• No results found

Elia bidt. Ds. M. Joosse 1 Koningen 18:42b

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Elia bidt. Ds. M. Joosse 1 Koningen 18:42b"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

www.prekenweb.nl 1/12

Ds. M. Joosse – 1 Koningen 18:42b

Zingen: Psalm 42: 1

Lezen: 1 Koningen 18: 36-46 Zingen: Psalm 69: 1, 13 Zingen: Psalm 65: 6 Zingen: Psalm 84: 3

De tekstwoorden van onze overdenking kunt u vinden in het Schriftgedeelte dat we hebben gelezen, 1 Koningen 18, met vers 42b als uitgangspunt:

Maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel en breidde zich uit voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieën.

Wij schrijven daaronder: Elia bidt.

We letten op drie gedachten:

1. Elia op zijn knieën 2. Elia blijft volharden 3. Elia gaat Achab vooruit 1. Elia op zijn knieën

Het volk Israël zondigde op een manier die God diep bedroefde. De Heere wandelde dit volk na met Zijn gunstbewijzen. Hij heeft hen keer op keer gered. God verzorgde hen en betoonde Zijn liefde. Dit volk gaat met hun offers naar de Baäl, een stenen afgodsbeeld, waar zij hun verwachting van hebben. Izébel, de goddeloze, duivelse vrouw van Achab, heeft deze dienst ingevoerd. Er zijn honderden Baälpriesters en -profeten. Zo zondigt het verbondsvolk, waar de Heere een verbinding mee aan wilde gaan. Het volk dat het teken van het verbond in hun vlees droeg.

Dan komt er een vloek over dat volk vanwege de zonde, omdat zij met gevouwen handen op de knieën gaan voor Baäl. Zij komen met hun offers en roepen hun dank uit naar Baäl, een stom beeld. Er is niets zo Godtergend dan dat een ander of iets anders in Zijn plaats wordt vertrouwd of aangebeden. Het volk Israël overtreedt hiermee het eerste gebod.

Dan gaat de Heere Zijn knecht Elia naar Achab sturen. Achab gaat het volk voor in de zonde. Elia gaat hem Gods oordeel bekendmaken. Hij moet vertellen dat de Heere de regen zal inhouden. Hij vertelt er niet bij dat hijzelf de Heere hierom gebeden heeft, zoals u dit kunt vinden in de brief van Jakobus.

(2)

www.prekenweb.nl 2/12

‘Maar, Elia, als je hier om bidt en de Heere dit verhoort, begrijp je dan de consequenties?

Als het drieënhalf jaar niet zou regenen, dan komt er honger en nood en volgt de dood!

Elia, daar kun je toch niet om bidden?’

Hij heeft gebeden met een intens verlangen dat het volk weer op de knieën kwam voor de Heere. Zo kan er vandaag een vader of een moeder een gebed doen: ‘Heere, wilt U mijn zoon, wilt U mijn dochter op de knieën brengen, zodat zij naar U gaan vragen en gaan roepen? En geef dat ze gaan erkennen dat het goed is wat U ook doet.’ Dit is ook het verlangen geweest van Elia. ‘God van Abraham, Izak en Israël, antwoord mij, zodat dit volk erkent dat U God bent.’

Hij had er natuurlijk geen vreugde in dat er honger zou komen en er mensen zouden sterven van de honger. Zijn bedoeling was dat het volk in de nood en ellende nog maar één ding zou doen: roepen om genade.

Wat bent u rijk en wat ben jij rijk, als dat gebeuren mag. Er kan zoveel zijn waardoor wij godsdienstig overeind blijven. We moeten niet alleen bidden voor een jongen of een meisje die gaat stappen, die naar de kroeg of waar dan ook naar toe gaat. Keurige kerkmensen hebben het ook nodig dat de Heere hen op de knieën brengt. Ze hebben het zo nodig dat ze het niet meer weten, niet meer hebben, niet meer kunnen, en dat ze gaan roepen om genade.

Iedereen, ook na ontvangen genade, heeft dit elke keer nodig. Want een mens heeft niet zoveel nodig om weer hoog te zijn, om groot te worden. Hij denkt, ook in het godsdienstige, zo snel dat hij wat is. Dat is een gevaar voor u, voor jou en voor mij.

Elia heeft maar één verlangen, en dat is dat de Heere het volk weer op de knieën brengt.

Uiteindelijk moet hij uit Zarfath, waar zoveel is gebeurd, terug naar Israël. Hij gaat zich melden bij koning Achab en hem vertellen dat de Heere God is. Als Achab er nog niet van overtuigd is, dan moet hij het volk, samen met Achab en de Baälpriesters, bij elkaar roepen op de Karmel.

Boven op de Karmel wordt een altaar gemaakt. De Baälpriesters gaan het altaar gebruiken. Zij slachten daar een var, een kalf. Dan gaan zij er omheen dansen en springen. Zij roepen urenlang, van de ochtend tot aan het einde van de middag, of Baäl het offer wil aansteken en aanvaarden. Op een gegeven moment gaat Elia met hen spotten: ‘Misschien hoort hij u niet goed? Misschien is hij op reis? Misschien is hij wat aan het doen, want hij is toch een god, uw god?’ Maar Baäl antwoordt niet. Dat kan ook niet, want Baäl is geen god.

