• No results found

Magazine: Werken aan vitale wijken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Magazine: Werken aan vitale wijken"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Werken aan vitale wijken

• Nieuwe aanpak kwetsbare wijken • Praktijkvoorbeelden • Lessen, inzichten en aanbevelingen

De

werkelijk- heid

nieuwe

INHOUD 1/31 INHOUD

(2)

De Nieuwe Werkelijkheid

De afgelopen tien jaar is het maatschap- pelijke krachtenveld ingrijpend veranderd.

Als gevolg van de economische crisis zijn publieke investeringen in steden en wijken teruggeschroefd en is de verzorgingsstaat geleidelijk versoberd. Taken van de rijks- overheid – onder meer op het terrein van ruimtelijk beleid, welzijn en zorg – zijn over- geheveld naar gemeenten. Het initiatief voor het onderhouden en (her)ontwikkelen van stedelijke gebieden ligt – nog meer dan voorheen – bij gemeenten. Steeds meer wordt daarbij verwacht van eigen initiatief van burgers, maatschappelijke organisaties en marktpartijen.

Platform31 onderzocht deze nieuwe werke- lijkheid vanuit verschillende invalshoeken.

Wat kunnen we verwachten van burgerinitia- tieven? Welke vormen van ondersteuning zijn daarbij nodig? Hoe kunnen steden slag- vaardig de leefbaarheid van hun wijken op peil houden? En hoe kunnen ze samen met de markt maatschappelijke waarde creëren?

In dit tweede themanummer staat de aanpak van kwetsbare wijken centraal. Na twintig jaar grotestedenbeleid van het Rijk, staan de steden voor de taak om hun wijken leefbaar te houden. Hoe ze daarbij te werk gaan, kunt u lezen in dit magazine.

Aan de slag in kwetsbare wijken 3

Leefbaarheid onder druk 5

‘Overheden wonen in wijken, mensen in buurten’, interview met Pieter Winsemius 8

Praktijkvoorbeelden 11 1. Sociale hypotheek Dolphia 11 2. Bewonersbedrijf Op Eigen Houtje 14 3. Inponden van particulier bezit 16 4. Eerder Melden, Minder Achterstand 18 5. Zonnepanelenproject Parkstad 20 6. Nieuwe rol postbezorgers in de wijk 22

7. De gezonde wijk Selwerd 24

Reflectie: voortbouwen en vernieuwen 26

Naar een dynamische ontwikkelings-

strategie voor wijken 29

5

22 18

3

8 26

14

29

in houd

INHOUD 2/31

Werken aan vitale wijken_Inhoud

(3)

Aan de slag in kwetsbare wijken

Steden vormen de motor van de economie.

Attractieve woonmilieus zijn voor zowel burgers als bedrijven van grote waarde in het woon-, leef- en vestigingsklimaat. Om zich aan te passen aan de veranderende wereld om ons heen, moeten steden zichzelf voortdurend blijven vernieuwen. Na twintig jaar grotestedenbeleid krijgt de stedelijke vernieuwing gestalte zonder financiering en beleidskaders vanuit het rijk. De steden staan voor de taak om op eigen kracht het leefkli- maat van wijken op peil te houden.

Sinds de beëindiging van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) in 2014, kiest het Rijk een faciliterende rol ten aanzien van ken- nisdeling en regelgeving. In het project Nieuwe perspectieven voor stedelijke vernieuwing onderzocht Platform31 hoe onze stadswijken

ervoor staan en hoe de steden vandaag de dag werken aan leefbare wijken.

Met de Leefbaarometer brachten we de ontwik- keling van de leefbaarheid in kaart in ruim 130 wijken die afgelopen decennia als kwetsbaar of problematisch zijn bestempeld. In het merendeel van de kwetsbare wijken blijkt de leefbaarheid vanaf 2012 gedaald, terwijl in de rest van Neder- land de leefbaarheid nog steeds verbeterde.

Verdiepend kwalitatief onderzoek in twaalf stadswijken laat zien dat de economische crisis, de ingezakte woningmarkt, de versobering van de verzorgingsstaat en veranderd rijksbeleid op het terrein van wonen, wijken en sociaal domein een stempel drukten op het leefklimaat.

Veranderd krachtenveld

Het krachtenveld rondom de aanpak van wijken

is de afgelopen vijf jaar ingrijpend veranderd.

Het Rijk deed een stap terug, het initiatief voor wijkaanpak verschoof naar de steden, zonder financiële steun uit Den Haag. Ook bij de steden verminderde echter de aandacht voor leefbare wijken. Ingrijpende decentralisaties in het sociaal domein zorgden, zowel bij gemeenten als uit- voeringsorganisaties, voor interne herijking en reorganisaties. Het opzetten en inregelen van wijkteams eiste tijd en aandacht. Woningcor- poraties leggen zich sinds de invoering van de nieuwe Woningwet (2015) toe op het beheer van hun eigen complexen. Voor het schaalniveau van wijken en voor leefbaarheidszaken hebben ze minder oog.

Kortom: er is een groot contrast zichtbaar ten opzichte van de tijd van het grotestedenbeleid (GSB). Samenwerking tussen partijen in wijken

INHOUD 3/31

Werken aan vitale wijken_Aan de slag in kwetsbare wijken

(4)

is verschraald. In veel wijken ontbreekt een gedeelde visie op de ontwikkeling van de wijk en veel opgebouwde kennis erodeerde. Hoe- wel lokale overheden verwachtingsvol uitkijken naar nieuwe spelers die de aanpak van wijken mogelijk (financieel) kunnen ondersteunen of versterken, zijn daarvan in de onderzochte wij- ken weinig concrete voorbeelden gevonden.

Op zoek naar inspirerende praktijken Hoe anticiperen steden op de veranderde rea- liteit? Samen met het G32-Stedennetwerk ging Platform31 op zoek naar vruchtbare aanpakken om de sociale, fysieke en economische kwaliteit van stadswijken op peil te houden. De vernieu- wing van de stad vraagt immers doorlopend aandacht. Hoe gaan de steden daarbij te werk?

Welke geldstromen worden aangewend en waar liggen kansen voor nieuwe samenwerking? Om steden van elkaar te laten leren, organiseerde Platform31 een Community of Practice.

Daarin stond de expertise en ervaring van beleids- makers en professionals uit deelnemende steden centraal: initiatiefnemers of direct betrokkenen presenteerden een concrete aanpak uit hun prak- tijk. De Community of Practice was gericht op inspiratie en van elkaar leren, op basis van succes- sen én minder geslaagde projecten. Elke casus is met actieve werkvormen doorgelicht, waarbij met de deelnemers gezamenlijk werd afgewogen wat

de kansen en risico’s van de betreffende aanpak zijn en in hoeverre deze elders toepasbaar is. In het rapport Aan de slag in kwetsbare wijken zijn alle achttien verzamelde aanpakken systematisch beschreven en geanalyseerd.

Dynamische ontwikkelingsstrategie

De vroegere werkwijze – met een wijkvisie, een projectorganisatie en een meerjarig uitvoerings- plan met vastomlijnde doelen en resultaten – past niet meer bij de huidige realiteit van wijk- aanpak. Geen meerjarige uitvoeringsplannen meer, maar een dynamische wijkontwikkelings- strategie, waaraan partijen zich voor specifieke onderdelen of activiteiten, in wisselde coalities, kunnen verbinden. De uitdaging is om lopende trajecten en investeringen van uiteenlopende partijen in en rond de wijk, op elkaar af te stem- men. Een gedeelde visie helpt om partijen op een lijn te krijgen én om activiteiten en werk- stromen uit te lijnen. De praktijkvoorbeelden in dit magazine kunnen inspiratie bieden om te werken aan vitale wijken.

Leeswijzer

Deze publicatie is bedoeld voor iedereen die concreet aan de slag wil om het leefklimaat in kwetsbare wijken te verbeteren. In deze publi- catie presenteren we een dwarsdoorsnede van de verzamelde leefbaarheidsaanpakken. We beschrijven zeven initiatieven, deels aan de hand van interviews met de initiatiefnemers. De zeven praktijkvoorbeelden laten goed zien hoe steden anno 2017 werken aan leefbare wijken: waar ligt hun kracht en welke blinde vlekken er zijn. Dit magazine biedt geen standaardrecept voor of definitief antwoord op het werken aan vitale wij- ken, maar maakt wel de kansen, knelpunten en dilemma’s inzichtelijk.

Voordat we de zeven praktijkvoorbeelden over het voetlicht brengen, vatten we kort de resul- taten van het onderzoek ‘Kwetsbare wijken in beeld’ samen. Vervolgens gaan we in gesprek met oud-minister Pieter Winsemius over de bevindingen. Het magazine wordt afgesloten met conclusies en een blik op de toekomst van de stedelijke vernieuwing. Wie verder wil lezen, verwijzen we graag naar de rapporten

Kwetsbare wijken in beeld en Aan de slag in kwetsbare wijken.

