg van de grote spreiding van de punten rondom de lijn. Indien de trendlijn kan bewogen worden tussen de stippellij- nen tot ze horizontaal ligt, dan is de trend niet significant, m.a.w. dan kunnen we niet

Significantie van een trendlijn via regressie

met zekerheid zeggen of de aantallen toe- of afgenomen zijn (bv. in geval B)

In feite zijn de gegevens zo variabel dat het zoeken naar een lineaire trend niet de beste beschrijving van de gegevens weergeeft.

Tussen 1987 en 1991 namen de aantallen bv. fors toe, maar tussen 1991 en 1994 namen ze dramatisch af.

Na 1995 zijn de aantallen vrijwel stabiel, misschien met een lichtjes afnemende trend.

Een complexere benadering is nodig om dit verloop beter te beschrijven: bv. een lineaire regressie (rood) geeft een determinatie-

coëfficiënt (R2) van slechts 0,08, terwijl een hogere orde polynomiale curve (blauw) een R2haalt van 0,45 (Figuur 2). Deze determi- natiecoëfficiënt is een maat voor hoe goed (of slecht voor lage waarden) de curve de gegevens beschrijft, en geeft weer hoe veel van de variatie in de gegevens door de curve verklaard wordt (R2=1 of 100% wanneer alle punten op de curve liggen).

Een rechte lijn verklaart maar 8% van de variatie in Huiszwaluwaantallen, terwijl de polynomiale curve dat reeds beter doet (45%). De polynomiale curve vat ook beter (zij het nog verre van perfect) het golvend

(6)

Camerlinckx in 1965 een nest dat zes pulli bevatte (meded. P. Herroelen). Op honder- den broedsels vond ik slechts eenmaal een nest van 6 jongen. Nestgemiddelden wer- den uitsluitend berekend voor kunstnesten en met minimaal gegevens voor 3 nesten per eerste of tweede broedsel. Wat dit onderdeel van het onderzoek betreft zijn de gegevens van de kolonie van Kampenhout het meest volledig, namelijk acht opeenvol- gende jaren (1991 tot 1998). Het aantal jongen per nest werd bepaald bij het ringen, dus wanneer de jongen minimaal 10 dagen oud zijn.

Voor deze kolonie is het langjarig nestgemid- delde voor het eerste broedsel 3,8 jongen per nest (j/n) met 3,2 (n=5; 1991) en 4,7 (n=6;

1998) als uitersten (Tabel 4). Ook in Grand- Hez scoorde op de zes onderzoeksjaren 1998 het beste met 4,3 j/n (n=18).

Voor het tweede broedsel ligt het langjarig nestgemiddelde voor Kampenhout op 3 j/n, met 2,5 en 3,3 als uitersten. Het eerste broedsel telt gemiddeld ongeveer één jong meer dan het tweede (zie ook tabel 3). Ook in de andere kolonies kwam het eerste broedsel het beste uit de bus.

R2 = 0,45

R2 = 0,08

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180

1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003

Aantal broedparen

Figuur 2: Lineaire regressie (rood) vergeleken met hogere orde polynomiale curve (blauw) voor het verloop van het totaal aantal nesten.

Figure 2: Trend analysis of the total number of nests: linear regression (red) compared with higher order polynomial curve (blue)

Huiszwaluw Delichon urbicum verzamelt modder, Zingem (Foto: Gerard Mornie)

Nesten: 1 2 3 4 5

1ste broedsel: 7 31 70 81 31

2de broedsel: 5 44 54 24 0

Aantal jongen per nest

Tabel 3: Aantal jongen (op leeftijd van minstens 10 dagen oud) bij de Huiszwaluw (kolonie Grand Hez): frequentieverdeling (aantal nesten met een bepaald aantal jongen); significant meer grotere leg-

sels in eerste broedsel (Kolmogorov Smirnov test P < 0,001)

Table 3: Number of chicks (aged min. 10 days old) of House Martins (Grand Hez colony):

frequency distribution (number of nests with a specific number of chicks); significantly more large broods in the first clutch (Kolmogorov Smirnov test P < 0.001)

verloop dat de populatie doormaakt.