Elia heeft het uitgeroepen: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na. Het is of Elia zegt tegen een afvaardiging van het volk van Achab en waarschijnlijk een gedeelte van zijn leger en die honderden Baälpriesters: ‘Laten wij nu met elkaar nagaan wie er werkelijk God is. Wie kan er nu vuur van de hemel laten dalen?’

(3)

www.prekenweb.nl 3/12

Daar staan ze. Wellicht zijn de meeste van deze Baälpriesters Joden geweest. Er zijn er misschien ook een aantal meegekomen met Izébel vanuit Sidon. Daar dansen ze rondom het stenen beeld en het altaar en roepen ze Baäl aan.

Juist dan staat in vers 36: Het geschiedde nu als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde en zeide: HEERE, God Abrahams, Izaks en Israëls…

Dit is opmerkelijk, want het spijsoffer wordt ook al aangehaald in vers 29: Het geschiedde nu als de middag voorbij was, dat zij profeteerden totdat men het spijsoffer zou offeren.

Het was een offer dat gebracht werd naar de inzettingen van de Heere, naar Zijn wil. En dit ‘terwijl het grootste gedeelte van dat volk in afgoderij verzopen ligt’, zeggen de kanttekenaren. Terwijl het grootste gedeelte van het volk tot Baäl gaat en daarvoor knielt en met offers naar hem toe gaat en hem dankt voor de vruchtbaarheid van het land, toch gaat er in Jeruzalem nog een offerdienst door.

Ondanks alles wordt er een spijsoffer gebracht, dat gelijk valt met het offer dat op de Karmel gebracht wordt. Het offer dat de Heere behaagt en dat Hij Zelf zal aansteken. Een bijzonder ogenblik, een ogenblik waar God genoegen neemt in dat offer, maar niet in het volk. Niet in wie Achab is, een vreselijke koning. Hij deed meer zonde dan alle koningen en al zijn vaderen vóór hem. En dan een volk verzopen in afgoderij…

De Heere gaat het offer aannemen op het gebed. Het gebed van die eenzame figuur Elia, staande op de Karmel. Daar staat hij tegenover vierhonderdvijftig Baälpriesters, voor Achab die hem wil doden, zijn leger en het gehele volk. Daar staat hij, helemaal alleen, maar in de mogendheden des Heeren. Als uit kracht die God verlenen wil.

Hij is niet bang, want hij staat daar door Gods Geest, in het geloof. Dan gaat hij door die Geest der genade en der gebeden bidden: ‘HEERE, God van Abraham, Izak en Israël, antwoord mij, antwoord mij! Opdat dit volk erkennen zal dat U God bent en ik Uw knecht. Dat ik dit niet naar mijn eigen ideeën voorstel, maar naar Uw Woord.’

Hij vervolgt: ‘Opdat dit volk erkenne dat Gij, o HEERE, die God zijt, dé ware God, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt. Dat zij zich zouden bekeren.’ De kanttekenaren schrijven als volgt: ‘Zich zullen bekeren en die bekering aan U zullen toeschrijven’.

Als hij dit gebed gedaan heeft, daalt er vuur van de hemel. Wat een onbevattelijk wonder! Eén gebed, liggend voor Gods heilig aangezicht, en wellicht heeft hij daar de handen uitgestrekt naar de hemel. En die Verbondsjehova kan nooit van Zijn verbond af, omdat Hij aan dat volk verbonden is. Zijn Naam is er aan verbonden en Zijn deugden zijn daarmee gemoeid. Daarom alleen, gemeente, en niet omdat er iets in dat volk is.

Er zal er niet één die enige genade kennen mag, zeggen dat de Heere hem of haar hielp vanwege een bepaalde gezindheid, hartelijke keuze of vanwege zijn of haar gebeden.

God bewijst genade vanuit Zijn welbehagen en door het offer dat Zijn geliefde Zoon heeft gebracht. Dat maakt het wonder zo onuitsprekelijk groot.

Als je jong bent, dan kun je je weleens aan dat welbehagen en de verkiezing storen. Als Hij niet van eeuwigheid er een vermaak in had gehad om zondaren zalig te maken en een bepaald getal had verkoren, dan kon je niet zalig worden. Maar nu kan het omdat God

(4)

www.prekenweb.nl 4/12

God is, en Hij Zich openbaart als de Verbondsgod, Die een verbinding wil aangaan met zondige mensenkinderen.

Dan is er niemand te slecht, te verloren, te vuil. Er zijn veel vuile zondaren die in de wereld leven en hun hart geven aan alles wat er in de wereld leeft. Ook zijn er vuile zondaren die een net pak aan hebben en elke week zondigen achter hun computer.

Maar bij de Heere is vergeving, bij de Heere is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing, zegt de dichter van Psalm 130, hoe diep de zondaar ook in de ellende zit.

Als Elia zo bidt, dan daalt er vuur van de hemel en alles wordt verteerd: het kalf, het hout, de stenen, het water. God aanvaardt het offer dat daar gebracht wordt.