Steden staan voor de taak om op eigen kracht het leefklimaat van wijken op peil te houden

INHOUD 4/31

Werken aan vitale wijken_Aan de slag in kwetsbare wijken

(5)

Op basis van de zogeheten Leefbaarometer onderzocht Platform31 de leefbaarheid in ruim 130 wijken die sinds begin deze eeuw als kwetsbaar of problematisch zijn bestempeld.1 Het rapport Kwetsbare wijken in beeld beschrijft dat de leefbaarheid in veel wijken, conform de landelijke trend, sinds 2002 is verbeterd. Vanaf 2012 stokt de stijgende lijn bij het merendeel van de onderzochte wijken. Voor meer dan de helft van de bewoners van wijken die de afgelopen vijftien jaar in beeld waren als aandachts-, probleem-, of prioriteitswijk, was de verbetering in 2014 alweer verleden tijd.

Stand en ontwikkeling leefbaarheid kwetsbare wijken2

1 De Leefbaarometer is een statistisch instrument, ontwikkeld in opdracht van het rijk, waarmee sinds 2002 de ontwikkeling van de leefbaarheid op postcodeniveau in kaart wordt gebracht. Het instrument onderscheidt vijf leefbaarheidsdimensies – ‘Woningvoorraad’, ‘Bewoners’, ‘Voorzieningen’, ‘Veiligheid’ en ‘Fysieke omge- ving’ – die elk gebaseerd zijn op zes tot 29 indicatoren. Voor meer informatie: zie www.leefbaarometer.nl.

2 De stippellijntjes geven weer dat voor de periode tussen 2002-2012 een ander model (Leefbaarometer 1.0) is gebruikt om de ontwikkeling te berekenen.

Leefbaarheid onder druk

De afgelopen vijftien jaar is de leefbaarheid in heel Nederland langzaam maar gestaag verbeterd. Dat blijkt uit gegevens van de Leef- baarometer die sinds 2002 worden verzameld.

De positieve ontwikkeling is ook zichtbaar bij de ruim 130 wijken die in deze eeuw als kwetsbare wijk te boek stonden. In veel van deze wijken ver- beterde sinds 2002 niet alleen de leefbaarheid, maar nam ook de achterstand ten opzichte van de rest van het land niet verder toe. Vanaf 2012 verandert echter het beeld, want bij het meren- deel van de onderzochte wijken stagneert de positieve ontwikkeling. Voor 70 procent van de bewoners van deze wijken was de verbetering in 2014 weer verleden tijd. Wat in wijken die een terugval vertonen vooral niet goed lijkt te gaan, is de ontwikkeling van overlast en criminaliteit.

Ook een incourante woningvoorraad maakt een wijk kwetsbaar voor verval.

Remmend effect

In het eerste decennium van deze eeuw gaven de economische groei, het gunstige investe- ringsklimaat en de florerende woningmarkt de ontwikkeling van kwetsbare wijken een flinke duw in de rug. Het was de tijd waarin corpora- ties veelal verklaarden dat sloop en nieuwbouw

goed voldoenderuim

voldoende

zwak

onvoldoende

2002 2008 2012 2014

NL G32

Pluswijken (2010) Platform31 wijken (2017) 56 prioriteitswijken (2003) 40 aandachtswijken (2007) NL

G32

Pluswijken (2010) Platform31 wijken (2017) 56 prioriteitswijken (2003) 40 aandachtswijken (2007) goed

voldoenderuim

voldoende

zwak

onvoldoende

2002 2008 2012 2014

INHOUD 5/31

Werken aan vitale wijken_Leefbaarheid onder druk

(6)

goedkoper waren dan renovatie. Vaak namen zij een flinke onrendabele top voor lief. En omdat gemeenten dankzij inkomsten uit gronduitgifte de wijkaanpak fors konden ondersteunen, wierp het rijksbeleid waarin ISV-geld als trigger money werd ingezet, vruchten af. Op grote schaal vond verbetering van de woningvoorraad plaats, er werden nieuwe voorzieningencentra opgeleverd en er werd geïnvesteerd in het stimuleren van sociale stijging van bewoners.

De economische crisis die eind 2008 inzette, had daarentegen een remmend effect. In de eerste jaren liep het wijkenbeleid nog door, maar de woningmarkt zakte in en de corpora- tiesector – een belangrijke drijvende kracht in de stedelijke vernieuwing – sorteerde voor op de inperking van haar taken. In veel gemeenten werd het grondbedrijf een verliespost. Intussen is ook de verzorgingsstaat versoberd en in het sociale domein werd rijksbeleid overgeheveld naar gemeenten. De derde periode van het ISV liep nog door tot eind 2014 – weliswaar met een lager budget dan daarvoor – maar het multiplier- effect pakte door de crisis minder gunstig uit dan in voorgaande perioden. Omdat langlopende stimuleringsprogramma’s gepaard gaan met een na-ijleffect, is het echter plausibel dat de beëin- diging van het GSB/ISV nu pas echt voelbaar wordt.

Concentraties van kwetsbare huishoudens Verdiepende interviews met beleidsmakers en uitvoerende professionals in twaalf stadswijken (de ‘Platform31-wijken’) duiden erop dat in veel wijken bevolkingsgroepen uit elkaar groeien door verschillen in inkomen, opleiding, etniciteit en participatie op de arbeidsmarkt. Bovendien kwam de fysieke vernieuwing vrijwel volledig tot stilstand in de onderzochte wijken. Corporaties renoveerden nog op kleine schaal sociale huurwoningen, maar bedienen geen midden- groepen meer. Marktpartijen investeren nauwelijks in deze wijken. Het gevolg is dat differentiatie – het werken aan gemengde wijken – onder druk staat. Extramuralise- ring, instroom uit de maatschappelijke opvang en de toewijzing van woningen aan statushouders, treffen deze wij- ken relatief sterk. Met (dreigende) concentraties van kwetsbare huishoudens neemt ook de druk op het sociale domein toe, terwijl verschillende buurtcentra zijn

gesloten wegens bezuinigingen.

Decentralisaties van rijksbeleid in het sociale domein leidden lokaal tot een zoektocht naar nieuwe manieren van (samen)werken. Met de introductie van de nieuwe Woningwet trok de corporatiesector zich terug uit het domein van

Overzicht van twaalf onderzochte ‘Platform31-wijken’

1

2

3 4

5

6

9

10

12 11 7

8

1. Selwerd (Groningen) 2. Angelslo (Emmen) 3. Jol/Galjoen (Lelystad) 4. Meerwijk (Haarlem) 5. Dolphia (Enschede) 6. Meerzicht (Zoetermeer) 7. Buitenhof (Delft)

8. Schiedam-Oost (Schiedam) 9. Gestelse Buurt (Den Bosch) 10. Jagershoef (Eindhoven) 11. Kerkrade-West (Kerkrade) 12. Mariaberg (Maastricht)

INHOUD 6/31

Werken aan vitale wijken_Leefbaarheid onder druk

(7)

leefbaarheid. Dus ook op lokaal niveau nam de aandacht voor het werken aan leefbare wijken af.

Niet de ernstigste wijken van Nederland De twaalf onderzochte wijken zijn door G32- steden ingebracht, omdat zij signaleren dat de ontwikkeling van deze wijken hapert. Deels betreft het wijken die (nog) niet aan bod kwamen in de stedelijke vernieuwing en nu achterblijven ten opzichte van wijken waar wel fysieke vernieu- wing van de woningvoorraad plaatsvond. Deels gaat het om wijken waarvan de leefbaarheids- scores lange tijd (ruim) voldoende waren maar die de laatste jaren tekenen van verval vertonen.

Deze twaalf zijn dus zeker niet de meest proble- matische of ernstige wijken van Nederland. De meeste steden selecteerden een wijk waarvoor ze op dit moment bezig zijn met de opzet of uit- voering van een wijkaanpak ‘nieuwe stijl’ of waar ze zich oriënteren op een toekomstige aanpak.

Aandacht voor onderhoud

Dat de gevolgen van laagconjunctuur en beleidswijzigingen ook in deze ‘gemiddelde’

wijken voelbaar zijn, onderstreept het belang om kwetsbare wijken niet aan hun lot over te laten. Hoewel structurele rijksfinanciering voor gebiedsgerichte aanpakken tot het verleden

behoort, betekent dit niet dat de wijkaanpak ‘af’

is. De buurt is en blijft het schaalniveau waarop hardnekkige problemen in de sfeer van leef- baarheid en veiligheid zich manifesteren, zeker in gebieden met verhoudingsgewijs veel goed- kope woningen. Als concentraties van kansarme groepen verder toenemen, komen de grenzen van het incasseringsvermogen van sommige wijken in zicht. Het leefklimaat in kwetsbare wijken vraagt doorlopend om aandacht. Nu de economie weer aantrekt, ontstaan er kansen om kwetsbare wijken van een nieuwe impuls te voorzien.

INHOUD 7/31

Werken aan vitale wijken_Leefbaarheid onder druk

(8)

Interview met Pieter Winsemius

Jarenlang was Pieter Winsemius nauw betrokken bij de stedelijke vernieuwing.

Bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) was hij trekker van het invloedrijke advies Vertrouwen in de buurt (2005), waarna hij als minister van het voormalige VROM ruim een half jaar verantwoordelijk was voor het wijkenbeleid.

Nu het Rijk een stap terug heeft gedaan, pleit Winsemius ervoor zo goed mogelijk aan te sluiten bij wat er in de buurt leeft.

