• No results found

Reactie minister voor WenR op de Kamerbrief Aandachtspunten bij de begroting 2014 minister voor WenR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Reactie minister voor WenR op de Kamerbrief Aandachtspunten bij de begroting 2014 minister voor WenR"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

> Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag

President van de Algemene Rekenkamer Postbus 20015

2500 EA Den Haag

Directie Organisatie- en Personeelsbeleid Rijksdienst Turfmarkt 147

Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag C o n t a c t p e r s o o n Toon l^aas T 0631622580 toon.maas@minbzk.nl

Datum 30 oktober 2013

Betreft Bestuurlijke reactie brief 22 okt '13 SFB en SPP

K e n m e r k 2013-0000663690 U w k e n m e r k

Geachte mevrouw Stuiveling,

In uw brief van 22 oktoberj!. biedt u mij de gelegenheid te reageren op teksten die u wilt gebruiken voor de begrotingsbrief bij mijn begroting 2014. Ze betreffen de onderwerpen Sociaal flankerend beleid (SFB) en strategische

personeelsplanning. Achtereenvolgens geef ik op beide mijn reactie.

Sociaal flankerend beleid

De kern van uw tekst betreft het verstrekken, in het kader van het Sociaal flan- kerend beleid, van een financiële voorziening aan medewerkers die met ontslag zijn gegaan in het kader van de regeling Flexibele Pensioen en Uittreden (FPU).

Het besluit Sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008-2012 (hierna: het besluit) wordt daarbij getypeerd als een 'van werk naar werk'-regeling. Dit is niet juist.

Uiteraard probeert het Rijk, als goed werkgever, bij krimpoperaties mensen zoveel mogelijk naar ander werk te begeleiden, maar het besluit betrof een pakket maatregelen, dat ten doel hadden de overtolligheid als gevolg van de krimp- taakstellingen op een zorgvuldige wijze op te vangen, inclusief maatregelen ter stimuleren van vrijwillig vertrek. Anders dan u aangeeft was het besluit dus niet uitsluitend bedoeld als een 'van werk naar werk' regeling.

Voor dit totale pakket is vanuit het programma Vernieuwing Rijksdienst een bedrag van € 95 miljoen, verdeeld over de jaren 2008 t/m 2011, ter beschikking gesteld. Een financiële voorziening voorvertrekkende oudere ambtenaren, zoals door u genoemd op pagina 3, maakte van dit pakket geen deel uit. De Belasting- dienst heeft dan ook, naar mijn mening terecht, in gevallen waarin de stimu- leringspremie is ingezet geen RVU-heffing opgelegd.

Ook uw stelling dat FPU-gerechtigden alleen in uitzonderlijke situaties een stimuleringspremie zouden kunnen ontvangen, is niet juist. Voor FPU-gerechtigde overtollige ambtenaren bestond weliswaar geen recht op zo'n voorziening, maar In het besluit was voor het bevoegd gezag wel de mogelijkheid opgenomen om in het belang van de dienst een stimuleringspremie toe te kennen. De premie werd overigens in alle gevallen uitsluitend gegeven bij een ontslag op aanvraag van de ambtenaar.

In de concluderende tekst over het SFB op p.6 stelt u dat 'die middelen (SFB- voorziening voor FPU-ers) niet beschikbaar zijn gesteld voor het oorspronkelijke doel en de bijbehorende doelgroep: mensen van werk naar werk helpen'. In het licht van het voorgaande deel ik die opvatting niet.

Pagina 1 van 2

(2)

strategische personeelsplanning (SPP)

Ik dank u voor het vervolgonderzoek dat de afgelopen maanden heeft uitgevoerd naar strategische personeelsplanning en de bevindingen in uw brief. Het is positief om te vernemen dat u geconstateerd heeft dat de sector Rijk goede stappen heeft gezet met strategische personeelsplanning. Ik ben doordrongen van het feit dat strategische personeelsplanning geen eendagsvlieg is en als proces moet zijn ingebed in de organisatie. Ik zal de komende jaren samen met de collega- ministers nog verdere stappen zetten met strategische personeelsplanning, waarbij onderwerpen als (de beschikbare en wenselijke) kwaliteit binnen het Rijk en de informatievoorziening (P-Direkt) veel aandacht zullen krijgen. Graag houd ik u van deze ontwikkelingen op de hoogte.