Is het toevallig dat twee keer het spijsoffer wordt genoemd? Zou de Heere vanwege dat spijsoffer, waar alles heen wijst naar Christus, het offer op de Karmel willen aanvaarden?

Hij aanvaardt het offer – o wonder van genade – voor de Baälpriesters die daar staan.

Voor hun aangezicht wordt bekend dat de HEERE God is. Voor de goddeloze Achab, met wie de Heere zoveel bemoeienissen heeft, en voor het volk dat verzopen ligt in afgoderij.

De Heere had dat volk helemaal weg kunnen vagen en kunnen zeggen: ‘Ik ben het zo ontzettend zat. Ik heb u al eeuwen nagewandeld met Mijn gunstbewijzen, uitreddingen en verlossingen. Menigmaal heb Ik u Mijn gunst betoond en u verderft het keer op keer.’

Toen het volk dit zag, vielen zij op hun aangezichten en riepen het uit: De HEERE is God, de HEERE is God (vers 39). Een wonder, een uitwendige bekering komt er voor dat volk.

Dan worden de Baälpriesters beneden aan de Karmel in een droge beek, de Kison, geslacht, gedood. Vierhonderdvijftig mannen, vierhonderdvijftig lijken, en hun bloed stroomt daar.

Straks zal de overvloedige regen, zo zegt een verklaarder, hun lijken en hun bloed meenemen naar de Middellandse Zee tot Akko, en zij zullen aanspoelen op de Fenicische kust, daar waar deze afgoderij vandaan komt. Als een teken dat Baäl geen god is. Een vreselijke straf voor mensen die het verbondsvolk verleiden tot afgoderij. Daarom volgt zo’n ontzettend zware straf.

Dan komt Elia op zijn knieën. Daarna gaat hij weer de Karmel op en zegt hij tegen Achab dat hij mag gaan eten en drinken. Begrijpen doe ik het niet. Hoe is dat toch mogelijk, dat deze goddeloze koning, verantwoordelijk voor al deze ellende, voor de vloek dat het niet regent, mag gaan eten en drinken!

Elia gaat op zijn knieën. Het altaar op de Karmel is door de Heere Zelf aangestoken en het offer van Elia werd door de Heere ten tijde van het spijsoffer aanvaard, aangenomen.

Daarom alleen kan Elia aanhoudend gaan bidden, gemeente. Het is de enige reden waarom een mens op de knieën kan komen. En de enige reden waarom Elia verwachting heeft dat de Heere zijn gebed zal verhoren. Als het offer door de Heere wordt aangenomen, als het spijsoffer in Jeruzalem wordt aangenomen, dan is er verwachting.

Is er vandaag nog verwachting, omdat u de juiste mening hebt over de godsdienst, omdat u de juiste visie op de dingen hebt, de juiste ligging? Gemeente, er is maar één verwachting voor u, en voor jullie, jongelui: de Zoon van God.

(5)

www.prekenweb.nl 5/12

Heimelijk kunnen wij mensen zoveel verwachting hebben van hetgeen wij denken en vinden en doen. Echt waar, dat zit in onze genen. Het zit in ons verloren menselijke verdorven bestaan. Er is maar één rijk volk op aarde, en dat zijn mensen die als verloren zondaren op de wereld zijn en die steeds weer maar één verwachting hebben: dat de Heere genade wil geven, omdat Hij het offer van Zijn eniggeboren Zoon heeft aanvaard als een betaling en voldoening voor de schuld, daarom alleen. Voor de rest is er geen enkele verwachting.

Alleen vanwege dit offer is er een Fontein geopend tegen de zonden en de onreinheid.

En daarom zal het gaan regenen op de aarde en zullen er weer vruchten zijn van geloof en van bekering. Vanwege dat offer zal het water uit de Fontein des levens over de aarde vloeien tot de laatste dag en zullen er jongens en meisjes, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen tot bekering komen. Niet misschien, maar vast en zeker!

Dan moet u toch even nadenken over de tijd waarin wij leven en wat er zich allemaal afspeelt op deze wereld. Is dat dan allemaal niet moedbenemend? Dat was in die dagen ook.

Kon Elia nu verwachting hebben omdat dat volk ging roepen: De HEERE is God? Nee, Elia had verwachting vanwege het offer. Bent u, ben jij nu al eens op je knieën terechtgekomen en heb je gezegd: ‘Heere, wilt U dat offer van Uw Zoon ook aanvaarden voor míjn schuld? Want als U in het recht gaat treden en gadeslaan mijn ongerechtigheden, ach Heere, wie zal dan bestaan? Maar nu is er bij U vergeving en genade, overvloeiende voor de grootste van de zondaren. Maar hebt U het offer ook aanvaard voor míjn zonden en míjn schuld? Mag ik het weten, Heere?’

De zegen bij dat offer is er nog niet. De zon staat nog als een gouden bal aan de hemel.

Er is geen enkel zicht op dat er regen aankomt. Maar Elia verwacht het, omdat de Heere dat offer heeft aanvaard. Daarom gaat hij op zijn knieën en heeft hij verwachting, en mag ook u op uw knieën.