Winsemius benadrukt dat lang niet alle wijken er op dit moment slecht voor staan. “Wat ik wel schokkend vind, is dat verschillende slechte wijken van vroeger weer zijn afgezakt. Dat had niet gemogen.” Winsemius legt uit dat het grote- stedenbeleid niet plotseling is stopgezet, maar geleidelijk is afgebouwd. “Het ging al mis bij de Vogelaaraanpak, want daarvoor was in het regeerakkoord geen geld gereserveerd. Vervol- gens zag je in de wijken het effect van de crisis,

‘Overheden wonen in wijken,

mensen in buurten’

Sluit aan bij hoe de burger denkt en verbeter op basis daarvan de woonomgeving

INHOUD 8/31

Werken aan vitale wijken_Pieter winsemius

(9)

dat versterkt werd doordat de onderstroom vanuit het ISV steeds zwakker werd. In de laatste ISV-periode, vanaf 2010, ging de vaart eruit.”

De beleidscontext is de afgelopen jaren ver- anderd, signaleert Winsemius. “De nieuwe Woningwet, die in 2015 in werking trad, beperkt de rol van woningcorporaties in de wijkaanpak, Voorheen waren de corporaties verantwoordelijk voor veel investeringen in de buurt. Dat is – niet zonder reden – door Stef Blok teruggeschroefd.

Bovendien is de bewijslast omgedraaid. Het is jammer dat, terwijl de corporatiedirecteuren ruzie hadden met Blok, de aandacht voor leef- baarheid omlaag schoof in de organisaties. Maar als in de nieuwe wet echt blokkerende mecha- nismen zitten, moet er misschien iets worden aangepast in de regelgeving.”

Ervaren dat het beter gaat

Hoewel het Platform31-onderzoek Kwetsbare wijken in beeld laat zien dat de wijkaanpak in veel steden in een impasse belandde, is Winsemius positief gestemd. Hij legt uit dat de rijksoverheid er is voor de meest ernstige gebieden, zoals Rotterdam-Zuid, maar dat steden zelf verant- woordelijk zijn voor het aantrekkelijk en leefbaar houden van wijken. “Ze moeten daarbij heel precies kijken”, vindt hij. “Om te voorkomen dat wijken ‘door het ijs’ zakken, is een ontzettend goed waarschuwingssysteem nodig dat signalen

afgeeft op het moment dat de leefbaarheid in een buurt afzakt. Gemeenten kunnen dan vinger aan de pols houden en tijdig ingrijpen. Dat gaat niet alleen over harde indicatoren, ook om beleving. Het gevoel van mensen is cruciaal:

het gaat erom dat ze ervaren dat het beter gaat met hun buurt.”

Volgens Winsemius groeit de beleidsaandacht voor zware criminaliteit, daar waar onder- en bovenwereld elkaar raken. “Dat speelt zich in deze wijken af. De invoering van de nationale politie heeft ertoe geleid dat wijkagenten uit de wijken verdwenen, daar kwamen wel duizenden BOA’s (buitengewoon opsporingsambtenaren)

INHOUD 9/31

Werken aan vitale wijken_Pieter winsemius

(10)

voor in de plaats. De vraag is alleen of dat zonder meer een verbetering is. Moet je in deze wijken niet meer blauw op straat houden of die BOA’s inzetten als ‘verbindingsofficieren’ met veilig- heidsinitiatieven in de buurt? Er gebeurt immers ook van alles met buurtpreventie, via Burgernet en What’s app-groepen in buurt. Dat soort initia- tieven heeft veel potentie.”

Verbreden en verbinden

De toekomst van de stedelijke vernieuwing ligt volgens Winsemius in thematische verbreding en in het leggen van verbindingen: “Denk na over een integrale aanpak van veiligheid van- uit de buurt. En maak daarbij de combinatie met veiligheid in huis, want daar gebeuren al sinds jaar en dag de meeste ongelukken. Daar kun je verzekeraars bij betrekken, bijvoorbeeld door een premie uit te loven op goed gedrag.

Of door spelelementen te introduceren, zoals bij het Klimaatstraatfeest. Met een financieel voordeeltje kun je mensen echt motiveren. Hij vervolgt: “Een andere optie is aansluiting zoe- ken bij buurtverenigingen, bij eigen initiatief. Er zijn al voorbeelden van energie-coöperaties in wijken die zich verbreden naar veiligheid. Som- migen organiseren zelfs volleybaltoernooien en fietstochten. Via zulke kanalen kun je sociale samenhang en inzet organiseren die de buurt ten goede komt. Burgers zijn vooral te interes- seren op thema’s in de directe woonomgeving:

veiligheid, de fysieke inrichting van de wijk en de sociale infrastructuur. Basisscholen zijn een essentiële schakel om binding te organiseren.

Gebruik scholen daarom ook ’s avonds, juist voor buurtactiviteiten. Scholen moeten de mensen uit de buurt naar binnen zuigen.”

Dicht bij de leefwereld

Pieter Winsemius pleit ervoor om beleid zo dicht mogelijk bij de leefwereld van burgers te orga- niseren. “Overheden wonen in wijken, mensen wonen in buurten. Dat is een lager schaalniveau.

In achterstandswijken gaat het om de buurt, de straat of de portiek. In modale wijken is de leef- wereld groter en in voorstandswijken nog veel groter. Je moet, afhankelijk van waar je bezig bent, zoeken naar de juiste schaal. In kwetsbare wijken moet je je richten op de kleine schaal.”

Daarnaast zou beleid veel meer moeten uitgaan van de burger en diens behoeften. “Sluit aan bij hoe de burger denkt en verbeter op basis daar-

van de woonomgeving. Bij de Haagse ministeries gaat dat mis, want die zijn functioneel ingericht.

Neem de overgang tussen vmbo en mbo: daar is de schooluitval het grootst. Wat is de oplossing?

Die kloof dichten, bijvoorbeeld met een doorlo- pende leerweg. Dat is helemaal niet ingewikkeld, maar het ministerie van Onderwijs krijgt het niet voor elkaar. Precies daar ging het ook fout met de Wmo (wet op de maatschappelijk ondersteu- ning): het duurde jaren voordat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport snapte hoe sociale netwerken functioneren, simpelweg omdat ze onvoldoende ankers in de grond had.

Bij Buurtzorg – een heel bekend voorbeeld – hadden ze dat wel door. Daar begrepen ze dat sociale professionals handelingsruimte nodig hebben en dat je doelen moet stellen waarop ze vanuit hun professionele rol trots kunnen zijn:

tevreden cliënten en binnen de begroting blij- ven. In plaats van allerlei spelregels van bovenaf die voor administratieve lastendruk zorgen.”

Ankers in de grond

De kerntaak om wijken vitaal te houden ligt bij de steden, betoogt Winsemius: “Zij hebben de ankers, zij kennen de temperatuur in buurten en de spelers die er actief zijn. Gemeenten zijn bij uitstek in staat om partijen te mobiliseren rond de thema’s van vandaag en samen met hen aan de slag te gaan met concrete oplossingen.”

Gemeenten hebben ankers in de grond: ze kennen de temperatuur in de wijken en de

spelers die er actief zijn

INHOUD 10/31

Werken aan vitale wijken_Pieter winsemius

(11)

1. Sociale hypotheek

Praktijk voor-

beelden Dolphia

INHOUD 11/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_1. Sociale hypotheek Dolphia

(12)

In de Enschedese volksbuurt Dolphia ondersteunt de gemeente bewoners bij de ontwikkeling van een eigen buurthuis. Met een sociale hypotheek voor de bouw van het buurthuis worden het fysieke en soci- ale domein direct met elkaar verbonden:

de realisatie van maatschappelijk vastgoed wordt benut om bewoners te activeren en de sociaal-economische situatie in de wijk te verbeteren.

Dolphia is begin vorige eeuw gebouwd als com- pact tuindorp voor textielarbeiders. Tien jaar geleden is een groot aantal woningen en een buurthuis gesloopt. Doordat de geplande nieuw- bouw in Dolphia niet van de grond kwam, telt de buurt nog maar circa 560 inwoners, meren- deels gehuisvest in goedkope huurwoningen van woningcorporatie Ons Huis. De buurt kent sociale problemen op het terrein van school- uitval, werkloosheid, een laag inkomensniveau, schuldenproblematiek en veel bewoners staan argwanend tegenover instanties.

Tegenprestatie voor de wijk

In een aangrenzende buurt is een nieuwe wijk- accommodatie gerealiseerd, maar de bewoners van Dolphia voelden zich daar niet thuis. In 2016 dienden ze een petitie in bij de gemeente. Ze vestigden aandacht op de sociaal-maatschap- pelijke problematiek in hun buurt en spraken

de behoefte uit aan een ontmoetingsplek in het hart van hun buurt. De eerste reactie van de gemeente was dat ze er niet aan mee wilden werken, omdat dit niet paste in het beleid. Bij nader inzien besloot de gemeente toch om de wens van de Dolphianen via een vernieuwend concept mogelijk te maken. Voorwaarde was dat de wijkbewoners zich actief inzetten voor de rea- lisatie en het beheer van het nieuwe buurthuis.

Hiervoor is een nieuw instrument ontwikkeld: de sociale hypotheek. De gemeente stelt een lening beschikbaar voor de bouwkosten en de exploi- tatie, die door bewoners kan worden afgelost door het leveren van een tegenprestatie die ten goede komt aan de wijk – enerzijds in de vorm van het organiseren van activiteiten, anderzijds in de vorm van maatschappelijke effecten.

