• No results found

Digitized by the Internet Archive. in

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Digitized by the Internet Archive. in"

Copied!
128
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(2) Digitized by the Internet Archive in. 2016. https://archive.org/details/honderdchristeliOOmont.

(3)

(4) }.rti t. c /c.. /. //. .. :is~f. O. trÿ. n. c/v /i/i st. /ï- le. L. St. -. 'I rjLc. /. W. -u. -.

(5) HONDERD CHRISTELIJKE ZINNEBEELDEN.. «.

(6)

(7) HONDERD. CHRISTELIJKE ZINNEBEELDEN NAAR. GEORGETTE DE MONTENAY, DOOR. ANNA ROEMERS VISSCHER. UITGEGEVEN NAAR HET OORSPRONKELIJK HANDSCHRIFT. DOOR. A.. D.. SCRet. SCHINKEL.. een gac=êimi'(e». NIET IN DEN HANDEL.. GEDRUKT HONDERDVIJEENTWINTIG EXEMPLAREN. 1854..

(8)

(9) I. I. I. I. j. Even. beminnaar onzer letterkunde. als bij elk. van mijne jeugd af aan. mij, en dab. bewondering beslaan talentvolle dochters. nu,. van. dat. ,. heeft ook bij. j. ingenomenheid en icarme. j. ,. ANNA en maria tesselschade de van roemer visscher. Behalve het weinige voor. beiden. ,. reeds. het. licht heeft gezien. ,. bestaan er. nog, in sommige verzamelingen, enkele voortbrengselen van haar. doch. dichttalent;. als. kunstjuweelen betracht. ,. worden die met. de grootste zorgvuldigheid weggesloten en als het ware verbor-. gen gehouden. Zelden heeft men dan ook gelegenheid het bezit te stellen van stukjes. ,. ,. Mij nu bezat,. maar. ,. ,. zich in. onuitgegeven dicht-. waarvan men soms wel heeft hooren gewagen maar. in de mogelijkheid. komen. een of ander dier. om,. die ze,. is ,. was nadere kennis. te. niet. nemen.. het als eene soort van zedelijke verpligting voorge-. wanneer ik in mijne verzameling dergelijke kleinooden niet. als mijn. uitsluitend. eigendom. naar mijn vermogen, door den druk. te. beschouwen. tot. meer alge-.

(10) YTII. van dit. boetesteen. herhalen. ,. ,. en vlei. bevorderen en. thans voor ite. mij,. anna. aan mijne vrienden. diensten huldigen. ,. als dichter esse te teunnen. dat deze uitgave dit mijn pogen zal. niet anders. ,. die. even. dan aangenaam. als. A. D.. ’SGRAVENHAGE.. ite. hare ver-. zijn zal.. SCHINKEL..

(11) INLEIDING.. Anna roemers was, als men weet, de oudste dochter van roemer visscHER, den bekenden geestigen kwinkdichter. In 15 81 geboren, was anna tien jaren ouder dan hare jongste zuster, maria TESSELSCHADE die met haar den letter- en kunstroem deelde, waarmede beider naam steeds in de geschie,. denis. der Yaderlandsehe. Koemers. Kunst en Letteren vermeld wordt.. tweede dochter,. geertruijd,. is. minder. vermaard. geworden en dankt het alleen den wijdluftigen naam beide zusters, zoo ook. genooten. gekend. liarer. de hare thans nog door hare land-. wordt;. zelfs. maal. is. naam. die. in. den. Het. eerst. eerst. laatsten tijd een. paar. namelijk in het. Mengelwerk der Yaderl. Letteroefe-. ningen voor 1827,. bladz.. ter. sprake. gebracht.. 65 7, naar aanleiding van eenige. Aanteekeningen in het bezit van Mr.. g.. van leeuwen.. was gehuwd met nicolaas van buyl, Onderschout sterdam, en het. schade,. bij. is. te. Zij. Am-. dus hare woning, waarheen wij tessel-. hare ongesteldheid van. het. jaar. 1644,. zien.

(12) X overbrengen ,,. Een tweede maal vinden. *.. VIS s cher”. TRUITJE. selschade vermeld,. naar. RAMM. ELSEViER inden In eene. I's. a. o. liet. i-. sc. van. b er. den naam van. wij. van tes-. huwelijk. mededeeling. de v. bij. van. den. Heer. dit jaar (bladz. 64).. nog ongedrukte aanteekening van ernestus brinck. .. 2. ,. in het bezit vmn den. daarenboven: heeft. getuige. als. ,,. Heer. romer,. 3 dochters,. ridder van rappard lezen. u. a.. .. ,. wij. die Yisscher, ille Belgicus Martiali. die alle in zeer fraje exercitiën sijn opgè. toogen: connen seer fray musique, schilderen, in glas schrij. ven ofte graveren, referein maken, emblemata. manufacturen van borduren, oock goet. allerlei. het zich. geleert. hebben. grachte met water was,. als. in. 1. Zie. Tessel. extra. omdat. tesselschae,. heet. haer. in. veel. wemmen,. en. tuyn, alwaer een. vaders. urbem. Sijn jongste dochter geboren. sy. schepen bleven,. van baerles Brief. inviseren. te s. was. op. dien. tijt. omdat hy daer. oock. Roemers en hare vrienden ,. in Tesselschade. bladz. 47.. Ernestus brinck was van een. 2. geslacht, studeerde te Leiden, en. zant, corn.. weder. HAGA, welke. verliet.. zeer. oud Harderwijksch Regerings-. werd in 1612 Secretaris van onzen ge-. betrekking. bij. echter bereids in 1613 of. Hij werd later Bibliothecaris. zijner. 1614. vaderstad, en Burge-. meester, en als zoodanig afgevaardigd op de landdagen van het Velu wsche. Kwartier.. Hij. Hoogeschool,. aanteekening wegens toen in. hij,. in. stierf. waartoe. hij. 1649, kort welligt. roemer visschers. blijkens het schrijven. Amsterdam. is. geweest.. van. Geldersche. voor de oprigting der. heeft. medegewerkt. dochters in. roemer. in. Brinck. 1612. te. schreef de. Amsterdam,. brincks Album,. bij. roemer S..

(13) XI. veel. Eenigen. by verloor.. sijn. kuys afgebroocken. stat. te. den. de veste voor. Monckelbans-toren. ,. om. die. vergrooten; soo noemde hy sijnen hondt Schae-baet,. omdat. hy,. baefce. creech. voor. daerna wierd. tijt. by. sijn. Mden. geleden. hebbende, nu wederom. of breken der. stadsmuyren, die recht. in Texel. scliae. by het. huys stonden, ende dat daerom nu. in de stadt cojnen ende. Anna dan was. de oudste. meer weert. dier drie. ,,. sijn. huys soude. sijn.”. welopgetoogen” en. begaafde meisjens, en daarbij, door den dood harer moeder,. geroepen ders te zicht. harer zuster en de steun liaars va-. de opvoedster. zijn.. op een. Zij. offerde aan. goed en. die roeping. meer dan een. gelukkig huwelijk, waarvoor. zij. uit-. den. welverdienden lof van cats oogstte: Anchises lam en stram, door veelheydt. sijner. dagen,. Wiert op den kloeken hals van sijnen soon gedragen;. Ghy. draeght niet voor een reys u vader hier of daer,. Ghy. draeght den onden. Aeneas Doen. Om. hij. met. heeft, sijn. ’t. is. man. geheel het ronde jaer.. Waer, sijn lieve vrouw verloren,. vader droegh. te vryer hart te. ;. ghy geenen man verkoren. draghen desen man.. Die niemandt nu en heeft, die. ’t. Was trouwens. slechts. de. hem meer draghen billijke. kan.. dank aan hem ver-. schuldigd, die haar, naar vondels zeggen, In wijsheidsschool van jonghs (had) opgequeeckt..

(14) XII. En ,,. zij. wijze”. had. ANNA. school. die. niet. „schoone”, tien jaar jonger. om. zuster,. haar. uyt. ,,Niet. moeders. (haar). niet. dien naam. Indien. zij. maar. schoot,. uyt. vaders hooft” geboren rekende, en meende, dat haar. (haars). geest volstaan kon,. om. ghedoken in den die haar. lof,. noemen; maar. te. die tegenstelling slechts verdiende. CATS. sit. vergeefs doorloopen; de. te. plach haar huygens, in tegenstelling harer meer. te. bewijzen dat niet. baert,”. gaf. zoo. wijsheydt. ,,alle. haar slechts den. hij. toekwam. Eene zedige schranderheid. ,. een meer. dan vrouwelijke beradenheid, een bedachtzame kalmte spreekt er uit alles,. van. wat ons. schrander vereerder van. van den brink !. 1. heeft. •. bekend. haar. tesselschade zeer juist. in deze bovenal de beminlijke. wij. in. liefde boeit;. door. de. bakhuizen. vrouw leeren kennen, ,. gemoed en innige. geworden. Een Dr.. doen opmerken, hoe. door haar schoon niet minder aantrekt dan. lichaamsschoon. is. — zij. die. door haar zacht. anna wordt. het mindere. de mannelijke vastheid. krachtiger,. van geest vergoed, wier gemis de zachte en tedere tessel-. schade. op. menig droeven. traan. te. staan. eindelijk zelfs te vroeg in het graf sleepte,. moederlijke teerheid gedolven zuiver. toch. 1. In. in het 2. zijne. vrouwelijke. aankondiging. van. aard. 2. .. kwam. en haar. haar door hare. Anna’s bezadigde en tevens spreekt. vooral. Tesselschade Roemers. ook. in haar. en hare vrienden. Athenacum voor 1853.. Men. kent de treffende dichtregels van. Roemers en hare vrienden. ,. hladz.. 59 vv.. huygens. ;. verg.. Tesselschade.

(15) XIII. „deftig soet ghedicht”, als. heemskerk het noemde, „Waer-. door (hij) te ghelijck vermaeckt (werd) en gesticht.”. Minnekunst. daad heeft de liefelijke dichter der. En. inder-. het karakter. van. anna’s dichten in dien versregel zeer. Met. grooter dichtgaaf dan hare schoone zuster begaafd, gaf. zij. juist uitgedrukt.. den vorm harer verzen het merk van voldingender kunst, deze tevens ook door den inhoud van die. maar verschillen. van tesselschade, en mogen allen met recht den naam van „wijze dichten” dragen, hun door hare bevriende tijdgenooten gegeven, terwijl. dat. aanleg echter moest voelen,. dat in. beelden p o pp. zij. „vermakend”. hen. uitte.. dien. zij. toch tevens al het aangename hebben stichten. tijd. zich veelal in. Zoo heeft. en met een puntig. versierd, en. vond. sche kunstgenoote ,. zij. Met dien bezadigden. doet.. zich vooral tot het zededicht getrokken. zich. zij. 1614. in. bijschrift. door. dusgenoemde Zinnehaars vaders. van tweeregelige. de. Emblèmes. Zinne-. rij. georgette de montenay, genoopt,. een Hollandsch gewaad te steken;. zij. mpjens. harer Erandie in. kon daarbij, behalven. hare dichtgaaf, tevens die harer fraaye schrijfkunst doen schitteren, door boven ieder der fransche dichtjens,. met hare keurige. pen, hare vertaling te stellen, in den letterlijken zin als of het,. naar het gewone zeggen, „gedrukt”, als of het in plaat-. druk gegrift was. De bijgegeven afdruk van haar opdrachtversjen, dat naauwkeurig naar het oorspronkelijke. strekke er ter proeve van.. Hare vertaling. is. o ver gebracht,. is, gelijk zij. het zelve. daarin zegt, niet woordelijk naar het Eransche dicht gevolgd,. maar. hier. en. daar. naar. ,,’t. goetduncken van (haar) cleyn. w.

