• No results found

Arrest. Antwerpen. L il J. Hof van beroep. 1 COVER i""l

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Arrest. Antwerpen. L il J. Hof van beroep. 1 COVER i""l"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Arrestnummer

C/ 1f4

/ 2022

Repertorium nummer

2022/

Datum van uitspraak

1juni2022

Rolnummer

2021/CO/748

Not1t1enummer parket-generaal

D

Mededeelbaar aan de ontvanger

Aangeboden op

Niet te registreren

Hof van beroep Antwerpen

Arrest

C4 kamer

correctionele zaken

1

COVER

□1-□□□02725887 - 00 0 1-002□ - □ 1 - □1- i""l

L il -

1111111111111111111111111111111111111111111111111

.J

(2)

JSbo

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748- p 2

Het OPENBAAR MINISTERIE

tegen

1.

rijksreg1sternummer geboren te op wonende te

van Belgische nationaliteit

beklaagde

.,

in persoon aanwezig en bijgestaan door mr beiden advocaat b1j de balie

2.

ondernemingsnummer met maatschappelijke zetel te

beklaagde

vertegenwoordigd door mr.

advocaat biJ de balie

1. Ten laste gelegde feiten

loco mr

loco mr. ·, beiden

De procureur des Konings vervolgt de beklaagden als dader of mededader in de zin van artikel 66 Sw. voor de volgende strafbare feiten:

A. Bij inbreuk op artikel 4 2 1.1 °, 4°, S0en 6° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, strafbaar gesteld bij artikel 6 11.1° en 3° van diezelfde Codex, alsook bij inbreuk op artikel 6.1.1.2° van diezelfde Codex (sinds 1 maart 2018 -als gevolg van de inwerkingtreding van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning - strafbaar gesteld zijnde bij artikel 6.2.1 van diezelfde codex)

r

PAGE

0 1-00002725887 -□002-002 0 - 01 - 01 -~

L _J

(3)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/7 48 - p 3

op het onroerend goed gelegen te , gekadastreerd of geweest ziJnde

, perceelnummer~ er eigendom van

ingevolge akte van aankoop dd. 29 april 2008, verleden voor notaris standplaats te

, met

de hierna bepaalde handelingen te hebben gesteld, dan wel voortgezet of in stand gehouden zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning van het college van burgemeester en schepenen (sinds 1 maart 2018: zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsvergunning, omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden):

• bouwwerken te hebben verricht (met uitzondering van onderhoudswerken), te weten het optrekken of plaatsen van een constructie, het functioneel samenbrengen van materialen waardoor een constructie ontstaat en/of het afbreken, herbouwen, verbouwen en uitbreiden van een constructie

• het relief van de bodem aanmerkelijk te hebben gewijzigd door onder meer de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt

• een grond gewoonlijk te hebben gebruikt, aangelegd of ingericht voor het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, of van allerlei materialen, materieel of afval

• een grond gewoonlijk te hebben gebruikt, aangelegd of ingericht voor het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens

• de hoofdfunctie van een bebouwd onroerend goed geheel of gedeeltelijk te hebben gewijzigd (indien de Vlaamse regering deze functiewijziging als vergunnmgsplicht1g heeft aangemerkt)

en/of

handelingen te hebben uitgevoerd, voortgezet of in stand gehouden in strijd met een ruimtehJk uitvoeringsplan, vermeld in de artikelen 2.2.1 tot en met 2.2.18, met een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan waarvoor toepassing werd gemaakt van artikel 4.3.2 of 4.4. 7§1, of met de stedenbouwkundige en verkavelingsverordeningen, vermeld in de artikelen 2.3.1 tot en met 2.2.3, tenziJ de uitgevoerde handelingen vergund ziJn,

namelijk:

1. tussen 1 mei 2016 en 6 mei 2017

door

r PAGE

01 - 00002725887 - □003-002□-01-□1-~

L _J

(4)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 4

oprichten van een constructie/serre (circa 210 m2), bestaande uit witte plastiek doeken, op het perceel met nummer

2. Te van 1 januari 2012 tot en met 9 oktober 2018

door

gewoonlijk gebruik van de percelen met nummers er voor de opslag van materialen, materieel en voertuigen, onder meer bestaande uit gesloten containers, open containers, houtafval, aanhangwagens, graafmachines, zand-verwerkingsmachines, verschillende soorten zand en meststoffen, paletten, stenen, grote zandzakken, ijzerwerk en andere materialen

3.

4.