Aflossingswijzen

De sociale hypotheek heeft een looptijd van tien jaar, waarbij het bedrag op drie manieren kan worden afgelost: door het organiseren van acti- viteiten, door verbeteringen in de statistische

indicatoren van de wijk en door de opbrengsten uit de exploitatie van het buurthuis. Er wordt een bewonersbedrijf opgericht om het buurthuis te exploiteren. Bij de aflossing door activitei- ten en verbeteringen van de statistieken vindt geen overdracht van geld plaats, maar lossen de bewoners de hypotheek af door het realiseren van maatschappelijke waarde (en vermijding van maatschappelijke kosten). Voor de gemeente is het buurthuis namelijk geen einddoel, maar een middel om bewoners te empoweren. De ver- houding tussen de drie manieren van aflossen verschuift gedurende de tien jaar. In de eerste jaren ligt de nadruk op het organiseren van acti- viteiten. Na enkele jaren verschuift het accent naar een verbetering in specifieke statistische indicatoren.

Scorekaart

Om de maatschappelijke effecten financieel te kunnen vertalen, is een selectie gemaakt van indicatoren waarmee sociale effecten meetbaar gemaakt kunnen worden. Vervolgens worden hieraan financiële waarden verbonden. Samen met de bewoners werkt de gemeente aan een scorekaart met gewenste sociale effecten. Een daling van het aantal voortijdige schoolverlaters met een procent kan bijvoorbeeld 1.500 euro opleveren. Hoe die scorekaart eruit zou kunnen zien, is weergegeven in de tabel.

De bewoners lossen de hypotheek af door het realiseren van maat- schappelijke waarde

INHOUD 12/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_1. Sociale hypotheek Dolphia

(13)

Modulaire uitvoering

De bouw van het buurthuis gaat eind 2017 van start. De gemeente heeft een welszijnswerker ingezet om de bewoners te ondersteunen bij de uitdagingen die zij gaandeweg zullen tegen- komen. In januari 2017 bestond er een lijst van ruim zestig vrijwilligers die zich willen inzetten voor het buurthuis. Deze bewoners snappen het systeem van de sociale hypotheek en beseffen dat ze met hun acties kunnen bijdragen aan de wijk. Hoewel er veel animo is onder bewoners, is het aantal kartrekkers beperkt. Desondanks zijn er al verschillende initiatieven gestart, zoals een meidengroep en jongensgroep die sociale vaardigheden trainen. Door het gebouw modu- lair te bouwen, kan de motivatie van bewoners worden vastgehouden: naarmate de sociale hypotheek wordt afgelost, worden stapsgewijs onderdelen toegevoegd. Mocht de ontwikke- ling van het buurthuis onverhoopt spaak lopen, dan wordt het onderpand eigendom van de gemeente, die er dan een andere bestemming voor kan zoeken.

Thema Waardering

Thema: Werken en meedoen

Indicator 1: % in bijstand Afname verschil met stedelijk % WWB uitkeringen met 0.1% = 750 euro

Indicator 2: gemiddeld inkomen Afname verschil inkomen met stedelijk gemiddelde met 1.000 euro = 5.5000 euro

Thema: Zorg en ondersteuning

Indicator 1: uitgaven WMO / Jeugd Relatieve afname kosten WMO/Jeugd (verdisconteerd met % stedelijke stijging of daling) = 30% voor bewonersbedrijf Indicator 2: Eenzaamheid ouderen N.t.b.

Thema: Jeugd en Onderwijs

Indicator 1: % vroegtijdig schoolverlaters Afname verschil met stedelijk per 1 % = 1.500 Indicator 2: Jongeren lid van sportvereniging Afname verschil met stedelijk per 1 % = 1.000

Thema: Schoon Heel en Veilig

Indicator 1: meldingen openbare ruimte Elk 0,1% vermindering verschil met stedelijk gemiddelde t.o.v.

nulmeting = 125 euro

Indicator 2: cijfer waardering openbare ruimte Elke stijging van 0,1 punt van het cijfer voor de kwaliteit v/d leefomgeving = 250 euro

Thema: Veiligheid

Indicator 1: inbraken Afname verschil met stedelijk gemiddelde = 500 euro per 1/1000 Indicator 2: meldingen overlast drank en drugs N.t.b.

Tabel: Conceptversie van de scorekaart met gewenste sociale effecten en waardering voor de sociale hypotheek.

INHOUD 13/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_1. Sociale hypotheek Dolphia

(14)

Emmerhout is de oudste woonerfwijk van Nederland. Tegenwoordig tekenen zich in deze Emmense uitbreidingswijk uit de jaren zestig een aantal negatieve ontwikkelingen af, zoals een toename van sociaaleconomisch kwetsbare groepen en hulpbehoevende huishoudens. Om de wijk van een positieve impuls te voorzien, is in 2014 het bewoners- bedrijf ‘Op Eigen Houtje’ opgericht.

Bewonersbedrijf ‘Op Eigen Houtje’ is gebaseerd op de uitgangspunten die – geïnspireerd op voor- beelden uit het verenigd Koninkrijk – het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) heeft opgesteld: onafhankelijk en zelfvoorzie- nend, geïnitieerd en bestuurd door bewoners en gericht op samenwerking met bewonersvereni- gingen, lokale overheid, instellingen en bedrijven.

Het bewonersbedrijf kwam tot stand met finan- ciële steun van de gemeente Emmen, lokale organisaties en fondsen. Uiteraard met het doel om op eigen benen te kunnen staan.

2. Bewonersbedrijf Op Eigen

Houtje

INHOUD 14/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_2. Bewonersbedrijf Op Eigen Houtje

(15)

Verdienmodel

Het bewonersbedrijf is gehuisvest in een voor- malig schoolgebouw dat in eigendom is van de stichting bewonersbedrijf ‘Op Eigen Houtje’. ”Het gebouw is een middel en niet een doel”, bena- drukt bedrijfsleider Anton Bardie. Hij gebruikt de metafoor van een ballon: “De activiteiten, initiatieven en bedrijven in het gebouw vormen de lucht die de ballon opblaast. Want zonder activiteiten heeft het gebouw weinig betekenis voor de wijk.” Inkomsten worden gegenereerd door zaalverhuur, een sociaal restaurant en een warenhuis. Ook het aanbieden van acti- viteiten, catering, een klussendienst en een vervoersdienst levert inkomsten op. Andere verdienmodellen zijn nog in ontwikkeling. Winst moet in de toekomst terugvloeien naar de wijk.

Epicentrum van Emmerhout

Het bewonersbedrijf is het epicentrum voor activiteiten in de wijk en de directe omgeving. In totaal zijn acht maatschappelijke organisaties, vier bedrijven en zeven bewonersinitiatieven gevestigd in het bewonersbedrijf. Zoals een cate- ringservice, dagbesteding, schoonheidssalon, bibliotheek, dansvereniging en Wijkbelangen Emmerhout. Er zijn ongeveer veertig vrijwilligers en enkele betaalde krachten actief. Het betrek- ken van een brede groep bewoners blijft echter moeilijk. Volgens Bardie is het belangrijk om een gevoel van eigenaarschap onder bewoners te

stimuleren. “Het bewonersbedrijf wil het aantal betaalde krachten graag uitbreiden, want som- mige lastige of dagelijkse klussen kunnen we moeilijker van vrijwilligers vragen. Dit kunnen overigens ook mensen zijn met een afstand tot de arbeidsmarkt, die in de buurt werkervaring willen opdoen bij het bewonersbedrijf als opstap naar betaald werk. Meer betaalde krachten zor- gen voor meer stabiliteit.

Bijdrage aan de wijk

De gemeente Emmen beschouwt het bewoners- bedrijf vooral als experiment. De direct betrok- kenen zien het bewonersbedrijf liever als volwaardige sociale onderneming. Desondanks is het bedrijf drie jaar na oprichting nog niet winstgevend. Vanaf 2018 wil het bewonersbe-

drijf winstgevend gaan draaien, zodat ze ook kan bijdragen aan andere wijkprojecten. “Hoe- wel het Bewonersbedrijf een belangrijke sociale functie in de wijk vervult, is het ingewikkeld om de maatschappelijke meerwaarde van het bewonersbedrijf aantoonbaar te maken”, vertelt Bardie. Hij onderzoekt of nieuwe concepten, zoals social impact bonds hierbij kunnen hel- pen. “De kunst is om tastbaar te maken wat het bewonersbedrijf oplevert, zodat daardoor mak- kelijker nieuwe financieringsbronnen kunnen worden aangeboord”. Bardie kiest bewust voor een bedrijfsmatige benadering van de bedrijfs- voering, met een visie, doelstellingen en een marketingplan, om te laten zien dat de formule van het wijkbedrijf levensvatbaar is.

De kunst is om tastbaar te maken wat het bewonersbedrijf oplevert, zodat daardoor makkelijker nieuwe

financieringsbronnen kunnen worden aangeboord

INHOUD 15/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_2. Bewonersbedrijf Op Eigen Houtje

(16)

3. Inponden van particulier bezit

In veel kwetsbare wijken, is de kwaliteit van de goedkope particuliere woningvoorraad problematisch. De eigenaar-bewoners van veelal voormalige corporatiewoningen zijn lang niet altijd in staat of bereid om het onderhoud van hun woning op peil te hou- den en overheden zijn vaak machteloos om in te grijpen. Parkstad Limburg experimen- teert met het inponden van particulier bezit:

voormalige sociale huurwoningen woningen worden teruggebracht naar de corporatie- sector.