In het Woord van God lezen wij dat Hij het offer van Zijn Zoon heeft aanvaard als een volkomen betaling voor de zonden van al Zijn volk. In Christus heeft Hij al Zijn welbehagen. Hij heeft het kunnen zeggen aan het vloekhout van het kruis: Het is volbracht (Joh. 19:30). Alles, alles is voldaan.

Hebt u het al eens mogen zien, door het geloof, hoe God Zijn Zoon offerde? Hoe Hij het offer van Zijn Zoon heeft aanvaard als een volkomen betaling voor uw zonden en schuld?

Zijn de wateren des heils u vanuit dat offer al eens toegevloeid? Heeft de Geest het al eens uit het Zijne genomen en u geschonken? Want bij dat offer is ook het werk van de Geest nodig. Het is niet iets wat in uw vermogen ligt. U kunt uzelf niet positief onderscheiden van iemand die dat niet gelooft. Er blijft maar één weg over: ga op uw knieën totdat de Heere door Zijn Geest het toepast en toerekent. Zie ook hiervoor Zondag 23 van onze Heidelbergse Catechismus.

Misschien zegt u nu wel: ‘Daar zit het nu juist op vast. Ik durf wel te geloven dat de Heere in mijn leven gesproken heeft en dat er heel veel dingen veranderd zijn, maar dát kan ik

(6)

www.prekenweb.nl 6/12

niet geloven. Zou de Heere ook mijn zonden en mijn schuld willen verzoenen om het werk van Christus?’

Dan moet u op uw knieën, net als Elia. Vanwege het offer is er verwachting. Als de Geest van God u overtuigt van zonde en u brengt in uw ellende, in het Godsgemis, in uw verlorenheid en in de nood, dan werkt diezelfde Geest dwars door de nood de verwachting dat er bij de Heere vergeving is, waardoor u op de knieën komt en biddend wacht, als de wachters op de morgen, totdat de Heere het heil ook in uw hart en leven verklaart, openbaart en toepast.

Elia ging de hoogte van de Karmel op en hij breidde zich voorover uit op de aarde. In de houding van Elia komt duidelijk de diepe eerbied voor zijn Heere en God openbaar. Hij bekent ook dat het bij de Heere vandaan moet komen. Hij kan het niet doen. Hij gaat daar echter niet bij de Karmel zitten en zeggen: ‘Heere, U heeft het offer aanvaard, dan zult U ook regen geven.’

Het heil dat de Heere openbaart, verbindt een zondaar altijd aan de troon van Gods genade. Dat brengt een mens niet tot redeneren, maar op de knieën, totdat de Heere heil en de zegen uit het offer geeft.

Daarna legt Elia zijn aangezicht tussen zijn knieën. In deze houding erkent hij ook rechteloos en onwaardig te zijn.

Wat is uw gestalte als u bidt? Jongelui, wat is jullie gestalte als je bidt? Misschien is één van de grootste zonden dat wij bidden en dan niet eens verwachten dat de Heere geeft waarom wij gebeden hebben.

Stel je nu voor, jongelui, dat je aan je moeder (ik hoop dat je je moeder nog hebben mag) gevraagd hebt: ‘Mam, wilt u vandaag als ik naar mijn werk of naar school ben, dit of dat meenemen uit de winkel?’ Dan ga je ‘s middags naar huis en vlakbij huis denk je: ‘Laat ik maar naar de winkel gaan, want ze zal het wel niet gehaald hebben.’ Wat moet dat erg voor je moeder zijn, als jij het hebt gehaald terwijl zij het ook gekocht heeft. Dat is ongeveer hetzelfde als wanneer je haar een slag in het gezicht geeft. Het is het niet geloven dat iemand doet waar jij om gevraagd hebt.

Wij kunnen dat zo gemakkelijk doen: bidden en vervolgens gaan wij zelf weer aan het werk. Vervolgens verwachten wij niet dat de Heere het doet.

Maar hier is Elia. Hij legt zich neer, als een rechteloze en een onwaardige, in diepe verootmoediging, met eerbied voor de Heere. Het offer is aanvaard, aangenomen en aangestoken door de Heere. Nu moet hij de Heere bidden of Hij wat Hij beloofd heeft bij het aanvaarden van het offer, ook wil geven, namelijk dat de regen zal afdalen op de aarde.

Als Elia zo voor Gods aangezicht ligt, wordt zijn geloof beproefd. Onze tweede gedachte:

2. Elia blijft volharden

(7)

www.prekenweb.nl 7/12

Na zijn gebed zendt hij zijn jongen. ‘Ga nog hoger de Karmel op, zodat je de Middellandse Zee kunt zien, en kijk dan of je al iets ziet aankomen.’ De jongen kijkt, maar hij ziet niets.

Wanneer u een keer gebeden heeft en niet direct verhoord wordt, kunt u dan blijven aanhouden? Hij blijft daar liggen, omdat hij verwacht dat de Heere Zijn woord waar zal maken. Elke keer stuurt Elia zijn knecht terug om weer te gaan kijken. Elia verwacht de regen, door het geloof. Omdat dit geloof gevoed is door de woorden van God.

