• No results found

Buitengebied, Landgoederenzone Beusichem

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Buitengebied, Landgoederenzone Beusichem"

Copied!
87
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Plangegevens

Versiebeheer

Naam plan Buitengebied, Landgoederenzone Beusichem

Imro-idn PM

Opgesteld door ir. A.P.M. Beerendonk Gecontroleerd door: ir. M. van Wezel

Voorontwerp 12 september 2013

Concept Ontwerp 10 oktober 2013

Ontwerp 1 november 2013

(3)

project

Buitengebied, Landgoederenzone Beusichem

onderdeel

bestemmingsplan toelichting

opdrachtgever Vabo Vastgoed B.V.

nummer 1008-B

datum 1 november 2013

Postbus 1536 5 6 0 2 B M Eindhoven info@p15.nl

© P15

(stads)landschappen 12 augustus 2013 Niets uit dit rapport of bijbehorende tekeningen mag worden verveelvoudigd en of openbaar gemaakt op welke wijze dan ook zonder schriftelijke vermelding van opdrachtgever en P15 (stads)landschappen, noch mag het zonder bronvermelding worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.

P15 (stads)landschappen is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voort- vloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van P15 (stads)landschappen. De opdrachtgever vrijwaart P15 (stads)landschappen voor eventuele aanspraken van derden in verband met deze toepassing.

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Blz.

Inhoudsopgave 5

0. Leeswijzer 9

1. Inleiding 11

1.1. Aanleiding en doelstelling 11

1.2. Plangebied 11

1.3. Aanpak 12

1.4. Geldende bestemming 12

1.5. Opbouw van het rapport 14

2. Beschrijving plangebied 15

2.1. Projectlocatie 15

2.2. Historische situatie 15

2.2.1. Plaatsnaam Beusichem 15

2.2.2. Ontginning rivierengebied 16

2.2.3. Ontginningscomplex Beusichem 18

2.2.4. Oude routes en wegen 19

2.2.5. Heerlijkheid Buren 20

2.3. Huidige situatie 20

2.4. Toekomstige situatie 23

2.4.1. Landgoederenzone 23

2.4.2. Natuur en groenaanleg 24

2.4.3. Voormalige agrarische bebouwing 26

2.4.4. Beperkingen plangebied 26

2.4.5. Bedrijventerrein Beusichem Fase 5 27

3. Beleidskader 29

3.1. Europees en nationaal beleid 29

3.1.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 29

3.1.2. Water 30

3.2. Regionaal beleid 31

3.2.1. Streekplan Gelderland 31

(6)

3.2.2. Omgevingsvisie Provincie Gelderland 34

3.2.3. Beleid Waterschap Rivierenland 34

3.3. Gemeentelijk beleid 35

3.3.1. Structuurvisie Buren 2009-2019 35

3.3.2. Woonvisie gemeente Buren 2010-2020 36

3.3.3. Landgoederenbeleid Buren 37

3.3.4. Waterplan Buren 2008-2017 38

4. Milieu- en omgevingsaspecten 39

4.1. Archeologie 39

4.1.1. Archeologie in ruimtelijke ordening 39

4.1.2. Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart 39 4.1.3. Archeologische verwachtingswaarde plangebied 42

4.2. Cultuurhistorie 42

4.3. Externe veiligheid 43

4.3.1. Bedrijven 43

4.3.2. Transport 44

4.4 Radarverstoringsgebied 44

4.5. Milieu 45

4.5.1. Geurhinder 45

4.5.2. Luchtkwaliteit 47

4.5.3. Bodemkwaliteit 47

4.5.4. Geluidshinder 47

4.6. Waterhuishouding 48

4.6.1. Aanpassingen oppervlaktewateren 48

4.6.2. Waterberging 57

4.6.3. Watersysteem 53

4.6.4. Dijkversterking 58

4.7. Natuur 59

4.7.1. Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000) 59

4.7.2. Flora- en faunawet 61

4.8. Toerisme en recreatie 63

4.9. Voorzieningen en verzorgingsstructuur 63

4.10. Openstelling en rangschikking 64

4.11. Duurzaamheidstoets 64

4.12. Mer-beoordeling 65

5. Juridische planbeschrijving 67

5.1 Algemeen 67

5.2 Verbeelding 67

5.3 Opbouw regels 67

5.4 Bestemmingen 68

(7)

6. Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 71

6.1 Economische uitvoerbaarheid 71

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 71

6.2.1 Vooroverleg 71

6.2.2 Resultaten vooroverleg 72

6.2.3 Zienswijzen 72

6.2.4 Kosten 72

Bijlagen

B1. Kadastrale percelen 75

B2. Kenschets woningen 76

B3. Tabellen oppervlaktes 78

B4. Ontsluitingsstructuur: autoverkeer 79

B5. Ontsluitingsstructuur: fietsverkeer 80

B6. Ontsluitingsstructuur: wandelpaden 81

B7. Verkaveling: privétuinen 82

B8. Inrichting: oppervlaktewater 83

B9. Inrichting: opgaande beplanting en hagen 85

B10. Beeldkwaliteit: zichtgevels bebouwing 85

(8)
(9)

0. Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van een set rapporten in het kader van de planolo- gische functiewijziging van bestaande landbouwgronden om alhier de stichting van een landgoederenzone met 12 nieuwe woningen mogelijk te maken. Deze landgoederenzone maakt deel uit van een integrale visie op de afronding van het dorp Beusichem aan de westzijde. De afronding van het bestaande bedrijventer- rein maakt ook deel uit van deze visie, maar is niet begrepen in deze bestem- mingsplanherziening.

Naast deze toelichting bestaat de set rapporten uit een verbeelding met daarop weergegeven de nieuwe bestemmingen binnen het plangebied, de regels waarin de nieuwe bestemmingen juridisch zijn geregeld, een beeldkwaliteitplan waarin de beoogde beeldkwaliteit van de bebouwing in de context van een landgoede- renzone wordt beschreven en een aantal bijlagen met noodzakelijke onderzoeken.

Deze plantoelichting (1008-B) kan niet los gezien worden van de regels(1008-C), de verbeelding (1008-011), het beeldkwaliteitplan (1008-D), het beheerplan (1008-E) en de bijlagen.

Deze rapporten zullen worden ingebracht in de Vierde herziening van het Bestem- mingsplan Buitengebied, waarvoor alle stukken worden opgesteld door Witpaard in opdracht van de gemeente Buren.

(10)
(11)

1. Inleiding

1.1. Aanleiding en doelstelling

De eigenaar van meerdere percelen landbouwgrond aan de Smalriemseweg en Parallelweg Noord, Vabo Vastgoed B.V. gevestigd te Culemborg, heeft in mei 2010 P15(stads)landschappen uit Eindhoven verzocht de mogelijkheden voor bebou- wing op deze gronden te onderzoeken vanuit een integrale visie op alle percelen.

Omdat en nieuw landgoed nadrukkelijk een van de mogelijkheden op deze locatie was is een bedrijf gezocht met een ruime ervaring in functiewijziging en nieuwe landgoederen. Zo is men bij P15(stads)landschappen uitgekomen. Vervolgens is in nauw overleg met de gemeente Buren, de provincie Gelderland en het Water- schap Rivierenland in meerdere ontwerprondes een integraal plan opgesteld voor de realisatie van een landgoederenzone bestaande uit twee nieuwe landgoede- ren, een VAB-locatie en een afronding van het bestaande bedrijventerrein middels een laatste uitbreiding (fase 5).

Het college van Burgemester en Wethouders van de gemeente Buren heeft op 9 juli 2013 op basis van het Definitief Ontwerp d.d. 19 september 2012 principeme- dewerking verleend aan de realisatie van de landgoederenzone middels een pla- nologische functiewijziging (aanpassing bestemmingsplan) binnen de vierde her- ziening van het Bestemmingsplan Buitengebied. Deze bestemmingsplantoelichting hoort bij deze planologische functiewijziging.

1.2. Plangebied

De projectlocatie is gelegen aan de westzijde van het Betuwse dorp Beusichem.

Het dorp maakt nu deel uit van de gemeente Buren en is gesitueerd in het noord- westen van de gemeente tegen Culemborg. Beusichem vormde een zelfstandige gemeente van 1811 tot en met 1977. Tussen 1811 en 1817 behoorden ook Ravenswaaij, Rijswijk en Zoelmond tot de gemeente Beusichem.