(16) XIV zoo. verstant”,. als. het. zij. met beminnelijke bescheidenheid. gewijzigd en uitgebreid of toegepast.. uitdrukt,. zoo schrijft. — „Doeick”. daar verder,. zij. „Doe. ick u boeck creech in de hant,. Heeft. t. my. soo. wonder wel behaecbt.. Te meer omdat het van een maecht Gheschreven was;”. waaruit. zich. lichtelijk. laat. dat. afleiden,. van voor haar huwelijk, dat trouwens jaar,. 1624,. in. plaats. hare. eerst. vertaling. met haar 40 ste. greep, dagteekent; uit de nog mindere. geoefendheid, die er, in vergelijking van latere gedichten, in. kenbaar. is. ,. laat zich bovendien. voren. te. tijd. is. dichteres van. ’t. opmaken dat ,. zij. zelfs. geruimen. gemaakt. Behalven dien maagdelijken staat der oorspronkelijke,. mag men. echter in de eerste. plaats voorzeker ook de ernstige zin en strekking der diclit-. jens. als. de reden, waarom het boek haar bijzonder behagen. moest, aanvoeren. Eeeds scheltema harer dichten,. moed gewezen, en noeg. haar. bij. Fransche. —. zich,. 1. door. de. de. heeft,. naar aanleiding. deze spreekt zich dan ook kennelijk ge-. uit.. versjens. bewijst voor. 1. de godvruchtige stemming van haar ge-. op. Dat. haar. de. daarbij. streng-protestantsche niet. zin. der. stuitte noch hinderde,. gezondheid van haar kristelijken geest, die enkele. harer kerk weersprekende regelen en. A. en M. T. de dochters van Roemer Visse her, bladz. 31..

(17) XV gevoelens, niet weêrhouden noch afschrikken. ook. er,. vorm,. Protestantschen. in. geschreven was, naar zijne waarde. liet,. werkelijk. om, hetgeen. godsdienstigs. en zich eigen. te schatten. maken. Slechts een enkele maal vond zich, naar het. te. schijnt,. hare Boomsche pen gedrongen, alle verandwoordelijkheid van een,. haar kerkelijk geloofsbegrip bepaaldelijk weersprekende. en verwerpende uitspraak van zich af. te. de. waarschijnlijk. — deed —. zoo. zij. eene. althans,. zelve fijne. schrap. Gedroomde vaghevier” verzet,. stand. een. woorden,. en. het. nemen. zoo. en. geheel. korten. overigens,. en bondigen. zich bevatten,. vergelijking. al. maar. hard. als. van. dat. zich. stijl,. de lessen uit, die. overtreffen daarbij, gelijk. dere geoefendheid, die. kelijke en. dat wij. Anna. weergeuite. zij,. als wij zeiden,. dergelijk. zij. spreken,. zij. ieder in. men. zich bij de. bij. de min-. nog verraden, hét. oorspronkelijke in waardij; in enkelen, zie bijv. 11. 13, 21,. laat zich reeds de dichteres der oorspron-. bondige bijschriften. niet miskennen.. ,,’t. vrouw euvel afnemen kan. Hare zoo. aanstonds vergewissen zal, ook. 28, 30, 49, 87, 94,. dat. van. lijdelijke. vrij. zededicht van zelf verstaat, geen hooge vlucht; in. is,. en bescheiden. billijk. daarbij. haal-. Zij. niemand voorzeker der begaafde, maar. steeds harer kerk getrouwe. verzen. schuiven.. het dichtjen, dat. toch. onroomsche. de. dat. door. gewaagde; een. kennelijke. tegen. gelijk. Gewis. zal het. bij. haars vaders. Zinnepoppen,. dan ook niemand bevreemden,. onzen waardigen vriend, den huidigen eigenaar van. itOEMERs’ keurig schrijf- en dicht-werk. uitgave hebben aangespoord, als er. hem. zijn. te. meer. tot deze. eigen milde, en.

(18) XVI. op. kunst-schatten. zijne. buitendien. reeds. TESSELSCHADES. Mocht een gelukkig. tasso. verloren. weinig naijverige. zoo. steeds. noopte.. toe. 1. nog. later. eens. zin. toeval. even. in. onbekrompen handen spelen!. y. leiden, 1854.. 1. bevond. ,. staende. zich. publicq verkogt. en M.. volgg.. echter,. ten. N°.. onder. vertaelt. willems’. vertaling in de. worden. zal. dagen,. VARRON en. p. L.. die. Mengelingen. „uytmuntende. 65 en. blz.. bibliotheek, be-. gewigtigste keurlykste en zeldsaemste boeken, enz. welke. de. in. aanteekening in. eene. Blijkens. volgg.. j.. huise. in. Ben Hage,. van. j.. op Maendag 8 Oct. 1764. gaillard,. in de Gortstraet, door. gaillard, Boekverkoopers.”. 1592,. „Torquato. als:. uyt het Italiaens door «toost. ven eygenhandig geschreven, in zekeren dubois verkocht.. van den vondel,. fol.” voor,. Anna. Zij. kwam. daar dan. Hierusalem. Tasso,. en werd er voor. ƒ 28-15. van bezeten. schijnt er een blad. verlost,. en van denzel-. te. aan. hebben. „zulks op papier gesteld, dat het naeuwelijks leesbaer was”, maar dat door. den. dichter. vollenhove. bij. haren „ zoon en erffgenaam” gezien werd.. Mogelijk dat deze of gene onzer „navorschers” gelegenheid vindt , omtrent eên. en. ander. verdere. nasporingen. in het. werk. tesselschade’s werk nagezien, gekuischt, en laat zich lichtelijk verklaren uit hare. in. te stellen. ’t. gewoonte haren dichterlijken vrienden ,. het „betittelen en bekladden” harer dichten, op dat deze. werden”,. op. te. dragen.. Roemers, enz., bladz. 38.. Bat vondel. net geschreven hebbe,. Verg. haar briefjen aan. ,,. daerdoor suyver. van baerle. in. Tess..

(19)

(20) lof7 roiitx». Ge. ttc tic’. Montene^. coryctte'.. ty (Gycr/t -oct in/. \at icjfsaosioiia nocrmete///n. Jat sj_?an. u/\ hl eiy/Piiyt/é/fe’ tact. xocort toó. 'XOocrrt. ’. -. niet attentat/,. •yG' /ra neoyiS aGcitoQ/rt !ïeJ>, nocS le/m //hjt QvfSé/êe/. : nuutrjrncct e/cuir in '~fY t ‘/üi tdürti 'Xcn te/; ntf/n tiru/i 1 't /shuit. /. :. H. ^ /ecc/ Gcic/Jrn ot Zant rny /óo xjjondcrxat/ fc/aac/at, tt meer om oat /Jet Ifan een /7/aac/rt. _ //?/ttc/êrcx?en(l&tis *2)at dodJt muy/vot.. V_ *2>'/^. y. ‘7~’’t)cgc. :. xèycA. 'wen/c/Ste’ Su/e/tnj/icc/ÿ'rieatr. ^////mrr/ant- int/je/Jaem nu t y/x/eGèn, Q/Z^n^hJi u/ J? t£Su. -.

(21) 1. .. SAPIENS MULIER ÆDIFICAT DOMUM.. Voyez comment. De cœur non. Du. ceste Heine s’efforce,. feinct, d’avancer l’edifice. temple sain et, pour de toute sa force. Loger vertu,. et. dechasser tout vice.. Notons que Dieu Afin. la. rend ainsi propice,. qu’il soit glorifié. Et qu’on. Dont. le. soit. en. elle;. prompt, ainsi. qu’elle, au service,. loyer est la vie eternelle.. Siet lioe dees. Coningin ons voorgaet. Slaet selfs de. handen aen en voordert Godes tempel;. tot exempel,. Herbercht daerin de Deucht, hout gauw en. Dat daer geen ondeucht snood t Siet. En. voornemen. Die ongeveynst,. tot sijns. als sy,. wacht,. ter sluyek wert ingebracht.. Godt maeckt haer bequaem, en iet. vlijtich. naems. aile die. begeeren. lof, prijs,. nae synen wille. en eeren,. leeft,. Hy, wt genaed, voor loon het Ewich Leeven. geeft..

(22) 2. .. I. homme. Cest. Ores. est. Adam En. vif s’est bien. peu à mort mettre;. mort. Qu’il se face revivre.. pécha,. et. ne. se peut remettre. pureté, ains eut à péché suyvre.. Ainsi nous tous, tant que Christ nous delivre,. Enfans d’Adam, tousiours. souillés. serions,. Serfs de péché, par lequel nous mourrions.. Hors Christ n’a. ’t. rien, qui dure. mort ne. livre.. Leeven dat ghy u neemt, door wanhoop helsch ghedreven,. O De. onvermogen mensch! kunt ghy u val van. Mocht door Ten waer. Adam, sijn. noch aen ons. allen hecht,. eygen cracht niet werden opgerecht.. dat Cristus was tot onse heyl gebooren,. Als Duyvels slaeven. En. die. niet weer geven.. wy. in sonden. moeten smooren. derven eeuwichlyck. Daerom was ons van noodt. Goodts Soon,. die ons alleen. kan vryen van de doot..

(23) 3. .. DE PLENITUDINE EIUS.. Pource que tant eslongnés de Dieu sommes, Qu’impossible est à nous de l’aprocher, Naistre. Eors. Qui. il. a fait son. qu’il est net et. se veut. Et de Satan. fils. semblable aux hommes,. exempt de pecher.. donc de péché depescher, fuir la servitude,. S’en vienne à Christ pour sa soif estancher;. Car nous puisons tous de sa plénitude.. Omdat wy jammerlyck van Godt waeren Soo sondt hy ons Sijn Soon! die. In. ailes. Soon, die heeft ons weerghehaelt. uit lieft, niet. wil, en die sijn. dwaelen quaet beschreyt,. vlieden wil de slaefsche Duyvels dienstbaerheyt,. Die coom tôt Crist, die. Dat hy u schenckt. om. vrijdt. ;. wt verdienst, ons jonde,. on s gelijek, behalven in de sonde.. Wie keeren. Wie. hy. sijn. verdwaelt,. en laeft u met. sijn bloet,. niet, in vollen overvloet..

(24) 4. .. RECTUM JUDICIUM.. Le. Fils de. Dieu seul. iuste et tout parfait,. Nous. a son ioug doucement presenté;. Mais. eest ingrat, qui conte n’en a fait,. S’est d’un tel bien par orgueil absenté.. Puis donc qu’ailleurs n'est vie, ne santé,. Qui monstrera que Dieu luy. ait fait tort,. Si le rebelle en sa témérité S’est trouvé pris. du. licol. de. la. mort?. —. Cristus, die voor ons heeft soo veele wtghericht,. Biedt ons. Maer. sijn. juck aen, dat soet, lieflyck. is. en licht;. veel ontdanckbaere, door hovaert stout ghedreven,. Willen tot hun behout haer daer niet onder gheven.. By Godt. Nu. ist. altemael.. Om. niet. ghy. ’t. al. verliest,. ghy, o, willens quaet! het slimst voort beste kiest.. Die dan hertneckich van het quaet niet. sijn te. wieken. ,. Vallen recht vaerdich in des Doots en Duyvels stricken..