Het geloof grijpt zich vast aan het Woord van God. Het geloof grijpt zich niet vast aan

‘het positief denken over God’ of door te bedenken dat de Heere genadig is en liefde is.

Het geloof wordt verbonden aan het Woord van God. Het geloof van Elia vindt zijn grond in het offer dat door de Heere is aangenomen. Hij gelooft het zo sterk, dat hij zelfs het geruis van een geweldige regen al hoort. Het geloof hoort wat nog niet te zien is.

Misschien denkt u dat dit toch wel een beetje mystieke dingen zijn. Klopt dit allemaal nu wel? Ja, het klopt, want het staat er! De Heere heeft gesproken, Hij geeft door Zijn Geest getuigenis dat Hij het zeker zal geven op Zijn tijd.

Hij moet er zeven keer voor bidden. Zo zal de Heere Zijn belofte gaan vervullen. Daarom is er vandaag ook verwachting. Hij zál verhoring geven, maar ook de vruchten van geloof en bekering werken. Hij zal ook de vloek die over ons ligt, waarom wij rechtvaardig verloren gaan, wegnemen van degenen die Hij van eeuwigheid heeft liefgehad; degenen die de Heere op grond van Zijn Woord gaan vertrouwen en Hem verwachten, omdat de Heere een Waarmaker is van Zijn Woord. Zij worden ook verbonden aan de Heere, aan de troon van Zijn genade. Zij leerden hier roepen uit de diepten der ellenden, tot God Die heil kan zenden.

Elia hoort al wat er nog niet is, namelijk een geruis van een overvloedige regen. Het geloof was sterk. Wat een wonder is dit voor Elia. Deed Elia het dan zelf zo goed? Nee, hij kreeg het geloof. En dat wil de Heere nog steeds schenken.

Ook Elia krijgt soms niet dat waar hij om bidt. Dat blijkt uit hoofdstuk 19. Dan ligt hij in de woestijn onder een jeneverboom en zegt hij: ‘Heere, neem mij maar weg. Het heeft toch geen zin. Ik heb zeer geijverd voor U, de Heere, voor het volk. Het is op niets uitgelopen.

Ik sterf liever dan te leven. Izébel zoekt mijn ziel te doden.’ Hij is in diepe moedeloosheid.

Volharding en moedeloosheid kunnen soms zo dicht bij elkaar liggen.

‘Elia, denk toch eens hoe je op de Karmel stond. Hoe de Heere het offer heeft aanvaard!’

Gods kind kan het niet altijd bekijken op de momenten dat hij dat wil. Hij is afhankelijk van de Heere. Als dat Woord van God kracht doet en als Gods kind op de knieën is gekomen en verwachting heeft gekregen, dan wordt er gebeden door de Geest. Dan wordt er geloofd door deze Geest. Er worden dingen gehoord die een ander helemaal niet hoort. Elia hoort hier de regen komen, omdat hij er van overtuigd is dat de Heere Zijn woord waar gaat maken.

Zo kan dat geloof weleens leven. Er kunnen twee kinderen van God met elkaar in gesprek zijn. De één zegt dat de Heere het zal doen, omdat Hij een Waarmaker is van Zijn

(8)

www.prekenweb.nl 8/12

Woord. Terwijl de ander in de put zit en zegt dat hij het allemaal niet weet. Onze vaderen noemden dit: verschillend gelegerd zijn.

Het geloof van Elia is sterk. De vloek die het volk verdiend heeft vanwege het verzopen liggen in afgoderij, zal weggenomen worden. De regen zal komen en zal neerdalen op de aarde. Zo is er vandaag een volk dat vanwege het Woord van God en vanwege het algenoegzame offer van Gods Zoon verwachting heeft. Zij kunnen niet anders dan blijven liggen.

Soms hoor je weleens iemand zeggen: ‘Bid er maar veel om.’ Als reactie daarop hoor je soms: ‘Kun je daar alleen maar om bidden?’ Zo moet je nooit over het gebed denken. Het is niet iets minderwaardigs.

Dit geslacht gaat niet uit dan door bidden en vasten (Matth. 17:21). Als je deze tekst leest in Gods Woord, dan is dat nadat de maanzieke knaap van de duivel verlost is. ‘Dit geslacht’ wijst op duivelen en demonen. Zij houden een ziel vast in zonden en ongerechtigheid. Zij gaan niet uit dan door bidden en vasten. Wij gaan niet in dan door bidden en vasten. Met alles van de wereld en van de boze dat ons probeert te benauwen en af te houden, gemeente, bid en vast! Houd niet op hart en oog op te heffen naar omhoog. God zal Zijn beloften vervullen, vanwege het offer van Zijn geliefde Zoon. In Hem is een Fontein geopend tegen de zonden en tegen de onreinheid.

Hoort u het? Gelooft u het? De Heere geeft dwars door alles heen dat de ambtsdragers dat geruis mogen horen en dan nog maar één verwachting hebben. Niet omdat zij het goed doen, maar omdat de Heere het beloofd heeft, vanwege het offer, te midden van een krom en verdraaid geslacht. Zij en wij horen hier allemaal bij.