5.

door

-

-

T€ tussen 1 januari 2011 en 9 oktober 2018, meermaals, in meerdere malen.

op niet nader te bepalen data doch op voortdurende wijze en zonder tussenperiode van meer dan vijf jaren tussen de onderscheiden feiten, de feiten de achtereenvolgende en voortdurende uiting zijnde van eenzelfde opzet met de feiten beschreven onder tenlasteleggingen Al A2, A3 en A4, het laatste feit gepleegd zijnde op 8 oktober 2018

gebruik van de percelen en in strijd met de

bestemmingsvoorschriften (zijnde agrarisch gebied) en uitvoeren van een niet vergunde functiewijziging van land- en tuinbouw naar industrie en bedrijvigheid/ambacht, dit middels het uitvoeren van activiteiten van grond/zandopslag en- verwerking in agrarisch gebied

Teneinde na toepassing van de strafwet, op vordering van de stedenbouwkundige inspecteur of het college van burgemeester en schepenen conform de artikelen 6.1.41 en 6.1.43 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (sedert 1 maart 2018: op vordering van de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur, de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur of de burgemeester conform de artikelen 6.3.1 e.v. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening),

r PAGE

0 1 - 00002725887-0 004 - 002□ - □1-01 -i7"7

L _J

(5)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p S

de herstelmaatregelen te bevelen zoals vermeld ,n de herstelvordenng van de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur (tn naam van de stac }, zoals toegevoegd aan het strafdossier en waarvoor pos1t1ef advies bekomen werd vanwege de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering

Overgeschreven op het kantoor Rechtszekerheid Ref.:

Bedrag: 230,00 euro

Fiscaal deskundige (get.}

2. Bestreden beslissing

2.1.

1 d.d. 23 november 2020

Bij het vonnis, op tegenspraak gewezen op 1 juni 2021 door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, 13D kamer, werd als volgt beslist:

OP STRAFGEBIED

Eerste beklaagde

Verklaart eerste beklaagde (beperkt tot perceel }.

schuldig aan de tenlasteleggingen A.1, A.2 en A.S

Veroordeelt eerste beklaagde voor de vermengde feiten onder de tenlasteleggingen A.1, A.2 en A.S (beperkt tot perceel tot een geldboete van 1.000 euro, verhoogd met 70 opdeciemen en alzo gebracht op 8.000 euro of een vervangende gevangenisstraf van 90 dagen.

Gelast het uitstel van tenuitvoerlegging van de straf gedurende 3 jaar voor 3/8 van de geldboete, zijnde 375 euro, verhoogd met 70 opdeciemen en alzo gebracht op 3.000 euro.

1

PAGE

□1 - □□□□2725887 - 0□□5 - □□2□-□1 -□1- ~

L _j

(6)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 6

Verplicht eerste beklaagde bij toepassing van artikel 29 Wet 01.08.1985,

gewIJ21gd b1J Wet 22.04.2003, K.B. 19.12.2003 en K.B. 31.10.2005 tot betaling van een bedrag van 25 euro, verhoogd met 70 opdeciemen en alzo gebracht op 200 euro, bij wijze van bijdrage tot de financiering van het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, ingesteld bij artikel 28 Wet 01.08.1985.

Legt aan eerste beklaagde overeenkomstig artikel 91, 2de lid en 149 K.8.

28.12 1950, houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, een vergoeding op van 50,00 euro.

Veroordeelt eerste beklaagde overeenkomstig artikel 4, § 3, lste lid Wet 19 maart 2017 tot een bijdrage van 20,00 euro aan het begrotingsfonds voor de juridische tweede! 1 J nsb1 Jsta nd.

Tweede beklaagde

Verklaart tweede beklaagde en A.5 (beperkt tot perceel

schuldig aan de tenlasteleggingen A.1, A.2

Veroordeelt tweede beklaagde voor de vermengde feiten onder de tenlasteleggingen A.1, A.2 en A.5 (beperkt tot perceel ) tot een geldboete van 20.000 euro, verhoogd met 70 opdeciemen en alzo gebracht op 160.000 euro of een vervangende gevangenisstraf van 90 dagen.

Gelast het uitstel van tenuitvoerlegging van de straf gedurende 3 jaar voor 1/2 van de geldboete, zijnde 10 000 euro, verhoogd met 70 opdeciemen en alzo gebracht op 80.000 euro.

Verplicht tweede beklaagde . bij toepassing van artikel 29 Wet 01.08.1985, gew11zigd bij Wet 22.04.2003, K.B. 19.12.2003 en K.8. 31.10.2005 tot betaling van een bedrag van 25 euro, verhoogd met 70 opdeciemen en alzo gebracht op 200 euro, bij WJJZe van bijdrage tot de financiering van het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettel1Jke gewelddaden, ingesteld bij artikel 28 Wet 01.08.1985.

I PAGE 01-00002725887-000b-0020-01-01-iTl

L _J

(7)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/C0/748 - p 7

Legt aan tweede beklaagde overeenkomstig artikel 91, 2de lid en 149 K.B. 28.12.1950, houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, een vergoeding op van 50,00 euro.

Veroordeelt tweede beklaagde . overeenkomstig artikel 4, § 3, lste lid Wet 19 maart 2017 tot een biJdrage van 20,00 euro aan het begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.