Het gebruik van regressie op tijdsreeksen is in feite technisch niet correct, vermits regressie onafhankelijke punten veronder- stelt. Ondanks de jaarvariatie in broedparen is er toch een duidelijke correlatie tussen opeenvolgende punten. Een regressielijn kan wel gebruikt worden om de gegevens te beschrijven, maar deze gebruiken als een statistische test is in feite een zonde. In plaats van de polynomiale curve zou een zwevend gemiddelde een betere beschrij- ving geven.

R

Reeddaaccttiiee NNaattuuuurr..oorriioolluuss

Locatie gem. 1991 j/n 1992 j/n 1993 j/n 1994 j/n 1995 j/n 1996 j/n 1997 j/n 1998 j/n 1999 j/n 2000 j/n

1e br. 3,8 16:5= 3,2 37:9= 4,1 24:6= 4,0 24:6= 4,0 17:5= 3,4 31:9= 3,4 19:5= 3,8 28:6= 4,7 39:11= 3,6 26:7= 3,7 2e br. 3 10:3= 3,3 13:4= 3,3 15:5= 3,0 21:7= 3,0 25:8= 3,1 8:3= 2,7 10:4= 2,5

1e br. 4,1 20:5= 4,0 15:4= 3,8 30:7= 4,2

2e br. 12:5= 2,4

1e br. 3,9 11:3= 3,7 27:7= 3,9 25:6= 4,1 29:7= 4,1 43:11= 3,8 25:7= 3,5

2e br. 3,1 16:5= 3,2 15:5= 3,0 26:8= 3,2 20:7= 3,0

1e br. 3,7 54:15= 3,6 14:4= 3,5 27:7= 3,9 42:11= 3,8 77:18= 4,3 44:14= 3,4

2e br. 3,0 9:3= 3,0 28:10= 2,8 48:15= 3,2

Kampenhout

Muizen

Tildonk

Grand-Hez

Tabel 4. Gemiddeld aantal jonge Huiszwaluwen Delichon urbicum per nest (j/n) (enkel kunstnesten) Table 4. Average number of chicks of House Martin Delichon urbicum per nest (j/n) (artificial nests only).

(7)

A

Aaannttaall bbrrooeeddsseellss ppeerr jjaaaarr

In de 4 onderzochte kolonies bleek het aan- tal paren dat een tweede legsel ondernam maar iets meer dan de helft te bedragen, namelijk 60 tot 65%.

LLeevveennssvveerrwwaacchhttiinngg

De maximum leeftijd voor deze soort ligt vaak rond 6 à 7 jaren. Zelf vond ik slechts 1 vogel van 7 jaar oud (zie Tabel 5).

S

Sllaaaappggeeddrraagg

Door eenvoudig de nesten een half tot een heel uur voor zonsopgang te controleren kon ik vaststellen dat, zolang er eieren of jongen in het nest aanwezig zijn, minimum één vogel, meestal het wijfje maar heel regelmatig ook de beide partners, in het nest overnachten. Hoe regelmatig slapen mannetjes ook in de kolonie? Nemen we als voorbeeld Grand-Hez. Hier werden in de vroege ochtend het meeste volwassen vogels uit de kolonie gecontroleerd met in 1998 zelfs 86% of 103 vogels. Met uitzon- dering van 1990 en 1992 was er steeds een

Jonge Huiszwaluwen Delichon urbicum in kunstnest (Foto: Marc Slootmaekers)

Locatie Onder-

zocht Totalen

Muizen 19 jr. 20 45.0% 9 40.0% 8 10.0% 2 5.0% 1 0.0% 0 0.0% 0 0.0% 0

Kampenhout 17 jr. 15 79.0% 9 10.0% 3 3.4% 1 3.4% 1 3.4% 1 0.0% 0 0.0% 0

Tildonk 08 jr. 21 65.0% 9 21.0% 7 15.0% 5 0.0% 0 0.0% 0 0.0% 0 0.0% 0

Grand-Hez 16 jr. 60 75.0% 9 20.0% 40 2.0% 4 2.0% 4 1.0% 2 0.0% 0 0.5% 1

Totalen 116 72.0% 36 20.0% 58 4.2% 12 2.1% 6 1.1% 3 0.0% 0 0.4% 1

>5 j >6 j >7 j

>1 j >2 j >3 j >4 j

Tabel 5 : Hervangsten van Huiszwaluwen Delichon urbicum t/m 2002 per leeftijdsklasse Table 5: Recaptures of House Martin Delichon urbicum per age class, up to and including 2002.

overwicht aan vrouwtjes (zie ook Tabel 9).