In uw slotbeschouwing refereert u aan het belang van een uniforme methodiek voor strategische personeelplanning en een geaggregeerd strategisch personeels- plan voor de gehele rijksoverheid. Ik deel uw mening dat strategische personeels- planning en strategisch personeelsbeleid met elkaar verbonden zijn.

Het Rijk werkt vanuit de volgende visie: op basis van een rijksbrede Strategische personeel prognose, ontwikkelingen in de omgeving van het Rijk en de verwachte arbeidsmarktontwikkelingen is een gezamenlijk Rijksbreed Strategisch Personeels- beleid Rijk 2020 ontwikkeld dat in hoofdlijnen is opgenomen In de Hervormings- agenda Rijksdienst en als uitgangspunt dient voor de departementeii. Verdere inkleuring en waar nodig differentiatie gebeurt onder andere aan de hand van de Strategische Personeelsplannen per organisatieonderdeel, die vanuit een

gezamenlijk gedeeld basismodel worden opgesteld. Regelmatige bijstelling op grond van nieuwe ontwikkelingen zullen zowel op Rijksbreed als op het niveau van organisatieonderdelen nodig blijven.

Ik sta positief tegenover uw aanbeveling om bij de uitwerking van de visie te streven naar een geaggregeerd strategisch personeelsplan op rijksniveau. Daarbij zullen de strategische personeelsplannen van de verschillende

organisatieonderdelen bij het Rijk naast elkaar gelegd om te bezien hoe de

onderiinge samenwerking verder kan worden versterkt, bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit en ten behoeve van het van werk naar werk beleid. Dit vindt plaats op organisatieniveau, maar ook op functiegroepniveau, mede in het licht van de diversiteit in werksoorten en arbeidsmarktregio's. Een voorbeeld hiervan betreft de mogelijke overgang van medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen naar de beveiligingssector (RBO - RijksBeveiligingsOrganisatie, onderdeel van De Werkmaatschappij van het ministerie van BZK). Ten behoeve van de rijksbrede strategische personeel prognoses zal er eind 2013 een prognosetool

geïmplementeerd zijn bij het ministerie van BZK.

Hoogachtend,

De micnster voor Wotjefren Rijksdienst,

Kenmerk

2013-0000663690

irs S.A. Blok

Pagina 2 van 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de begroting 2016 gaat de minister niet in op beoogde besparingen in het kader van de Compacte Rijksdienst en de realisatie ervan op rijksniveau. Dat maakt vervolgens

Na een uitgebreide aanschrijving voor het jaarverslag 2013 is er voor gekozen deze aanschrijving niet in zijn geheel te actualiseren, maar alleen de belangrijkste wijzigingen in

Ook stelt u in uw brief “De minister van VenJ geeft in zijn begroting geen samenhang aan tussen beleid, prestaties en middelen voor zijn Strategie Nationale Veiligheid en

Ten aanzien van de Participatiewet kan ik u melden dat de aan de Tweede Kamer gedane toezeggingen met betrekking tot monltoring en evaluatie van de Participatiewet onverkort

ontwerpmeerjarenraming 2016-2019 en het ontwerpbeheerplan 2015 van de Nationale Politie. In uw brief omschrijft u mijn verantwoordelijkheid als minister aan de hand van twee

Zorg voor goede basis voor beleids- Hoewel de minister deze aanbeve- Wanneer pas bij het opstellen van BHOS - actie is afgerond 2 doorlichtingen en evalueer beleid ling

We wijzen de Tweede Kamer op de stand van zaken met betrekking tot het opvolgen van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer door de minister voor WenR.. Tot voor kort was er

beschikbare budgetten. De ramingen zijn bottom-up opgebouwd. Het is derhalve niet mogelijk aan te geven met welke maatregelen de ambitiedelta is opgelost. Het project