In de Stadsregio Parkstad Limburg – een samen- werkingsverband van negen gemeenten in de oostelijke mijnstreek in Zuid-Limburg – neemt de leegstand toe als gevolg van een daling van het aantal huishoudens. Het afgelopen decennium zijn daarom duizenden sociale huurwoningen gesloopt in de regio. Veel ster- ker dan verwacht nam de druk op het sociale huursegment toe, mede door de economische crisis. In de particuliere woningvoorraad is sprake van een toenemend overschot aan incourante koopwoningen, die onverkoopbaar zijn of een zeer lage marktwaarde hebben. Op verzoek van

INHOUD 16/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_3. Inponden van particulier bezit

(17)

de Stadsregio onderzochten woningcorporaties de business case om particuliere woningen te verwerven en deze vervolgens na renovatie te verhuren. Aangezien dit veelal woningen betref- fen die in het verleden door corporaties zijn uitgepond, wordt gesproken van ‘inponden’.

Verwerven, verduurzamen en verhuren De Stadsregio en de woningcorporaties inven- tariseerden samen waar vraag en aanbod niet meer op elkaar aansloten en welke woningen als

‘onverkoopbaar’ werden aangemerkt. Er is een model uitgewerkt waarin een particuliere partij in deze gebieden woningen aankoopt en deze ver- volgens grondig renoveert (naar label B of C). De woningcorporatie koopt deze woningen ‘terug’.

Er wordt een marge gehanteerd om de renovatie- kosten te dekken, maar het is niet de bedoeling dat het object met winst wordt verkocht.

Financiële constructie

De provincie Limburg en de Stadsregio Parkstad Limburg hebben voor deze pilot gezamenlijk een lening beschikbaar gesteld van 200.000 euro. Een woningcorporatie heeft een bedrag gereserveerd op de begroting voor de aankoop van minimaal twintig woningen per jaar. De begin 2017 ingevoerde vrijstelling van de ver- huurderheffing bij de aankoop van panden door woningcorporaties in krimpgebieden neemt een financiële barrière voor corporaties weg. De kosten van de projectontwikkelaar voor finan- ciering en verbouwing worden verdisconteerd in het vooraf vastgestelde aankoopbedrag. Vooraf zijn ook kwaliteitseisen vastgesteld en om het aankoopproces transparant te houden worden woningen via een aankoopmakelaar in behande- ling genomen.

Breuk met het verleden

Begin 2017 is de aanpak als pilot gestart en na vier maanden zijn de eerste zes woningen aan- gekocht. Inmiddels zijn ook andere Limburgse corporaties geïnteresseerd in deze methode.

Bijzonder aan deze pilot is dat ze breekt met het beleid waarin corporaties de afgelopen decennia actief bezit hebben afgestoten om de koopsector te vergroten. In kwetsbare gebieden oefent een overschot aan goedkope, kwalitatief problematische particuliere woningen echter een negatieve invloed uit op de leefbaarheid. De werkwijze staat haaks op traditionele procedu- res en samenwerkingsverbanden: corporaties denken normaliter in ‘verkoop’, opereren

‘complexgericht’ en werken samen met grote aannemers en ketenpartners. Het is daarom essentieel dat het interne proces van de corpo- ratie goed wordt ingeregeld op deze werkwijze.

Parkstad Limburg monitort de voortgang en registreert knelpunten. Als de pilot succesvol is, kan het concept ook elders worden toegepast, bijvoorbeeld in stadswijken waar weinig vraag of druk is vanuit de markt.

Inmiddels zijn ook andere Limburgse woning-

corporaties geinteresserd in deze methode

INHOUD 17/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_3. Inponden van particulier bezit

(18)

Sinds het begin van de economische crisis nam het aantal aanvragen voor schuldhulp- verlening sterk toe. In kwetsbare wijken wonen veel mensen met een zwakke sociaal- economisch positie bij wie het vaker voorkomt dat ze hun rekeningen niet meer kunnen betalen. Schulden zorgen er niet alleen voor dat iemand slechter gaat functioneren, maar leiden vaak ook tot hoge maatschappelijke kosten. Om vroegtijdig in te grijpen, is in Zoetermeer Meldpunt EMMA opgericht.

Professionals en vrijwilligers van verschillende hulporganisaties stuitten in Zoetermeer op dezelfde knelpunten op het terrein van schul- den. Woningcorporaties misten een centraal aanspreekpunt voor huurachterstanden en hulpverleners kwamen los van elkaar bij bewo- ners over de vloer, omdat afstemming vaak te laat plaatsvond. Omdat alle partijen vroegtijdig signaleren belangrijk vinden, is meldpunt EMMA opgericht: Eerder Melden, Minder Achterstanden.

“Schulden komen nooit alleen”, zegt Mariska Overgaag, coördinator van het meldpunt. “Vaak

4. Eerder Melden, Minder Achterstand

INHOUD 18/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_4. Eerder melden, minder achterstand

(19)

spelen er binnen hetzelfde huishouden ook andere sociale, fysieke of psychische proble- men. Denk aan depressie, verslaving of huiselijk geweld. Vroegtijdig ingrijpen kan een negatieve spiraal voorkomen.” In november 2016 startte een pilot van zes maanden. De gemeente heeft inmiddels besloten dat ze de operationele inzet in 2017 blijft bekostigen.

Procesregie zonder wachtlijsten

Meldpunt EMMA is geen nieuwe organisatie, maar een vorm van procesregie, met als doel financiële problemen eerder in beeld te krijgen en effectief hulp te bieden. Alle lokale schuld- hulpinstanties doen mee, waardoor één proces ontstaat voor alle bewoners van Zoetermeer. De afspraak ‘geen wachtlijsten’ is een belangrijk uit- gangspunt van EMMA: de capaciteit is berekend op het direct aanbieden van hulp, om te voorko- men dat schulden verder oplopen. De betrokken crediteuren zijn nu woningcorporaties, maar de ambitie is om ook de zorgverzekeraars en aanbieders van nutsvoorzieningen (gas, water en licht) te betrekken. De eerste schulden zijn doorgaans zichtbaar bij de Belastingdienst, ver- volgens de zorgverzekering, nutsvoorzieningen en dan pas de huur.

Als een crediteur een betalingsachterstand van twee maanden bij EMMA meldt, gaat een pro- fessional bij het huishouden op bezoek. In dit

gesprek wordt breed gekeken naar de persoon- lijke situatie en de knelpunten. De professional kent het zorgaanbod van de verschillende orga- nisaties in Zoetermeer en kan in overleg met het huishouden de juiste hulpvraag formuleren. In het tweede gesprek wordt de deelnemer door de professional, tijdens een ‘warme overdracht’, gekoppeld aan één of meerdere programma’s of hulpverleningsorganisaties. Bij dit gesprek zijn alle betrokkenen aanwezig. Een openstaande huurschuld wordt ‘on hold’ gezet zolang de bewoners de lopende huur betalen en gewerkt wordt aan een oplossing voor de achterstand.

Elke twee weken zorgen de hulpverlenende instanties voor terugkoppeling over de voortgang.

De capaciteit van EMMA is veertig meldingen per maand. In de eerste maanden kwamen tus- sen de twintig en dertig meldingen per maand binnen. Wat de professionals vaak horen, is dat mensen zelf moeite hebben met hulp zoeken en blij zijn dat ze worden benaderd. In de praktijk wordt ongeveer 75 procent van de doorgegeven

adressen bereikt en 25 procent niet. De ervaring leert verder dat hulpverleningstrajecten kor- ter duren dankzij snelle reactie van betrokken instanties. “Dure en langdurige routes worden hiermee voorkomen. De winst zit daarnaast in de betere communicatie tussen de hulpverlening en woningcorporaties”, aldus Overgaag.

Vermeden maatschappelijke kosten

De pilot is uitgevoerd met financiële steun van de gemeente Zoetermeer, Fonds1818 en het Oranjefonds, om de uren te dekken die worden gemaakt voor het bezoeken van huishoudens en het intakegesprek. De inzet van overige hulpver- lening valt onder de afspraken over het reguliere zorgaanbod van instellingen. Een uitdaging is om de maatschappelijke kosten zichtbaar te maken die dankzij deze preventieve maatregel vermeden zijn. Zo kost huisuitzetting voor een woningcorporatie tot 10.000 euro en de maat- schappelijke kosten kunnen zelfs oplopen tot een ton. Het is de bedoeling dat ook crediteuren gaan bijdragen aan EMMA. Uitgespaarde cura- tieve kosten kunnen een motief zijn om hieraan bij te dragen. De werkwijze van EMMA kan ook elders worden toegepast. Overgaag: “Het hulp- verleningslandschap en de betrokken actoren verschillen per gemeente, maar in principe is een dergelijke aanpak overal op te zetten.”

De capaciteit is berekend op het direct aanbieden van hulp, om te voor- komen dat schulden verder oplopen

INHOUD 19/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_4. Eerder melden, minder achterstand

(20)

Parkstad

Om de klimaatdoelen uit Parijs te realiseren is het nodig om tot een versnelling te komen van duurzaam opgewekte energie. Dat kan ook in kwetsbare wijken. Om tot grootscha- lige uitrol van zonnepanelen op bestaande woningen te komen, ontwikkelde de Stads- regio via een pilot in de gemeente Landgraaf een project waarmee particulieren zeer mak- kelijk en tegen relatief gunstige kosten via hun gemeente panelen kunnen aanschaffen.