Het aandeel nestslapende mannetjes is dan ook minimum 34%. Zoals men uit de cijfers (gevangen mannetjes ten opzichte van bewoonde nesten) kan afleiden is er echter ook altijd een aantal vogels, min. 15 à 20%

in volle voortplantingsperiode, dat de nacht elders doorbrengt.

P

Pllaaaattssttrroouuww

Dit onderdeel is gebaseerd op de gegevens van Grand- Hez.

A) Terugkeer naar de geboortekolonie in het eerste broedseizoen

Het percentage van in het nest geringde jongen dat het eerstvolgend broedseizoen terugkeert in dezelfde kolonie ligt bij 9.1%

(Tabel 7). Het valt op dat het terugkeerper- centage sterk kan verschillen van jaar tot jaar en ook tussen de broedsels. Globaal is echter het terugkeerpercentage van jongen uit het tweede broedsel gelijk aan dat uit het eerste broedsel.

Meer mannetjes (76) keerden naar de geboortekolonie terug dan vrouwtjes (33).

Zelfs wanneer we rekening houden met het feit dat er meer volwassen mannetjes dan wijfjes gevangen werden op de kolonie, blijft dit verschil zeer significant, wat aantoont dat er bijna dubbel zo veel mannetjes terug- keren naar de broedkolonie dan wijfjes (Tabel 6).

Regelmatig werden broers en zussen uit hetzelfde nest teruggevangen, tweemaal zelfs op een zelfde dag niet minder dan drie teruggekeerde leden van éénzelfde nest.

Toch ligt het aantal hervangen nestverwan- ten in de lijn van wat mag verwacht worden.

Het aantal broedparen in de kolonie in een bepaald jaar vertoonde geen verband met het terugkeer percentage van de jongen uit het vorige jaar (Figuur 3) en evenmin met een index bekomen uit de vermenigvuldi- ging van dit terugkeerpercentage met het aantal broedparen in het voorgaande jaar.

aantal % aantal %

aantal jongen geringd in Grand-Hez ? 637 ? 637 1274

aantal volwassen vogels gevangen 312 256 568

waarvan hervangsten van ter plaatse

in het nest geringde vogels 76 24.4% 33 12.9% 109

totalen mannetjes wijfjes

Tabel 6: Verschil in plaatstrouw tussen mannetjes en wijfjes aan de geboortekolonie (Grand-Hez) Table 6: Difference in site fidelity to birth colony (Grand-Hez) between males and females.

(8)

B) Plaatstrouw van volwassen vogels Het terugkeerpercentage in een volgend jaar van de als volwassen geringde exem- plaren varieerde van 3% in 1993 tot zelfs bijna 40% in 2002. Het langjarig gemiddel- de bedroeg 19,6 % (Tabel 8).

Jaar 1ste

broedsel

2de broedsel

uit 1ste broedsel

uit 2de broedsel

uit 1ste broedsel

uit 2de

broedsel Totaal

1989 niet geringd 30 - - - - -

1990 niet geringd 96 - 0 - 0 0.0%

1991 138 83 - 5 - 5.2% 5.2%

1992 204 22 15 8 10.9% 9.6% 10.4%

1993 79 - 25 0 12.3% 0 11.1%

1994 niet geringd niet geringd niet gevangen niet gevangen - - -

1995 niet geringd niet geringd niet gevangen niet gevangen - - -

1996 74 28 0 0 - - -

1997 74 39 3 7 4.1% 25.0% 9.8%

1998 96 niet geringd 9 6 12.2% 15.4% 13.3%

1999 60 69 5 0 5.2% - 5.2%

2000 10 niet geringd 1 4 1.7% 5.8% 3.9%

2001 42 niet geringd 0 0 0.0% - 0.0%

2002 92 38 6 0 14.3% - 14.3%

2003 - - 8 7 8.7% 18.4% 11.5%

Totaal 869 405 72 37 72/(869-79) 37/405

Alg.gemiddeld terugkeerpercentage: 9.1% 9.1% 9.1%

Tabel 7. Terugkeerpercentage van in het nest geringde Huiszwaluwen; gegevens kolonie 3 (Hoeve Pirson, Grand-Hez).

