• No results found

UIT DE TIJDSCHRIFTEN.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "UIT DE TIJDSCHRIFTEN."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Jonge Reiger.

en het resultaat was, dat er negen en twintig nesten bewoond waren, welke meerendeels volwassen jongen be- vatten. Onder de boomen op de wei liepen een drietal jonge vogels die het nest reeds hadden verlaten, maar nog niet bij machte waren in de boomen terug te vliegen. Ik heb er een uit- gekozen om te fotografeeren. Hier- toe dreef ik hem zachtjes naar een heg waarachter een tamelijk breede sloot lag die aan de overzijde met draad was afgezet. Blijkbaar durfde hij nog niet aan erover heen te vlie- gen, of wel hij vertrouwde mij ten volle, want hij toonde niet de min- ste vrees en deed geen poging te ontvluchten. Ik kon op mijn gemak de camera gereed maken en hem op de gevoelige plaat vastleggen. Het was de eerste reigerfoto die ik maakte, en een poging om een der ouden in de vlucht te fotografeeren bleek vruchteloos te zijn. Ik heb daarna het terrein verlaten in de hoop dat deze nesten het tot een goed einde mogen brengen. Intusschen hoop ik ook dat in andere kolonie's de toe- stand er even goed uitziet als hier want waar nog ± 3^ van het aan- tal nesten van het vorig jaar bewoond zijn, na een winter als van '29 heb- ben we nog geen reden tot klagen.

L. P. PIETERSE.

UIT DE TIJDSCHRIFTEN.

De Tropische Natuur, Jaargang XIX, Afl. 3, Maart 1930.

E e n b e z o e k a a n d e M a m p o e g r o t t e n bij P a m p a n o e a (Zuid-Celebes) door S. L e e f m a n s .

Dr. Leefmans heeft ter gelegenheid van een dienstreis in Zd.-Celebes een excursie kunnen maken naar de grotten bij Pampanoea, die gelegen zijn in een beboschte heuvelrug.

Ze bestaan uit een reeks van groote gewelven ten deele zeer hoog en verbonden door gangen. Enkele van die gewelven zijn ingestort, zoodat daar daglicht in de grotten dringt en de grillige stalagmieten-vortnen eigenaardig beschijnt. Duizenden vleermuizen hangen in de donkere gewelven en de vloer is bedekt met een dikke laag vleermuisguano, die als eerste voedsel dient voor een rijke insectenfauna. In de mest leven in groot aantal de engerlingen van een op onze Trox sabulosus gelijkende keversoort. Maar talrijke andere keversoorten, motten, rupsen, kakkerlakken en andere rechtvleugeligen bedekken de bovenste guano met een laag levende insecten. Tegen de wanden loopen ook allerlei dieren o.a.

vlugge duizendpooten en mieren, maar vooral zitten er veel een grijze soort krekelsprinkhaan met enorm lange sprieten (Raphidophora). De larven hiervan leven ook van de vleer- muizenguano.

(2)

72 DE LEVENDE NATUUR.

Het merkwaardigste dier is een heel groote eigenaardig gevormde spin, waarvan de beet door de Boni'sche gidsen als doodelijk wordt gevreesd, maar die niet veel aanvals- neiging toonde en schijnt te leven van de krekelsprinkhanen.

De grotten-insecten zijn niet, zooals bij de Europeesche en Amerikaansche grottendieren zoo bekend is kleurloos en blind, maar hebben meest alle gewoon ontwikkelde oogen.

De schr. brengt dat in verband met de betrekkelijk recente ouderdom der grotten.

Ter vergelijking wordt de fauna van enkele grotten op Java beschreven, die een over- eenkomstig maar minder rijk insectenleven herbergen. Dit schijnt samen te hangen met de hoeveelheid en conserveeringstoestand van de vleermuisguano.

D r u p p e l e n door L. v. d. Pijl geeft mooie foto's en beschrijving van het in de tropen zoo sterk optredende verschijnsel van waterdruppels-afgeven aan de toppen en tanden van bladeren. Op Java heet een plantje Drymaria cordata er naar: „dauwkruid".