(25) 5.. NON. Comme. le. L'homme. Ne. soit. TUIS VIRIBUS.. fer s’esleve par est. l’aymant,. de Dieu par Christ tiré aussi,. donc pas rien de soy présumant,. Car rien n’y a de sa nature. icy.. Christ vray aymant en haut l’esleve ainsi,. Non. sa vertu,. Ce qui Bref,. De. il. ny œuvre, ny merite;. est sien,. c’est. mal qui Dieu. n’a rièn que par grâce et merci.. seylsteen treckt alleen puir yser nae. Maer. irrite.. Cristus treckt oock vaeck des. hem. menschen. toe; herte, hoe. Verkeert, vuyl, en besmet, tot alle boosheyt vaerdich,. Door eygen. schuit vervreemt, sijn goedheyt gansch onwaerdich.. Ach, waere. seylsteen, Crist. Vergrammen wy Sloffe. Ghy. steets. !. u berremherticheyt. met ons boos ondanckbaerheyt;. onachtsaemheyt, die wendt ons tot het quaede, treckt ons, niet beweecht door wercken,. maer ghenade..

(26) 6. .. ET HÆC EST VICTORIA. Ceste foy haute. et. QUÆ. VICIT.. surpassant le inonde. Est pour monstrer, qu’elle. est. victorieuse. Sus iceluy, quoy qu’en malice abonde. Je say que. due. c’est. chose fort ennuyeuse,. suporter la rage furieuse. Du monde. ingrat, Satan, et nostre chair:. Mais puisque foy en a. victoire heureuse,. Par Jésus Christ, rien ne nous doit fâcher.. ’t. Onwanckel. vast Geloof passeert en heeft victory. Over de werelt, en haer valsch gepronckte glory; ’t. Onmachtich Ongeloof,. vol boosheyts overvloet,. Treedt sy grootmoedichlyck verwonnen onder voet.. Sy. isser. Yan. boven op! gheen aenloop mach haer quellen. wereit, Duyvel, vlees,. Die door. ’t. noch vrese van der. Geloof an Crist dan. hellen.. loffiyck triompheert. Is recht gheluckich; want niet isser dat. hem. deert..

(27) 7,. EX PARVO. Ce. feu,. non. SATIS.. feu, fondé dessus. un songe,. Soufflé de loups d’habits simples couvers,. Où. ces corbeaux aportent leur. mensonge,. S’en va esteinct. Car par tout l’univers. Les abus sont presque tous descouvers.. Le sang Suffit. coulant pur de l’arbre de vie. pour tous purger. Et rendre mort. ’t. mettre à vie,. ce feu feinct des pervers.. Gedroomde Vaghevier souw wtgaen en vercouwen. Sonder veel loogens,. om. de looghen. Dit nu veel Kavens swart. Boeten daerme. Doen. dit. vier;. is. ’t. t’. onderhouwen;. aldervetste aes,. de wolven met gheblaes. vast haer best, int cleet van heylich schijn bedeckt,. Doch met ’t. et. dees ydelheyt nu vele wert gegeckt.. Bloet, dat uyt ’sleevens-boom comt overvloedich plassen,. Heeft crachts ghenoech. om. al. ons sonden aftewassen..

(28) 8.. CHRISTUS JUSTIFICAT.. La. foy en Christ est celle. Sur. Du. la quelle. mesme. pierre,. est basti tout Pedifice. temple sainct,. comme. dit. Christ à Pierre;. C’est celle aussi par qui avons justice,. Qui à beaux. Que. fruicts produire est si propice,. d’elle sort. ceste vive esperance,. Puis charité, dont part en abondance. Toute bonne œuvre, ennemie de. De. vaste steen, daer. Sijn kerck, dat is. Op. Godt. Geloof,. belieft ’t. heeft op te. bouwen. Ontwyfelyck vertrouwen. Cristus synen Soon, daerdoor soo werden. Bechtvaerdich, suyver, en van ’t. vice.. alle. wy. sonden vry.. Geloof, dat brengt ons voorts veel treffelycke vruchten,. Als Goddelycke Liefde en. Hope sonder duchten,. Yeel ander Deuchden meer baert sy in overvloet. Doot-vyandin van. ’t. quaet, maer moeder van het goet.. I.

(29) 9. SINE OPERIBUS. De. ceste foy sort. Monstrant par. Ce. .. MORTUA. EST.. une Tousiours-vive,. là n’estre point. chose morte,. n’est pas foy celle qu’on voit oysive,. Et qui beaux. fruicts. en sa saison n’apporte.. Sainct Jaques donc accorde en ceste sorte. Avec Sainct Paul, que. la foy justifie;. Rien de justice à l’œuvre ne rapporte,. L’œuvre. péché sans. est. Het levende Geloof Dat ’t. altijt. En. is. wederom. la foy,. ne. t’y fie.. ghelijckt dit groene kruyt,. schiet nieuwe blaeden uyt.. geen Recht Geloof dat. Het rechte leeven-cruyt bloeyt. Goe wercken toonen. dat. ’t. sterft in. al ist. tegenheden,. afgesneden.. Geloof noch vruchtbaer. Wercken sonder Geloof doot en verdoemen Sonder die men. En. ’t. die alleen en. leeft,. gheeft;. Geloof voor doot geloof moet houwen. moet men nimmermeer vertrouwen..

(30) 10. .. NOLITE CONSIDERE.. Nulle rigueur, tempeste, ny orage,. N’ont offensé ceste haute esperance,. Mais. la terrestre a receu. Ainsi sera tousiours. De l’homme. Aux. la. grand dommage;. recompense. fol, qui a sa confiance. princes grands, ou. mesme en. sa vertu;. Mais qui en Dieu mettra son asseurance, Il. ne sera confondu n’abatu.. Geen bulderige storm, noch schrickelÿck onweer Dat aertsche dingen brosch. Vermogen. niet. met. al;. Als noch de vaste hoop. Ach. sotte. stoot stucken en smijt neer,. de werelt wil vergaen, blijft. onverwrikbaer staen.. mensch! onvast en ydel. ist. ’t. betrouwen,. Dat ghy op Princen -gunst of eygen deucht. Maer. En. die op. Godt. sijn. wilt. hoop en vast betrouwen. bouwen. stelt,. werden nimmermeer beschaemt noch neergevelt..

(31) 11. .. QUEM TIMEBO.. Du. grand. péril des. homme. Cest. vens. et. de la mer,. a bien cognoissance tres claire,. Et ne craind point de. se voir abismer,. Puisque son Dieu l’adresse. et luy esclaire.. Nul, qui en Dieu remet tout son. Ne. affaire,. se verra despourveu de secours;. Mais. cestui-la, qui fera le contraire,. Sera confus par son propre recours.. Int midden van de zee, daer dulle winden. Een. schrickelyck tempeest,. Daer. En. seylt. deert. hy recht op. is. toe;. maken. Godt dees man. noch. klip,. sijn. baken;. noch drooge zant. hem, daer soo menich duysent. schip op strani.. Die vast op Godt vertrouwt gaet nimmermeer verlooren;. Hy. wil. Maer. hem. die. helpen en. Godt. Dat daer gheen. in noodt verhooren.. altijt. niet vertrout, plaets voor. moet weeten voor gewis,. hem. sonder peryckel. is..

(32) 12. .. SED EUTURAM INQUIRIMUS.. Ce. peu à peu s’achemine. pelerin.. Pour arriver à. Et. celeste,. la cité. n’a regret qu’autre que luy. domine. Ses champs, chasteaux, et que rien ne luy reste.. Voicy qui. fait,. que rien ne. le. moleste,. Considérant que maison permanente. N’avons ça bas, mais bien mortelle. A. tous qui n’ont plus haut mis leur attente.. Dees Pelgherim, met staech. Om. peste,. haest te. comen. Geen schat noch. te. gaen, benaersticht hem,. in het nieuw Jérusalem.. heerschappij en. mach terugh hem houwen,. Daer meest de weerelt sich verdoolt op gaet betrouwen. Ontslaet. Dat. hem van. hier beneden. „Jammerdal,. die moeit,. want hy weet voor gewis,. gheen blyvende plaets en. is.. veel elendt, veel leet, veel druck, veel. dagen,”. Seyt hy, en sucht, „wanneer werd ick van u ontslagen?”.

(33) 13. .. A QUO TREPIDABO.. homme. Cest. Et. se froisser,. Monte. au moins en apparence,. tousiours et rasseure son pas,. Sachant que Dieu. Que. soustient d’asseurance.. le. tout Chrestien donc prie en confiance. Dieu,. Car. nous. s’il. Dees man, soo. ’t. laisse,. il. Te tuymelen om. le laisse point;. n’y a esperance. un. salut iusqu’à. petit poinct.. schijnt, beklimt een sorchelycke leer,. om. Lijckt los ghenoech te staen,. weet, als. ne. qu’il le tienne et. D’aucun. Hy. tumber en bas,. icy, prest à. bof van boven neer. hy. laech, noch vreest. Godt hem hout,. heeft. niet. met. allen;. hy geen noot van. vallen.. O, Cristen menschen! reyckt nae Godt toe met u hant, Bidt met vertrouwen dat. Want. sonder. Stut, heyl,. Hy. hem moet ghy. noch. salicheyt. is. u bewaer voor schant; ’t. met. buyten. vallen suer bekoopen,. hem. te. hoopen..

(34) 14. .. OPERAM PERDERE.. A. eest archer insensé sembloit bien,. Qu’à chef viendroit de Mais sur l’enclume. il. la. chose entreprinse;. ne proufite rien,. Pleignant trop tard la peine qu’il a prinse.. Les ennemis de Christ. et. son Eglise. Lairront ainsi arc, flesches,. Car trop vaine. Le. fils. Vermogen. est toute leur entreprinse,. de Dieu ne peut estre vaincu.. pijlen iet teghen. Wtsinnigh schutter? neen!. Te. laet. Als. al. ghy klaegen u. pijlen. suit:. ghetempert. stael,. schoot ghy duysentmael;. al. mijn aenslach wil niet lucken!. brosch ghebrijselt. De vyanden van. sijn. en stucken.. Cristus kerck-gemeynt en bruyt. En winnen nimmermeer hun. Om. et escu;. zeer begeerde buyt;. niet ist en vergeefs, dat. Godts Soon, die stereke Helt,. s’. oyt hebben begonnen. sal. nimmer. sijn. ,. verwonnen..