Het plangebied omvat een oppervlakte van circa 24 ha en is gelegen tussen de Smalriemseweg aan de noordzijde en de Parallelweg Noord aan de zuidzijde en de Klassenburgerstraat aan de westzijde. Het gebied is toegankelijk vanaf de drie voornoemde wegen. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door land- bouwpercelen, de rand van het bestaande bedrijventerrein en de rand van het

(12)

recreatiegebied De Meent. De westzijde van het plangebied grenst geheel aan belendende agrarische percelen. Op enige afstand is hier de Delsteeg gelegen.

Het plangebied wordt doorsneden door een onbenaamde A-watergang. Het plan- gebied wordt aan de zuidzijde ook geheel begrensd door sloten. Ook wordt het gebied doorsneden door enkele bestaande sloten. Het plangebied is overigens gelegen in twee peilgebieden. De A-watergang vormt min of meer de grens tussen beide peilen.

1.3. Aanpak

Het bestemmingsplan heeft tot doel de functiewijziging van agrarisch naar land- goedzone mogelijk te maken. In het kader daarvan worden bestemmingsplan- regels en verbeelding opgesteld door Witpaard (die de gehele vierde herziening verzorgt voor de gemeente Buren). Samen met voorliggende toelichting vormen deze regels en verbeelding het nieuwe bestemmmingsplan voor de projectlocatie.

Ten behoeve van verbeelding is door P15(stads)landschappen het definitief ont- werp omgezet naar bestemmingsvlakken.

Daarnaast is ook een Beeldkwaliteitplan opgesteld voor de landgoedwoningen. Dit BKP op hoofdlijnen is opgesteld door P15(stads)landschappen en wordt als bijlage bij de bestemmingsplantoelichting gevoegd. Ook de onderzoeken welke noodza- kelijk zijn in het kader van de fnctiewijziging zijn als bijlage bij deze toelichting ge- voegd. Het betreft een natuuronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet, een bodemonderzoek en een archeologisch onderzoek.

1.4. Geldende bestemming

Het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom van Beusichem en valt der- halve onder het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Buren. Dit bestemmingsplan wordt jaarlijk ge-update, waarbij nieuwe ontwikkelingen wor- den verwerkt, waardoor het bestemmingsplan steeds de juiste situatie weergeeft.

De bestemming van de gronden binnen het gehele plangebied is Agrarisch - Oever-walgebied [A-O]. Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming:

Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied. De A-watergang heeft de bestemming Water. Aan de oostzijde (dat is westelijk van de Meent en het bestaande bedrijventerrein) is een contour aangegeven met daarbinnen een wijzigingsmogelijkheid naar wonen en werken. Van het totale oppervlakte is ruim 8 ha binnen die wijzigings-contour gelegen. Langs beide A-watergangen is een dubbelbestemming Waterstaat - Beheerszone watergang op de gronden gelegd.

(13)

Langs de Smalriemseweg en de Parallelweg-Noord is een tweezijdige Uitstralings- zone verkeer aangeduid. Ter plaatse van de VAB-locatie Smalriemseweg 39 is een enkele woning op de bestemmingsplankaart opgenomen.

afbeelding 1.

Het plangebied (met een rode contour op de kaart) kent een agrarische bestemming, met een extra aanduiding (-x-x-x-) aan de oostzijde langs de Meent die een wijzigingsbevoegdheid aanduidt.

Het gebied is niet aangeduid als versterkingszone landschap of ecologische hoofd- structuur (EHS). Er geldt ook geen dubbelbestemming Waarde - Archeologisch waardevol gebied op de gronden binnen het plangebied.

Stichting van een nieuw landgoed conform de beleidslijn van de gemeente Buren is mogelijk binnen de bestemming A-O. De regeling voor Nieuwe Landgoederen van de provincie Gelderland sluit evenwel een ligging binnen de bebouwde kom

(14)

(lees binnen de wijzigingscontour) uit. De meerwaarde van een groene afronding met nieuwe mogelijkheden voor natuur, recreatie en landschappelijk wonen zijn zo groot dat gemeend wordt dat er wat ruimer met de beleidslijnen moet worden omgegaan en vooral in de geest ervan gehandeld moet worden. De beoogde uit- breiding van het bedrijventerrein valt wel geheel binnen de wijzigingscontour.

1.5. Opbouw van het rapport

Voorliggend rapport behelst de bestemmingsplantoelichting en bestaat naast een inleiding in hoofdstuk 1 uit een beschrijving van het plangebied (hoofdstuk 2), een bespreking van het relevante beleid (in hoofdstuk 3), omgevings- en milieuaspec- ten (hoofdstuk 4), een juridische planbeschrijving (hoofdstuk 5) en tot slot wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid besproken in hoofdstuk 6.

In hoofdstuk 2 worden achtereenvolgens het plangebied, de historische situatie, de huidige situatie en de gewenste situatie besproken. In dit hoofdstuk komen de functionele en ruimtelijke aspecten van de integraal ontworpen landgoederen- zone aan de orde.

Hoofdstuk 3 gaat nader in op het relevante beleidskader op europees en landelijk niveau, op regionaal niveau en op gemeentelijk niveau.

Het vierde hoofdstuk gaat in op de milieu- en omgevingsapsecten. In dit hoofd- stuk komen achtereenvolgens archeologie, cultuurhistorie, externe veiligheid, radarver-storing, milieu, waterhuishouding, natuur, toerisme en recreatie en de voorzie-ningen en verzorgingsstructuur aan de orde.Verder is ook een duurzaam- heidstoets opgenomen. Tot slot is een Mer-beoordeling gemaakt voor het plan.

In hoofdstuk 5 is een juridischje planbeschrijving opgenomen bestaande uit een algemene omschrijving, een beschrijving van de verbeelding, de opbouw van de regels conform SVBP 2012 en de gehanteerde bestemmingen.

Tot slot gaat het zesde hoofdstuk in op de economische en maatschappelijke uit- voerbaarheid. In het kader daarvan wordt de gevolgde procedure besproken. In dit hoofdstuk zijn ook eventuele tegen het plan ingebrachtte zienswijzen opge- nomen.

(15)

2. Beschrijving plangebied

2.1. Projectlocatie

De projectlocatie bestaat uit meerdere percelen. De percelen zijn kadastraal ge- kend als gemeente Beusichem sectie M, nummers 391, 399, 400, 421, 422, 839, 841, 844 en 962. Alle percelen zijn aaneengesloten. Daarbij moet worden opge- merkt dat de gronden worden doorsneden door de A-watergang die buiten het bezit valt en daarmee de projectlocatie in een noordelijk en zuidelijk deel ver- deeld.

De verkaveling is overigens opvallend. Het verkavelingspatroon geeft aan dat we hier te maken hebben met oud bouwland op de - relatief - hoger gelegen stroom- walgronden. De wegbuigende kavels ontlenen kun vorm aan de oude manier van ploegen van hoog naar laag. De bijbehorende kadastrale kaart is toegevoegd als bijlage.

2.2. Historische situatie

De oudste vermelding van het dorp Beusichem is te vinden in een eind 11e- eeuws afschrift van een oorkonde, die is opgesteld tussen 918 en 948. De tekst, betref-fende een lijst van bezittingen van de St. Maartenskerk te Utrecht luidt:

insulam... iuxta Buosinhem qui propior ville Riswic (een eiland ... naast Beusichem dat dichterbij de plaats Rijswijk is gelegen). Dit jaartal sluit aan op de stapsgewijze herontginning van de Betuwe vanuit het oosten westwaarts in de vroege Middel- eeuwen. Over het algemeen wordt aangenomen dat de westelijke Betuwe ergens tussen 650 en 800 langzaam is ontgonnen. Daarbij ontstonden op de hoger gele- gen delen van het landschap (de zogenoemde oeverwallen en donken) kleine ont- ginningen die vervolgens volgens een vast stramien werden uitgebreid. Ook de oude kern van Beusichem voldoet aan dit stramien.

2.2.1. Plaatsnaam Beusichem

De plaatsnaam behoort tot de zogenoemde -ichem-namen, die vaker voorkomen in het rivierengebied van Nederland en Vlaanderen. Beusichem is te verklaren als een samentrekking van Boso, ing en heem met als betekenis woonplaats van (de familie van) Boso of woonplaats van de vijandige lieden. Omdat een samentrek-

(16)

king met een persoonsnaam gewoon is (denk aan Redichem, Erichem, Berlicum, Woudrichem en Zuilichem) is de eerste naamsbetekenis de meest aannemelijke.