Herstelvordering

Veroordeelt eerste beklaagde en tweede beklaagde

overeenkomstig artikel 6.3.1, § 1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hoofdelijk tot:

het herstel in de oorspronkelijke staat:

o en staking van het wederrechtelijke gebruik van de percelen en , het herstel in de oorspronkelijke staat van de verhardingen / beklinkenng 1n de noordwestelijke bovenhoek van het perceel niet inbegrepen;

o van het perceel door de verwijdering van de constructie bestaande uit witte plastiekdoeken met een oppervlakte van 210 m2;

binnen een termijn van één jaar na de betekening van dit vonnis;

- en zulks onder verbeurte van een DWANGSOM van 250,00 euro per dag vertraging vanaf de eerste dag na het verstrijken van voornoemde hersteltermiJn van één Jaar met een maximum van 500.000,00 euro.

ZEGT VOOR RECHT dat de Stad of de stedenbouwkundige inspecteur, indien het vonnis niet vnJwillig wordt uitgevoerd, overeenkomstig artikel 6.3.4. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zelf in de uitvoering ervan kunnen voorzien na advies van de Hoge Raad voor de Handhav1ngsu1tvoenng en dat in zulk geval eerste beklaagde en tweede beklaagde hoofdehJk worden verplicht tot terugbetaling van de kosten.

Kosten

Veroordeelt eerste beklaagde en tweede beklaagde

hoofdelijk tot de kosten van de publieke vordering, tot op heden begroot op 313,06 euro.

I PAGE

01-0□□□272 5 88 7 - □0□7 -□□2□ - □1- □1 -;i

(8)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 8

2.2.

Er werd hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis van 1 juni 2021 op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt:

op 11 juni 2021 door de beklaagden en tegen alle

beschikkingen,

- op 15 1uni 2021 door het OPENBAAR MINISTERIE ten aanzien van beklaagden en tegen alle beschikkingen op strafgeb1ed zoals vermeld in

het grievenformulier.

2.3.

Er werd een verzoekschrift in de zin van artikel 204 Wetboek van Strafvordering ingediend op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt:

- op 11 1uni 2021 door de beklaagden en ,

op 15 1uni 2021 door het OPENBAAR MINISTERIE ten aanzien van beklaagden er

3. Rechtspleging voor het hof

De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 4 mei 2022.

Het hof heeft hierbij gehoord:

mevrouw de Voorzitter in haar verslag,

het Openbaar Ministerie in ziJn uiteenzetting van de zaak en in ziJn vordering,

beklaagde in zijn middelen van verdediging, ontwikkeld door hemzelf en door zijn raadsman voornoemd,

beklaagde in haar middelen van verdediging, ontwikkeld door haar raadsman voornoemd.

De door de beklaagden neergelegde conclusie en stukken werden in het beraad betrokken.

r PAGE 01-00002725887-0008-0020-01-01-.;-i

L _J

(9)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748- p 9

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van de rechtsmiddelen en van de omvang van de hogere beroepen

4.1. Ontvankelijkheid van de hogere beroepen

1. De verklaringen van hoger beroep van de beklaagden en van het Openbaar Ministerie werden tijdig en regelmatig gedaan op de griffie van de rechtbank die het bestreden vonnis heeft gewezen.

2. Het verzoekschrift van de beklaagden zoals bedoeld in artikel 204 Wetboek van Strafvordering werd tiJdig ingediend ter griffie van de rechtbank die het bestreden vonnis heeft gewezen en de daarin bepaalde grieven met betrekking tot hun schuldigverklaring aan de feiten onder tenlasteleggingen A2 en AS (beperkt tot het perceel ), de opgelegde straf en de herstelvordering zijn nauwkeurig.

3. De verzoekschriften van het Openbaar Ministerie ten opzichte van elk van beide beklaagden zoals bedoeld in artikel 204 Wetboek van Strafvordering werden tijdig ingediend ter griffie van de rechtbank die het bestreden vonnis heeft gewezen en de daarin bepaalde grief met betrekking tot de straf voor de bewezen verklaarde tenlasteleggingen Al, A2 en AS (beperkt tot het percee1 ) is nauwkeurig.

4. De hogere beroepen van de beklaagden en van het Openbaar Ministerie zijn regelmatig naar vorm en termijn en zijn ontvankelijk, gelet op het bovenstaande.

4.2. Omvang van de hogere beroepen

Het hof heeft ambtshalve geen grieven van openbare orde opgeworpen zoals bedoeld in artikel 210, tweede lid Wetboek van Strafvordering.

Gelet op de overwegingen onder rubriek 4.1 van dit arrest strekt de rechtsmacht van het hof zich uit tot de beoordeling van de beschikkingen van het bestreden vonnis die betrekking hebben op de schuld van de beklaagden aan de feiten onder tenlasteleggingen A2 en AS (beperkt tot het perceel ), de opgelegde straf en de herstelvordenng.