(35) 15. .. HOC SERMO VERITATIS EST REPROBIS.. Comme Ainsi. Oyans. les pots. les. la. De Dieu, Il les. se sechent. au. soleil,. cœurs des pervers s’endurcissent voix et. divin conseil. le. qui veut qu’à luy se convertissent.. appelle et. Tant qu’en eux. ils. anéantissent,. est,. de Dieu. la vérité.. Confessent donc maintenant, qu’ils périssent. Tresiustement par incrédulité... Gelijck de schone son droocht d’ongebacken pot;. Soo droocht het herte van de boosen, Kaedt, dat sy haer. Sy passen daer. intijts. seyt:. Ghy,. hem souden. haer Godt bekeeren;. niet op, willen verhert niet leeren.. Sijn goetheyt roepse. En. tôt. als. en haer alle hulpe biedt,. voorwaer de doot des sonders wil ick. niet.. die door ongheloof recht schuldich gaet verlooren,. Moet kennen, overtuycht,. dat. ghy noyt wilde hooren..

(36) 16. .. SIC PIET EILIIS INIQUITATIS.. La. Corneille a en soy ceste finesse,. De monter Dessus. haut, pour sa nois mieux casser. en plus grande rudesse.. la pierre,. Ainsi Dieu laisse aucuns pervers hausser,. Pour tout à coup. Plus grièvement, à. Que Et. desrompre. les. et froisser. qu’il soit notoire,. fin. tout orgueil luy seul sait abaisser;. ce voyant qu’on luy en. donne. gloire.. Souw oock de noot hem wel gheluckich achten mogen,. Omdat een kray met hem was hemel-hooch ghevlogen? Neen! Soo. als. laet. Alsoo. hy meent. de kray. laet. te sijn. hem. Godt wel. los,. van laecheyt alderverst,. dan. valt. hy dat hy. toe der godtloosen verheffen,. Opdat haer hooghe val met meerder slach souw. Hy. plet haer. Verweckt. sijn. berst.. treffen;. hoovaert trotsch, vermorselt haer tot stof, volck hierdoor. om hem. te singen lof..

(37) 17. .. DURUM EST. Ce regimbeur contre. les. TIBI.. éperons. Nul. tant que luy en ce faisant offense.. Par. tel. miroir monstrer nous espérons. Combien. l’inique est loing de ce qu’il pense.. Pour maintenir. ce qui farcit sa panse,. Youdroit troubler tous. les. quatre elemens. Encontre Christ; mais pour sa recompense. Ne. s’est. acquis que peines et tormens.. Die dul hartneckich stoot tegen de scherpe spooren Quetst pijnnelyck. Yan. hem. De. d’onrechtvaerdige, en verdt. Hoeseer hy woeden. Haer. self.. ketterij.. ,. om. Want om. te. moeite ist. is. verlooren. daer van daen,. moogen houden. staen. geit en eersuchts begeeren. Souden wel tegen Crist het onderst boven keeren. Yan. d’eelementen al; maer dits haer loon: met schant. Werptse Godt eeuwich. in d’onlesschelycke brant..

(38) 18. EIICE. .. PRIMUM TRABEM.. Cest ignorant, ne cognoissant son mal,. Vouloit tirer de tous yeux. Ne. voyant pas en soy. vice et. festu,. le principal;. Mais par ce bois Dieu luy. Qui de tout. le. mal. dit:. que. fais tu,. es abatu,. Et neantmoins veux autruy corriger? Corrige toy,. Qui. si. non. seras batu.. n’a vertu, ne peut autruy renger.. Die door onwetenlieyts onkunt goetdunckent dwalen, Willen wt yders ooch een cleyne splinter haelen.. Tot sulck een Cristus Siet. Ghy. gby sijt. niet in u. seyt:. O. gby neuswijse schalck,. ooch de groote plompe balck?. boven toe vol gruwels en afgrijsen. tot. Ghepropt, en. wilt. verwaent een ander onderwijsen.. Betert u selven eerst, en dan een aer bekeert;. U. woorden. sijn. maer. wint.. Maer voordoen. crachtich leert..

(39) 19. SI. Cest. homme. Et met. Tous. fort prent tout. trompe. le. et. monde. son passetemps presser.. coupe avant. le. temps. ses cordeaux, luy faisant tout laisser.. Princes. et. Qu’un roy. Qui. DOMINUS VOLUERIT.. sa force à ce. La mort. .. sait. et. Rois ont bien de quoy penser, tresfort et tres iuste est leur maistre,. peut leurs desseins renverser,. Et son secours aux. siens faire cognoistre.. Hoe opgheblasen ghy. de weerelt wilt verdrucken,. Gheweldighe Tyran, ten. sal. u niet geîucken.. Int midden van u lust, alst wel gaet na u sin, Sal d’onverwachte. Snyden u leeven Dat een. Doot heymelyck sluypen af.. Ghy. veel grooter heer. grooten,. u. sijt. in,. ghedachtich,. allen is te machtich,. Die u voornemens weet en crachtich wederstreeft. En. aen de synen soo. sijn. hulp te kennen gheeft..

(40) 20 .. CANE.. Le Prince Qui. vieil,. ignare, et non savant,. n'a de soy aucune expérience,. Sus voix d’autruy .son peuple va jugeant,. Sans que du. faict. ait. nulle cognossance;. Tel Prince on peut nommer, sans qu’on Poffen ce,. De son. conseil. Qui de. la. Pour. non. chef, ains trompeteur,. loy du vray Dieu se dispense,. estre veu de ses serfs serviteur.. Een. suffert. Met. weet, niet siet, niet hoort,. Na En. ’t. van een Prins, die onverstandich dof, maer, achteloos en. slof,. hooren seggen van een ander recht gaet spreecken,. self niet. onderscheyt de deuchden en gebreecken,. Dees Prins (slechts met de naem) moet weeten, dat hy wis. Geen hooft van synen Kaet, maar Die dan vertrouwt. sijn. om Goodts. Moeten met sulcken Prins. in. alles. slechts trompetter. is.. wetten wt te deelen. veel verscheelen..

(41) 21. .. SIC vivo.. Par main d’autruy. Ce Chahuan, qui. la. lampe veut esteindre. hait toute lumière,. Pour puis apres à boire Fhuile Sans qu’on. Or. le. atteindre,. puisse au jour chasser. arriéré.. l’Antéchrist cuide en ceste maniéré. Esteindre aussi par Rois. Régné de. le fleurissant. Christ, clarté vive et entière,. Pour devorer puis apres l’innocent.. Een anders. De. liant. ghebruyckt dees uyl,. lamp, op dat daer nae de oly wert. Haet. Van. alle. licht. vrese dat. om sijn. blussen uit. buyt;. en heeft in duysterheyt behagen,. men hem. sou sien en fluckx verjagen.. Soo meent de schalcke en vervloeckte Antecrist,. Door koningen. ,. die. hy noch daegelyckx ophist. Te dempen Godes woort,. Omdat hy. logens leert. ,. licht. boven. soo haet hy. alle aile. claerheyt;. waarheyt..

(42) 22. .. COINQUINAT.. Simple ignorance aucuns encor’ excusent,. Mais ceste-cy, crasse. et. malitieuse,. Crasse la dy, de ce mot duquel usent. Les anciens, pour. Des apostats. Le vray. la. rendre odieuse.. est ceste vitieuse. pourtraict. Car, pour remplir leur panse,. Eeiettans Christ, font sa voix tenebreuse, Souillans le. monde. Hoewel onweetenheyt. et. eux par leur bobance.. niet seer. en. is. te. prysen. Nochtans men die verschoont; maer yder. Van. die. (’t. Verdreyen. Haer. O. fy hun!) w el beter weeten, en niet doen;. ’t. goede, jae de waarheyt,. giericheyt vervloeckt.. doemelycke sondt!. Ghy,. die u. heeft afgrysen. r. O. Wie. om. te. voên. soude die niet haten?. boose Apostaten!. Godt versaeckt, geloof, en. salicheyt,. Besmet de werelt met pracht en hovaerdicheyt..

(43) 23. .. QUID SUPEREST. %. Les pionniers, du monde méprisez,. Ont. tant sapé ceste grand’ forteresse. De Babylon. et ses. appuis brisez,. Qu’elle va cheoir, pour petit que la presse. Le. vent d’enhaut, qui contre. Sortez enfans, voicy. Pour consumer. elle. le. elle se dresse.. feu qui vient. et qui la soustient,. Sans que iamais en nul temps se redresse.. Dees kloecke gravers, van de werelt. seer veracht,. Sijn naerstich in de weer en werken dach en nacht. Om. krencken Babel, met haer. trots. hovaerdich brallen. En broedroncken ghebouw. Hoe hooch Door. De. Om. t’. eerste dat haer stoot.. wint die blaest daer op te. ,. oock. Siet kinders! ’t. vier. vernielen haer, en al die. Jae, soo dat. ’t. 't. ’t. is. ’t. moet vallen. wert ghedaen:. komt daer tegen aen met haer houwen;. nimmermeer haer iemant op. sal. bouwen. J.

(44) 24. .. FRUSTRA CURRIS.. Le. cheval maigre, en quelque part qu’il. Ne. trouve point de la. Et. le. meschant, combien. O ’t. qu’il se travaille,. peut fuir la tresiuste vengeance. De. Dieu, sur luy, par folle outrecuidance;. En. tous lieux donc. Le mal. ’t. allégeance,. Ne. Mais plus. Al. mouche. aille,. vliet. il. qu’ailleurs. voulut, et le. ghy noch soo. seer,. se sent poursuyvi;. dedans sa conscience.. mal. l’a. suyvi.. ten kan u toch niet baten. ,. Verdrietich wesp-gheswerm en wil u niet verlaeten. onghevallich beest!. Geweeten quaet in. Van binnen. —. de boose, of hy sust. slaep, ten wil. noch kan geen rust;. seer benaut, duysent onrusten krielen. Van buyten gramme wraeck, Somma, waer hy hem De wespen van. ’t. die volght. hem. op de hielen;. wendt, jae waer hy oock vlucht heen. ghemoet hem knagen. tot het been..

(45) 25. .. FRUSTRA ME COLUNT.. La langue aux mains D’ hypocrisie. et le. cœur loing. derrière,. est la droite peinture;. Elle séduit par sa douce maniéré,. mordant. Et. rit,. Or. Christ apprent en la saincte escriture. Que. la. simple créature.. rien ne sert la langue sans le cœur;. Donc. l’hypocrite a povre couverture.. Dieu clair-voyant rend moqué. De tongh voor. inde hant en. ’t. le. moqueur.. hert sleept achter. Dits van gheveinstheyt snoodt de rechte schilderij. Haer smeekende. De. slechte. gelaet verleyt,. bij. ;. met lieflyckheeden,. mensch, veraest aen haer schynheylicheeden.. Cristus, die leert ons door de Schrift, en daer seyt hy ’k. Wil gheen. Hoewel den. dienst van de tongh, of. hypocrijt. hem. listich. Grodt, die het klaerlyck siet, sal. 't. hert. moet. sijn. daer by.. soeckt te decken,. met den gecker gecken..

(46) 26. .. A MALO CASTIGABERIS.. Ce. Philisthin s’est par orgueil armé,. Et veut. tirer. Mais Dieu a. contre simple Innocence fait. son. traict. ;. envenimé. Tourner sur luy, brisant son arrogance.. O. beau miroir. yeux de nostre France!. aux.. Pour contempler du grand Dieu des hauts cieux. Le prompt. secours, la iustice et puissance,. Qui garde l’humble,. Onmachtich. Om De. is. et. abat l’orgueilleux.. de macht des werelts. t’. saem vergaert,. quetsen dat de goe en stercke Godt bewaert; gifte pijl, die. ghy gaet op d’onnosel micken. Keert Godt tôt u en breeckt u quaet voornemen stiekem. Hier van een spiegel. is. ’t. vereende Nederlant,. Bestormt met groot ghewelt; door Godts vermogen Bleef staende tegens hoop.. Ghy. O. Godt! u. is. liant. de eer,. hoedt d’ootmoedighe, de stoute smijt ghy neêr..