Met echte dauw heeft het verschijnsel natuurlijk niet te maken. Het ontstaat als de wortels meer water omhoog sturen dan de bladeren verdampen kunnen; dan worden druppels afgegeven aan de bladtoppen en zijtanden. Van een pas gesnoeide roos wordt het druppelen als een bijzonderheid afgebeeld en vermeld. Dat kennen wij echter hier van rozen als heel gewoon; alleen moeten wij 's zomers nog vroeger opstaan, om het mooi te zien, dan de menschen op Java!

N o g i e t s o v e r h a a i e n door Dr. J. D. F. H a r d e n b e r g .

De schr. heeft uit de geheele archipel inlichtingen ingewonnen, omtrent ongevallen door haaien verootzaakt Het blijkt, dat er wel enkele malen menschen door haaien, tijgerhaai, gedood worden, maar dat de verhalen sterk overdreven worden en de haaien slechts uiferst zelden menschen opzettelijk aanvallen Op vele plaatsen begeven visschers, parelduikers en ook zwemmers zich geregeld in vrij diep zeewater, en komen toch aanvallen van haaien niet voor. Veelal schijnt zelfs de meening te gelden, dat haaien niet kwaadaardig zijn, geen menschenvleesch lusten en alleen aanvallen als ze geprikkeld worden. Merkwaardig zijn in dit verband de berichten omtrent parelduikers. Waar het duiken in duikerpak gebeurt (Dobo), worden aanvallen alleen gemeld in twee gevallen, waar de haai afkwam op een krab, die de duikers in een zakje hadden gestopt, om die mee te nemen. Het zakje werd afgerukt met een stuk uit het duikerpak Wel zijn daar een paar keer duikers verongelukt, doordat de reuzenroggen (Dicerobates van 4 M breedte) de luchtbuis van de duikers meesleurden. Waar de parelduikers zonder duikerpak te water gaan (Aroe eilanden) komen wel eens ongevallen voor; de duikers daar verven zich de lichter gepigmenteerde handpalmen en voetzolen, omdat anders de haaien daarop af zouden komen. Een foto toont de vleeschlitteekens aan de hals van een parelduiker, die met z'n heele hoofd in de bek van een haai heeft gezeten, maar zich heeft weten te redden door zijn vingers in de oogen van de haai te drukken.

Onder K o r t e M e d e d e e l i n g e n worden nieuwe vindplaatsen opgegeven van twee van de allermerkwaardigste plantensoorten n.1 van B r u g m a n s i a Z i p p e l i i en van P r i m u l a i m p e r i a l ! s .

Brugmansia is een parasiet met groote op de grond ontluikende bloemen, net een kleine Rafflesia. Er zijn in de heele archipel maar enkele vindplaatsen bekend van de Brugmansia's (3 op Java, in de Preanger). De nieuwe vindplaats is boven Garoet op 1838 M. boven zee. Dit is hooger dan de andere vindplaatsen. Primula imperialis is een van de zeldzaamste en interessantste van de Indische Alpenplanten en was van Java alleen bekend op de top van de Pangerango en van het Ijangplateau. De nieuwe vindplaats is op de Papandajang.

Natuurhistorisch Maandblad. Orgaan van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg 19e Jaargang No 3, 28 Maart 1930.

V e r s l a g v a n d e M a a n d e I. V e r g a d e r i n g . De heer Ken g e n vertelt van een sperwer, die in een kippenhok door een gat in het gaas stootte en een kip in de ren greep.

De heer W a a g e vertelt iets van onderzoekingen over gal wespen.

De V o o r z . toont vruchten van de d o o d s b e e n d e r e n b o o m G y m n o c l a d u s , die volgens Dr. de Wever nooit eerder in Nederland rijp geworden waren.