2.2.2. Ontginning rivierengebied

Hoewel het rivierengebied al reeds lang voor onze jaartelling werd bewoond, was het geen stabiele woonomgeving. Dit werd vooral veroorzaakt door de onbedijkte rivieren en riviertjes die zich telkens verlegde. De omstandigheden voor bewoning in het rivierengebied moeten pas tussen de negende en elfde eeuw echt gunstig zijn geweest. Het bestaande patroon van nederzettingen dateert uit deze tijd. Aan het eind van de Karolingische tijd (750-900) bestonden al vrij grote akkercomplex- en. Zij beperkten zich echter tot de bovenste delen van de stroomruggen, daar was het land verkaveld in lange smalle kavels. Op de hellingen van de stroom- ruggen lag gemeenschappelijk hooi- en weiland, terwijl in de kommen zich woeste grond bevond die ’s zomers werd beweid. De laagst gelegen, zeer natte terreinen (de zogenoemde broeken) werden minder intensief gebruikt. In deze tijd hebben de grote rivieren nog vrij spel in de laaggelegen gebieden, die dan ook met enige regelmaat overstromen.

Vanaf de 12e eeuw neemt de wateroverlast toe en ontstaan er huisterpen (pollen en werfen genaamd), maar vooral ook de eerste bedijkingen in het rivierengebied.

Zeer sterke ophogingen van woonplaatsen dateren vooral uit de 14e en 15e eeuw. Aanvankelijk werden dijken slechts lokaal opgeworpen om dorpen en bouwland te beschermen. Ze werden aan de bovenstroomse kant aangelegd, ongeveer lood-recht op de stroomrichting, om de stroom af te leiden. Deze kaden heetten zijde-wenden. Heel geleidelijk groeide dit systeem door het kortsluiten van dorpsdijken en zijdewendes uit tot een stelsel van aaneengesloten rivier- dijken, die het land permanent moesten beschermen tegen overstromingen. Om het risico van overstromingen bij dijkdoorbraak te beperken werden binnendijks secundaire dijken aangelegd. Zowel langs de hoofddijk als de secundaire dijken zijn talloze wielen en kolken te zien van dijkdoorbraken.

Men ging de kommen ontginnen en de zogenaamde dorpspolders ontstonden. In eerste instantie zal het de agrarische bevolking uit de nederzettingen zijn ge- weest, die het initiatief nam tot de ontginning. Men begon met het verkavelen van de hellingen van de stroomruggen en de daarop aansluitende komgronden.

Uitbrei-ding van het akkerland geschiedde langs de flanken van de oeverwallen en de stroomruggen. Dit ging vaak ten koste van de weilanden, die daar in veel ge- vallen tot ontwikkeling waren gekomen. Door drooglegging van de kommen middels weteringen konden deze laaggelegen gebieden in gebruik worden genomen als permanente weidegronden.

(17)

afbeelding 2.

De historische kern van Beusichem laat het kenmerkende patroon van een stroomrugnederzetting zien, met een voorstraat, achterstraat, zijdwenden en regelmatig blokvormig ontgonnen kom zien.

De opvallende wegbuigende vorm van de lange akkerpercelen op de helling van de oeverwal is ook goed te zien. (Bron: WatWasWaar)

De plaats Beusichem vormde vanaf de eerste ontginning de uitvalsbasis voor de verdere westwaartse ontginning van dit deel van het rivierengebied. Het eigen- dom van de heer van Beusichem strekte zich westwaards uit tot aan het riviertje de Meer en oostwaarts tot aan de Zoel. De oudste vermelding van dit adelijk ge- slacht dateert uit 1196. Het was een telg van dit geslacht, heer Jan van Bosin- chem, die het stadsrecht van Culemborg (als Kuilenburg) uit 1318 bevestigde. Dit handelsplaatsje was ontstaan onder de bescherming van een groot kasteel (de Kuilenburg) dat rond 1250 hier door de heren van Beusichem was gebouwd.

(18)

2.2.3. Ontginningscomplex Beusichem

Beusichem en Zoelmond zijn op een zeer markante oeverwal ontstaan, oorspron- kelijk in de vorm van verspreide boerderijen langs een weg op de waterscheiding.

In de loop der tijden heeft er een verdichting van bebouwing plaatsgevonden en zijn parallelwegen ontstaan (de in het rivierengebied zo kenmerkende voor- en achterstraten). De huidige ruimtelijke structuur wordt nog bepaald door deze oude wegen. De Markt van Beusichem, ontstaan als plaatselijke verbreding van de hoofdweg, vormt in deze structuur een opvallend element, met hieromheen kern- vorming nabij de kerk. De aanwezigheid van een marktplein maakt Beusichem tot meer dan een eenvoudig boerendorp. Er werd hier onder andere een halfjaarlijkse paardenmarkt gehouden.

De ontginning van Beusichem eindigt aan de oostzijde in Zoelmond (waar het kenmerkende parallele stratenpatroon in verkleinde vorm te zien is). Zoelmond ontleend haar naam aan een inmiddels verdwenen waterloop genaamd de Zoel die van Zoelen richting Kromme Rijn stroomde als zijtak van de Linge. Aan de westzijde eindigt de ontginning bij een zogenoemde enkelhof genaamd de Kers- werf die later is uitgebreid en is gesplits in de Oude Kerswerf en de Nieuwe Kers- werf. De naam Kerswerf betekent zoveel als de door de persoon Christiaan [Kerse]

opgeworpen lage woonheuvel [werft]. De zo kenmerkende knik in de Smalriemse- weg op het punt waar de oostelijke ontginning van Kerswerf samenkomt met de westelijke ontginning vanuit Beusichem kan verklaard worden als een kortsluiting van de oeverwal op de zijdwende van Kerswerf en op de dorpsdijk van Beusichem.

De lage flanken van de oeverwal zijn eerst ontgonnen tot weiland. De scherpe grens aan de zuidzijde is markant. Later is hier vanaf een nieuwe kade (de Voor- koopse Steeg) de planmatige ontginning van het moerassige komgebied gestart.

Na de aanleg van kaden en dijken konden de komgebieden in gebruik worden ge- nomen. De bedijking maakte het mogelijk het akkerland uit te breiden tot in de grenszone tussen de stroomruggen en de kommen. De laaggelegen komgronden werden ontwaterd door sloten te graven en het drooggelegde land vervolgens te verkavelen. De ontgonnen komgronden bleven over het algemeen moeilijk exploi- teerbare, ver van de boederijen op hogere grond gelegen terreinen. De lage kom- men (die naam is niet toevallig) hadden regelmatig met wateroverlast te maken en werden vrijwel alleen als weiland en hooiland gebruikt. Mensen vestigden zich er haast niet. Wel werden hier eendenkooien geëxploiteerd (als overblijsel van oudere rechten op het gebruik van de moerassen). In kwelkuilen en op moeilijk te bewerken gronden werd hakhouten of rijshout (wilgentenen) geteelt. De kommen zijn veelal in blokken verkaveld met daartussen rechtlijnige wegen.

(19)

afbeelding 3.

Een schetsmatige weergave van de ontginningsstructuur van Beusichem. Opvallend is de ronde gemeenschappelijke akker (A) met aan de rand daarvan de dorpskern rondom de markt (M). Op het hoogste punt loopt een doorgaande hoogstraat (hs) met de zo kenmerkende parallele achterstraat (as). De hoogstraat gaat na de markt verder als Smalriemseweg (sw), ook hier met een achterstraat.

De oudste ontginning eindigde bij een laagstraat (Versendaalse Steeg -VS). Aan de rand van het lager gelegen gebied ligt een hoeve genaamd Versendaal (V). Aan de rand van de oude akkers ligt ook de hoeve Klassenburg (KB). Het ontginningscomplex van de Kerswerf aan de oostzijde is duidelijk herkenbaar. Het bestaat uit twee delen waarvan het gedeelte bij de Oude Kerswerf (OK) vooraf ging aan de uitbreiding rondom de Nieuwe Kerswerf (NK). Vanaf de Smalriemseweg liep een pad (p) richting Culemborg door de lager gelegen weilanden. Het komgebied (K) is regelmatig ontgonnen vanaf een kade - de Voorkoopse Steeg (Vks). Aan de westrand van Zoelmond is de eigen verkaveling van Engelenstede (ES) erg opvallend.