(47) 27. ILLIC ERIT ET. De. .. COR VESTRUM.. toutes gens est la nature. cœur à. Qu’ils ont le. Dont. telle,. ce qu’ils aiment. mieux,. cestuy-ci dedans une escarcelle. Appartient bien à l’avaricieux.. Or. Chrétien a mis. le. Car son thresor. Où. N’ont. tel. son bien,. is. ghenegen en ghesint,. hangen aen. ’t. gheen dat hy meest bemint. ;. wel te beelden wt een vreck en gierich mensch,. Sijn hert. moet op. Een waere. Cristen. Sijn hert op synen. Daer. est là et tout. pouvoir qu’en ce val terrien.. Natuurlyck elck een. Om. aux cieux;. larron, la rouille, et l‘en vieux. le. Sijn hart te. le sien. sijn. sijn. sijn tas, is. want. den Hemel. geit is al sijn wensch. al. sijn. lust. Godt en Salichmaecker. rust,. schatten, die by d’aertsche veel verscheelen. Die mot noch roest en quetst; gheen dief en kanse. steelen..

(48) 28. .. DEUS SUPERBIS RESISTIT, HUMILIBUS DAT GRATIAM,. Ces. fiers. lions. Avoyent ravy,. un agneau. Mais son berger,. t’a fait le. Desia deux. Ne due. Twee leeuwen,. En. fois,. sois ingrat,. siet. dent sur luy mettre.. la. grand Pasteur. et. maistre. ô Prince débonnaire;. mais fay à tous cognoistre.. cœur. tres volontaire.. en wreet, hadden een schaep gaen rocken. roven uyt de kudd’,. Maer. la bride leur tirant,. tu le sers d’un. fel. grand. s’en cuidans bien repaistre,. Les empescha de Ainsi. ia tout. om. vratich op te slocken.. de herder trouw neemt wacker op haer goom,. Verrast de roovers, en bedwingtse met een toom.. De. groote herder Crist heeft dees Vereende Landen. Soo menichmael. verlost wt de tyrannen tanden,. Bloedich op haer gewet. O. ;. weest danckbaer en verbreyt. volk! aen ydereen Godts groote goedicheyt..

(49) 29. V Yoicy qui. IMPOSSIBILE EST.. d’un seul cœur deux offrandes,. fait. Dieu. Faisant, partage entre. O. .. et le. diable;. toy, Chrestien, Dieu veut que tu entendes. Qu’il est ialoux, et n’est point supportable. De. en chose abominable,. te souiller. Car tu ne peux. Or Dieu. servir à. veut tout, car, n’estant partissable,. Des hommes veut. Dat. deux seigneurs;. niet gedeelt. mach. et les. sijn. corps et les cœurs.. men. ,. aen gheen twe kan gheven. Men. kan niet godtloos en met een godtsalich leven;. Een,. die twee heeren dient,. De. een, die. Godt. is. is. Ghy moet hem. Hy. ,. de ander in de weech.. altijt. jaloers, o. doet nimmermeer te deech. menscb! ghy cuent het soo niet maeken,. dienen heel, of moet. wil het altemael. ,. hert. ,. lichaem. ,. Lijdt niet, dat iemant en heeft part. hem geest. noch. heel versaeken;. ,. en sin deel daer in..

(50) 30. .. DOMINUS CUSTODIAT INTROITUM TUUM.. Le cœur du Eoy Qui. est. en. la. main de Dieu,. conduit selon son bon plaisir;. le. Se plaindre donc du Eoy, n’a point de lieu,. La. cause en nous plustost devons choisir,. Quand ne. l’avons selon nostre désir.. France, à ton Eoy,. Un De. de sens, ieune d’aage,. vieil. régné heureux Christ donne, se. monstrer treschrestien. et. le. loisir. preux,. et. sage.. ,. Om O. uwer sonden. volck. !. wil. en leeven goddeloos,. soo gheeft u Godt een Coning quaet en boos.. Klaecht dan niet over hem, betert veel eer u leeven, Vertrout Godt, en. Ghy Ts. hij. sal. u beter Coning gheven.. Fransen, looft den Heer, de Coning van u lant. jonck van jaeren, maer volcomen van verstant;. Bidt, dat ky Cristlyck. mach en. wijslyck u regeeren;. Want Conings. macht. inde de hant des Heeren.. hert en. is.

(51) 31. .. FRANG0R PATIENTIA.. Je ne tien point cas fortuits. Qu’on void souvent Car. l’afflige. Que Dieu. personne;. doit dire en tous assaux,. donc point. C’est toy, Seigneur,. Au cœur. maux,. les. assaillir la. ie. ne m’estonne.. Chrestien la foy cecy raisonne, fait. tout par sa grand’- providence;. L’exemple avons en Job, saincte personne, Tresbeau miroir de vraye patience.. Daer schied niet by gheval van goe of quade dingen Die dickmaels onvoorsiens u schynen Als ongheluck u. Seght dan:. Want. Ghy. treft. en. heylighe. man. te bespringen.. quaet sich tôt u haest,. doet bet, Godt, dies ben ick niet verbaest,. in een Cristen. hert. Godt weet wat ons nutst. De. ’t. ,. ’t. is. Gheloof plant sulke door. sijn. Job, die was daer. reedefö:. voorsienicheden.. me. vervult,. Patroon en spiegel van waerachtich sterck gedult. J.

(52) 32. .. NON QUÆRAS DISSOLUTIONEM.. Ces poings,. en une volonté,. liez. Sont pour monstrer l’union, qui doit. estre. Entre Chrestiens en saincte charité,. Ensuyvant Christ,. leur seul patron et maistre.. Telle union des siens nous fait cognoistre. Ainsi qu’il dit,. et la. dilection. Accomplit tout; qui veut donc en haut. Cherche. Handen Is. I. om. ,. te. la paix,. fuye dissention.. ghebonden met eenswillens stercke toonen, dat daer Enicheyt moet. Onder de Christenen en waere. Om. estre,. lijn. ,. sijn. liefde heylich,. volgen Cristum nae, haer trouwe leytsman veylich;. |. Daer kentmen Goodts volck aen,. ’t. is. hun een stercke wacht. Dat men vindt onder haer de Goddelijck’ eendracht; Daer die. niet is,. hoe kan daer. liefd’. of Goodts-vrucht wesen?. Soeckt vree, en wilt vervaert de twist vlieden en vreesen..

(53) 33. .. DEO BECIPIAM.. La main Veut. Qui. qui tient ceste trompe volante,. bonne renommee,. figurer la. vole ainsi qu’une trompe sonante,. D’où. la. personne. est. nommee;. bien ou mal. Celle qui est sur toutes estimee,. Doit bien garder à orgueil donner. Car. ce qu’elle n’est blasmee;. d’elle n’est. Le bon renom. lieu,. n’est d’ailleurs. que de Dieu.. Een vliegende trompet, daer mede wert beduyt ’t. Snelle gherucht, dat eer en schant can blaesen uÿt.. Want Yan. fluckx vliecht overal de goed’ of quaden. loffelycke deucht of Jasterlycke blaeme;. Die dan. iet. Siet toe, dat. Die. Een. name. al. ’t. meerder. is. als. anderen vermaert. hy hem wacht voor smettende hovaert,. voorgaende. vaste goede. licht. naem. is. van deucht souw doen verblinden;. maer by Godt. te vinden..

(54) 34. .. VAE.. Cest. homme. monstre un cœur beau d’apparence. Et par dedans en porte un tout. Ce mal. est bien plus. Car autruy trompe. et. infect;. grand que l’on ne pense,. soymesme. défait.. Et Dieu qui seul descouvre tout son. Luy Or. faict,. a donné sa malédiction.. prions donc ce bon Dieu, seul parfaict,. Qu’il nous en donne un net sans fiction.. Wat. helpt het of. ghy toont een hert goet schoon van. schijn,. Als ghy van binnen draecht een ander van fenijn?. Dees doemelycke sondt. U. selven. Godt. siet. is. meer dan ghy moocht dencken,. ghy bedriecht en soeckt een. aer te crencken;. het klaer ondeckt, en hy vermaeledijt. Elet dubbelt herte. van den boosen hypocrijt.. Laet ons dan bidden, dat de goê Godt ons wil gheeven. Een. hert dat suyver. is,. om. nae. sijn. wil te leeven..

(55) 35. NON SUM. Son devoir. fait. .. IN CULPA.. de bien sa ligne tendre,. Et ne s’espargne en chaleur ny frescheur, Si le poisson l’amorce ne veut prendre,. Coulpable n’est l’engin ny Ainsi est. il. du. le. pescheur.. fidele prescheur:. tend vous prendre à Dieu par la parole;. Il. Mais. le. cœur dur de. Se destournant,. Die wel versien van aes. l’obstiné pecheur,. la tient. sijn. comme. frivole.. anghelroe wtschiet,. Heet, kout, en nat verdraecht, gheen ongemack ontsiet, Als lijkwel noch de visch niet aan de hoek wil byten,. Men. kant de visscher niet, noch oock. Soo oock een Leeraer Godts,. Op hoop. of. Hout aen,. De. ’t. ’t. ghereetschap wyten.. die vlytich doet sijn best,. godtloos volck bekeeren mocht int. lest. preeckt en vermaent de moetwillighe dooven;. feyl is niet. aen hem, maer haer die. ’t. niet ghelooven..

(56) 36. .. RES OMNES CÆCIS TENEBRÆ.. Le. A. ny. clair soleil. la. un aveugle en. Le. torche en la main. rien. n’est proufitable;. livre ouvert aussi tient. Car. il. ne. sait. si. c’est. il. en vain,. mensonge ou. Cecy vous. soit. Qu’à. obscur tout est obscurité.. l’œil. fable.. donques à tous notable,. L’ignorant donc ne doit estre croyable,*. Car. Le. il. ne voit goutte à. kîaere son, de toorts,. Baet niet die blint. is. die niet. En menen ’t. Is voor. Ten. sij. niet profytich weesen ’t. onaendachtich leesen. maer klucht, droom, of. hun duyster ooch maer dicke. d’Onweetende en kan dat. bril. of willens niet sien en wil.. kunnen, of die. dat het. vérité.. noch oochtroostende. Het open waerheyts boek kan. Yoor. la. ’t. fabel is;. duysternis.. Gheloove niet ghenaken,. Godt hem doet de waerheyt. sien en. smaken..

(57) 37. .. PROPTEREA CAPTIYUS EDUCTUS EST POPULUS.. Ce phantastiq a de quoy Ses appétits,. Mais,. s’ayme mieux contenter. On. void. En. maints gentils. sijn. tels. siet. Spijs, die. profitables.. cas auiourd’hui déplorables, et. se paissans de. sublimes espris,. mensonges. fables,. et. vérité solide ont en mespris.. honger wel mach boeten en versaên. tantwaetrich aen, gheschildert na het leeven,. hem reuck, noch smaek, noch. Is te beclaegen dat. nu. alle. sijn. voetsel en kan geeve. daech gebeurt,. Dat menicji cloecke geest onnut. En. non. eeten wel ghecoockt, en lecker versch ghebraên;. Maar. ’t. fol,. vivres peincts, plaisans,. La. Aen. comme. estoyent raisonnables;. De. Oui,. Dees sot. s’ils. sustenter. sijn. tijt. verleurt. verstant vergeefs polijst op ydel droomen,. Veracht de waerheyt (die. hem noodt), met. niet te. coomen..