(3)

De heer P. A. H e n s geeft een A a n v u l l i n g op zijn groote vogellijst: . A v i f a u n a d e r N e d e r I p r o v i n c i e L i m b u r g " , waarin een groot aantal nieuwe opgaven. Er worden 9 nieuwe soorten en ondersoorten voor Limburg vermeld, waaronder de steltkluit, de ibis, het roodgesterde blauwborstje, de bergeend. Als nieuwe broedvogels worden opgegeven het sijsje en de kleine plevier. Nu zijn er voor Limburg bekend 246 vogel- vormen, waarvan 130 broedvogels zijn.

Dr. P. R. K o p p e l S. J. geeft onder de titel U r g e s c h i c h t e d e r M e n s c h h e i t een groote tabel met bijschrift gebaseerd op gegevens uit het groote „Lexicon der Vorgeschichte" van M Ebert in 14 deelen en op eigen onderzoekingen van Pater Klopper zelf, o a. in Palestina verricht. Deze zeer uitvoerige tabel geeft een prachtig overzicht van de praehistorische resten, artefacten zoowel als beenderresten uit alle landstreken, waar die tot nu toe gevonden zijn, in chronologische rangschikking, waarbij als vergelijkende tijdmaten aangegeven zijn, zoowel de geschatte jaartallen volgens de school van de Geer, als de indeeling volgens de Oostzee-stadien, de kultuurtrappen, de landijsstadien in het Noorden en in de Alpen.

Natuurhistorisch Maandblad. Orgaan van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg.

19e Jaarg. No. 4, 30 April 1930.

V e r s l a g van d e M a a n d e I . V e r g a d e r i n g . De heer W a a g e houdt een voor- dracht met projectie en film-vertooning over de R u n d e r h o r z e l . P. Dr. S c h m i t z toont opgezette exemplaren van de beide inheemsche soorten van runderhorzel, die nogal moeilijk te krijgen zijn. Voor het museum werd o.a. een d a s ontvangen uit W a h l w y l r e . A v i f a u n a d e r N e d e r l a n d s c h e P r o v i n c i e L i m b u r g door P. A. H e n s . Een vervolg op de e e r s t e a a n v u l l i n g , die betreft sijs, verdere vinkenvogels, gorzen, kruisbekken, leeuwerikken, piepers.

N a r c i s s u s p s e u d o n a r c i s s u s door Dr. A. de W e v e r . De groote trompetnarcissen van de bollenvelden moeten gerekend worden tot een aparte soort N. h i s p a n i c u s L;

maar ook de echte N. pseudonarcissus schijnt in Nederland niet echt wild voor te komen, hoewel dat in Duitschland en België tot zelfs vrij dicht bij onze grens aan de Geul wel het geval is.

W o r t e l v o r m i n g s p r o c e s bij e n k e l e h o u t g e w a s s e n door C. M. van E g g e r - m o n t is een uitvoerig verslag van een onderzoek naar het voorkomen en uitloopen van wortelbeginsels aan één- en meerjarige stekken.

Natura. Orgaan der NederI. Natuurhistorische Vereeniging, 15 Maart 1930.

De B i o l o g i e van h e t P l a n k t o n is een uitvoerig résumé eener lezing van Dr H. C. Re d e k e voor de afd Haarlem gehouden, waarin de levensomstandigheden van de zwevende microscopische waterplanten- en dierenwereld worden nagegaan; zout- gehalte, temperatuur, inwendige wrijving (viscositeit) van het water, lichtverhoudingen hebben grooten invloed.

W. v a n H a r e n c a r s p e l schrijft iets van het N a t i o n a l e P a r k in de A b r u z z e n een Italiaansch Natuurmonument van 38000 H A , waarin gemzen (van een speciale soort), bruine beer en wolf en boschkat nog leven. Dezelfde schr. citeert ook een bericht over de Reuzenboom van Californië (Sequoia).

H. J. Th iel 11 er schrijft over een fraai eierleggend tandkarpertje voorverwarmde aquariums P a n c h a x (Haplochilus) s e x f a s c i a t u s .