God zal niet feilen in Zijn trouw, gemeente. Dat deze zegen uit het offer, vergeving van zonden en een recht op het eeuwige leven, ook uw deel zou mogen zijn. Dit vloeit voort uit het middelaarswerk van de Heere Jezus Christus.

Opnieuw buigt Elia zijn knieën als een rechteloze en een onwaardige. Opnieuw met verwachting van de hemel. Tot zevenmaal toe. Zeven is een vol getal. Misschien moeten wij dit getal hier niet eens letterlijk nemen. Niet precies zo, jongens en meisjes, zoals je telt tot zeven. Zeven betekent eigenlijk: net zo lang als God bepaald heeft. Elke keer weer, elke keer weer. Op dat gebed – niet óm het gebed – wil de Heere de beloofde zegen ook geven.

Elke keer weer stuurt Elia de jongen. Dat betekent dat hij dwars door de beproeving heen verwacht dat de Heere Zijn woord waar zal maken. Hij stuurt hem steeds weer, totdat de jongen terugkomt en zegt: Zie, een kleine wolk als eens mans hand (vers 44).

Wat betekent nu zo’n wolkje in de verte? Maar Elia weet het: de Heere zal dat straks maken als een grote zwarte massa aan de hemel. Er zal een overvloedige regen, die hij al gehoord heeft door het geloof, op de aarde neerdalen.

Dan stuurt Elia de jongen naar Achab om hem te manen spoedig te vertrekken. Hij moet zijn paarden en wagen nemen. Verklaarders denken dat dat is omdat de regen weleens zoveel modder kan veroorzaken, dat hij hierin vast zou komen te zitten. De Heere zorgt voor Achab, maar Achab moet opschieten.

(9)

www.prekenweb.nl 9/12

Wat een onderwijs in dit gedeelte. Elia mocht zien dat ondanks de vloek, die verdiend was door het volk, de Heere het offer wilde aannemen. Dat de vloek weggenomen zou worden en dat er vanwege dat offer weer regen op de aarde zou dalen.

U moet goed onthouden dat Elia dus niet alleen vóór het offer bad, opdat God het zou aannemen. Hij bad ook ná het offer, opdat de Heere de zegen daaruit zou brengen. Zo hebben wij nodig in te zien dat er maar Eén de vloek over uw leven weg kan nemen. Die welverdiende straf en oordelen kunnen alleen door het offer van de Heere Jezus Christus weggenomen worden. Als we dat mogen geloven en de mogelijkheid zien om zalig te worden, dan wordt zo iemand aan God en Zijn Woord verbonden, opdat hij de zegen daaruit voortvloeiende ook mag hebben. Dat is vergeving en verzoening met God.

Zo wordt Gods kind, ook vandaag, met het beloofde verbonden aan de troon van Gods genade. Totdat de Heere genadig Zijn Woord gaat vervullen. Dan wordt er gegeten en gedronken aan die Fontein van water, die opspringt tot in het eeuwige leven.

Elia gaat Achab voor, onze laatste gedachte, maar eerst willen wij met elkaar zingen Psalm 65 vers 6:

Gij geeft dat d’ uitgang van de morgen En van de avond juicht;

En dat men U, voor al Uw zorgen, Ootmoedig dank betuigt.

Het land bezoekt Gij met Uw zegen, En, door U drooggemaakt,

Verrijkt Gij ’t groot’lijks weer met regen, Die tot de wortel raakt.

3. Elia gaat Achab vooruit

Een aangrijpend tafereel daar beneden aan de berg. Want daar drijven de lijken, na die geweldige regen die van de Karmel afloopt, naar de beek Kison, die helemaal overstroomt vanwege de overvloedige regen.

Daar gaat hij die het volk, waarschijnlijk een groot aantal Joodse verbondsmensen, heeft verleid tot afgoderij. De Heere gaat vanwege het offer Zijn lankmoedigheid betonen aan de goddeloze Achab. Want als er nu één verdiend had daar te sterven, dan was het Achab. De zegen was echter alleen uitwendig.

Achab mocht al eten en drinken. Terwijl Achab zit te eten en te drinken, buigt Elia in de eenzaamheid zijn knieën voor de Heere om de zegen uit het offer te ontvangen. Elia ligt op zijn knieën. Waarom ligt Achab er niet bij? Waarom komt hij daar niet in het stof van de verootmoediging: ‘O God, wees mij de zondaar genadig’?

Bent u bij de ernstige preken, liefdevolle preken, vermanende preken al op de knieën gekomen? Wat zal het zijn als u na al die preken en gebeurtenissen waardoor u bekent:

De HEERE is God, toch overeind blijft en niet door de knieën gaat.

(10)

www.prekenweb.nl 10/12

Elia hoort het geruis van een geweldige, overvloedige regen. Straks denkt hij in diepe moedeloosheid dat hij alleen is overgebleven. Want Achab zal naar huis toe gaan en thuis tegen Izébel vertellen wat er gebeurd is. Izébel stuurt dan een bode met de boodschap: ‘Omtrent deze tijd aan de dag van morgen, dan zal ik uw ziel stellen als diegenen, zoals u mijn Baälpriesters gedood hebt.’