(58) 38. .. NON APTUS EST REGNO. Ce. charretier monstre, à sa contenance,. Avoir. Le. DEI.. le. cœur. ailleurs qu’au labourage.. regarder derrière desavance,. Comme. femme mal-sage.. a veu Lot en sa. Celuy avoit un semblable courage,. Qui. dit: je vueil, pere,. Et n’y. alla.. Du mondain. Yoyla quel. en ta vigne. aller,. est l’usage. sage en son dissimuler.. Die op het doen van desen arbeytsman neemt merck, Die. siet. wel dat hy hert noch sin heeft tot. Als Lots onwyse vrouw, gaet hy. Met om. te kijcken. sijn tijt. sijn. werck;. verleuren. wat daer achter mach ghebeuren.. Gelijck of jemant sey: mijn vader, ick wil gaen. In uwen wijngaert, maar bleef onverwickbaer staen. Siet dit is de manier: onder veel valsche greynsen. De. werelt gaet. vermom, wiens. wijsheyt. is. maar veynsen..

(59) 39. SIC. De. .. AMICA MEA INTER.. tous costez, de ronces et d’espines. Ce povre Lis Mais. la vertu. se void environné,. de ses vives racines. L’entretient vif et de blancheur orné;. Ainsi. est-il. du troupeau deux-fois-né,. Vivant à Dieu,. et. pressé des bastards;. Lesquels ayant leur Dieu abandonné. Comme. Waer. l’espine à la fin seront ars.. sich dees Lely wendt, sy. Beset aen. alle. Niet can ontwijcken.. Met suyver. Maer. doch nergens. is. kant met doorenen. ,. deucht. liaer wortels. wit verciert, onderhout. om. En. al lijt. geeven. is,. het hindernis. wert verdruckt van die haer Heer en. Die met de doornen oock int. sal. te leeven.. Het kiene hoopjen, dat tweemael ghebooren Blyft leevendich in Godt,. vry,. die sy. vier sullen. Godt versaken, gheraken..

(60) 40. .. ESTOTE PRUDENTES.. Voyant Il. livrer l’assaut iournellement,. besoin de s’armer de prudence,. est. Ainsi qu’avons de Christ enseignement,. Qui. est seul. Quand Pour. le. chef et nostre sapience.. serpent voit. le meurtrir,. N’a de son corps,. et. le. bras qui s'avance. que sa. ains. sien,. hoe dat. De. i. gheen ons dagelyckx aenstoot,. Gebruyck daervan wy best aen Cristus sullen leeren. Die wy. !. serpent.. voorsicht en van wijsheyt sijn van noot.. Wapens van 't. int. y pend,. du chef souvenance;. Aprenons donc prudence du. Wy. vie. Om. als. ’t. eenich hooft van aile wijsheyt eeren.. slang, wanneer se siet haer vyant. haer te doden, soo. Deckt sy voor. al. sijt. niet en. comen aen. ,. mach ontgaen,. haer hooft, dat soeckt sy meest te wachten;. Leert: wilt de wijsheyt van. ’t. serpent oock niet verachten..

(61) 41. .. DERELINQUE.. Un. bel exemple avons en la coleu vre,. Laquelle laisse au hallier sa peau dure,. A. celle fin. Ostons. Du. qu’une neuve recœuvre.. ainsi,. vieil. avec sa pourriture,. Adam. la. Pour au second. perverse nature.. estre nais et refaicts;. Car du premier nous n’avons rien qu’ordure,. Mais au second sommes rendus. Merckt op, o menschen!. De. slang,. om. nieuw. siet,. te sijn,. dit is is. parfaicts.. u een patroon:. alle jaers. Te soecken hegg' bequaem, om daer. te. ghewoon. trecken uyt. Sijn out verdurven quaet en onderaertsche huyt.. Schut. Hecht. U. yvt. den. die aen. Adam. out, vol sondt en grulyckheden,. doornen van de werelts. listicheden,. eerstgheboorte en u selven gansch versaeckt,. Want. nae de weêrgheboort. suit. ghy. eerst sijn volmaeckt..

(62) 42. .. QUI SE EXALTAT HUMILIABITUR.. Ce pot bouillant. s’enfle. Qu’en retombant. sa liqueur. et. haut escume,. si. il. respand;. Ainsi en prent à celuy, qui présumé. Par trop de soy,. En. et. qui plus haut s’estend,. oubliant que de Dieu. Et non Car. d’ailleurs.. Donc. il. Geen. in dees heete pot. Nu. die. hem. bral ick braef. selffs. om. faut qu’orgueil cesse;. et. tristesse.. men opgheblaesen. Yalt schielyck in de asch en. Soo mede,. dépend,. Dieu va grimpant,. cestuy-il, qui sans. Tombera bas en douleur. ’t. il. is. dan gansch. siet,. tot niet;. hoovaerdelyck laet dencken:. hooch! nu kan. Yergeet de goede Godt, daer. al. my. niemant krencken!. ons heyl hangt an,. Die sulcken hoochmoet stout wel haest verneêren can Yergeefsch clautert hy op tegen Godts wil, int endt Sal. hy hem. storten neêr in d’uyterste elendt.. ;.

(63) 43. .. MULTI SUNT VOCATI.. Tous appelez sont bien par. ceste cloche,. Et. toutesfois n’y vont tous qu’elle appelle;. Ce. n’est raison pourtant qu’elle ayt reproche:. Car. elle. fait. L’Evangile. Qui à. tout ce qui est en. de condition. est. monde. sulut tout le. elle.. telle,. convie;. Mais nul ne veut parvenir iusqu’à Fors ceux que Dieu a choisis à. elle,. la vie.. Dees kloek roept overluyt: comt altemael. te kercken;. Een weynich coomter maer. Niet door nodige wercken Verlet.. Neen! maer onnodich. Denckt: nu mach ick Cristus roept:. komt. Wat. is. daar toe. niet. slof. en. traecli wtstel. gaen, morgen. koom. icker wel.. tot mijn, al die begeert te leven;. van noodt,. sal ick. om. niet. u geven;. Wt. mijn Ghenaeden-vloet schept coever ende vult;. Als. wy. niet. komen dan,. ist. niet ons. eyghen schuit?. —.

(64) 44. .. SPECULUM FIDELE.. Sur un corps mort. Les. et. aigles ont le sens. Pour. puante charongne de s’assembler. vie avoir, et n’en ont point. vergongne.. C’est beau miroir pour les cœurs enflamber. De. tous Chrestiens;. non pour. Car au corps mort n’a. Mais au corps. De. vif,. rien. leur 'ressembler,. pour. le. fidele,. qui les veut ressembler. Pour. les. nourrir à la vie eternelle.. aerents. om. het crengti vergaeren, dat sy eeten. Tot levens onderhout, met smaeckelycke beeten.. O. Christens altemael! en werdy noch niet graech, dierbaer spijs te voên, geen hongerige maech,. Met Maer Een. ziel? vergaert.. leevent lichaem. u. t’. is. saem, maar niet tot leven. om. eenen doden;. u van nooden.. Cristus geeft u so milt sijn heylich vleys en bloet,. Dat. niet vergancklyck is en eeuwichlijken. voedt..

(65) 45. .. SUBLATA AMORE OMNIA RUUNT.. Par vray amour tout l’univers. Et par luy. seul. tout est entretenu;. Par luy aussi tout conduict. Et de luy. Qui à. En. est faict,. et parfaict,. seul aussi tout soustenu.. ceci cognoistre est parvenu,. admirant ceste bonte divine,. Reiettera ce fol qu’on bande nu,. Cause de mal,. De Alvermoghen. et. de toute ruine.. Liefd’ van Goddelycker aerdt. Is, die de werelt schept, onderhout, en bewaert.. De. Liefd’ bestuirt het al;. ’t. was anders niet met. Sonder de Liefde most de weerelt stucken Die door opmercking dan soo verre. sijn. allen. vallen.. gebracht,. Datse verwonderen Godts Liefde, die veracht. De. sot. onwyse min;. jae, haetse tot het sterven,. Als oorsaeck van veel quaet en. ’t. wterste verderven..

(66) 46. .. TRAHE FRATRES.. Celuy qui a. A. ia. monté. la. montagne,. ceux qui sont en bas tende. Qui. main.. de Dieu son frere enseigne;. est instruit. Coulante. la. foy de main en main,. soit la. Souvienne toy, que Christ. est si. humain,. Qu’il nous a faits tous enfans de son pere,. Et. qu’il punit le. Toy. eonverty, conferme aussi ton frere.. Die nu alrede. Wenckt met. De. cœur lâche inhumain.. is. sijn. bergh, die. int hoochste. hant en gheeft. sijn. Sijn broeder, en. van den top,. ’t. om. laech.. liaer. moet. te. So moet men onderwysen. Gheloof hem hoochelyck aenprysen.. Ghedenckt, dat Christus ons soo vriendlyck Dat hy ons kinders van. Hy. straft,. Sijt. ghy bekeert,. klimmen op. sijn. is. en goet,. vader werden doet.. die weten en d’onwetende niet leeren. ;. so wilt u broeder oock bekeeren..

(67) 47. .. EX NATURA.. Comme Ya. ensuivant sa nature,. de rechef racine en terre prendre,. Tout. Ne. la ronce,. homme. aussi, terrestre créature.. peut de soy plus haut qu’en terre tendre;. Combien que Dieu. Que. Que. est l’esprit si foible et tendre,. en bas tousiours. la chair forte. De breemhaech, nae Maer buycht. ne vient rien que martyre;. d'icy bas. Mais au bien. assez luy face entendre. sijn aert,. met. De mensch, hoe schoon hy. schijnt, is. Hy. tot aerde is. Godt. sijn top.. van de aerdt genomen,. ghecomen;. geeft ons te verstaen, dat al ons levens. Niet aers. Wy. hy weer. is. moeten. als. verdriet en een ghestaeghe. vlijtich. gauw ons swacke. Of door versuym souw. ’t. tire.. eerst weelich wast recht op,. allensjens weer en wortelt. rust niet voor. le. vlees haer. tijt. strijt.. geest opwecken,. me. nae d’aerde trecken..

(68) 48. .. FŒDERE PERFECTO.. Le. loup, l’agneau, le lion furieux. Paisiblement repairent tous ensemble.. Le. juif,. grec, le doux, le vicieux,. le. Au. vray repas Dieu par Christ tous rassemble;. Au. coeur Chrestien estrange point ne semble. Qu'unis soyons renez par l’Euangile.. D’un. tel. accord Satan estonné tremble,. Mais nous savons qu’à Dieu tout. ’t. Onnosel schaep, de wolf, en trotse leeuw hoochmoedich. Weyden met Die ’t. est facile.. eertijts. Is. vrede. t’. saem; hoe comt de leeuw so goedich. was soo fel?. O. mensch, verwondert. niet!. Goodes macht, daerdoor men wel verenicht. siet. Jood, Grieck, Heyden en Turek, Cristenen met Barbaeren. Wt. aile. De. duyvel. ’t. hoecken is. sal Cristus. sijn. verbaest, dat h y. volck vergaeren.. hem. Geen ons onmoochlyck dunckt,. siet is. bespot;. moochelyck by Godt..