Table 7. Return percentage of ringed House Martin chicks; data from colony no. 3 (Hoeve Pirson, Grand-Hez).

y = -0,0079x + 8,9457 R2 = 0,0014

0 20 40 60 80 100 120

0 2 4 6 8 10 12 14

Terugkeer van jongen uit het vorige jaar (%)

Aantal broedparen in kolonie

Figuur 3: Het percentage nestjongen dat terugkeert naar de broedkolonie het volgende jaar heeft geen invloed op het totaal aantal broedpaar in de kolonie

(gegevens Grand Hez).

Figure 3: Percentage of nestlings returning to their breeding colony the following year does not influence the total number of breeding pairs in the

colony (data from Grand Hez).

In de jaren waarin de meeste volwassen vogels konden gevangen worden met name 1992 met 79 % van de broedvogels en 1998 met 86 % waren de terugkeerpercentages respectievelijk 23,6 % en 20,6 %.

Het percentage volwassen vogels dat terug-

Huiszwaluwen Delichon urbicum bij nest, La Brenne (F) (Foto: Johan Verbanck)

(9)

keerde hield geen beduidend verband met het totaal aantal broedparen in de kolonie (Figuur 4).

Een meervoudige regressie van het aantal broedparen tegen de terugkeerpercentages van zowel jonge en volwassen vogels en het aantal paren in het voorgaande jaar was niet significant, wat aantoont dat deze factoren samen geen afdoende verband vertonen met het aantal broedparen. Als enkelvoudi- ge factor was er enkel een zwak significant verband (P=0.02) met het aantal broedpa- ren in het voorgaande jaar. Dit betekent dat de grootte van een Huiszwaluwkolonie over het algemeen min of meer van dezelfde orde blijft, wellicht in de eerste plaats op basis van externe factoren (zoals ligging en de mogelijkheden voor nestbouw), maar dat ze nauwelijks of niet beïnvloed wordt door het terugkeerpercentage van zowel jonge als volwassen vogels van de eigen kolonie.

Immigratie en emigratie moeten bijgevolg zeer hoog liggen.

Als we de verhouding mannetjes/vrouwtjes bij de hervangsten onder de loupe willen nemen moeten we eerst naar de brongege- vens kijken met name hoe is de oorspronke- lijke verhouding tussen de aantallen gering- de mannetjes en vrouwtjes. Dan blijkt dat alhoewel in 6 van de 8 jaren het aandeel vrouwtjes het hoogst lag, er in het totaal toch een licht overwicht is voor de manne- tjes (194/180) (Tabel 9). Zowel bij de her-

vangen volwassen vogels als bij de nieuw gevangen volwassen vogels was de propor- tie wijfjes t.o.v. mannetjes gelijk (Chi-kwad- raat P=0.7). Dit betekent dat volwassen mannetjes en wijfjes in gelijke mate terug- keren naar de broedkolonie.

N

Neesstt-- eenn ppaaaarrttrroouuww

Dit onderdeel van het onderzoek is nog maar enkele jaren aan de gang zodat de

gegevens nog te fragmentarisch zijn om conclusies toe te laten. Toch kon reeds nest- trouw worden vastgesteld bij beide geslach- ten. Zo koos een mannetje in Tildonk drie jaren na elkaar voor hetzelfde nest. Eenmaal veroverde een mannetje uit een eerste broedsel het jaar nadien zijn geboortenest, iets wat in Muizen ook al eens gebeurde met een vrouwtje. Meermaals werd al vastge- steld dat vreemde jongen mee mochten overnachten in het nest.

V

Veerrppllaaaattssiinnggeenn ttuusssseenn kkoolloonniieess

Sinds 1999, het jaar waarin in de drie kolo- nies tussen Mechelen en Leuven systema- tisch de volwassen vogels gevangen werden, zijn er al zeven terugmeldingen (twee man- netjes en vijf vrouwtjes) in andere kolonies dan die waar ze geboren werden en als nest- jong geringd (Tabel 10). Deze kolonies liggen in vogelvlucht 9-14 km van elkaar. In de buurgemeenten zijn binnen een straal van 10 km nog verschillende andere kolonies aanwezig.

