• No results found

GEMEENTEBLAD. Nr Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GEMEENTEBLAD. Nr Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Financiële verordening gemeente Overbetuwe 2017

Ons kenmerk: 16RB000110 Nr. 8

De raad van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 2016;

gehoord het advies van de auditcommissie van 23 november 2016;

gelet op artikel(en) 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t : vast te stellen de

Financiële verordening gemeente Overbetuwe 201 7

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

b. college: het college van burgemeester en wethouders;

c. jaarstukken: de jaarrekening, het jaarverslag en de bijbehorende stukken van een begrotingsjaar;

d. overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een per- sonenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechts- persoon deelneemt;

e. structurele baten en lasten: baten en lasten die zich gedurende minimaal vier jaar voordoen;

f. team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording Artikel 2 Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra para- grafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in, aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerja- renraming, de investeringen en de grondexploitatie.

4. In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskre- dieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Nr. 180339

GEMEENTEBLAD

20 december 2016 Officiële uitgave van gemeente Overbetuwe.

(2)

Artikel 4 Kaders begroting

1. Het college biedt voor 1 juli aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de fi- nanciële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 augustus vast.

2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per taakveld.

2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Het college informeert de raad als hij verwacht, dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geauto- riseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden of de baten van een taakveld de geautori- seerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het taakveld, het wijzigen van het geautoriseerde investerings- krediet of het bijstellen van het beleid.

4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 7, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geauto- riseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geac- tualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investe- ringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6 Autorisatie achteraf

1. Ten behoeve van een soepele voortgang in de bedrijfsvoering en/of besluitvormingstrajecten is vooraf geen budgetverlening door de raad noodzakelijk voor:

a. nieuwe uitgaven met een eenmalig karakter van maximaal € 150.000 exclusief compensabele btw;

b. nieuwe structurele exploitatielasten van maximaal € 20.000 exclusief compensabele btw;

c. investeringen van maximaal € 150.000 exclusief compensabele btw, waarvan de structurele kapitaallasten maximaal € 20.000 bedragen.

2. Van de financiële consequenties van transacties die de in het eerste lid genoemde bedragen niet te boven gaan, worden achteraf in het betreffende begrotingsjaar administratieve begrotingswij- zigingen opgesteld of de betreffende financiële consequenties worden meegenomen in een één van de tussentijdse rapportages aan de raad, bedoeld in artikel 7, eerste lid en de daaruit voort- vloeiende begrotingswijziging.

3. Bij de bepaling van overschrijding van taakvelden wordt geen rekening gehouden met overschrij- dingen, die het gevolg zijn van een hogere toerekening van loonkosten van de eigen organisatie.

4. Kredietopeningen ten behoeve van grondexploitatie-activiteiten waarvoor een actuele, door de raad vastgestelde exploitatieopzet voorhanden is, kunnen ongelimiteerd door het college worden afgewikkeld, indien deze uitgaven passen binnen de bedoelde exploitatieopzet.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad viermaal per jaar door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.

2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering van het beleid, de belangrijkste ontwikkelingen in de verplichte paragrafen van de begroting en een overzicht met de bijgestelde raming van:

a. de baten en de lasten per taakveld;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

c. het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

d. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per taakveld;

f. het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

g. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

(3)

In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 toe- gelicht.

3.

Artikel 8 Informatieplicht

1. Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan

€ 1.000.000 dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op het aangaan van achtervangovereenkomsten met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, voor zover het de (her)financiering betreft van de woongelegenheden in de gemeente.

Artikel 9 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa

1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

3. Over nieuwe investeringen wordt het eerste jaar geen afschrijving en rente berekend.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

1. In de begroting en jaarstukken vindt de renteberekening en -toerekening plaats in overeenstemming met de uitgangspunten van het in de Kadernota 2017 opgenomen Renterapport.

2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en hierin wordt behandeld:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen.

3. Bij een voorstel tot instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

a. het specifieke doel van de reserve;

b. de voeding van de reserve;

c. de maximale hoogte van de reserve;

d. de maximale looptijd.