(69) 49. .. NON EX. L’homme. TE.. endurcy, par son orgueil deceu,. Dit que son œuvre au. O. ciel le iustifie.. qu’as tu que tu n’ayes receu?. fol,. Si l’as receu,. donc ne. Et à cela, qui. n'est rien, ne te. Car à celuy semblable. Qui ne. croit rien,. Le monde. t’en glorifie,. et. ie te. fie.. voy,. à tous. certifie. avoir este créé par soy.. De hovaerdy. die. maeckt de mensch soo buyten sinnen,. Dat hy door. sijn. verdienst den hemel seyt te winnen;. Daer pocht, daer. trotst hij. me. Arme, verwaende. sot.. Wat. hebt ghy dat ghy niet ontfangen hebt van Godt?. Ghy. selfs. Gy. hebt geen geloof, en wilt gelooven leeren;. selfs sijt. onbekeert en wilt een aêr bekeeren!. Betrouwt op sulck een niet, die wt. hem. De kaers en. men hem. geeft. geen. licht, als. selven spreeckt; niet ontsteeckt.. 4.

(70) 50. .. NON EST CULPA. Si d’un. bon. YINI.. vin quelcun s’est enyvre,. Faut-il pourtant que la vigne on arrache?. Le. sainct Escrit seul. bon, droit,. iuste et vray,. Faut-il oster pour ce qu’aux malins fâche?. Non, mais. De. plusieurs ont eu le. regreter que le col n’eust. cœur. lâche,. si. rompu. Sainct Paul tombé, parce qu’au vray la tâche Il. monstre au doigt, que couvrir. Wevt jemant door goe. ilz. n’ont peu.. wijn een vol en droncken snuyt,. Moet men daerom de stam en wijngaert trecken uyt? Sal. men. d’heylige Schrift, vol Goddelycke raeden,. Verwerpen, omdat sy. valt quellich. aen den quaeden?. Neen; nochtans vint men wel soo boos, verkeert en Die Paulus wenschten toe het breeken van. Doe hy van. ’t. paert viel;. sijn. vals,. hals,. omdat hy haer vuyle vlecken. Wijst met de vinger aen, die sy soecken. te. decken..

(71) 51. .. VIGILATE.. Yoicy qui. est troussée sur ses reins,. Voulant par. là. monstrer sa diligence;. Chandelles a brûlantes en ses mains,. Les opposant à l’obscure ignorance. Elle n’a point avec elle accointance,. Ains veut. veiller. en attendant son maistre.. Veillons aussi, et chassons nonchalance;. Le. De. maistre vient, et ia se. fait. paroistre.. fluckse wackerheyt ons afgeschildert wort. Met kaersen. in de liant en. kleren opgeschort;. Toelichtster van die sijn in duisterheyt gheseeten,. Opweckster van de luy en vadsige nietweeten. Niet dat sy. Sy waeckt. Ey!. laet. is. vermaeckt met sulck geselschap seer;. veel liever en. verbeyt liaer. Godt en Heer.. ons oock alsoo onachsaemheyt verjagen;. Ons Heer en meester coomt,. siet,. het begint te dagen..

(72) 52. IAM ACCENSUS.. SI. L’Euangile. comme. est. .. feu estimé;. Car aussi tost que Ion va. Le monde en Mais. cela. le. preschant. soudain allumé.. est tout. vient de la part. du meschant;. Ce. feu brûlant, glaive à double trenchant,. De. tous costez vivement coupe et brûle. De. ruine part purge For et l’argent,. D’autre. il. consume. Het Evangely wert Dat vaerdich metter. recht ijl. Wanneer de predicant. De goeden nement. et. la. paille et l’estule.. by een. vier gheleken,. de weerelt can ontsteken. ,. dat nae sijn plicht verbreyt.. aen, de rest daer tegen seyt.. Dit dubbelt snijdent swaert en vier doorloopt de landen,. Blaeckert allom, en proeft wat can of niet verbranden,. Suyvert silver en go ut,. strijckt. al. het vuyl daer af,. Yerbrant en maeckt tot niet stroo, stoppelen, en. eaf..

(73) 53. .. SOCIOR BLANDE.. L'ombre, suyvant en toutes pars son corps,. amy. Est. le. patron d’un. Car. le. dateur a langue à tous accords. contrefaict.. Jusques au temps que son cas Soit bien, soit mal,. il. est parfaict;. tient tout. pour bien. faict.. Mais l’amy vray au mal point ne consent.. Heureux qui. a en Dieu. amy de. Sur tout. grands ont. tel. Soo lang. Dan. ’t. les. moy. weer. is. faict;. tbresor absent.. en de son schijnt helder. volgt d’ontrouwe schaeuw het lichaem. altijt. claer,. naer.. Soo wt het gare Noort of mottich West comt drijven. Een wolckje voor de Een. son, hy sal niet langer blijven.. mont, houdt quaet voorgoet,. sckijn-vrient kaldt u nae de. Maer oock. niet langer. Een trouw. vrients waerdt. dan is. als. ghy. in weelde wroet.. meer dan. Godts vrientschap heeft noch by. al. alle. koninckrijcken. desen niet. te. lijcken.. ;.

(74) 54. .. QUOD NUTRIT ME CONSUMMAT.. Ce qui. Comme. estoit. pour nourriture tue,. voyez ceste belle chandele;. Ainsi en prend à cestuy-la qui. La. vérité de. Bonne de. mue. Dieu, par sa cautele,. soy; mais est par l’infidele. Souvant tournee à sa damnation;. Et au croyant donne Lequel. la tient. vie eternele,. au cœur sans. Goet averechts gebruyckt wel. dijen. fiction.. kan tot quaet,. Ghelijck ghy siet dees kaers, door voetsels-overdaet, Is overstelpt en wt;. nochtans mocht hy niet leven. Of. doot, moet. ’t. ’t. gene dat. hem. hem. Yerstant wel aengeleyt ons door. Int eeuwich leven; maer. Die met. fijn. ’t. ’t. ,. het leven gheven.. gheloove brengt. vernuft die ghene krenckt. ongheloof de waerheyt wil verbloemen. Dat goet was, dat wert quaet en leyt. hem. int. ;. verdoemen..

(75) 55. .. LUMINE CARENS.. Voicy qui veut que preud’homme on. Pour son habit monstrant Vérité cache,. Qu’en son. rien qu’obscurité.. soleil ait. Ainsi en vain d’avoir Christ. Tout mal-vivant,. pense,. simplicité;. apparence. n’y a. et. le. s’est. vanté. se nourrissant en vice;. ,. Christ, vray soleil, n’est iamais sans clarté.. Où. Sou men. est la foy, tousiours. suit la justice.. niet seggen, nae het sien. van buyten an,. Dat dees gheleeck een vroom, oprecht, en deuchlick man, Die waerheyt berght, soo. onder. Nochtans. laet. Schijn. een ijdel niet; het weesen dat. is. hy. schijnt,. ’t. sijn. son. Dees roemt van deuchden Cristus, de waere son,. Waer. en. altijt. kleeren?. behoorlyck licht ontberen.. ’t. ,. sijn slechte. is. wat.. veraest aen ondeucht sat.. sijn. dat Gheloof is, volgt een. licht sal. gheven;. vroom rechtvaerdich. leeven..

(76) 56. .. NEMO DUOBUS.. Ce gros lourdaut, courbé dessous Treine à ses pieds. D’humaines. loix.. la Joy. sa charge,. de Dieu sans honte;. tout ainsi Ion se charge,. Cuidant que Dieu reçoit. le. tout par compte;. Du. droict divin cependant ne fait compte,. Où. il. devroit plustost salut chercher.. Tel fardeau donc luy tourne à mort. En. ignorant Jesus-Christ. et. et. sa chair.. Dees groote plompert buycht onder de werelts Sleept Godts wet aen sijn. Menschen-gheboden swaer,. honte,. last. been, daer hy niet op en past.. neemt hy aen. die. Nae Goodts gheboden, neen! De goede meening hy Godt. daer. mach hy. te. dragen,. niet nae vragen.. reekent voor betaelt;. Die salicheyt soo soeckt, het tegendeel behaelt. Dit zwaere pack hun maer tot doot en schant sal keren;. Die Cristus niet en kan. ,. mach. niet wel. kennen. leeren..

(77) 57. .. SURGE, ILLUCESCET TIBI CHRISTUS.. Si Jesus-Christ n’eust esclairé nostre. Comme. ombre,. cestuy, nous serions endormis,. Et reputez d’entre Mais de sa grâce. les il. morts au nombre;. ne. l’a. point permis.. Puisqu’il nous a hors de tenebres mis,. Et donne foy pour à luy nous conduire. Prions tousiours que n’y soyons remis,. Et que sur nous. So lang. als. Aensiet. de. sa clarté face luire.. Cristus niet,. met melijdent ghesicht,. arme mensch en weer ontsteeckt het. Door sondt gheblasen. uyt, soo lang. machmen hem. Onder de dooden en gevangens vander. O. licht, tellen. hellen.. onbegrijplicke ghenaede, die ons weckt. Door. ’t. In. licht,. ’t. levende geloof, dat ons wt duyster treckt. Ach, Godt!. en doet met ernst ons bidden en begeeren: wilt. nimmer meer u. aenschijn van ons keeren..

(78) 58. .. DEPOSUIT POTENTEM.. Cest arbre grand. Au. souffle seul. Mais. Qui. et. puissant est. rompu. du vent plus que luy. fort;. l’arbrisseau ainsi briser n’a peu, s’est. ployé souz un. si. grand. effort.. Humilité apporte grand confort, Orgueil ne. fait. qu’attirer. mal. et. perte.. L’humble tousiours aura de Dieu support,. De. De. l’arrogant la ruine est aperte.. styve eykentrots wert door de wint gebroken. Maer. ’t. swacken dwerghe. riet heeft wyselyck. ;. ontdoken. Des Hemels onghenae, recht hem weer overent Als de onbuyghsaem. boom. is. in. den gront gheschent.. Ootmoedicheyt beleeft haer nae den Corsel hovaerdicheyt maeckt. spijt. tijt. can voegen,. en onbenoegen,. Die blasen teghen hem met schrickelyck onweer.. Godt. heft de. ootmoet op, de hoochmoet. stort. hy neer..

(79) 59. .. NON EST EASTIDIOSA.. En contemplant. due. ceste. charité est une. femme, voyez œuvre. excellente.. Qui. dit:. Que. faussement d’estre Chrestien se vante.. J’ay foy, sans charité, croyez. Charité (dy-ie) de foy vive naissante,. Non Car. A. celle-la d’un c’est. infidèle;. péché, quoy qu’elle. soit. duisante,. tout Chrestien qui n’attent salut d’elle.. Besiet met ernst en ’t. Turc ou. vlijt. dees waerde vrouw vennaert,. Is Goddelijcke lieft, die al de. deuchden baert;. Seyt jemant: ick gheloof, en toont gheen Cristen-wercken. Die heeft een doot gheloof; aen. De. liefde, seg ick, het. Maer. En. die niet van een. sonde; dan. Voor. alle. s’is. liefde. gheloof int leeven hout,. Turck of Heyden. ;. die is kout. nut, hoochnoedich en bequaeme. vroomen, die sich roemen. ,. moet ment mercken.. Cristi. naeme..