Er was een controlevangst op 15/7/2000 in Kampenhout van 2 gepaarde vogels in kunstnest 8, beiden geringd in het nest in Tildonk. Deze vogels zouden gepaard uit het overwinteringsgebied kunnen teruggekeerd zijn, of ze zouden nog voor de najaarstrek, reeds kort na het uitvliegen, de nieuwe kolonie als toekomstige vestiging uitgeko- zen kunnen hebben, zoals door Hund en Prinzinger (1981) werd vastgesteld.

Jaar aantal volwassen vogels geringd

waarvan hervangst in de kolonie na 1 jaar

waarvan hervangst in de kolonie na meer

dan 1 jaar

aandeel hervangsten in %

1990 16 0 2 12.5%

1991 29 9 2 37.9%

1992 113 30 0 23.6%

1993 35 0 1 2.9%

1996 46 5 5 21.7%

1997 96 10 0 10.2%

1998 68 13 1 20.6%

1999 38 4 0 10.5%

2000 8 0 0 0.0%

2001 1 1 0 100.0%

2002 28 11 0 39.3%

Totaal 478 83 11 19.6%

Tabel 8. Terugkeer van volwassen Huiszwaluwen Delichon urbicum naar dezelfde kolonie op basis van ringgegevens (kolonie 3 Grand-Hez).

Table 8. Return of adult House Martins Delichon urbicum to the same colony, based on ringing data (colony no. 3 Grand Hez).

y = 0.2782x + 52.389 R2 = 0.02 0

20 40 60 80 100 120

0 10 20 30 40

Terugkeer van adulten uit het vorige jaar (%)

Aantal broedparen in kolonie

Figuur 4: Afwezigheid van verband tussen het percentage volwassen vogels dat terugkeert naar de broedkolonie en het aantal broedparen in de kolonie (gegevens Grand Hez).

Figure 4: Absence of correlation between percentage of adults returning to the breeding colony and the number of breeding pairs in the colony (data from Grand Hez colony).

(10)

Discussie

Sommige aspecten uit deze studie bevesti- gen de resultaten bekomen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Het percentage tweede broedsels lag bij 60 tot 65%. Hund en Prinzinger (1979) geven eveneens 65%

op. Bij de Boerenzwaluw Hirundo rustica ligt dit cijfer veel hoger, tot ruim 90% (De Laet 1997). Een effectief geslaagd derde broedsel heb ik nooit kunnen vaststellen bij de Huiszwaluw.

In deze studie vond ik slechts 1 vogel van 7 jaar oud.

Volgens Hund en Prinzinger (1979) zou 1%

van de vogels 6 jaar oud worden. De jaar- lijkse sterfte zou 57% bedragen in het Verenigd Koninkrijk, 65,5% in het eerste jaar en 55,1 in het derde. In Tsjecho-Slowakije (Beklovà 1976, cit. in Cramp 1988) en voor Zwitserland geeft men een jaarlijkse sterfte van 67% op (Gunten 1963, Menzel 1984, cit. in Cramp 1988). De hoogste leeftijd vastgesteld bij Huiszwaluw was 14,5 jaar (Rydzewski 1978, cit. in Cramp 1988) ! Het aantal jongen per nest komt ook over- een met de resultaten uit het buitenland (Cramp 1988): Duitsland resp. 4,8 en 3,3, Engeland resp. 3,8 en 3, voormalig Tsjechoslowakije resp. 4,1 en 3,3 jongen per nest.

Het uitgesproken overwicht aan mannetjes bij de terugkerende nestjongen vinden we ook terug bij Hund & Prinzinger (1979) en Milwright (1990).

Negen procent van de jonge vogels keerde terug naar de geboortekolonie in deze stu-

die. Dit ligt tussen de waarde van 12,5% die Hund & Prinzinger (1979) vaststelden in Oberschwaben (D.), en de 7,4% die Milwright vond in 9 Engelse kolonies.