De beslissing van de eerste rechter tot schuldigverklaring van de beide beklaagden aan het feit onder tenlastelegging Al staat definitief vast bij gebrek aan hoger beroep van de beklaagden op dit punt.

! PAGE 01-00002725887-0009-0020-01-01- ~

L _J

(10)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 10

De beslissing van de eerste rechter om de strafvordering voor het feit onder tenlastelegging A3 vervallen te verklaren door verjaring, alsook de beslissing om de beide beklaagden vrij te spreken voor de feiten onder tenlasteleggingen A4 en AS (in zoverre betrekking hebbend op de percelen en ) staan definitief vast bij gebrek aan hoger beroep van het Openbaar Ministerie op deze punten.

5. Beoordeling

5.1. Op strafrechtelijk gebied - met betrekking tot de schuld

5.1.1. Tenlastelegging A2

Na nieuw onderzoek ter terechtzitting door het hof, en door de stukken van het dossier, is de schuld van de beide beklaagden aan het feit onder deze tenlastelegging bewezen gebleven.

Hiervoor wordt verwezen naar de omstandige en oordeelkundige redengeving van de eerste rechter in randnummers 3.1.7, 3.1.8 en 3.1.10 van het bestreden vonnis, die de beklaagden in hoger beroep niet weerleggen en die door het hof wordt beaamd en overgenomen.

De vermelde bew1Jselementen tonen aan dat de beklaagden gedurende de volledige incriminatieperiode de percelen met nummers

beklaagde en in gebruik door beklaagde

, eigendom van aanhoudend (en dus gewoonlijk) gebruikt hebben voor het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, of van allerlei materialen, materieel of afval, zonder dat zij daartoe over een voorafgaande vergunning beschikten, hetgeen een inbreuk vormt op artikel 4.2.1,

s•,

a), Vlaamse Codex Ruimtel11ke Ordening (verder 'VCRO').

De beklaagden betwisten in hun conclusie hun schuld overigens niet langer.

Het bewezen verklaard feit is in de eerste plaats strafrechtehjk toerekenbaar aan beklaagde die de beoogde wederrechtelijke handeling zelf heeft uitgevoerd.

Op grond van de gegevens van het vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting evenals van de begeleidende omstandigheden staat bovendien vast dat de inbreuk een intrinsiek verband heeft met de verwezenlijking van het doel van beklaagde

en dat deze bovendien specifiek voor haar rekening werd begaan.

I PAGE 01-00002725887-0010-0020-01-01-~

L _J

(11)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748- p 11

De rechtspersoon maakt niet aannemelijk dat ziJ interne maatregelen heeft genomen om het wederrechtelijk handelen te controleren en te voorkomen. betreft een kleine rechtspersoon met een eenvoudige structuur, zodat er geen groot verschil bestaat tussen de ind1vidual1seerbare beslissingen, in casu verwezenlijkt door de zaakvoerder en het corporatief handelen. Het gedrag en beleid van de zaakvoerder is dermate determinerend dat ook in hoofde

van

de rechtspersoon het intentioneel element

van

het bewezen verklaard misdrijf is komen

vast

te staan.

5.1.2. Tenlastelegging AS (beperkt tot het perceel met nummer :)

Onder deze tenlastelegging worden de beide beklaagden vervolgd voor het gebruik van het perceel in strijd met de bestemmingsvoorschriften en het uitvoeren van een niet- vergunde functiewijziging van land-en tuinbouw naar industrie en bedriJvighe1d, middels het uitvoeren van activiteiten van grond/zandopslag en -verwerking in agrarisch gebied.

Na nieuw onderzoek ter terechtzitting door het hof, en door de stukken van het dossier, is de schuld van de beklaagden aan het feit onder deze tenlastelegging (zoals door de eerste rechter beperkt) niet bewezen gebleven.

De artikelen 4.2.1, 6°, en 6.2.1, eerste lid, 1 °, VCRO bestraffen het zonder vergunning geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een bebouwd onroerend goed waarvan de functiewijziging als vergunningsplichtrg is aangemerkt, alsook het voortzetten van die w1jz1ging of het in stand houden ervan

Het perceel 1s bebouwd met een aantal serres, met daarnaast een grote witte tent van circa 210 m2 uit plastiek.

De serres worden gebruikt in functie van de land- en tuinbouwactiviteiten

van

beklaagde . De beklaagden stellen dat dit ook het geval 1s voor de tent, waarin volgens hen enkel dne bedrijfsvoertuigen worden gestald die uitsluitend gebrwkt worden voor diezelfde land- en tuinbouwact1v1teiten. Het tegenbewijs van dre laatste bewering bl1Jkt niet uit het strafdossier.

Het 1s dan ook niet aangetoond dat de hoofdfunctie, ziJnde het voornaamste of belangrrJkste fe1tehJk gebruik van het bebouwd onroerend goed op perceel geheel of gedeeltelijk werd gewijzigd van land- en tuinbouw rn de ruime zin naar industrie en bedrijvigheid.

r PAGE 01-00002725887-0011-0020-01-01-~

_J

(12)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/C0/748 - p 12

Evenmin is aangetoond dat het gebruik van dat perceel in stnjd is met de ter plaatse geldende bestemmingsvoorschnften. De activiteit van een tuinaanlegbedrijf die erop ontplooid wordt, sluit onmiddellijk aan bij landbouw of 1s erop afgestemd. Zij 1s dus para- agransch van aard en 1s conform aan de gewestplanbestemming van agrarisch gebied.

De beklaagden dienen te worden vrijgesproken.

5.2. Op strafrechtelijk gebied - met betrekking tot de straf

De bewezen verklaarde feiten onder tenlasteleggingen Al en A2 waren voor elk van beide beklaagden de opeenvolgende en voortgezette uitvoering van een zelfde misdadig opzet, zodat er slechts één straf dient te worden uitgesproken.

Bij de straftoemeting wordt rekening gehouden met:

de persoonlijkheid van beklaagde en diens strafrechtelijk verleden met drie veroordelingen voor verkeersinbreuken;

de rechtspersoonlijkheid van beklaagde en haar blanco strafregister;

de omstandigheden, de aard en de ernst van de feiten, die blijk geven van een gebrek aan respect voor de reglementering die onze ruimtelijke ordening regelt;

het maatschappelijk nadeel ervan;

het verstrijken van de tijd sedert de feiten zonder dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.

Rekening houdend met deze omstandigheden legt het hof aan beklaagde een geldboete op van 1.000,00 euro, door verhoging met 70 opdeciemen gebracht op 8.000,00 euro, of een vervangende gevangenisstraf van negentig dagen. Aan wordt een geldboete opgelegd van 5.000,00 euro, door verhoging met 70 opdeciemen gebracht op 40.000,00 euro.

Deze straffen Zijn aangepast aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten, z1Jn nodig om de beklaagden het ontoelaatbare van hun handelen te doen inzien en moeten hen ertoe aanzetten om zich in de toekomst van zulke gedragingen te onthouden. De duur van de vervangende gevangenisstraf voor beklaagde 1s aangepast aan de omvang van de geldboete die hem werd opgelegd.

r PAGE

□1 -00002725887-□012-□020 - □1-□1- ~

L _J

(13)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 13

Het hof gelast voor beide beklaagden, die daartoe aan de voorwaarden voldoen, uitstel van de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete ten belope van de helft Dit uitstel en een proeftermijn van drie jaar moeten een maximale preventieve werking van de straffen waarborgen.

Verder werden de beklaagden door de eerste rechter terecht veroordeeld tot betaling van een bijdrage tot de financiering van het bijzonder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders, een biJdrage aan het Begrotingsfonds voor juridische tweedeliJnsb1jstand en een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken. Deze laatste bijdrage en vergoeding worden geindexeerd zoals verder bepaald.

5.3. Met betrekking tot de herstelvordering

De herstelvordering van de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur in naam van de stad overeenkomstig artikel 6.3.1 VCRO beoogde:

het herstel van de percelen en in de oorspronkelijke staat en de staking van het wederrechtelijk gebruik daarvan;

het herstel van het perceel in de oorspronkelijke staat door de verwijdering van de constructie bestaande uit witte plastiekdoeken met een oppervlakte van 210 m2;

binnen een termiJn van één jaar en op straffe van een dwangsom van 250,00 euro per dag vertraging in geval van niet-Uitvoering van het herstel binnen de gestelde termijn.

De Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering verstrekte op 28 februari 2019 positief advies over deze herstelvordering, die daarna door de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur van de stad per brief aan het Openbaar Ministerie werd overgemaakt en door deze laatste werd ontvangen op 7 maart 2019.

Het Openbaar Ministerie vordert de inwilliging van deze herstelvordering.

De herstelvordering 1s geént op de bewezen verklaarde feiten onder tenlasteleggingen Al en A2.

Het sinds 1 maart 2018 in werking getreden artikel 6.3.1 VCRO bepaalt in § 1 dat naast de straf de rechtbank, ambtshalve of op vordering van een bevoegde overheid, beveelt een meerwaarde te betalen en/of bouw- of aanpassingswerken uit te voeren en/of de plaats in

de oorspronkeliJke toestand te herstellen of het strijdige gebruik te staken.

1

PAGE

01-00002725887 - □013 - □□20-01 - 0 1 -~

L _J

(14)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 14

...

~-- ·

. -. _....,. ....

___

,

_ _ _______ _

Dat gebeurt met inachtneming van de volgende rangorde:

1° als het gevolg van het misdrijf kennelijk verenigbaar is met een goede ruimtelijke ordening, het betalen van een meerwaarde;

2° als dit kennelijk volstaat om de plaatselijke ordening te herstellen, de uitvoering van bouw-of aanpassingswerken,

3° 1n de andere gevallen, de uitvoering van het herstel van de plaats in de oorspronkelijke toestand of de staking van het strijdige gebruik.