De Stadsregio Parkstad Limburg bracht in kaart welk potentieel de regio heeft voor het opwekken van duurzame energie. Vanwege het overwegend verstedelijkte karakter van de regio liggen er vooral grote kansen op het gebied van zonne-energie. De Stadsregio wil versneld zon- ne-energie opwekken door deze technologie ook voor minder kapitaalkrachtige huishoudens bereikbaar te maken. Uitgangspunten zijn het ontzorgen van de burger en het wegnemen van de drempel van een hoge initiële investering.

Iedereen kan meedoen

De Stadsregio ontwikkelde een aanbod dat pri- mair bedoeld is voor woningeigenaren, maar ook

5. Zonnepanelenproject

verenigingen en scholen kunnen deelnemen.

Huurders bij een woningcorporatie moeten eerst toestemming vragen. In de regio staan 65.000 koopwoningen waarvan de komende drie jaar 7.250 via dit project van zonnepanelen moeten worden voorzien. De betrokken gemeenten organiseren informatiebijeenkomsten voor

geïnteresseerde inwoners waar het project en het aanbod wordt toegelicht. Er is een aanbeste- ding uitgeschreven om een serviceprovider te selecteren die de werving, installatie, onderhoud en financiële afhandeling uitvoert namens de gemeenten.

INHOUD 20/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_5. Zonnepanelenproject Parkstad

(21)

Maximale ontzorging

Het aanschaffen en installeren van vijftien zon- nepanelen inclusief toebehoren kost 8.834 euro.

Dit bedrag is inclusief rente, vijftien jaar garantie en onderhoud van de gemeente en de admini- stratiekosten. Bij interesse sluit de bewoner een contract af met de gemeente waarin staat dat ze dit bedrag in vijftien jaar terugbetaalt. Voor de bewoner is het aanbod aantrekkelijk vanwege de lagere energierekening, het contract inclusief service met de gemeente en de BTW-teruggave aan het begin van de contractduur. Deelnemers hebben vanaf de eerste maand al financieel voordeel, want de maandelijkse aflossing wordt betaald uit de besparing op de huidige maande- lijkse energierekening.

De voorfinanciering wordt gedaan door de betrokken gemeenten. Door de aflossing en rente is dit gedeelte uiteindelijk kostenneutraal voor de gemeente. De serviceprovider int elke maand de aflossing en rente bij de bewoner en maakt dit geld over aan de gemeente. De pro- vider ontvangt een percentage van de afdracht van de bewoner voor het onderhoud, maar deze draagt ook het risico van wanbetaling. Een belangrijk uitgangspunt is dat iedereen mee kan doen, dus ook lagere inkomensgroepen. Daar zorgt de financieringsconstructie voor. Boven- dien is ervoor gekozen om geen BKR-toets uit te voeren bij het verstrekken van de lening. Dit

betekent geen extra risico voor de gemeente.

Het debiteurenrisico ligt immers bij de service- provider.

De service is ongeveer 400 euro duurder dan wanneer een huishouden op de vrije markt zon- nepanelen koopt en in één keer zelf afrekent.

Overigens kunnen deelnemers de lening ook versneld of zelfs in één keer aflossen. Wanneer de bewoner verhuist zijn er twee opties: het hele bedrag in één keer aflossen en de meerwaarde verdisconteren in de prijs van de woning, of de lening en het contract overdragen aan de nieuwe bewoner.

Voortvarende start

Na een pilot in de gemeente Landgraaf tussen 2014 en 2016, waarin 600 woningen van zonne- panelen zijn voorzien, startte het project begin 2017. Om het onderwerp onder de aandacht te brengen zijn twintig informatieavonden georga- niseerd die goed bezocht zijn. In twee tranches moet het totaal aantal worden behaald. Voor de

eerste trance van 3.625 woningen vroegen in de eerste maanden al meer dan 3.100 huishoudens een offerte aan. Deze aanmeldingen zijn een dwarsdoorsnede van de verschillende gemeen- ten en de verschillende bevolkingsgroepen.

Energietransitie versnellen

De gemeenten willen geen monopoliepositie innemen op de markt van zonnepanelen. Een bedrijf spande een rechtszaak tegen Parkstad Limburg wegens marktbederf, maar zonder succes. Marktpartijen hebben naar aanleiding van het initiatief prijsvergelijkingen in de lokale krant gezet. Zij kunnen weliswaar een goedkoper product aanbieden, maar zonder de geboden financieringsconstructie en de garantie van vijftien jaar via de gemeente. Wanneer inwoners gebruik maken van andere aanbieders, is dat welkom. Het doel is immers om de energietran- sitie te versnellen en meer zonnepanelen in de regio te realiseren. Uit de evaluatie van de pilot in Landgraaf blijkt dat de gerealiseerde groei met 600 woningen vanuit het pilotproject hebben geleid tot een extra spin-off, dus bovenop de autonome toename van zonnepanelen op basis van het landelijk gemiddelde. Bovendien draagt het project bij aan bewustwording over verduurzaming, waardoor het de voedingsbodem kan versterken voor andere verduurzamings- initiatieven.

Uitgangspunten zijn het ontzorgen van de burger en het wegnemen van de drempel van een hoge initiële investering

INHOUD 21/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_5. Zonnepanelenproject Parkstad

(22)

Nederland verstedelijkt, vergrijst, digitali- seert en individualiseert. PostNL onderzoekt hoe ze met de inzet van haar logistieke netwerken, maatschappelijk toegevoegde waarde kan bieden. Hiertoe ontwikkelt het bedrijf vernieuwende concepten, waarbij ze het logistieke netwerk voor pakketten en brieven combineert met opdrachten die meerwaarde voor buurten, straten of wijken opleveren.

Omdat de postbezorgers van PostNL dagelijks in wijken aanwezig zijn, kunnen aanvullende dien- sten tegen lage kosten worden geleverd. Sinds 2015 heeft PostNL diverse concepten uitge- probeerd, waarbij is gekeken naar verschillende mogelijkheden van postbezorgers: signaleren, registreren, informeren en enquêteren. Maat- schappelijke en commerciële doelstellingen gaan hand in hand. “De nieuwe diensten zijn belangrijk voor de groei van PostNL in een krim- pende postmarkt”, vertelt Rozemarijn de Feijter van PostNL.

Maatschappelijke meerwaarde

In de pilots wordt niet alleen getest of een opdracht past binnen een maatschappelijk doel, maar ook of de werkzaamheden aansluiten bij het werk van de postbezorgers. Meedoen is vrijwillig. De postbezorger krijgt vooraf een trai- ning en ontvangt een vergoeding voor de extra werkzaamheden. De Feijter: “De ronde van een postbezorger duurt gemiddeld drie uur, waarna

6. Nieuwe rol postbezorgers

in de wijk

INHOUD 22/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_6. Nieuwe rol postbezorgers in de wijk

(23)

tijd overblijft voor extra activiteiten. Die activi- teiten moeten tijdens of na de ronde worden uitgevoerd en mogen geen effect hebben op het bezorgen van de post.” De door de postbezor- gers verzamelde informatie wordt verwerkt door het datacentrum van PostNL en geleverd aan de opdrachtgever. PostNL maakt goede afspra- ken met de opdrachtgever over de veiligheid en privacy voor bewoners en postbezorgers. Bij de evaluatie wordt zowel gekeken naar de tevreden- heid bij de klant en de betrokken postbezorgers, als naar de maatschappelijke meerwaarde en de business case.

Er zijn pilots uitgevoerd in opdracht van ver- schillende gemeenten, waterschappen en groenbeheerders:

• In Schiedam-Oost zijn postbezorgers inge- zet om overlast en vervuiling in de openbare ruimte te monitoren. Ze maakten dagelijks foto’s van de vuilcontainers, die door het data- centrum van PostNL werden geclassificeerd van vrijwel schoon naar extreem vies, zodat de reinigingsdienst gerichte inzet kon leveren.

Ook is in kaart gebracht in welke delen van de wijk het meest vervuiling optrad.

• Met de Milieudienst Twente is een pilot uitge- voerd rond de bestrijding van onkruid in de openbare ruimte. De Milieudienst wilde drie alternatieven voor chemische bestrijdingsmid- delen in de praktijk testen. De postbezorgers maakten elke week met hun smartphone en app van PostNL foto’s van geselecteerde plekken om te monitoren welke methode het beste werkte.

• Met groenbeheerder Verheij BV startte PostNL met een pilot in de gemeente Stichtse Vecht waarbij 130 postbezorgers tijdens hun ronde foto’s maken waarmee Verheij BV kan bepalen waar onderhoud nodig is. Het doel is dat bewo- ners meer tevreden zijn over het onderhoud in de openbare ruimte, dat de gemeente minder klachten ontvangt en dat Verheij BV efficiënter kan werken.

• In opdracht van de gemeente Rotterdam bezoeken postbezorgers bewoners van 75 jaar en ouder om een vragenlijst af te nemen. Voor de ouderen bleek het logisch om de postbe- zorger te ontvangen, omdat dit een bekend gezicht is. Als een signaal van een hulpvraag wordt waargenomen, wordt dit gemeld bij andere instanties.