G. H. S c h o l t e n A l m e l o vervolgt zijn serie z w e r f s t e e n v o n d s t e n in T w e n t e . R i n k e T o l m a n spoort aan tot verdelgingsmaatregelen van de b a s t a a r d satijn- v l i n d e r , die een ernstige plaag dreigt te gaan veroorzaken in het heele land. Niet alleen boomgaarden, maar ook bosschen worden geheel ontbladerd. In de Zuidelijke en Oostelijke provincies is het in de laatste jaren al erg geweest met de bastaardsatijnvlinders, maar nu schijnen ze ook het midden en Westen van ons land te gaan brandschatten.

Verder bevat de afl. een reeks verslagen van excursies en voordrachten op de af deelingen gehouden.

(4)

74 DE LEVENDE NATUUR.

Natura. Orgaan der NederI. Natuurhist. Vereeniging. No. 4, 15 April 1930 bevat be- halve aankondigingen, verslagen en vereenigingsnieuws een aantal kleine mededeelingen, waaronder, uit Ardea overgenomen, de statistiek omtrent het uitsterven van de ooievaar:

in ons land nog 204 bewoonde nesten, waarvan in Noord-Holland slechts 3, in Limburg en Zeeland geen.

W. v a n H a r e n c a r s p e l vertelt iets van de opvattingen van P y c r a f t over het ontstaan van de schitterende kleuren bij Ijsvogelsoorten. Dezelfde schr. deelt mee wat in twintig jaar met het stichten van D u i t s c h e N a t u u r p a r k e n bereikt is,

Een k u n s t i g n e s t door K e r s t Z w a r t beschreven, werd gebouwd door boeren- zwaluwen, die uit een school-lokaal verdreven, een nest wisten te maken boven op een electr. isolator, waarop het nest geheel vrij stond in evenwicht op het kleine grondvlak;

het nest zelf in de vorm van een bloempotje van boven met ronde opening.

G. H. S c h o l t e n (Almelo) meent door een vondst v a n e e n w i n d k e i in een 40-jaar oude spoorweginsnijding bij Nijverdal het bewijs te hebben gevonden, dat zulke wind- keien ook thans nog en zelfs in de tijd van betrekkelijk weinig jaren gevormd kunnen worden en met ijstijden niet in verband behoeven te staan.

Amoeba Orgaan van den Nederlandschen Jeugdbond voor Natuurstudie 9e Jaargang No. 7, Maart 1930

De NederI. Jeugdbond voor Natuurstudie viert in 1930 haar 10-jarig bestaan en gaat een Gedenkboek uitgeven, waarop vooraf inteekeningen worden geworven.

F r a n s T j a l l i n g i i schrijft over O n z e K e r s t r e u n i e . Het zomerkamp van de N. J. N. is tegenwoordig wegens het groote aantal deelnemers in drie afzonderlijke kampen verdeeld Daardoor komt het congres, dat op een dier kampen gehouden wordt niet tot z'n recht. Tevens heeft de Kerstreunie niet meer zoo goed voldaan, omdat de reunisten elkaar niet allen meer kennen uit het kamp. Daarom wordt het voorstel verdedigd het congres naar de Kerstbijeenkomst te verplaatsen.

L. T i n b e r g e n geeft nog een aanvulling en correctie op z'n artikeltjes reeks: V e l d - k e n m e r k e n van de a l g e m e e n s t e e e n d e n .

A n n e k e P a n n e k o e k bespreekt de M o l l u s k e n v o n d s t e n tijdens de Kampen van D e n e k a m p en K o t t e n bij Winterswijk, met afbeeldingen van Ancylus fluviatilis en C a r i c h i u m m i n i m u m . Deze laatste soort was van het Oosten des lands nog niet bekend, ze werd zoowel bij Denekamp als bij Winterswijk (Bekendelle) gevonden.

N i k o T i n b e r g e n geeft in „ E n t o m o l o g i e " reeds een reactie op de oproep voor insectenverzamelaars in de vorige aflevering van Amoeba (zie referaat D. L. N. XXXIV pg. 408), waarin hij het verzamelen van insecten niet al te zeer afkeurt, maar heel handig een mooi voorbeeld van het bestudeeren van de levende insecten er tegenoverstelt, door te vertellen van zijn waarnemingen in een groote broedkolonie van de bijenwolf, Philanthus triangulum, de graafwesp, die met verlamde honingbijen fourageert.

O n s H e r b a r i u m een oproep tot het inrichten van een gezamelijk herbarium zal hopelijk wel een dergelijke reactie van een der leiders in de N. J. N. uitlokken, om op voorzichtigheid met het verzamelen van planten aan te dringen.

Vakblad voor Biologen. He Jaargang. No. 8, April 1930.

E e n i g e O p m e r k i n g e n o v e r de F a u n a in B e r g b e k e n door Prof, Dr. L. F. de B e a u f o r t . Dieren, die in snel stroomende bergbeekjes leven vertoonen dikwijls eigen- aardige inrichtingen, die ze in staat stellen zich te handhaven in dat levensmilieu. Tegen weggesleurd worden door de stroom hebben ze dikwijls een sterk afgeplatte lichaamsvorm met vlak gewelfde rug- en geheel platte buikkant, voorzien van zuignappen of dergelijke inrichtingen, om zich aan de rotsbodem vast te klemmen. Deze bouw vindt men dan ook bij dieren uit de meest uiteenloopende systematische groepen van visschen, van insecten- larven, amphibieënlaiven, wormen, waarbij de zuignappen of hechtschrijven uit de meest verschillende organen gevormd kunnen worden: borstvinnen, buikhuid, lippen enz. Een andere bijzonderheid van het milieu is de zuurstofrijkdom en sterke belichting.

J. HEIMANS.

(5)

BOEKBESPREKING.

R. J. de Stoppelaar: Sprake en Sproke van het jaar. 234 p.p. met vele foto's, geb. f 5,90. Uitgegeven bij A. G. Schoonderbeek te Laren.

Weer een echt „Stoppelaar"-boek, een boek van den plattelands-dominé, menschenvriend, Friezenvriend, natuurkenner. Het vogelleven en de „sport" van het eierzoeken krijgen een

goede beurt en overal genieten we de idylle van het Friesche landleven. T.

Mr. A. Loosjes: Noord-Holland in Beeld, afl. 1 en 2, XXX11 p.p. tekst en 112 p.p. illustratie. Uitgave Scheltema en Holkema's Boekhandel, Amsterdam.

De illustraties betreffen in hoofdzaak stads- en dorpsgezichten, gebouwen, kleeder- drachten en zijn voortreffelijk. Aan landschap, flora en fauna is weinig aandacht geschonken.

Dit is trouwens bij meer dergelijke plaatwerken het geval en dat is wel jammer. Texel, Vlieland en Terschelling komen er kaal af, het gebied van Bergen en Schoort is iets beter behandeld, en er zijn ook enkele mooie polderlandschappen uit Beemster en Purmer en de streek bij Middelie. De tekst is beknopt, maar degelijk. Mr. Loosjes schetst vlug het ontstaan van Noord-Holland (nog altijd uit de „lagune", want Dr. Polak's dissertatie was nog niet verschenen) en de successievelijke inpolderingen. Dan volgt de eigenlijke landschaps- en plaatsbeschrijving en daar zit meer frissche lucht en natuurleven in dan in de illustraties. De voorstelling van Texel's groei is echter onjuist, ook is de „Hooge Berg" heusch niet door menschenhanden opgeworpen. Het Zwanewater bij Callantsoog is niet zoo geheimzinnig en ongenaakbaar, als Mr. Loosjes voorstelt. Overigens heeft de auteur op bewonderenswaardige wijze met de hem toegemeten ruimte gewoekerd.

Eigenlijk geven zulke groote, samenvattende plaatwerken toch zelden algemeene be- vrediging en het zou misschien beter zijn er wat meer specialisatie in te brengen en het

volle licht te laten vallen op de werkelijk belangrijkste onderdeden. T.

Henri Polak: Het Kleine Land en zijn Groote Schoonheid. Tweede druk, 4°, 228 p.p. met 87 platen, prijs ingen, f 1 0 , - , geb. f 12,50. N.V. Em. Querido's Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam.

Dit belangrijke prachtwerk verscheen in November 1929 en was in twee maanden tijds uitverkocht. Het is één groot pleidooi voor het behoud van Nederlands natuur- en steden- schoon en heeft daardoor in dezen tijd van snelle veranderingen een groote en ernstige beteekenis. Ongetwijfeld zal het zijn invloed doen gevoelen bij de behandeling van de zoo lang verbeide en zoo dikwijls beloofde Wet op het behoud van Natuurschoon en ter bescherming van de flora en fauna van Nederland.

De tweede druk heeft de schrijver blijkbaar verrast, anders had hij zijn uitlatingen omtrent Zorgvlied en de Worth-Rhedensche hei wel even gewijzigd. In den derden druk zal hij wel enkele klachten kunnen schrappen en hier en daar een geluid van tevredenheid laten hooren. Met het oog op den derden druk veroorloven wij ons hier ook nog eenige opmerkingen. Het Pothoofd (pag. 44) bij Deventer heeft voor de botanici lang niet meer dezelfde beteekenis als vroeger en met de planten, die er groeiden, hebben zij zeer goed raad geweten. In Zuid-Limburg (pag. 63) zijn nog tal van prachtige, uitmuntend werkende watermolens o.a. een tweetal zeer mooie aan de Gulp en evenveel aan de Geul. De Gems (pag. 66) is niet „bezig uit te sterven", maar wordt in sommige streken van Zwitserland zoo talrijk, dat men er last van krijgt. De kluit (pag. 67) kan moeilijk een „duinvogel"

genoemd worden. Het aantal polders op Texel bedraagt niet één, maar meer dan dertig en voor de vogelfauna is die van Waalenburg belangrijker dan de Eyertandsche polder.

Rottum is heel gemakkelijk te bereiken en men logeert er zeer geriefelijk.

Tot mijn spijt mis ik in Polak's boek eenige woorden van waardeering voor wat de Directie van het Staatsboschbeheer doet in het belang van het behoud van natuurschoon en oorspronkelijke flora en fauna.

De illustraties zijn bijna zonder uitzondering prachtig, maar hun plaatsing is niet altijd even gelukkig. Van den Kunera-toren zou ik wel een andere afbeelding wenschen n.1. zoo dat het kleine, brokkelige stadje aan zijn voet en de Rijn ook in het beeld waren opgenomen.

Ik meen, dat de uitgevers een goed werk zouden doen met van dit boek ook een volks- uitgave in het licht te geven, want in hoe meer handen het komt, des te beter. T.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

I n this light, this dissertation will attempt to address the ongoing concern about parental participation in learning and teaching of chi ldr en in high schools

“Danny is een communi- catiemens, maar hij heeft die avond zijn spraakcomputer aan de kant gezet om zijn krachten te sparen”, vertelt zijn echtgenote Nicole Meeusen.. “Die computer

“Danny is een communicatiemens, maar hij heeft die avond zijn spraak- computer aan de kant gezet om zijn krachten te sparen”, ver- telt zijn echtgenote Nicole Meeusen.. “Die

Door deze maatregel komt er minder water door het bosgebied van Bekendelle, zodat binnen het bosgebied de detailontwatering kan worden aangepast ten behoeve van ontwikkeling van

5.07 Vochtige alluviale bossen: Herstel kwaliteit en vergroting areaal vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) *H91E0_B en (beekbegeleidende bossen) *H91E0_C en behoud

Jezus breng mij bij het kruis, want een stroom van heilig water vloeit daar weg van Golgotha, brengt ons Gods genade.. Bij het kruis wacht bij de bron liefde, hoop en

U bent mijn schild, Heer U beschermt en leidt, U houdt mij staande- zelfs in de zwaarste strijd Daarom kniel ik …. U baande

De leden van de SP-fractie vroegen waarom de regering geen huurbescherming en geen huurprijsbescherming biedt voor huurders van een woonboot en vroegen een nadere toelichting