2.2.4. Oude routes en wegen

In de periode voor de bedijkingen liepen de paden of wegen tussen de nederzet- tingen in het rivierengebied over de hogere terreindelen van het landschap zoals de oevers van de aanwezige geulen en de stroomruggen. De oudste wegen zijn terug te vinden door hun kronkelend tracé. Transport over het water was echter veel goedkoper dus zullen de rivieren en restgeulen belangrijke zo niet de belang- rijkste verkeersaders zijn geweest.

(20)

Reeds in 1304 was al sprake van een veerverbinding bij Beusichem,welke deel uit- maakte van de handelsroute over land van Utrecht, via Beusichem en Buren, over Tiel naar 's-Hertogenbosch. Na de aanleg van de rivierdijken in de 12e en 13e eeuw werden deze gebruikt als verbindingsroute. Zo liep over de Aalsdijk (een vroege zijdwende) en de Smalriemseweg een weg. Al moet opgemerkt worden dat de oorspronkelijke route op Redichem centraal over de ontgining van de Kerswerf heeft gelopen. Verder is op de oudste kadastrale kaart nog een schuin pad richting Culemborg te zien. Dat deze route kadastraal bewaard is gebleven maakt dat het een oude route betreft die aan de ontginning van de Ringelspoel, de Ham en de Hond voorafging. De dwarsdijken en de dijken langs Lek maakten geen deel uit van de doorgaande routes, zij dienden alleen ter ontsluiting van de aanliggende lagere (weide-)gronden.

2.2.5. Heerlijkheid Buren

De heerlijkheid Buren ontstond in het jaar 994 doordat het graafschap Teisterbant werd opgedeeld. De heerlijkheid werd bestuurd door de familie van Buren. Hun familiewapen werd ook het wapen van de heerlijkheid en de hoofdstad Buren.

De heerlijkheid bestond oorspronkelijk alleen uit de vestingstad Buren, die was ontstaan aan de uiterste westrand van de ontginning van Erichem. Het stadje Buren heeft haar ontstaan te danken aan de oudere burcht die hier was gebouwd op een kunstmatige heuvel (een motte). De naamgeving (buren is ontstaan uit ten geburen, wat zoveel betekent als nabij de boerderijen) geeft aan dat aan het stadje een oudere ontginning vooraf gaat. Ridder Allard heer van Buren en Beusichem verleende de plaats aan de voet van zijn kasteel in 1395 stadsrechten.

Oorspron-kelijk hoorden alleen Asch en Erichem tot de heerlijkheid Buren. Door verwerving, oorlog en huwelijken kwamen er nog een aantal dorpen bij aan de noord en zuid-zijde. Eind 14e eeuw bestond de heerlijkheid uit de voorgenoemde plaatsen, aan-gevuld met Beusichem, Zoelmond, Buurmalsen en Tricht. In 1498 werd Buren door keizer Maximiliaan van Oostenrijk verheven tot een graafschap.

Het graafschap Buren maakte geen deel uit van het Hertogdom Gelre. Het bleef tot de instelling van de Bataafse Republiek in 1795 zelfstandig. Buren maakte zo formeel geen deel uit van de Republiek der Verenigde Provinciën maar was er in de praktijk wel van afhankelijk.

2.3. Huidige situatie

Het plangebied is momenteel in gebruik als landbouwgrond. Het gebied is geheel onbebouwd buiten de VAB-locatie en een landbouwschuur aan de Smalriemse- weg. Het gebied is voornamelijk in gebruik als grasland en weiland. Het hoogst-

(21)

gelegen deel is in gebruik als akkerland. De bodem bestaat uit lichte klei op diepe zandlaag. Er is een dik esdek aanwezig, het betreft immers historisch akkerland.

De locatie is door de bestaande tweedeling in het grondgebruik en de aanwezig- heid van sloten in het zuidelijke deel nog herkenbaar als deel van het oeverwal- landschap. Het landschap is door de vele beplantingselementen als halfopen te kenschetsen. Opvallend is de duidelijke noord-zuid oriëntatie van het landschap.

De belangrijkste beplantingselementen volgen deze richting. Opvallend is de laan van notenbomen langs de Delsteeg. Even opvallend is de groene omzoming van

"De Meent" die van grote afstand zichtbaar is. De overige beplantingselementen zijn of lineair van karakter (windsingels en laagstamfruitbomen) of losse elemen- ten (oude kersenbomen, solitaire bomen, en bomen- en struikengroepen in tui- nen en langs erven. Langs de Parallelweg Noord zijn in de wegberm, langs sloten knotwilgen geplant. Ook op andere plekken komen knotwilgen voor. Deze lage beplantingselementen benadrukken voornamelijk de richting van het landschap.

In het plangebied is een duidelijk zichtbaar hoogteverschil aanwezig. De hoogste delen aan de Smalriemseweg kennen een hoogte van + 4,6 m NAP. In het deel noordelijk van de A-watergang loopt dat langszaam af naar + 2,8 m NAP. De ge- middelde hoogte zuidelijk van deze sloot bedraagt + 2,4 NAP. Aan de zuidzijde Bij de Parallelweg-Noord is dat slechts + 2,1 m NAP. Een strook tegen de Meent ligt wat hoger op ± 2,8 m NAP. Het bestaande bedrijventerrein ligt op ± 3,8 m NAP.

Voor een deel grenzen de gronden aan de bebouwde kom (ter plaatse van recrea- tieterrein "De Meent" en het bedrijventerrein). Het recreatieterrein bestaat uit een voormalige zandwinplas met daaromheen een groene schil van bos met in- heemse soorten als Schietwilg (Salix alba), Gewone Esdoorn (Acer pseudoplata- nus), Es (Fraxinus excelsior), Zomereik (Quercus robur) en Haagbeuk (Carpinus betulus). Aan noordzijde sluit het gebied aan op de EHS natuur in de uiterwaarden van de Lek via landgoed "De Kerswerf". De Lekdijk is aangeduid als waardevol landschapselement.

Oppervlaktewater is aanwezig als sloten. De locatie wordt doorsneden door een hoofdwatergang met een onderhoudsstrook van 4 m breed. Alle watergangen zijn voorzien van duikers, ook de A-watergang. Er zijn op de locatie geen Hen/Sed- wateren aanwezig. Wel is de waterkwaliteit goed met veel waterplanten, vissen en helder water. De grondwaterstand in het zuidelijke deel nabij de provinciale weg is duidelijk hoger dan richting de Smalriemseweg.

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) varieert tussen de 5 tot 25 cm onder maaiveld in het zuidelijke deel. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GHG) is hier 80 tot 120 cm onder maaiveld. In het noordelijke deel is ligt de GHG tussen de 40 en 80 cm onder maaiveld, met een GLG van 120 tot 160 cm onder maaiveld.

(22)

Het plangebied wordt niet doorsneden door infrastructuur. Er zijn geen door- gaande wegen binnen het plangebied aanwezig. Ook wordt het plangebied niet doorsneden door elektriciteits kabels of buisleidingen.

Het plangebied is ontsloten van zowel de Smalriemseweg aan de noordzijde, als de Parallelweg-Noord aan de zuidzijde. Er zijn doorgaande wegen of paden op het terrein gelegen. Wel is het mogelijk de diverse waterlopen te kruisen door middel van duikers. Daardoor is het mogelijk om van de ene naar de andere kavel te bewegen (soms met een kleine omweg).

Direct ten noorden van het projectgebied is de Lekdijk gelegen. Deze loopt ongeveer oost-west langs de rivier met dezelfde naam. Op enkele honderden meters van de noordgrens van het projectgebied begint de veerstoep die eindigt bij 't Oude Veerhuis. De veerpont is nog steeds in gebruik.

afbeelding 4.

De ligging van het plangbied aan de westzijde van Beusichem. (Uitsnede uit de topografische kaart)

(23)

2.4. Toekomstige situatie

Het plan Westrand Beusichem omvat een integrale gebiedsontwikkeling bestaande uit een viertal deelplannen, te weten:

- Landgoed Bloemstuiver - Landgoed 't Rijsbosch

- herontwikkeling VAB Smalriemseweg

- de afronding van het bestaande bedrijventerrein te Beusichem (fase 5) De vier deelplannen worden ontwikkeld binnen een aaneengesloten plangebied.

Daarbij worden deelplannen geïntegreerd waar dit ruimtelijk of functioneel wenselijk is. Waar mogelijk wordt aangesloten op reeds bestaande kwaliteiten of kenmerken en patronen van het huidige landschap of het omliggende gebied. Het plangebied strekt zich uit van de top van een oeverwal (daar waar de Smalriemse- weg is gelegen) naar het lager gelegen gebied noordelijk van de provinciale weg N370 op de overgang naar de komgebieden zuidelijk van deze weg.