• Voor Waternet Amsterdam is een pilot uitge- voerd om de watermeterstand op te nemen bij huishoudens die dit niet uit eigen beweging doorgeven. Voor postbezorgers was dit wen- nen: aanbellen en naar binnen gaan, was een nieuwe stap. De succesvolle proef heeft inmid- dels een vervolg gekregen.

Veilige en neutrale rol

De ervaringen met lopende en afgeronde pilots zijn overwegend positief: het merendeel van de pilots is succesvol afgerond met tevre- den opdrachtgevers. Postbezorgers moeten wel wennen aan hun nieuwe rol, maar zien de extra werkzaamheden als een waardevolle toe- voeging. PostNL ziet vooral mogelijkheden in werkzaamheden die passen bij de veilige en neutrale rol van de postbezorger in de wijk. De Feijter: “De meerwaarde van PostNL zit vooral in het verfijnen van het informatienetwerk op gebiedsniveau. De postbezorger is een vriend van de wijk, een verbinder, maar geen specialist.

Hij signaleert en brengt mensen en organisa- ties met elkaar in contact en laat specifieke werkzaamheden over aan deskundigen.” De komende periode worden meer pilots uitgevoerd om ervaring op te doen en samen met klanten te bekijken welke oplossingen geschikt zijn voor opschaling.

Bij de evaluatie wordt zowel gekeken naar de tevredenheid bij de klant en de betrokken postbezorgers, als naar de maatschappelijke meerwaarde en de business case

INHOUD 23/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_6. Nieuwe rol postbezorgers in de wijk

(24)

door bestaande activiteiten en lopende proces- sen uit te lijnen. Het programma wordt samen met uiteenlopende partijen opgebouwd rond het thema gezondheid, naar het idee van de ‘man made Blue zone’. De term verwijst naar een boek van Dan Buettner (2015) waarin hij plekken op de wereld onderzoekt waar mensen significant

ouder worden dankzij bepaalde leefgewoonten die hun gezondheid positief beïnvloeden.

Welzijn van bewoners centraal

Gezondheid wordt in Selwerd uitgelegd als ‘het welbevinden en welzijn van bewoners verbe- teren’. Fysieke en sociale maatregelen in de Ten tijde van de bouw in de jaren zestig was

Selwerd een zeer geliefde wijk, maar vijftig jaar later blijft de wijk sociaal en fysiek achter bij andere wijken. In vergelijkbare Groningse wijken vond immers grootschalige stedelijke vernieuwing plaats, maar in Selwerd staat geen grote fysieke aanpak te wachten. In de wijk tekenen zich groeiende concentraties van kwetsbare groepen af. Met een nieuwe manier van samenwerken wil de gemeente Groningen het tij keren. Gezond leven en wel- bevinden in de wijk staat centraal.

In Selwerd nam de gemeente het initiatief voor een integraal wijkprogramma, dat gericht is op het betrekken van bewoners bij de wijk én het verbinden van bekende en nieuwe partijen. Het streven: slim en chirurgisch aan de slag gaan door een sterk netwerk op te bouwen. Niet door allerlei nieuwe plannen te maken, maar vooral

Selwerd

7. De

gezonde wijk

INHOUD 24/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_7. De gezonde wijk Selwerd

(25)

woonomgeving moeten de gezondheid van bewoners positief beïnvloeden en de wijk als geheel versterken. Het is de bedoeling om rond dit thema zowel bewoners te activeren, als samenwerking op te bouwen met bestaande partners en nieuwe partijen, waaronder het Universitair Medisch Centrum Groningen en zorgverzekeraars. De gemeente neemt de regierol op zich: eind 2016 is samen met allerlei partijen die actief zijn in de wijk gestart met een verkenning. De indicatoren uit het wijkkompas vormden de leidraad, waarbij de ambitie is dat alle indicatoren die nu rood scoren, op termijn geel (stedelijk gemiddelde) of groen (beter dan het stedelijk gemiddelde) kleuren. Bij elk onder- werp is aan partijen gevraagd: ‘wat gaan jullie op dit thema doen?’.

Actieplan

De agenda’s van partijen kwamen open op tafel te liggen. Het overzicht dat ontstond is uitgewerkt tot een kaart waarop bestaande en geplande activiteiten zijn weergegeven.

De volgende stap is het onderling afstemmen van de resultaten en activiteiten. De aanleg van een warmtenet kan bijvoorbeeld worden

gecombineerd met het creëren van een nieuwe 30 km-zone, met een initiatief dat bewoners stimuleert hun voortuin aan te pakken of met individuele bewonersgesprekken waarin het aanbod van het WIJ-team (sociaal team) onder de aandacht wordt gebracht. In de loop van 2017 wordt een actieplan met pilotprojecten opgesteld. Het verbinden van korte en lange termijndoelen is een uitdaging: hoe kom je tot slimme combinaties waarmee korte en lange termijn-projecten elkaar kunnen versterken?

Investeringen

De aanpak legt zich toe op onderlinge afstem- ming en bundeling van investeringen. De gemeente investeert de komende jaren 2,5 miljoen euro in de wijk, opgebracht vanuit bestaande middelen. Daarnaast hoopt de gemeente met dit programma fondsen te wer- ven, zoals onderzoeksgelden of middelen van zorgverzekeraars. De kaart van activiteiten is een eerste resultaat voor informatievoorziening en onderling overleg tussen partijen en met bewo- ners. Ook zijn het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen betrokken. Deze par-

tijen hebben er belang bij om de data waarover de gemeente, wijkteams en woningcorporaties beschikken in de wijk te verzamelen. Naast ken- nis genereert dit meer aandacht voor de wijk en mogelijk ook nieuwe investeringen door deze nieuwe partijen.

Interactie en contact is cruciaal

Het ontwikkelen van partnerschappen en samen- werking met bewoners vraagt om interactie en contact: langs de deuren gaan is tijdrovend, maar wel het meest effectief. Daarom worden eerst bewoners van enkele straten benaderd.

Vervolgens moet de boodschap in de buurt gaan resoneren. Ook het aansluiten bij de leefwereld is belangrijk. Al in de eerste gesprekken bleek dat de naam Blue Zone veel te abstract is. Tot slot staat de gemeente voor de uitdaging om initia- tieven die burgers zelf ontplooien, bijvoorbeeld vanuit het Wijkbedrijf Selwerd, te verbinden met het bredere thema van de gezonde wijk.

Fysieke en sociale maatregelen in de woonomgeving moeten de gezondheid van bewoners positief

beïnvloeden en de wijk als geheel versterken

INHOUD 25/31

Werken aan vitale wijken_Praktijkvoorbeelden_7. De gezonde wijk Selwerd

(26)

Willen we steden aantrekkelijk en evenwichtig houden, dan is het belangrijk om te voor- komen dat buurten afglijden. Dit magazine schetst in vogelvlucht hoe steden kunnen omgaan met deze uitdaging. Maar vormen de gepresenteerde aanpakken een antwoord op de knelpunten en problemen die we in onze analyse constateerden? Welke kansen en knelpunten manifesteren zich? Waar liggen blinde vlekken? En wat betekent dit voor de toekomstige aanpak van kwetsbare wijken?

Wat de hier beschreven cases gemeen hebben, is dat ze inspelen op de veranderde realiteit waarbinnen de aanpak van wijken vandaag de dag plaatsvindt: kleinschalig, met fors minder overheidsmiddelen, dichtbij de leefwereld van de burger en waar mogelijk in samenspraak of interactie met die burger. Een verschuiving die

Platform31 eerder voorspelde in de essays Stedelijke vernieuwing op uitnodiging (2012) en Steden van waarde (2015). Niet alle gepresen- teerde aanpakken zijn baanbrekend of radicaal vernieuwend, maar dat hoeft ook niet. Meldpunt EMMA vertoont bijvoorbeeld overeenkomsten met schuldpreventietrajecten elders, maar in Zoetermeer heeft men in korte tijd succes geboekt. Sommige initiatieven rekenen juist af met traditionele manieren van werken en denken over wijkaanpak. Zo doorbreekt Gro- ningen een top down-beleidstraditie door in Selwerd partnerschappen met burgers en lokale instellingen en bedrijven te smeden. Ook bij de sociale hypotheek in de Enschedese wijk Dolphia zien we nieuwe verhoudingen ontstaan. De gemeente is bereid te investeren in een nieuw buurthuis in combinatie met harde eisen aan het zelforganiserend vermogen van burgers.

voortbouwen

en vernieuwen

Reflectie:

INHOUD 26/31

Werken aan vitale wijken_Reflectie: voortbouwen en vernieuwen

(27)

Anders (samen)werken

Het veranderde krachtenveld rond de wijkaan- pak werkt door in de wijze waarop partijen en professionals in wijken opereren. Deels sprin- gen er partijen in het gat dat de afgelopen jaren ontstond door bezuinigingen op de sociale infrastructuur, waarbij het accent – mede door de decentralisaties – verschoof van samenle- vingsopbouw naar zorg en hulpverlening. Ook zien we hoe nieuwe partijen zich melden voor de aanpak van wijken of hoe bekende spelers, zoals PostNL zich nieuwe rollen aanmeten. De zeven casussen maken geen deel uit van meerjarige uitvoeringsprogramma’s. Vaak zijn ze sectoraal ingezet, omdat partijen signaleerden dat op een specifiek terrein actie nodig was. Bij sommige initiatieven wordt op een vernieuwende manier samengewerkt, zoals de Groningse benadering die draait om de gezondheid van de Selwer- ders. Bij bewonersbedrijven, zoals in Emmen, werken gemeenten, corporaties en het lokale bedrijfsleven samen. In Zuid-Limburg bundelen gemeenten op regionaal niveau hun krachten dankzij het samenwerkingsverband in de Stads- regio Parkstad.