Het is de taak van de rechter om na te gaan of de beginselen van behoorlijk bestuur werden nageleefd en of deze herstelvordenng op grond van artikel 159 Grondwet al dan niet onwettig 1s.

De gemotiveerde herstelvordering van de gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur, na positief advies van de Hoge Raad voor de Handhavingsuitvoering, is zowel intern als extern wettig en beoogt, binnen de weerhouden feiten, op gepaste, aangepaste doch noodzakelijke WIJZe het herstel van de gevolgen van de door de beklaagden gepleegde misdrijven. Zij steunt op motieven van goede ruimteliJke ordening en 1s niet kennelijk onredelijk.

In deze zaak is het gevolg van het misdrijf niet kennelijk verenigbaar met een goede ruimtelijke ordening.

Noch de constructie bestaande Uit witte plastiekdoeken met een oppervlakte van 210 m2 op het perceel , noch het gewoonlijk gebruik van de percelen voor de grootschalige opslag van allerlei gebruikte of afgedankte voertuigen, of van allerlei materialen, materieel of afval zijn inpasbaar in de onmiddellijke omgeving, die gekenmerkt is door een overwegend open landschap met her en der bebouwing. Dit houdt een ruimtegebruik in dat de draagkracht van het terrein binnen die onm1ddelliJk omgeving overstijgt en levert ook een onaanvaardbare visuele hinder op.

Derhalve zijn enkel de tweede of de derde herstelmaatregel aan de orde.

Bouw- of aanpassingswerken volstaan kennelijk niet voor het herstel van de plaatselijke ordening. Dit wordt ook niet aannemelijk gemaakt.

Enkel het herstel van de plaats m de oorspronkelijke toestand en de staking

van

het strijdige gebruik kunnen daarom volstaan om de plaatselijke ordening te herstellen.

1

PAGE 01-00002725887-0014-0020-01-01-;i

L 1!1.1!1

~ l!I . '1 1

_J

(15)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748- p. 1S

Voortgaand op de vaststelling dat het feit onder tenlastelegging A3 verJaard was vóór het instellen van de herstelvordering op 7 maart 2019, oordeelde de eerste rechter terecht dat hiJ niet bevoegd was om de verwiJdering te bevelen van de verhardingen en beklinkering in de noordwestelijke bovenhoek van het perceel 1037 en lichtte hij deze maatregel terecht uit het bevel tot herstel.

Gezien de omvang en de aard van de inbreuken brengt de herstelvordering zoals gesteld en gehandhaafd voor de beklaagden geen onredelijke last mee die het voordeel dat voor de ruimtelijke ordening zou ontstaan zou overstijgen.

Gelet op de aard en omvang van de opgelegde herstelmaatregel bepaalt het hof de termiJn voor de uitvoering daarvan op twee jaar vanaf het in kracht van gewijsde treden van dit arrest.

Het 1s gepast om een dwangsom op te leggen waarvan het bedrag wordt bepaald op 125,00 euro per dag vertraging, voor het geval dat de beklaagden niet vrijwillig overgaan tot het opgelegd herstel binnen de vermelde hersteltermijn van twee jaar, met dien verstande dat deze dwangsom zal verbeuren vanaf de eerste dag na afloop van de hersteltermiJn in

zoverre het huidig arrest vooraf werd betekend. Dit houdt concreet in dat er geen dwangsomtermijn wordt toegestaan.

Het opleggen van een dwangsom moet beklaagden ertoe aanzetten de herstelmaatregel uit te voeren. De verplichting tot het uitvoeren van de herstelmaatregel komt toe aan beklaagden en niet aan de bevoegde overheid. Er is dan ook geen aanleiding om deze dwangsom te beperken in de t1Jd, dan wel een maximumbedrag op te leggen.

Op grond van artikel 6.3.4, § 1, VCRO beveelt het hof dat de stedenbouwkundige inspecteur en de burgemeester ambtshalve in de uitvoering ervan kunnen voorzien in de plaats en op de kosten van de veroordeelden als de plaats niet binnen de door het hof gestelde termijn in

de vorige staat wordt hersteld of het strijdige gebruik niet binnen die termijn wordt gestaakt.