Volwassen mannetjes die niet in de kolonie slapen zouden eventueel in bomen of op gebouwen kunnen slapen maar er zijn meer aanwijzingen dat Huiszwaluwen de nacht hoog in de lucht doorbrengen (Cramp 1988). Cramp citeert resp. Rheinwald (1975) en Semago (1974): Op 31/7 om 04 u 45 daalden in Nordrhein-Westfalen 200 à 250 vogels af van aanzienlijke hoogte, mogelijk ca. 1000 m. Dit waren allemaal vol-

exemplaar bleek bij controle ijskoud. Ook te Voronezh (USSR) werd een soortgelijk feno- meen vastgesteld. Bij mooi weer hoorde men vanaf begin juli tot begin augustus geregeld ‘s nachts vogels roepen boven de kolonie; deze groep kwam traag naar bene- den naar de kolonie en veel gingen een tijd- je in het nest zitten; ze voelden erg koud aan.

Zo kon ik zelf ook reeds meermaals vast- stellen dat ongeveer een halfuur na zonsop- gang, en ofschoon nog geen enkele zwaluw het nest verlaten had, tientallen vogels plot- seling hoog in de lucht boven de kolonie te voorschijn kwamen. Het aantal van deze

‘buitenslapers’ groeide in de loop van de zomer. Dit zou erop kunnen wijzen dat ten- minste een deel van de jongen uit de eerste broedsels de hoofdzakelijk mannelijke vogels komen vervoegen.

Sommige van de in deze studie opgeteken- de gegevens blijken echter vrij aanzienlijk te verschillen van deze uit de literatuur. De gelijke terugkeerpercentages van jongen uit het eerste en tweede broedsel bv. strookt absoluut niet met de resultaten van de Duitse studie (Hund & Prinzinger 1979), waar jongen uit het eerste broedsel in veel grotere mate terugkeerden.

Terwijl in deze studie even veel volwassen mannetjes als wijfjes naar de kolonie terug- keerde, stelde Milwright (1990) in Groot Brittannië vast dat veel meer volwassen mannetjes dan wijfjes terugkeerden (64%

tegen 49% op een totaal van 160 tegen 150).

Man % Vrouw % Man Vrouw

1990 10 66.6% 5 33.3% 2

1991 12 41.3% 17 58.6% 4 5

1992 79 69.9% 34 30.1% 14 17

1993 16 45.7% 19 54.3% 4 1

1996 19 41.3% 27 58.7% 6 4

1997 13 43.3% 17 56.7% 5 5

1998 27 39.7% 41 60.3% 6 8

1999 18 46.0% 20 54.0% 3 1

Totaal 194 51.0% 180 49.0% 42 43 hervangsten

(min. 1 x)

Tabel 9. Plaatstrouw van volwassen mannetjes en wijfjes aan de broedkolonie:

geslachtsverhouding bij volwassen Huiszwaluwen bij vangst en hervangst (kolonie Grand-Hez).

Table 9. Breeding colony fidelity of adult males and females: sex ratio in adult House Martins as determined by mark and recapture (Grand-Hez colony).

Ringnr. Ringplaats Nest- grootte

Ringdatum Hervangst- datum

Geslacht Plaats van hervangst

6131750 Kampenhout 3 24.06.97 10.08.98 M Muizen 6432681 Kampenhout 4 28.06.98 18.08.99 M Tildonk 6368041 Tildonk 2 21.08.97 15.07.00 en

04.07.02 F Kampenhout

6595798 Tildonk 4 28.06.99 15.07.00 M * Kampenhout 6595835 Tildonk 3 28.06.99 15.07.00 F * Kampenhout 6595815 Tildonk / 28.06.99 14.07.01 M Muizen 7127153 Kampenhout 4 28.06.00 28.05.02 M Muizen

Tabel 10. Uitwisseling tussen verschillende Huiszwaluwkolonies. (* = gepaard) Table 10. Exchange between different House Martin colonies. (* = paired)

(11)

Dankwoord

Vooreerst wil ik de hoeve-eigenaars Pirson, Verschoren en Verbelen van harte bedanken voor hun gastvrijheid en de vele jaren dat ik

“kind aan huis” mocht zijn. Ook de helpers van het eerste uur bij het ringwerk wil ik zeker niet vergeten: B. Warolus, G. Van Eycken en J. Van Tichelen. Ook het echtpaar M. Eens voor het gratis ter beschikking stel- len van materiaal wil ik mijn dank betuigen.