Het bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van de landgoederenzone met de twee landgoederen en de herontwikkeling van de VAB-locatie.

2.4.1. Landgoederenzone

In het projectgebied zullen twee landgoederen worden ontwikkeld: Landgoed Bloemstuiver aan de westzijde (oppervlakte ± 10,1 ha) en Landgoed 't Rijsbosch (met een oppervlakte van ± 10,1 ha). Beide nieuwe landgoederen bestaan uit een noordelijk en zuidelijk deel van respectievelijk 5,2 ha en 4,9 ha (Bloemstuiver) en 2,6 ha en 7,7 ha ('t Rijsbosch). Op het eerste landgoed zullen 7 woningen worden ontwikkeld. Op het landgoed Rijsbosch worden er slechts 5 ontwikkeld. In totaal dus 12. Om praktische redenen is niet gekozen voor een verdeling in 6 plus 6 woningen. De woningen worden niet gerealiseerd in een viertal grote verzamel- gebouwen met 3 woningen per gebouw (waar in de gemeentelijke regeling van uitgegaan wordt), maar in 3 clusters van voornamelijk vrijstaande gebouwen.

De twee landgoederen omvatten deze gehele overgang van hoog naar -relatief- laag gelegen. Dit onderscheid komt ook tot uitdrukking in de grondwaterspiegel, de hoeveelheid zand in de bodem en de opzet van de twee landgoederen. In het lagere deel richting de Parallelweg Noord wordt opgaand groen toegepast in de vorm van bos en struweel (hakhout). Daarbij wordt aangesloten op het bestaande bos op De Meent. Hogerop wordt gewerkt met hagen en boomgaarden conform het geëigende grondgebruik op en aan de flanken van oeverwallen in de Betuwe.

(24)

De ruggengraat van beide landgoederen wordt gevormd door een laan aan de rand van de aanleg. De Laan op Bloemstuiver eindigt op een groen pleintje met hieraan een informele rangschikking van een vijftal rustieke landgoedhuizen (cottages). Het betreft een dubbele laan met daarin zowel een auto-ontsluiting als een wandelontsluiting naast elkaar. Op de plek waar deze dubbele laan de be- staande A-watergang kruist wordt een ensemble van een groot landhuis met bijwoning en bijgebouwen opgetrokken.

De Laan op Rijsbosch doet ook dienst als doorgaande fietsroute en loopt derhalve door als bomenrij (of eventueel als laan) achter de uitbreiding van het bedrijven- terrein. In een boskamer zijn rondom een centrale vijver een dubbel landhuis en twee ondergeschikte woningen gedacht. In de bosrand wordt een extra gebouw toegevoegd, een boswoning. Dit gebouw wordt via de bomenarena gekoppeld aan het centrale landgoedcluster op 't Rijsbosch.

De lanen en andere opgaande groenelementen benadrukken de oude verkaveling.

De as over 't Rijsbosch wordt doorgetrokken in de uitbreiding van het bedrijven- terrein als een centraal groenelement met water. Waar mogelijk wordt water gebruikt als begrenzing en om natuurwaarde toe te voegen. Verder kan dit nieuwe oppervlaktewater een rol vervullen in het bergen en filtreren van water van (bestaand en nieuw) bebouwd gebied. Zo is in het projectgebied op twee plekken voorzien in lange helofytenstroken waar het water van de cottages en het bedrij-venterrein respectievelijk kan worden geborgen. De waterpartijen op Bloemstuiver en de centrale vijver op 't Rijsbosch hebben een soortgelijke functie.

Het geheel is zodanig opgezet dat met korte en lange zichtlijnen verbanden wor- den gelegd tussen plekken binnen en buiten het plangebied. Met de voorgestelde ontwikkeling aan de westzijde van het dorp Beusichem wordt een groene duur- zame afronding aan die zijde gemaakt. Het bedrijventerrein wordt afgerond en daarnaast wordt er een openbaar toegankelijke strook gemaakt met een recrea- tieve functie voor de inwoners van Beusichem. De landgoederen vormen voor de natuur een belangrijke stapsteen in de groene verbinding tussen de Regulieren en de uiterwaarden langs de Lek.

2.4.2. Natuur en groenaanleg

Een belangrijke doelstelling van de aanleg van nieuwe landgoederen is het realiseren van nieuwe natuur. In het integrale inrichtingsplan voor de Westrand van Beusichem wordt ingezet op het realiseren van een samenhangende groen- aanleg, die is gericht op het versterken van de natuurwaarde ter plaatse en in de directe omgeving, én bijdraagt aan een goede landschappelijke afronding van de kern Beusichem aan de westzijde.

(25)

afbeelding 5.

Een verkleinde afbeelding van het definitief gebiedsontwerp voor de westrand van Beusichem, met de landgoederenzone, de herbouw op de VAB-locatie en de middels de groenzone prachtig ingepaste uitbreiding (en tevens afronding) van het bedrijventerrein van Beusichem. In de eerste fase zal de landgoederenzone worden uitgevoerd.

(26)

Bij het bepalen van de mogelijkheden voor nieuwe natuur met een hoge(re) natuurwaarde wordt best aangesloten op de reeds aanwezige natuurwaarden op de locatie (helder oppervlaktewater, voedselrijk grasland en struweel) en in de omgeving (watergerelateerde natuur achter de Lekdijk en rondom de zandwinplas en bos- en struweelsoorten op recreatieterrein de Meent). Met dit initiatief zal de natuurwaarde ter plaatse sterk toenemen en zal tevens een verbinding ontstaan tussen het nu nog geïsoleerd gelegen bos op De Meent en de uitwaarden achter de Lekdijk via het landgoed De Kerswerf. In de geïntegreerde opzet zijn de volgende natuurdoelen verwerkt in de totaalopzet:

 amfibieën;

 (struweel-, water- en moeras)vogels;

 kleine zoogdieren;

 dagvlinders;

 (bloemrijk) grasland;

 struweel en hakhout;

 opgaand bos (lichtdoorlatend: Es, Linde, Esp en weinig Haagbeuk);

 boomgaard ;

 open water en poelen;

 plas-dras, rietkragen en moeras.

2.4.3. Voormalige agrarische bebouwing

Verder is er nog een locatie aan de Smalriemseweg nummer 39 met voormalige agrarische bebouwing in de vorm van een bedrijfswoning met oude schuren en opstallen. Deze VAB-locatie is 0,28 ha groot en grens met de zuidzijde aan het nieuwe landgoed 't Rijsbosch. De deels vervallen en door brand aangetastte opstallen zullen worden afgebroken. Omdat het oppervlakte voormalige agrari- sche opstallen (bijgebouwen) circa 400 m2 bedraagt is nieuwbouw van een extra woning in het kader van de regeling Ruimte-voor-Ruimte hier niet mogelijk. De bestaande (bij)gebouwen zullen worden afgebroken en worden ver-vangen door bij de beoogde functie passende nieuwbouw. De oppervlakte af te breken stallen zal op een andere plek worden ingezet voor een bouwtitel in het kader van de regeling Ruimte-voor-Ruimte.

2.4.4. Beperkingen plangebied

Woningbouw in het plangebied wordt beperkt door de regionale ontsluiting aan zuidzijde, de N370, met een 50 dB (A) contour van 100 meter aan weerszijden.

Het bestaande en uit te breiden bedrijventerrein geeft ook beperkingen voor de situe-ring van nieuwbouwwoningen. Er zal overal minstens 100 meter afstand tot het (nieuwe) bedrijventerrein aangehouden worden.

(27)

Verder moet rekening gehouden worden met de vrije spuitzone fruitteelt van 50 meter vanaf de kavelgrens gerekend. Hierbinnen mag geen woningbouw worden gerealiseerd. Daarmee wordt nieuwbouw naast de VAB-locatie aan de Smalriem- seweg bijvoorbeeld uitgesloten. Ook geeft dit beperkingen binnen de rest van het plangebied, waardoor er in de randen geen woningbouw mogelijk is.