Dan komt Elia in diepe moedeloosheid, want hij denkt alleen overgebleven te zijn. Terwijl Elia weet dat er nog twee keer vijftig profeten door Obadja verstopt zijn in spelonken en door hem onderhouden worden. Als de moedeloosheid de overhand heeft, kan er niet meer geloofd worden. Dan wordt er niets meer gezien. Dan kun je een uur tegen zo iemand praten: ‘Dat moet je geloven, dat mag je toch aannemen?’ Elia kan het niet meer bekijken of geloven.

Maar dan gaat de Heere hem opzoeken. Geloven is een gave van God. Uiteindelijk zal dan aan het einde van hoofdstuk 19 de Heere tegen hem zeggen: ‘Elia, je zegt: ik ben alleen over gebleven, maar er is zevenduizend keer meer dan jij denkt. Zevenduizend, die de knieën voor Baäl niet hebben gebogen, en hem niet gekust hebben.’

Zult u op uw knieën liggen met alles wat er zich maatschappelijk, huiselijk en kerkelijk aandient in uw leven? Zult u het van de Heere verwachten? Wij zijn zo gauw geneigd om bij elkaar te rade te gaan, maar u moet het van de Heere verwachten. Je moet de binnenkamer in en overleggen met de Heere. Dat is de plaats waar verwachting is, vanwege Hem, het algenoegzaam Offer, Die aan de rechterhand des Vaders is en daar is met dat bloed der verzoening. Die ook een Voorspraak in de hemel is en de gebeden van de aarde voor Zijn Vader brengt. Op grond van dat bloed eist Hij verhoring, en Hij zal het krijgen. Daarom alleen is er verwachting! Zo zal het gaan in uw gezin, in uw huwelijk, op school en in de kerk. Als je het op een andere manier probeert, komt er niets van terecht. Beken dat en kom op uw knieën in de eenzaamheid, zoals Elia. De zegen wordt altijd verkregen in de weg van het gebed.

Er zijn zoveel pratende gelovigen, maar zo weinig biddende. Als ik eerlijk naar mijzelf kijk:

wat zijn er een dagen, soms weken, dat er alleen maar gewoontegebeden zijn, omdat het moet. Dan kunnen wij soms over de gewoontegebeden zo gemakkelijk spreken: de oorzaak zit hier- of daarin… Wanneer u het verbonden zijn aan de troon van Gods genade door het biddende leven niet kent, dan moet u er eigenlijk ook niet over praten.

Want dat is een aanklacht tegen de voorzienigheid Gods. Voor u, voor jou en voor mij.

Misschien zegt er een jongen of een meisje: ‘Wanneer weet je nu dat je echt bidt zoals de Heere het wil?’ Er zijn natuurlijke meerdere kenmerken, maar één kenmerk van echt bidden is, dat je niet kunt ophouden. Dat is een gebed dat de Heere geeft. Daar wordt iets op je hart gelegd. Dan wordt het in je gedachten gewerkt en houdt het je gevangen.

Daar moet je mee op de knieën.

Je mag er niet op wachten. De Heere wil op het gebed, los van of Hij het gebed nu gegeven heeft of niet, grote wonderen doen. Zoek daarom die plaats. Dwing u op die plaats en zoek het aangezicht van de Heere met bidden en smeken, voor uzelf, voor uw

(11)

www.prekenweb.nl 11/12

gezin en voor de gemeente. Verwacht het toch van de Heere met alles wat zich aandient in uw leven.

Terwijl Achab Elia zoekt te doden, staan ze daar een ogenblik samen. Elia had door de Geest Gods maar één doel: het behoud van het volk, een volksbekering. Daar verlangde hij naar. Waar gaat het u, waar gaat het jou en waar gaat het mij om?

Zo lag Elia op zijn knieën, buigend voor de levende God, en heeft hij geroepen en de Heere gezocht.

Waarschijnlijk heeft Achab met de hele massa mee geroepen: De HEERE is God! Hij moest wel, omdat hij het wonder voor zijn ogen zag gebeuren. De uitwendige bekering van het volk zal ook bij Achab alleen een uitwendige bekering zijn. Maar wat heeft de Heere ook in zijn leven een bijzonder werk verricht. Hij heeft hem op een bijzondere manier genade bewezen door hem te laten zien dat de HEERE God is. Hij is vorst bij de gratie Gods. Deze taak is hem door God op de schouders gelegd.

Was hij nu maar op de knieën gekomen, net als David toen deze een volkstelling had gehouden en toen door de toorn Gods een plaag kwam over het volk. We lezen daarover in 2 Samuël 24 vers 17: Zie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis. Dan was er genade voor hem geweest, dat weet ik zeker. Want het is genade als u of jij zo op de knieën gaat. Maar wij blijven maar overeind.

De Heere geve door Zijn genade dat wij dit gaan leren. Elia zal het later ook leren, eind hoofdstuk 19. Dan wordt hij naar de Horeb geleid in al zijn moedeloosheid. Als hij daar ligt te slapen in een spelonk, maakt de Heere hem wakker en gaat de Heere tonen Wie Hij is.