(80) 60. .. INVIA VIRTUTI NULLA EST VIA.. Cest. homme. Monstre. icy,. selon qu’il s'achemine.. qu’il veut. Marchant en mer,. à vertu parvenir; la. roche brise. Pour son chemin applanir. et. et. mine,. unir.. Celuy qui veut iusques à Christ venir, Doit tout ainsi par actes vertueux S’acheminer,. Pour rendre. De. et. de foy se munir,. aise ce roc tant périlleux.. yverighe Lust ontsiet geen dinck, hoe swaer,. Om. comen by het geen, daerby men garen waer.. Dees. man. De herde. doet alle rots. De Deucht Dat hy,. om. hy. wijst. vlijt. slecht,. De. om. de Deucht. effen. hem nae Godt. wech. te. en maeckt. te. raken. maken. sijn lust. soo groot,. daer te sijn, en vreest haet, smart, noch doot.. Geloof, dat maeckt. ’t. om by. hem. sterck. om. welgemoet. sorchelycke zee van werelts woeste baren.. te. varen.

(81) 61. .. CUI GLORIA.. Au. bras qui tient de sa main la coignee,. De. droit est. Quoy. qu’à couper ne se soit espargnee.. De soy. n’avoit. Ne l’homme. bijl. aussi, si. non par. le. Seigneur.. Où. donc de l’homme. le. merite?. En. Dieu, qui est sa force. et. enseigneur,. le. prévient et à bien faire invite.. gemaeckt bequaém. Heeft selver cracht. Een. ny force ny vigueur;. sera. Qui. De. deu de ce beau coup l’honneur;. riet te. ,. om. yetwat af te houwen. noch macht; men mach hem. kappen af. ;. niet vertrouwen. moet roesten en vergaen. Door hulp van handen kan hy hacken, kerven,. En. groote dingen doen. Soo. Hoewel hy. Maer. als. is. is. bequaem om goet. hem Godt ghebruyckt,. ;. slaen,. de mensch onmachtich, te als. doen waerachtich een. fijn. ;. instrument,. Maeckt met verwondering Godts crachten dan bekent..

(82) 62. QUÆ NON. .. FACIT BONOS FRUCTUS.. L'arbre on cognoit volontiers par. Bon ou mauvais, Et l'homme. aussi par l’œuvre qu’il produit, soit le sien. langage,. Christ mettant la sentence eu usage.. L’arbre mauvais. il. Et mettre au feu; Et endurci par. Noch. fruict,. c’en est le tesmoignage;. Tant contrefaict que. De. le. faut au pie couper, ainsi. l’homme mal sage. droit faut extirper.. hout, noch blaeden gheeft de Ooftboom eenich lof,. Soo men geen vruchten goet pluckt. Een mensch, hoe. t’. sijnder. heylich, jae hoe schoon. tijt. hy weet. Brengt hy gheen wercken voort, gelooft hem niet Als. men. En noch. d’on nutte. boom. daer of; te. kallen,. allen.. vergeefs doet alle cier,. draecht hy geen vrucht,. hout af en werpt int. vier,. Seyt Cristus; alsoo oock de mensch, die de getrouwen. Raedt Godts veracht, die wert met recht oock afgehouwen..

(83) 63. .. BEATI PAUPERES.. Cest innocent, mettant son cœur a Dieu,. N’a nul soucy de toute autre. En. richesse;. luy aussi presomtion n’a lieu,. Car haut au. ciel. est toute sa liesse.. Plusieurs icy errent par leur rudesse,. Prenans Sage. les. est. sots. pour. celuy, qui. Le monde. et. les. povres d'esprit.. renonce. qui laisse. et. soy, pour estre riche en Christ.. Cleyn weerghebooren kint, onnosel van het quaet,. Die heft. sijn. hert tot. Godt. ,. daer. Bijckdom en Eer, daerrne de werelt. En. gaet. Met. hem gansch. sijn. al. is. De. werelt afgaen,. om. hem. onbecommert,. Hemel hy verwacht. Sijn blijtschap, daer een rijcke werelt -wijs salich is hy, die. staet.. beslommert,. niet aen; eenvuldich,. vast betrouwen in den. Hoe. hoop op. me. Jacht.. selven can versaeken,. met Crist hem. rijck te. maken!.

(84) 64. .. GLORIPICATE ET PORTATE DEUM.. Non. pas en soy faut que se glorifie,. Mais en son Dieu,. Qui. le. Pour. le. reforme, enseigne,. et. conioindre à son. fils,. L’homme De. Maar. in. à qui Dieu aura. O. te. à mal par. soit. hem. sich de. selfs. moet. eest. honneur. leert sijn. tel. exemple.. arme mensch behaegen,. Godt, en die waerdich. Die hem herbaert en. Om. fait. seul Seigneur.. lieux remplis de deshonneur,. Qu’ induict ne. sijn. mortifie,. choisir pour en faire son temple,. le. Fuye tous. Niet in. qui le porte au cœur,. cil. int herte draegèn,. quae begeerten doôn,. vereenigen met Cristo, synen Soon.. welgheluckich mensch! daer Godt in bouwt. sijn. tempel,. Vliet, schuwt, ontwijckt de plaets, die u, door quaet exempel,. Mocht troonen. tot het quaet en. Tot nieuwicheyt, maer geeft. int. locken. ’t. kitlich oor. minst doch geen ghehoor..

(85) 65. .. UBI ES.. Adam. pensoit estre fort bien cache,. Quand Mais. il. meit ainsi sous. se. il. n’y a cachette, où. Aux yeux. le. figuier;. péché. le. de Dieu se puisse desnier.. Se vante donc, qui voudra. Que Dieu ne. void des. s’oublier,. hommes. la. meschance;. Je croy qu’à rien ne sert tout ce mestier,. Qu’à. se. donner à tout péché. licence.. Als d’onherhooren mensch wanhoopt aen Godts genade,. So schuylt hy naeckt van deucht onder de vygeblade;. Maer neen! de diepe. Kan. noch. zee,. holle bergen. hooch. sont verberghen voor Godts aldoorsichtich ooch.. Soo ghy u sonde deckt en. En meent Godt Ach onbedachte, Die u tot. alle. siet niet. laes!. niet en wil belijen,. eens u snoode schelmerijen,. dan vint ghy. eerst de stof,. sondt gheeft voorts te doen verlof..

(86) 66. X, On. tire. Kose. EX MALO BONUM.. bien des espines poignantes. tres. bonne. Des reprouvez Dieu. .. aussi. tire. et. et. pleine de beauté;. leurs. œuvres meschantes. du bien par sa bonté,. Faisant servir leur fausse volonté. A. sa grand’ gloire et salut des esleuz.. Et par Dieu. Ghelijck. iustice, ainsi qu’a décrété,. fait tout. men van. bien; que nul n’en doute plus.. de sclierpsteeckende dooren pluyckt. Een oversckoone Eoos,. die heel soetguericli. ruyckt,. Soo can Godt, wt de snoode wercken van de quaede, Goet trecken. ,. ais. Ghebruyckt vaeck Als roede, die. sijn. hy. wil,. door. sijn. tot sijn eer haer. groote genade;. boos en quae begeert,. volck weer vyerich bidden leert,. Die door onachtsaem weeldt haer Godt souden vergeten;. Godt doet. altijt. ons best,. al willen. wy. ’t. niet weeten..

(87) 67. .. PER MULTAS AFELICTIONES.. Feu, glaive, mer, maint chien malicieux,. De. tous costés les iustes environne;. Rien. n’y a en ce. il. Qui avec Mais de. A. foy l’œil voyant la couronne, l’affliction,. sain et Paul trouvent la guide bonne,. Qui meine à. Christ, nostre salvation.. Vier, water, strop, en swaert, oock. Die. sijn. Om. de Rechtvaerdigen; haet,. veeltijt. ontrent, en. Benautheyt, suchten, pijn,. Maer. sien de. envieux,. dueil ce torment ne leur donne. la. eux promise apres. Avec. monde. door. ’t. menich boose hont,. schicken haer int ront. sijn. nijt,. verdriet, en quellen,. hun staghe. ghesellen.. gheloof de heerelycke kroon,. Die nae veel lydens hun belooft. is. tot. een loon,. Verdragent met ghedult; vinden met Paulus goet ’t. Gheley. ’t. geen dat hun brengt by Cristum, die. ’t. versoet..

(88) 68. .. ABUNDAVIT INIQUITAS, RJEFRIGESCIT CHAllITAS.. Ce vase. La. plein. de toute iniquité,. beste aussi et celle qu’elle porte,. Ont. si. tresfort refroidi charité. Par leur poison, qu’on. Mais une chose y. pour morte;. la tenoit. nous conforte,. a, qui. où. C’est que prochain est Christ,. Ja sa clarté nous apparoit. si. elle. abonde.. forte,. Qu’elle destruit les tenebres du monde.. Laes, ongerechtigheyt! nu pronckt ghy wel ondieft. Op. sevenhoofdich beest, verkouwt in. ’t. Tot overlopen. Van. De. ’t. is. u kop vol. gift. geschoncken;. martelaeren bloet, o hoer! soo. liefde. Goodts verkluemt en. aile liefdt;. is. sijt. ghy droncken.. van kouw schier doot,. Haer vlammen heet ghy door u couwt. fenijn. Noch. nae. De. troost ons Cristus’. werelts duysterheyt en. koomst,. die,. ondeucht. wtgoot.. sijn. welbehagen,. sal verjagen..

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Moyses die bestreeck Aaron wijsselijck Metten bloede vanden Ramme ghedoodt Sijn rechte oore, zijn tee, zijn duyme prijselijck En opt hooft lach bloedt soot Godt gheboodt Elck

Ainsi, en guise de première conclusion ou de premier rapprochement entre les deux œuvres, nous pouvons dire que dans Mon Nom est Rouge, les récits enchâssés permettent au

Nous essayons d’interpréter l’analyse de la population face à cette crise, en considérant l’agir des bourreaux et celui du pouvoir politique comme celui de la

In de schoolraad moet er een gelijk aantal vertegenwoordigers zijn per groep: minimaal twee. Dus bijvoorbeeld 2 leerlingen, 2 ouders … Dat aantal wordt vastgelegd in het

Ende hebben sylieden, door dit behulp, veele heerlijcke ende overkostelijke gedichten in 't licht gebracht, die hedendaeghs meest alle winckels ende bibliotheken vercieren, ende

Soo volcht noodtlijck uyt dese nieuwe leere, dat niet alleen de mensche niet, maer oock Godt niet, jae oock het gheloove selve niet en werckt in de rechtvaerdichmakinghe der

Zachariah calls upon historians to join a recent historiographical trend that, while maintaining a critical perspective on the archive, can overcome some of the limiting aspects

In his book, Internet Governance by Contract, Professor Lee Bygrave has synthesized his thinking on the contractual relationships that permeate technology in the present