Daarnaast moeten ook de in het bestemmingsplan opgenomen onderhouds- stroken langs de watergangen gerespecteerd worden. (Zie ook Hoofdstuk 4.) Tot slot grenst het projectgebied aan de noordzijde via de Smalriemseweg aan de Lekdijk. Dit is een primaire waterkering langs een hoofdvaarroute. De VAB-locatie aan de Smalriemseweg is gedeeltelijk gelegen binnen de binnendijkse bescherm- ingszone van deze primaire waterkering, ter hoogte van dijkpaal BF019. In Ruimte voor de Rivier is deze dijk opgenomen als te versterken. Deze geplande dijkver- sterking kan ook gevolgen hebben voor nieuwbouw ter plaatse van de VAB-locatie Smalriemseweg 39. De rest van het projectgebied ligt niet binnen de zonering van een primaire waterkering.

2.4.5. Bedrijventerrein Beusichem Fase 5

De uitbreiding van het bedrijventerrein omvat 3,7 ha. Hier zullen 13 bedrijven- kavels worden gerealiseerd van (enigszins) variabele grootte. Er is in de laatste uitbreiding van het bedrijventerrein (fase 4) al vooruitgelopen op een toekomstige uitbreiding. In de zuidwesthoek loopt een straat dood op de A-watergang. Deze doodlopende straat (de Kerswerf) zal doorgetrokken worden in zuidelijke richting en afbuigen in oostelijke richting om een aansluiting te maken op de Klassen- burgerstraat net voorbij Sportcity Beusichem (de bestaande sporthal). Op deze nieuwe kortsluiting - die tevens aanpassingen aan de noordzijde van het recreatie- gebied de Meent en nabij Sportcity Beusichem zal betekenen - wordt een rond- lopende nieuwe straat aangesloten die de uitbreiding van het bedrijventerrein volledig ontsluit.

De uitbreiding van het bedrijventerrein zal tevens een stedenbouwkundige af- ronding van de bebouwde kom vormen. Daarom dient deze uitbreiding niet alleen logisch aan te sluiten op het bestaande bedrijventerrein, maar ook op een goede manier geïntegreerd te worden in de natuur- en groenaanleg aan de Westrand van Beusichem. Het bedrijventerrein maakt geen deel uit van het wijzigingsplan Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Buren. Realisatie van dit onderdeel is fase twee van het totaalplan. Wel zal in het kader van de realisatie van de land- goederenzone de totale aangepaste waterhuishouding worden gerealiseerd.

(28)

afbeelding 7.

De beperkingen voor woningbouw (geluidscontour, spuitzones, dijkverzwaringszone) zijn allemaal gelegen langs de randen van het plangebied, behalve de schouwstrook langs de A-watergang.

(29)

3. Beleidskader

3.1. Europees en nationaal beleid

3.1.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) onderte- kend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Het hoofdthema van de SVIR is: “Neder- land concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig”.

De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen opgenomen voor de middellange termijn (2028).

Deze doelen zijn:

 Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het ver- sterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;

 Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

 Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke na- tuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Er is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies (‘decen- traal, tenzij…’) en het Rijk werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het behouden van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden is een hoofd- doel uit de SVIR. Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven iden- titeit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in ons land en daar- mee voor de concurrentiekracht. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, Rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem. Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over

(30)

aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op land niet langer een Rijksverantwoorde- lijkheid.

Voor een goed werkende woningmarkt blijft het Rijk de Rijksdoelstellingen voor heel Nederland benoemen. Deze doelstellingen zijn: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De programmering van verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en (samenwerkende) ge- meenten. Gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woning- bouwprogrammering, binnen de provinciale kaders, en uitvoering van de wo- ningbouwprogramma’s.

De beoogde ontwikkeling van een landgoederenzone zet in op de ontwikkeling van nieuwe natuur, waterberging, recreatief aantrekkelijk uitloopgebied en een aantal landgoedwoningen. In samenhang hiermee wordt tevens de fietsinfrastructuur verbeterd. Het beleidskader voor de ontwikkeling betreft toepassing van een provinciale regeling.

3.1.2. Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door ver- standig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitge- bracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de com- missie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krij- gen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

 vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.

(31)

 schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de

‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, - kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor wa- terbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschil- lende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes ver- gunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het ka- binet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschik- baarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Gezien de ligging in het Rivierengebied is water een belangrijk aspect zowel pro- grammatisch als esthetisch binnen de geplande landgoederenzone aan de west- zijde van Beusichem. In het plan zijn geen rijkswaterwegen betrokken. Het bevoegd gezag wat betreft water is derhalve het Waterschap Rivierenland (zie hieronder).

3.2. Regionaal beleid

3.2.1. Streekplan Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het is in september 2005 van kracht geworden en geldt nog steeds.

(32)

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:

 Rood raamwerk

Hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het gaat om de zogeheten stedelijke netwerken:

- stadsregio Arnhem-Nijmegen

- de Stedendriehoek Apeldoorn-Zutphen-Deventer - Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal

- de regionale centra Tiel, Doetinchem en Harderwijk.

Nota bene: ook de landbouw-ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang daarvan.

 Groen-blauw raamwerk

In het groen-blauwe raamwerk geeft de provincie alle ruimte aan natuur.

Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Dan moeten er wel compensatie-maatregelen worden getroffen.

Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de nationale landschappen in de Achterhoek, het

Rivierenland en de Gelderse Poort.

 Multifunctionele gebied

Het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Streekplanuitwerking

Het streekplan is na 2005 aangevuld met een aantal uitwerkingen, bijvoorbeeld van de kernkwaliteiten van de ecologische hoofdstructuur, van regionale water-- berging en van zoekzones voor stedelijke functies (uitbreidingsruimte rond kernen).

Structuurvisie

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun locale zaken.

Nieuwe landgoederen

In het streekplan is ook beleid geformuleerd ten aanzien van nieuwe landgoede- ren. Dit beleid is een uitwerking van ouder Rood-voor-Groen-beleid van de rijkso-

(33)

verheid. Nieuwe landgoederen kunnen gesticht worden in delen van het groen- blauwe raamwerk (EHS-verweving, EHS-verbindingszones) en in het multifunctio- neel gebied. De stichting van nieuwe landgoedern is in de provincie Gederland niet mogelijk in EHS-natuur, waardevol open gebied, in weidevogel- en ganzen- gebieden van provinciaal belang of in een concentratiegebied voor intensieve teelten. Gebieden die met name geschikt geacht worden zijn gebieden met een grote mate van verweving, gebieden waar bosaanleg gewenst is, grondwaterbe- schermingsgebieden e.d. Op themakaart 19 van het Streekplan is aangegeven waar nieuwe landgoederen mogelijk zijn.

Doel van deze nieuwe landgoederen is volgens het streekplan: de bevordering van 'de landschappelijke en ecologische kwaliteit, de toegankelijkheid en de aantrek- kelijkheid voor recreanten met name wandelaars'. Als definitie van een nieuw landgoed geldt: 'een openbaar toegankelijk bos- en/of natuurcomplex (al dan niet met overige gronden) met daarin een woongebouw van allure met in beginsel maximaal drie wooneenheden en een minimale omvang van het nieuwe bos of natuurgebied van 5 ha'. Het is mogelijk om landgoederen te stichten met een veelvoud van minstens 5 ha openbaar toegankelijk bos en/of natuur, waarbij in een woongebouw een veelvoud van drie wooneenheden wordt geschapen, mits passend bij de kwaliteiten van de plek. Op gemeentelijk niveau is dit beleid verder uitgewerkt (zie ook paragraaf 3.3. Gemeentelijk beleid).

De projectlocatie aan de westzijde van Beusichem is in de streekplanuitwerking voor een deel aangeduid als zoekzone voor verstedelijking (in dit geval de uitbrei- ding van het bedrijventerrein). De bebouwing op Landgoed 't Rijsbosch valt binnen deze aanduiding, evenals de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein.Gezien de meerwaarde van een landgoederenzone, die De Meent met de Kerswerf en de uiterwaarden verbindt, voor de natuur en recreatief medegebruik is de ligging in de zoekzone niet problematisch. De verstedelijking bestaat in het voorstel uit een kleiner bedrijventerrein en landgoedbebouwing.

De landgoederenzone is gelegen in gebied dat is aangeduidt als mogelijke locatie voor nieuwe landgoederen op themakaart 19 van het Streekplan. De functionele invulling van de landgoedbebouwing is Wonen conform de beleidsuitgangspunten.

Verder voldoet het plan aan de kwalitatieve eisen; er is sprake van een totaalvisie, er is een inrichtingsplan opgesteld, er is een beeldkwaliteitplan opgesteld (bijlage bij deze toelichting) en de duurzame instandhouding is geregeld. Tot slot is ook de gewenste privaatrechtelijk overeenkomst tussne initiatiefnemer en gemeente opgesteld. Het plan voldoet aldus aan de voorwaarden van het provinciale land- goederenbeleid.