Een woord van dank past hier eveneens ter nagedachtenis van de betreurde Rogier de Fraine, die mijn interesse kennende me al de literatuur over Huiszwaluw die hij vond steeds vriendelijk heeft overgemaakt.

Welgemeende dank tenslotte aan de refe- rees en redactie, in het bijzonder Koen Leysen en Marc Herremans, voor de nuttige opmerkingen en algemene vormgeving.

Marc Herremans en Joris Menten namen de cijfers kritisch door.

Referenties

Cramp S. (ed.), 1988.The Birds of the Western Palearctic, Vol V. Oxford University Press.

De Laet J., 1997. Zwaluwen, dapper, frivool en bedreigd. VUB-Press, Brussel.

Géroudet P., 1988.Les Passereaux. Delachaux et Niestlé, Lausanne.

Glutz von Blotzheim U. N. & K.M. Bauer, 1985.Handbuch der Vögel Mitteleuropas, Bd 10/1 Passeriformes (Teil 1). Aula Verlag, Wiesbaden.

Harder J., 1986. Ontwikkelingen in de broedvogelstand van Huiszwaluwen in de Flevopolders in de jaren 1966-1985.Vogeljaar 34 (4 & 5): 173-180.

Hill S., K. Bowden & M. Lewis, 1994. House Martin Study Group, RSPB & B.T O.Annual Report.

Hund K. & R. Prinzinger, 1979. Untersuchungen zur Ortstreue, Paartreue und Uberlebensrate nestjunger Vogel bei der Mehlschwalbe Delichon urbica in Oberschwaben. Die Vogelwarte 30: 107-117.

Hund K. & R. Prinzinger, 1981. Suchen die Mehlschwalben Delichon urbica schon bald nach dem Ausfliegen den künftigen Brutplatz ? Journal für Ornithologie 122: 197-198.

Maréchal P., 1986. Een en ander over de Huiszwaluwen in hun winterkwartieren en enige aspecten over hun gedrag.Vogeljaar 34 (4 & 5): 249-255.

Milwright E.D.P., 1990. Sex differences in breeding colony fidelity of House Martins Delichon urbica. Ringing & Migration 11: 101-103.

Rheinwald G., 1975. The pattern of setlling distances in a population of House Martins Delichon urbica. Ardea 63: 136-145.

Schepers F., R. Schols & H. van den Bijtel, 1986. De trek van de Huiszwaluw over Nederland in de jaren 1979-1985.Vogeljaar 34 (4 & 5): 230-248.

Huiszwaluw Delichon urbicum bij nest (Foto: Misjel Decleer)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

geschreven en daaruit de Xi hepaald. Vande orthogonale componente., kunnen we in totaal n elementen willekeurig voorschrijven de andere elementen zijn dan va.t

[r]

Telen met toekomst gelooft in een aanpak waarbij waterschap­ pen samen met telers en andere partijen zoeken naar nieuwe oplossingen voor waterkwaliteits­ knelpunten. Momenteel

Overtollige BMI) twee jaar na plaatsing van het maagbandje. Bijvoorbeeld: een man met een BMI van 45 heeft een overtollige BMI van 20. Als zijn BMI na twee jaar gedaald is van 45

Iemand concludeert op grond van de tabel: &#34;Het is in deze groep mensen niemand gelukt om na twee jaar een gezond gewicht te hebben.&#34;.. 3p 7 Leg uit of deze conclusie

17 augustus 1999 – IZMIT – Turkije wordt om drie uur ’s nachts getroffen door een 20 seconden durende aardbeving met een kracht van 7,2 op de schaal van Richter. Deze

3p 9 † Bereken de afstand tussen de boot en de fotograaf toen de foto gemaakt werd.. De boot heeft een constante snelheid van 8,5 m

Uiteindelijk betreft het slechts een prefinanciering, want in uitvoering van de collectieve arbeidsover- eenkomst worden de tegemoetkomingen door de werkgever in