6. Wettelijke bepalingen

Het hof houdt rekening met volgende wettelijke bepalingen, de artikelen:

- 11, 12, 14, 24, 31 tot 37 en 41 van de wet van 15 Juni 1935

IPAGE

01-00 □□ 2725887- □015- □□2 □-□ 1- □1-;i

L _J

(16)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p. 16

- 152, 161, 162, 185, 190, 190ter, 191, 194, 195, 199, 200, 202, 203, 203bis, 204, 209bis, 210, 211 en 212 van het Wetboek van Strafvordering

- 1, 2, 3, 5, 7, 7bis, 38, 40, 41bis, 50, 65 en 66 van het Strafwetboek

- 4.2.1.1·, 4.2.1.4°, 4.2.1.5°, 4.2.1.6°, 6.1.1.1°, 6.1.1.2·, 6.1.1.3°, 6.1.41.§§1 en 3, 6.1.45, 6.1 46 en 6.2.1 van de Vlaamse Codex Ru1mteltjke Ordening (oud)

- 5, 6 al. 1, 296 en 397 van het decreet van 25 april 2014

- 4.2.1.1 •, 4.2.1.4°, 4.2.1.5°, 4.2.1.6°, 6.2.1., 6.3.1 §§1, 4 en 6, 6.3.4. §1 en 7.7.5. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (nieuw)

- 1 van de wet van 5 maart 1952

- 59 en 60 van de programmawet van 25 december 2016 - 1, 8 en 18bis van de wet van 29 Juni 1964

- 58 van het KB van 18 december 1986 - 28 en 29 van de wet van 1 augustus 1985 - 4 §3, 5 en 10 van de wet van 19 maart 2017 - 6 van het KB van 26 april 2017

- 91 van het KB van 28 december 1950 - 1 en 2 van het KB van 28 augustus 2020

7. Beslissing

Het hof,

Rechtdoende op tegenspraak;

Beslist op grond van de hoger vermelde redenen, binnen de perken van de hogere beroepen zoals hiervoor bepaald, als volgt.

Verklaart de hogere beroepen van de beklaagden en van het Openbaar Ministerie ontvankelijk;

Op strafrechtelqk gebied

Ten aanzien van beklaagde

Stelt vast dat de beklaagde door de eerste rechter definitief werd schuldig verklaard aan het feit onder tenlastelegging Al;

1

PAGE

□1 - 00002725887 -0016- □□2□-□1 - □1- .;-i

L _)

(17)

Hof van beroep Antwerpen-2021/CO/748-p. 17

Verklaart de beklaagde niet schuldig aan het feit onder tenlastelegging AS zoals door de eerste rechter definitief beperkt tot het perceel spreekt hem daarvan vnJ en ontslaat hem van de uit dien hoofde uitgesproken veroordeling;

Bevestigt het bestreden vonnis tn zoverre de beklaagde schuldig wordt verklaard aan het feit onder tenlastelegging A2;

Wijzigt het bestreden vonnis met betrekking tot de straf en veroordeelt de beklaagde voor de feiten onder tenlasteleggingen Al en A2 vermengd tot een geldboete van 1.000,00 euro, door verhoging met 70 opdeciemen gebracht op 8.000,00 euro of, bij gebreke aan betaling binnen de in artikel 40 Strafwetboek bepaalde termijn, tot een vervangende gevangenisstraf van 90 dagen;

Gelast gedurende een proeftijd van drie Jaar vanaf heden het urtstel van de tenuitvoerlegging van de helft van de opgelegde geldboete;

Bevestigt het bestreden vonnis tn zoverre de beklaagde wordt veroordeeld tot betaling van:

een bijdrage van 25,00 euro, na verhoging met 70 opdeciemen gebracht op 200,00 euro tot de financiering van het bijzonder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders;

- een b1Jdrage aan het begrotingsfonds voor juridische tweedelijnsb1jstand, waarvan het bedrag na indexatie weliswaar wordt gebracht op 22,00 euro,

- een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken, waarvan het bedrag na indexatie weliswaar wordt gebracht op 52,42 euro;

Ten aanzien van beklaagde

Stelt vast dat de beklaagde door de eerste rechter definitief werd schuldig verklaard aan het feit onder tenlastelegging Al;

Verklaart de beklaagde niet schuldig aan het feit onder tenlastelegging AS zoals door de eerste rechter definitief beperkt tot het perceel spreekt hem daarvan vriJ en ontslaat hem van de uit dien hoofde uitgesproken veroordeling;

Bevestigt het bestreden vonnis in zoverre de beklaagde schuldig wordt verklaard aan het feit onder tenlastelegging A2;

r PAGE

01 -□ 0□□2725887-□□17 -□□2□ -□ 1-□1 -i7"'7

L _J

(18)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 18

W1jz1gt het bestreden vonnis met betrekking tot de straf en veroordeelt de beklaagde voor de feiten onder tenlasteleggingen Al en A2 vermengd tot een geldboete van 5.000,00 euro, door verhoging met 70 opdeciemen gebracht op 40.000,00 euro;

Gelast gedurende een proeftiJd van drie jaar vanaf heden het uitstel van de tenuitvoerlegging van de helft van de opgelegde geldboete;