(34)

3.2.2. Omgevingsvisie Provincie Gelderland

De Gelderse omgevingsvisie 'Gelderland Anders' (in ontwikkeling) is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor water- kwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streek-plan en enkele andere structuurvisies. Om flexibeler in te spelen op de veranderende behoeften en de regionale verschillen is de omgevingsvisie via cocreatie tot stand gekomen. Bestuurlijke en maatschappelijke organisaties en inwoners van Gelderland hebben van februari 2012 tot en met april 2013 hun visie gegeven op de opgaven waar Gelderland op uiteenlopende terreinen voor staat.

Er is inmiddels een Ontwerp Omgevingsvisie opgesteld. Dit plan heeft nog geen status.

3.2.3. Beleid Waterschap Rivierenland

Voor de periode 2010-2015 heeft het Waterschap Rivierenland een waterbeheer- plan opgesteld. Dit plan is op 30 oktober 2009 vastgesteld door het Algemeen Be- stuur van het waterschap. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele rivie- rengebied en omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, water- kwaliteit, waterkering en waterketen.

Het nieuwe waterbeheerplan bouwt vooral voort op het bestaande beleid uit de voorgaande waterbeheerplannen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren is in het plan vastgelegd.

De opgaven waar het waterschap voor staat, zijn groot. Het waterschap wil het beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaat- scenario’s. De primaire waterkeringen zijn dan op orde, dat wil zeggen dat ze voldoen aan de dan geldende normen. En het bergend vermogen van watersy- steem in het landelijk gebied is zodanig vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval wateroverlast optreedt. Daarnaast stelt het waterschap zicht tot doel dat in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren.

Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de gemeenten gaat het waterschap in de planperiode verder op de ingesla- gen weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de

(35)

waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast geeft het waterschap met de gemeenten verder vorm aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Tenslotte wil het water- schap de watercondities voor de natte natuur, zoals Natura-2000 gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren.

Het waterschap vindt het belangrijk dat het waterbeheerplan niet alleen betrek- king heeft op de ontwikkeling van nieuwe waterpartijen en waterkeringen, maar dat het ook gaat over de wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsvindt. Bij- voorbeeld over peilbeheer, natuurvriendelijke oevers en energiebewust beheer.

3.3. Gemeentelijk beleid

3.3.1. Structuurvisie Buren 2009-2019

De Structuurvisie Buren gaat in op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2019. Het doel van de structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.

De belangrijkste aanleiding voor het opstellen van de structuurvisie is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, die per 1 juli 2008 in werking is getreden. Volgens deze wet is elke gemeente verplicht één of meerdere structuurvisies op te stellen voor het gehele grondgebied. In de een structuurvisiewordt de is het destrategie be- treft de ruimtelijke ontwikkeling uitgewerkt. Tevens vor,t de structuurvisie een leidraad voor de beoordelingvan nieuwe plannen en initiatieven, maar ook voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen en projectbesluiten.

De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van de gemeente Buren, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De basis voor de Structuurvisie Buren 2009-2019 is de structuurvisie Buren in Bloei uit 2003. Deze oude structuurvisie is geactualiseerd en voozrien van een uitvoeringsparagraaf.

Bovendien is de oude structuurvisie aangevuld met een visie op Verkeer, Groen en Ruimtelijke Kwaliteit.

Ruimtelijke kwaliteit

De gemeente heeft de ambitie geformuleerd de beleving van de landschappelijke waarden van het gemeentelijk grondgebied te willen versterken. De kwaliteiten van het landschap worden als een grote waarde gezien van de gemeente samen

(36)

met landelijke karakteristieken als rust, ruimte en een relatief schoon milieu. Het plangebied is gelegen op een oeverwal.

Door de hogere ligging, makkelijkere bewerkbaarheid van de grond en de nabij- heid van water waren de oeverwallen aantrekkelijke gebied voor vestiging. De veertien kernen van de gemeente Buren zijn dan ook alle op de oeverwallen ontstaan. Daarnaast komt ook veel verspreide bebouwing en buurtschappen voor op de oeverwallen. Het landschap rondom de kernen kenmerkt zich door een onregelmatige blokverkaveling en gevarieerd agrarisch gebruik. Het beeld wordt op veel plaatsen bepaald door boomgaarden en boomkwekerijen. De vele boom- gaarden in het rivierengebied komen voor op de oeverwallen, die bestaan uit zand en zware zavel. Over het algemeen is sprake van een kleinschalig landschap dat plaatselijk vrij gesloten oogt.

Het beeldkwaliteitsplan en de welstandsnota zijn instrumenten om invloed uit te oefenen op de ruimtelijke kwaliteit door middel van toetsing.

Het plan voor de nieuwe landgoederenzone past binnen de beoogde kwaliteitsver- sterking van het landsschap. Het plangebied is gelegen in de zone die is aangeduid als mogelijke locatie voor nieuwe landgoederen. Het plan kadert daarmee perfect binnen de gemeentelijke structuurvisie. Verder past het plan voor een landgoede- renzone ook binnen de in de structuurvisie opgenomen uitgangspunten betreffen- de het versterken van de recreatieve mogelijkheden aan de westzijde van de kern van Beusichem.

3.3.2. Woonvisie gemeente Buren 2010-2020

Binnen de gemeente Buren is een groot aantal locaties in beeld voor herstructure- ring, inbreiding en uitbreiding van de kern. Dit varieert van kleine locaties (minder dan 10 woningen) tot grotere locaties (ca. 360 woningen). Tot 2015 heeft de ge- meente een duidelijk beeld van de te ontwikkelen locaties. Na 2015 is dit onzeker- der. Maar ook kan er aanleiding zijn met projecten te schuiven binnen de planpe- riode. Om uitwisseling mogelijk te maken tussen projecten gepland voor de plan- periode tot 2020 en daar na, zijn álle projecten in de structuurvisie opgenomen.

Vanuit het gewenste ruimtelijk beeld gelden ten aanzien van uitbreidingen de volgende uitgangspunten:

 De kernen mogen niet aan elkaar groeien (dit geldt ook voor de buurtschappen).

 Uitbreidingen vinden plaats op de oeverwallen, de openheid van komgebieden moet worden behouden.

 Waardevolle ruimtelijke relaties tussen de kernen en het omliggende landschap dienen behouden te blijven.

 De karakteristiek van de kern moet behouden blijven.

(37)

 Binnen de landschappelijke versterkingszones wordt rood voor groen gestimu- leerd (buitenplaatsen, landgoederen, groene kavels en ruime erven).

Beusichem

In Beusichem wordt druk op de woningmarkt ervaren. Dit komt voor een belang- rijk deel door vestiging van forensen. Daarmee is Beusichem een potentiële groeimarkt. In de dorpen Beusichem, Zoelmond en Ravenswaaij ligt de nadruk op realisatie van “woonmilieus met allure", het duurder segment. Door de bouw van nieuwe seniorenwoningen komt ook doorstroming op gang in de bestaande voorraad binnen dit woonmilieu. Ten opzichte van de hele gemeente wordt sterker ingezet op nultredenwoningen dan op rijwoningen (huur- en koop). Dit geldt vooral voor de kern Beusichem.

De nieuwe landgoederenzone vormt een landschappelijke afronding van de kern Beusichem richting Culemborg en voegt hier een aantrekkelijk woonmilieu toe.

Binnen de landgoederenzone is ook grote afwisseling in het type woning en de landschappelijke context daarvan. De nieuwe woningen zijn weliswaar buiten de in de visie aangegeven ontwikkellocaties gelegen, maar het beperkt aantal woningen (12) concureert niet met de geplande woningbouw in Beusichem gezien het unieke karakter van de landgoedwoningen.

3.3.3. Landgoederenbeleid Buren

Het landgoederenbeleid van de gemeente Buren volgt de uitgangspunten zoals uiteengezet in het Streekplan. Het beleid ten aanzien van nieuwe landgoederen is inmiddels overigens geïntegreerd in de structuurvisie. In afwijking van de provin- ciale regeling wordt in Buren een minimum oppervlakte van 10 hectare gehan- teerd, waarop dan 2 woongebouwen met 3 wooneenheden gerealiseerd mogen worden als tegenprestatie voor de realisatie van (opengestelde) nieuwe natuur op het nieuwe landgoed. De hoofdfunctie van het nieuwe gebouw of de nieuwe woningen is wonen. Een daaraan ondergeschikte kantoorfunctie is acceptabel. Bij initiatieven voor een nieuw landgoed dient er sprake te zijn van een totaalvisie inclusief inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieopzet.