De rol van gemeenten verandert

Bij gemeenten is een verschuiving zichtbaar van een initiërende en coördinerende rol, naar een gemeente die zich faciliterend opstelt: als partner van bewoners, maatschappelijke instel-

lingen en marktpartijen. Facilitering kan gaan over (co)financiering, maar ook over proceson- dersteuning en beleidsmatige of bestuurlijke rugdekking. Soms is sprake van een weder- kerig element, zoals de tegenprestatie die de gemeente Enschede verlangt van de buurtbe- woners uit Dolphia: de gemeente financiert het buurthuis, mits de bewoners zich inzetten voor de bouw en het beheer. Ook in Emmen speelt wederkerigheid een rol: winst uit het bewo- nersbedrijf vloeit terug naar de wijk. Voor veel gemeenten betekent deze rolverandering een zoektocht, omdat gemeenten minder direct kunnen sturen en sterker afhankelijk zijn van het eigen initiatief, de creativiteit en het doorzet- tingsvermogen van anderen.

Eigenaarschap en eigen kracht

Meer dan voorheen wordt in de hier gepresen- teerde praktijkvoorbeelden een beroep gedaan op de eigen kracht van burgers. Zo maakt de gemeente Enschede in Dolphia concrete afspra- ken over de inzet van buurtbewoners. Haar aanbod is constructief, maar niet vrijblijvend.

Ook in andere casussen spelen empowerment en het stimuleren van (mede-)eigenaarschap een rol. Meldpunt EMMA voorkomt dat de schuld niet verder oploopt, maar helpt cliënten tege- lijkertijd om regie te krijgen over hun financiële situatie.

INHOUD 27/31

Werken aan vitale wijken_Reflectie: voortbouwen en vernieuwen

(28)

In het persoonlijk benaderen en betrekken van burgers wordt veel energie gestoken, soms ook om het vertrouwen van bewoners (terug) te winnen. PostNL ziet vooral toekomst in concep- ten waarin postbezorgers, als frontliniewerkers, dicht bij de burger worden ingezet. Hier open- baart zich een paradox: waar de overheid (de systeemwereld) vanuit het gedachtegoed van de participatiesamenleving hoge verwachtingen koestert van het eigen initiatief en de zelfred- zaamheid van burgers, blijkt in de praktijk dat de kloof met de leefwereld zich niet vanzelfspre- kend laat overbruggen. Het aanboren en richten van burgerkracht vergt veel tijd – en dus geld.

Leg je het initiatief volledig bij de burger, dan kan burgerkracht een ongeleid projectiel worden.

Of de kans bestaat dat een project voortijdig uitdooft. Zeker in wijken met verhoudingsgewijs veel kwetsbare bewoners is de inzet van professi- onals dan ook onmisbaar om de eigen kracht van burgers te ondersteunen.

De juiste schaal

In veel praktijkvoorbeelden ligt de nadruk op het perspectief van de burger, bewoner of cliënt. Ze laten zien dat wijkgerichte initiatieven vandaag de dag sterk op zoek zijn naar de menselijke maat en naar het juiste schaalniveau van inter- ventie. Wijken zijn gedefinieerd op basis van administratieve grenzen (CBS-buurten), maar die

stemmen doorgaans niet overeen met de buurt zoals die wordt beleefd door bewoners. Ook Pie- ter Winsemius wijst hierop: voor bewoners is de woonomgeving vaak een veel kleiner gebied. Het complex, de straat, het plein, het woonerf, ‘ons buurtje’. Juist ‘de buurt zoals beleefd’ staat in de beschreven casussen centraal. De kans op suc- ces neemt toe naarmate mensen erin slagen om een initiatief ‘dichtbij de burger’ te organiseren.

Eindjes aan elkaar knopen

De meeste casussen zijn gefinancierd uit regu- liere middelen van gemeenten, corporaties of andere instanties, soms aangevuld met reste- rend budget uit de ISV-3 periode. Vernieuwend aan de werkwijze in het Groningse Selwerd is dat er partnerschappen ontstaan met partijen op het terrein van zorg, onderwijs en onderzoek. In de hoop dat bij deze partijen een belang ontstaat om bij te dragen aan wijkgerichte investeringen.

Soms wordt in de opstartfase gebruik gemaakt

van financiering door fondsen. Hiermee kunnen partijen in de praktijk testen of een interventie toegevoegde waarde oplevert. Het is belangrijk dat, wanneer een initiatief succesvol is, de conti- nuïteit wordt geborgd. Zoals in Zoetermeer, waar de gemeente na een geslaagde pilot besloot de proceskosten van meldpunt EMMA structureel te dekken.

Kleinschalig, met fors

minder overheidsmiddelen, dichtbij de leefwereld van de burger en waar mogelijk in samenspraak of

interactie met die burger

INHOUD 28/31

Werken aan vitale wijken_Reflectie: voortbouwen en vernieuwen

(29)

Na een periode met minder aandacht voor het leefklimaat van wijken, zijn de stofwolken die ontstonden door de crisis en beleids- wijzigingen nu grotendeels opgetrokken. In verschillende steden oriënteren gemeenten, corporaties, wijkteams en andere instellingen zich weer op een gezamenlijke, gebiedsge- richte aanpak. Anders dan vroeger, krijgt de stedelijke vernieuwing gestalte zonder financiering en beleidskaders vanuit het rijk.

De traditionele werkwijze – met een wijk- visie, projectorganisatie en een meerjarig uitvoeringsplan met vastomlijnde doelen en resultaten – past niet meer.

Afstemmen en verbinden

De uitdaging is om lopende trajecten en inves- teringen van uiteenlopende partijen in en rond de wijk, op elkaar af te stemmen. Het gaat om traditionele ‘wijkspelers’ als gemeenten, woningcorporaties en zorg- en welzijnsinstel- lingen, maar ook om onderwijsinstellingen, nutsbedrijven, midden- en kleinbedrijf en zorg- verzekeraars. Om partijen op een lijn te krijgen

én om activiteiten en werkstromen uit te lijnen, is een gedeelde visie nodig. Inhoudelijk, strate- gisch of procesmatig moet aansluiting worden gezocht bij de doelen en het handelingsper- spectief van actoren. Niet met een meerjarig uitvoeringsplan, maar met een dynamische ont- wikkelingsstrategie waaraan partijen zich voor specifieke onderdelen of activiteiten, in wisselde coalities, kunnen verbinden. De Groningse aan- pak voor Selwerd is een mooi voorbeeld van hoe zo’n dynamische strategie tot stand kan komen.

Gekoppelde belangen

De slaagkans van een project groeit dankzij het koppelen van belangen: bijvoorbeeld woningon- derhoud aan energieprestaties, zorgbehoefte, betaalbaarheid of toeleiding tot de arbeidsmarkt.

Het vinden en committeren van stakeholders en mogelijke financiers die kunnen bijdragen aan het leefklimaat van kwetsbare wijken, vormen een van de belangrijkste uitdagingen. Daarbij kan gebiedsgerichte overheidsfinanciering (van gemeente of provincie), net als in de ISV-periode, als trigger money dienen. Marktpartijen dienen

Naar een dynamische

ontwikkelingsstrategie voor wijken

INHOUD 29/31

Werken aan vitale wijken_Naar een dynamische ontwikkelingsstrategie voor wijken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tegelijkertijd constateren we dat gebiedsgericht rechtdoen ook vorm moet krijgen vanuit andere (para-)justitiële organisaties, meer in het bijzonder het OM, maar ook de Raad voor

Deze is gericht op verbetering van de sociaal-maatschappelijke positie van bewoners in wijken waar ondermijnende criminaliteit zich heeft weten te nestelen.... De drugscriminaliteit

De bewoners kunnen aan de hand worden genomen zoals in de regeling gebeurt, maar de ontwikkelaars willen meer vrijheid: geen verplichte adviseur inhuren bijvoorbeeld, want dat zijn

Sinds de start van de regeling kunnen deelnemers aanspraak maken op een vergoeding voor proceskosten, maar niet voor projectkosten.. Er is bijvoorbeeld wel geld voor de vorming

De gemeente Den Haag wil nu graag de subsidieregeling evalueren, onder andere door te achterhalen hoeveel initiatieven daadwerkelijk tot uitvoering zijn gekomen, met

Vier pijlers vormen het fundament van CtC: de sociale ontwikkelingsstrategie, een samen- hangende, gemeenschapsbrede benadering, een model van risicofactoren en beschermende factoren

B) Je houdt een interview met een bewoner van de wijk. Bereid de vragen eerst goed voor. Spreek dan op straat iemand aan die er niet als een toerist uitziet en die geen haast lijkt te

‘argumenten’ op een rijtje gezet. Ook al leven deze- op bescheiden schaal- binnen politiek, bestuur en instellingen, je hoort ze maar zelden hardop uitspreken. 1) Bewoners