Bevestigt het bestreden vonnis rn zoverre de beklaagde wordt veroordeeld tot betaling van:

een biJdrage van 25,00 euro, na verhoging met 70 opdeciemen gebracht op 200,00 euro tot de financiering van het b1J2onder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders;

een bijdrage aan het begrotingsfonds voor juridische tweedeliJnsbijstand, waarvan het bedrag na indexatie weliswaar wordt gebracht op 22,00 euro,

een vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken, waarvan het bedrag na indexatie weliswaar wordt gebracht op 52,42 euro;

Met betrekking tot de herstelvordenng

Het bestreden vonnis wijzigend;

Verklaart de herstelvordering gedeeltelijk gegrond in de hierna bepaalde mate;

Beveelt beklaagde en beklaagde hoofdelijk tot:

het herstel van de percelen en in de oorspronkelijke staat en de staking van het wederrechtelijk gebruik van die percelen;

het herstel van het perceel in de oorspronkeliJke staat door de verwijdering van de constructie bestaande uit witte plastiekdoeken met een oppervlakte van 210 m2;

en dit binnen een termijn van twee Jaar ingaande vanaf het in kracht van gewijsde treden van dit arrest;

Beveelt, voor het geval de plaats niet binnen deze termijn in de oorspronkelijke toestand wordt hersteld of het stnJd1ge gebruik niet binnen die term1Jn wordt gestaakt, dat de stedenbouwkundige inspecteur en de burgemeester van de stac ambtshalve in de uitvoering ervan kunnen voorzien in de plaats en op de kosten van de beklaagden hoofdelijk;

I PAGE

0 1 - 00002725887-0018-0020-□1- □1 -i;-i

L _J

(19)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 19

Zegt dat de overheid die het arrest wtvoert, gerechtigd 1s om de materialen en voorwerpen afkomstig van de herstelling van de plaats te verkopen, te vervoeren en te verwijderen;

Zegt dat de overtreders die in gebreke blijven, hoofdelijk verplicht zijn alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der materialen en voorwerpen, te vergoeden op vertoon van een staat die de overheid, die het arrest uitvoert, heeft opgesteld of die de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank begroot en uitvoerbaar verklaard heeft;

Veroordeelt de beklaagden hoofdelijk, voor het geval dat aan de veroordeling tot herstel niet wordt voldaan, tot betaling aan de stedenbouwkundige inspecteur van een dwangsom van 125,00 euro per dag vertraging vanaf de eerste dag volgend op het verstrijken van de hoger vermelde hersteltermijn en in zoverre huidig arrest vooraf werd betekend;

Met betrekking tot de kosten

Laat de kosten van het hoger beroep van het Openbaar Ministerie ten laste van de Belgische Staat;

Verwijst de beklaagden hoofdelijk in de overige kosten van de strafvordering en de herstelvordering in beide aanleggen, deze voorgeschoten door de openbare partij en in totaal begroot op 441,27 euro, al deze kosten ondeelbaar veroorzaakt zijnde door de thans nog weerhouden feiten.

1

PAGE 01-00002725887-0019-0020-01-01-~

_J

(20)

Hof van beroep Antwerpen - 2021/CO/748 - p 20

Dit arrest is gewezen te Antwerpen door het hof van beroep, C4 kamer, samengesteld uit:

Kamervoorzitter

Raadsheer

Raadsheer

en in openbare terechtzitting van 1 juni 2022

uitgesproken door Kamervoorzitter

in aanwez1ghe1d van het lid van het Openbaar Ministerie vermeld in het proces-verbaal van de terechtzitting

met b1Jstand van griffier

r

PAGE 01-00002725887-0020-0020-01-01-~

L _J

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het goed is eigendom van tweede beklaagde. Eerste beklaagde is de bouwheer. De eerste 50 meter van het perceel zijn gelegen in woonpark, daarna is het natuurgebied. Het

De burgerlijke partijen en het bedrag van 700 euro te vermeerderen met de vergoedende intresten tegen de wettelijke intrestvoet vanaf 28 oktober 2014, de

Veroordeelt de beklaagde I wegens deze feiten tot een geldboete van VIJFHONDERD EURO gebracht op DRIEDUIZEND EURO door verhoging met 50 opdeciemen of een vervangende

de (pre)-contractuele onderhandelingen en de totstandkoming van de overeenkomst tot levering van bunkers aan het ms W.M. aan partijen mee te delen en ter griffie neer te

In zoverre de vordering van de burgerlijke partij gebaseerd is op de wel bewezen verklaarde tenlastelegging A., is er wel degelijk een oorzakelijk verband tussen de

Hoewel de tekst van de tenlastelegging expliciet verwijst naar het zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning te hebben uitgevoerd, voortgezet of in standgehouden, blijkt uit

27.10.1994 had betrekklng op een herstelvordering tot afbraak van de houten bergplaats (6m x 4m) en een meerwaarde voor de houten chalet van 600.000 Bfr., terwijl de

Opdat appellante zich zou kunnen beroepen op de precontractuele aansprakelijkheid van geïnti- meerde, dient zij te bewijzen dat geïntimeerde een fout beging door