In de ambtelijke beoordeling van het plan voor de landgoederenzone aan de west- zijde van Beusichem is het plan positief beoordeeld, ondanks het feit dat het plan op één belangrijk punt afwijkt van het beleid ten aanzien van nieuwe landgoede- ren; de overwegend vrijstaande woningen worden namelijk geclusterd in een drietal clusters. Dit is echter een onderbouwde keuze vanuit het landschap, die ook als zodaniog wordt onderkent. De kwaliteitswinst van de landgoederenzone wordt echter als zodanig groot beoordeeld door de gemeent dat een afwijking op dit punt als aanvaardbaar wordt gezien.

(38)

3.3.4. Waterplan Buren 2008-2017

In 2008 heeft de gemeente Buren samen met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Buren 2008-2017 opgesteld. Doel van het waterplan is het ontwikkelen en vastleggen van overkoepelend waterbeleid voor een gezond en veerkrachtig watersysteem in Buren waarmee:

 wateraspecten in bestaand beleid en plannen in samenhang worden gebracht;

 wordt geanticipeerd op toekomstige ontwikkelingen zoals verwoord in nationale en Europese beleidsstandpunten (NBW en KRW);

 voor water heldere richtlijnen beschikbaar komen die zich goed laten vertalen in het gemeentelijk RO-instrumentarium.

Het waterbeleid is uitgewerkt in een uitvoeringprogramma met concrete afspraken over ambities, maatregelen, kosten(verdeling) en doorwerking in de ruimtelijke ordening. Het uitvoeringsprogramma speelt in op kansen, knelpunten en ontwikkelingen.

Het waterplan dient als praktische leidraad bij de uitvoering van water- en ruimtelijke ordeningprojecten. De planvorming vindt plaats in samenwerking met de belangrijkste 'waterpartner', het waterschap. Gestreefd wordt naar realisatie van de stedelijke wateropgave tegen de laagst maatschappelijke kosten. Hiertoe wordt tijdens de planvorming gezocht naar draagvlak bij betrokkenen en

belanghebbenden.

Water maakt een belangrijk deel uit van het inrichtingsplan voor de landgoederen- zone. Er wordt veel nieuw oppervlaktewater gecreeerd in het te ontwikkelen groen- en natuurgebied. Dit water wordt ingezet als leefgebied voor watergerela- teerde dieren en planten, als buffer voor de nieuw te bouwen woningen, als buffer voor het bestaande en uit te breiden bedrijventerrein an als herkenbaar element van de totaalaanleg. Vanaf een vroeg stadium in het planproces is het waterschap betrokken bij de planvorming, zodat alle eisen ten aanzien van het watersysteem meegenomen konden worden in de inrichting van de landgoederenzone. Het plan biedt ook kansen voor de gemeente in het kader van het waterplan.

(39)

4. Milieu- en omgevingsaspecten

4.1. Archeologie

4.1.1. Archeologie in ruimtelijke ordening

In 1992 is in Valletta (Malta) door de 20 lidstaten van de Europese Unie waaron- der Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeolo- gisch erfgoed ondertekend. Dit zogenoemde Verdrag van Malta voorziet in be- scherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Het verdrag is in 1998 door Nederland middels een goedkeuringswet bekrachtigd. Op 1 september 2007 is het in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Wet op de Archeologische Monu- mentenzorg (Wamz) is daarmee ondermeer verankerd in de herziene Monumen- tenwet.

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg zorgt ervoor dat alle bekende en potentiële archeologische waarden volwaardig meetellen in de beslissingen over de ruimtelijke inrichting. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht (artikelen 53 en 54 Monumentenwet) bij het vinden van -mogelijk- waardevolle zaken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aange- past kan worden.

Sinds de invoering van de Wamz is de gemeente het centrale overheidsorgaan voor de archeologische monumentenzorg. De gemeente houdt bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening met de in de grond aanwezige dan wel te ver- wachten monumenten (art. 38a Monumentenwet). Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor, en aanspreekbaar op, haar archeologische beslissingen en keuzes en stelt de gemeente voorwaarden voor de omgang met archeologie bij de vergunningverlening (de omgevingsvergunning). Tot slot ziet de gemeente toe op naleving van de vergunningsvoorschriften (het handhavingstraject).

4.1.2. Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

Om inzicht te verkrijgen in de archeologische waarden binnen het grondgebied van de gemeente Buren heeft de gemeente in 2007 een archeologische verwach-

(40)

tings- en beleidsadvieskaart laten opstellen. De archeologische verwachtingskaart is samengesteld uit een basiskaart die de geologische ondergrond beschrijft en alle bekende archeologische elementen bevat. Op deze kaart zijn de fossiele ri- vierlopen met haar oevers en restgeulen, crevasses, en komgronden weerge- geven. Hieroverheen zijn de bewoningssporen uit de archeologische perioden aangegeven. Dit betreft alle bekende - en aldus vastgestelde - archeologische waarden. Deze gegevens zijn verzameld uit het centrale archeologische infor- matiesysteem Archis, onderzoeken en meldingen en bevat de archeologische monumenten (AMK-terreinen), aanduiding van oude cultuurgronden en waar- nemingen van vondsten en sporen gedaan tijdens archeologische en niet-archeo- logische graafwerkzaamheden. Op de basiskaart zijn de Romeinse rijksgrens (limes), de historische wegen, steenfabrieken en eendenkooien apart aangegeven.

afbeelding 8.

Uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart. De oeverwal is duidelijk te herkennen als de strook met een hoge archeologische verwachtingswaarde (oranje). Dit is ook het geval langs de nu verdwenen Klassenburgerstraat aan de oostzijde van het plangebied. De rest van het plangebied kent een lage tot middelhoge verwachtingswaarde. Noordelijk van de locatie is een archeologisch monument gelegen op het bestaande bedrijventerrein.

(41)

Voor zones met hoge archeologische verwachting geld t als doelstelling: behoud in de huidige staat van eventuele resten. Een deel van het plangebied (ongeveer de helft) heeft op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvies- kaart een hoge archeologische verwachting. In de tabel hieronder staat aange- geven welke voorwaarden gelden en hoe daarmee moet worden omgegaan indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan.

Voor de waarborging van de archeologische waarden dienen in het bestemmings- plan adequate regelen te worden opgenomen, waarbij het onderstaande

overzicht als leidraad dient.

Verwachtingswaarde Voorwaarde voor behoud Indien niet aan voorwaar- de wordt voldaan.

Hoog, resten on-

dieper dan 1,5 m beneden maaiveld of diepteligging onbe- kend.

Hoog historische

kern

Plangebieden in de histori- sche kern groter dan 100 m2 en in overig gebied gro- ter dan 1.000 m2 en/of ge- legen binnen straal van 50 m van AMK-terrein: geen bodemingrepen dieper dan 30 cm - maaiveld

Bij planvorming en vooraf- gaand aan vergunningverle- ning vroegtijdig archeolo- gisch onderzoek laten uit- voeren en streven naar in- passing van terreinen met archeologische waarden.

tabel 1.

Afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde en de eventueel aanwezige archeo- logische resten dienen bepaalde maatregelen te worden genomen tot het veiligstellen en behoud van het bodemarchief in situ.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hiertoe zijn onder meer alle bouwmogelijkheden die gelden voor de onderliggende bestemmingen, voor zover hierbij grondwerkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 30

Hiertoe zijn onder meer alle bouwmogelijkheden die gelden voor de onderliggende bestemmingen, voor zover hierbij grondwerkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 30

Ten behoeve van het bestemmingsplan bedrijventerrein Homoet heeft ADC ArcheoProjecten in augustus 2008 een bureauonderzoek en in september 2008 een inventariserend veldonderzoek in

Bij de groei wordt op grond van wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt." In de beleidsregels “Categorieën van gevallen” staat dat het

De functiewijziging die met deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk wordt gemaakt, leidt niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke

Met deze ruimtelijke onderbouwing wordt mogelijk gemaakt dat de woningen Lekdijk Oost 9 en 11 als burgerwoning gebruikt kunnen worden, de afstandsnorm van 50 meter zal dan niet

Vervolgens is in nauw overleg met de gemeente Buren, de provincie Gelderland en het Water- schap Rivierenland in meerdere ontwerprondes een integraal plan opgesteld voor de

Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de