Elia heeft wellicht verwacht dat de Heere er zou zijn in een enorme orkaan, waardoor rotsblokken van de Horeb afgebroken worden, die dan naar beneden rollen met geraas en met geweld. Even later volgt onweer. De Heere sprak tegen Job ook in een onweer.

Vervolgens komt er een aardbeving, net zoals de Heere gesproken had tegen Mozes op de berg Horeb. Ten slotte een vuur dat spontaan ontstaat, net zoals de Heere gesproken heeft tegen Mozes in het brandende braambos. Maar de Heere was ook daar niet in.

Elia heeft wellicht te grote dingen verwacht. Misschien verwacht u ook wel te groot en te veel. Uiteindelijk blijkt dat de Heere is, spreekt en werkt in het suizen van een zachte stilte. Niet door kracht, niet door geweld, maar door Gods Geest zal het geschieden.

Achab heeft veel algemene genade ontvangen. Het is zelfs zo dat Elia door de Heere kracht krijgt om voor Achabs wagen uit te rennen. Als een soort vrijgeleide voor het komende noodweer, zodat Achab veilig zal aankomen in zijn paleis. Wat een genade is dit! Is er in zijn leven nog meer nodig geweest om hem op de knieën te brengen? Wat is er nu nodig in uw leven en in jouw leven om op de knieën te komen en te leren roepen om genade?

(12)

www.prekenweb.nl 12/12

De Heere heeft er nog zevenduizend die de knieën voor Baäl niet hebben gebogen.

Waarom? Omdat de Heere zegt: ‘Ik heb er Mij zevenduizend doen overblijven.’ In zijn moedeloosheid kan Elia het allemaal niet bekijken, maar: ‘Ik heb Mij doen overblijven.

Het is een getal dat Ik verkoren heb naar Mijn raad en Mijn eeuwig welbehagen. Die heb Ik doen overhouden en die zullen de knieën voor Baäl niet buigen. Die zullen hem niet kussen.’

Wat een lankmoedigheid van de Heere. Hij neemt de vloek weg en een overvloedige regen valt op de aarde en Achab zal er weer van eten en drinken. Maar het zal voor hem een eeuwig oordeel zijn.

Er zijn maar twee mogelijkheden. Óf die zegen zorgt er voor dat wij mogen behoren bij die zevenduizend en dat wij onze knieën niet zullen buigen voor de wereld en voor wat erin te koop is. Dan zullen wij als vreemdelingen hier op aarde leven en een eeuwige gelukzalige toekomst beërven, die er is in Jezus Christus, de Heere. Óf wij zullen met Achab, met alle algemene genade die wij hebben mogen ontvangen, voor eeuwig verloren gaan. Achab zal niet één ding in kunnen brengen als hij in het gericht voor God komt te staan, maar dan zal hij de eeuwige rechtvaardige straf ontvangen.

De zevenduizend zullen gaan zingen: ‘Het is door U, door U alleen, vanwege het eeuwig welbehagen. Vanwege het offer dat U Zelf hebt aangestoken op de vloekheuvel van Golgotha. Het offer dat U hebt aangestoken en aanvaard. U hebt Uw toorn over Hem uitgegoten, Uw gramschap is in Hem geblust, en een eeuwige verzoening zal uit Hem voortvloeien.’

Gemeente, bid, lig op uw knieën. De Heere moge u de zegen uit het offer doen ontvangen, om eenmaal met dat getal te mogen staan aan de glazen zee.

Amen.

Slotzang: Psalm 84:3

Welzalig hij die al zijn kracht En hulp alleen van U verwacht, Die kiest de welgebaande wegen.

Steekt hen de hete middagzon In ’t moerbeidal, Gij zijt hun bron, En stort op hen een milde regen, Een regen die hen overdekt, Verkwikt, en hun tot zegen strekt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ën arbeider moeten beslecht worden door raden van arbitrage waarin zoowel arbeider als werkgever.. · stem

Daarna zei Elia tegen Elisa: ‘Nu wil de Heer dat ik naar Jericho ga.. Maar jij moet hier in Betel blijven, Elisa.’

Bij Dura Vermeer Bouw Hengelo hebben we onze eigen definitie en meetlat gemaakt voor verbondenheid, waarmee we in elk geval goed kunnen afwegen wat onze buren nodig. hebben

Vervolgens worden in hoofdstuk vier, door middel van een externe analyse, de kansen en bedreigingen voor Bedrijf X vastgesteld.. Vanuit dit licht bezien, wordt in hoofdstuk vijf

Romeinen 16:17, Judas 3 en gelijkaardige geboden, worden gewoonlijk genegeerd door populaire evangelische sprekers, maar ze zullen niet genegeerd worden bij de rechterstoel

[r]

Refrein. Er is maar één Bron, Breng je lege kom. De Heer, Die schenkt het vol. Eén bron, je bent nooit dorstig meer!. Refrein. title: There’s only one well by Marty Funderbuck,

Ook al moet ik gaan door het water met Hem, Maar ik maak me geen zorgen ook al zink ik