4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12 Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kosten- toerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw) en de gederfde inkom- sten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering

(4)

of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verant- woordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden be- trokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van de hierna aangegeven systematiek:

a. De met in acht neming van lid 3 en 4 van dit artikel resterende overheadkosten worden aan de overige taakvelden toegerekend op basis van een opslag op het uurtarief.

b. Voor de bepaling van de opslag worden de resterende overheadkosten gedeeld door het aantal aan de taakvelden toe te rekenen uren.

c. In de berekening van het uurtarief wordt voor de Helster en Openbare werken de opslag op het uurtarief bepaald op de helft.

6. Het percentage voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld en gebaseerd op de uit- gangspunten van het Renterapport bij de Kadernota 2017.

7. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grond- exploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend en bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend.

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

d. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkings- verdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is;

e. overige door de raad vastgestelde uitzonderingen.

Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, riool- en afvalstoffenheffing en de overige heffingen.

2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

3. De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen, bedoeld in lid 2, worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

(5)

Hoofdstuk 4 Kapitaalgoederen en grondexploitatie Artikel 15 Onderhoud kapitaalgoederen

1. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

3. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeen- telijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 16 Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt onder andere aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

c. het verloop van de grondvoorraad;

d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer Artikel 17 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskre- dieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 18 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uit- putting van middelen;

f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

g. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

h. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan onder- nemingen en instellingen;

(6)

i. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van ge- meentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 19 Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de ba- lansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapie- ren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opge- nomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 20 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

1. De Financiële verordening gemeente Overbetuwe 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarstukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn ge- daan, blijft de Financiële verordening gemeente Overbetuwe 2007 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Overbetuwe 2017.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 6 december 2016.

DE RAAD VOORNOEMD, de griffier, de voorzitter,

drs. A.J. van den Brink MBA. drs. A.S.F. van Asseldonk.

(7)

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 10 van de Financiële verordening gemeente Overbetuwe 2017

I. Algemene uitgangspunten

1. Afschrijving van activa vindt plaats op annuïteitsbasis.

2. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd, met uitzonder- dering van gronden en terreinen.

3. De raad kan voor unieke projecten of in bijzondere situaties op basis van een goed onderbouwd collegevoorstel afwijkende afschrijvingstermijnen vaststellen.

II. Materiële vaste activa met economisch nut

1. De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven in:

40 jaar: nieuwbouw gebouwen (zoals kantoren, bedrijfsgebouwen, scholen, woonruimten);

a.

b. 25 jaar: restauratie/renovatie van gebouwen

c. 15 jaar: technische en telefooninstallaties in gebouwen;

d. 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen van gebouwen en terreinen;

e. 10 jaar: meubilair;

f. 3 jaar: smartphones, tablets, laptops;

g. 5 jaar: overige automatiseringsapparatuur/-hulpmiddelen.

2. Voor materieel van openbare ruimte en veiligheid worden de afschrijvingstermijnen gehanteerd die zijn opgenomen in de door de raad vastgestelde vervangingsschema’s van dit materieel.

3. Voor de investeringen die betrekking hebben op rioleringen worden de afschrijvingstermijnen gehanteerd die zijn opgenomen in het actuele Gemeentelijke Rioleringsplan.

4. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

5. In afwijking van de termijnen onder II-1a worden de oorspronkelijke afschrijvingstermijnen van 60 jaar van (oude) investeringen van schoolgebouwen, niet aangepast.

III. Materiële vaste activa met maatschappelijk nut

1. Materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden afgeschreven in 20 jaar.

Voor de praktische toepassing hieronder een aantal voorbeelden op welke activa dit zoal van toepassing is: parken, plantsoenen, sportvelden, groenvoorzieningen, wegen, pleinen, rotondes, tunnels, viaducten, bruggen, geluidswallen, straatmeubilair, kades, sluizen en waterkeringen.

2. Voor lichtmasten en armaturen gelden de afschrijvingstermijnen, vermeld in het door de raad vastgestelde verlichtingsplan.

IV. Immateriële activa

1. Computerapplicaties, programmatuur, e.d.: afschrijvingstermijn 5 jaar.

2. De kosten van sluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie verantwoord.

3. Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden afgeschreven in overeenstemming met de verwachte gebruiksduur van dat actief.

Behoort bij besluit van de gemeenteraad d.d. 6 december 2016, nr.

Mij bekend, de griffier,

drs. A.J. van den Brink MBA.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van het openbaar

Artikel 7, eerste lid, van deze verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn.

Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden

Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken, diensten die worden geleverd

Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd

Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd

Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd

In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon-