• No results found

WERKNEMERSREGISTRATIEVERORDENING No.150

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "WERKNEMERSREGISTRATIEVERORDENING No.150"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HOOFDSTUK VIII

WERKNEMERSREGISTRATIEVERORDENING

1963 No.150

GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME

Landsverordening van 20 november 1963 tot registratie van werknemers (Werknemersregistratieverordening).

IN NAAM DER KONINGIN !

DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,

In overweging genomen hebbende, dat het noodzakelijk is, bepalingen vast te stellen ten aanzien van de registratie van werknemers;

Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten, vastgesteld onderstaande Landsverordening.

Artikel 1

1. Voor toepassing van deze Landsverordening wordt onder werkgever verstaan ieder natuurlijk of rechtspersoon, die in zijn dienst, hetzij voor zich persoonlijk, hetzij voor de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, door één of meer anderen (werknemers) arbeid doet verrichten.

2. Voor de toepassing van deze Landsverordening zijn onder werkgever niet begrepen:

a. het Land en de alhier gevestigde organen van het Koninkrijk of van de andere landen van het Koninkrijk;

b. de alhier gevestigde organen van buitenlandse mogendheden of volkenrechtelijke organisaties.

3. Ten aanzien van werkgevers, die buiten Suriname gevestigd zijn, doch in Suriname werknemers in dienst hebben, wordt hun vertegenwoordiger of agent hier te lande als werkgever aangemerkt.

Artikel 2

Als ambtenaren in de distrikten, bedoeld in deze Landsverordening, worden aangewezen:

Voor het distrikt Paramaribo het Hoofd van de Dienst der Arbeidsbemiddeling en voor de andere distrikten, de in die distrikten aangestelde ambtenaren voor Sociale Zaken, die voor de uitvoering van de hun in deze Landsverordening opgedragen taak, ressorteren onder het departement van Sociale Zaken.

(2)

Artikel 3

1. De werkgever is verplicht ten aanzien van iedere werknemer op te geven:

a. uiterlijk de derde werkdag volgende op die van zijn indiensttreding: diens naam, voornamen en geboortedatum, nationaliteit, de samenstelling van zijn gezin, zijn woonadres, de datum van zijn indiensttreding, de aard van de door hem te verrichten arbeid en het met hem overeengekomen loon;

b. de wijzigingen in de sub a. genoemde gegevens, binnen een bij landsbesluit te bepalen termijn, nadat die wijzigingen hebben plaatsgevonden, respektievelijk de in artikel 7 genoemde omstandigheden, hem zijn medegedeeld;

c. de datum van beëindiging der dienstbetrekking uiterlijk de derde werkdag na de dag, waarop de dienstbetrekking is geëindigd.

2. Bij Landsbesluit kunnen voor bepaalde gedeelten van het Land langere termijnen dan in het eerste lid sub a. en c., is genoemd, worden vastgesteld.

3. Indien de dienstbetrekking ten hoogste 3 dagen heeft geduurd, mogen de in lid 1, sub. a., bedoelde gegevens tegelijk met de datum van de beëindiging der dienstbetrekking worden opgegeven.

4. Bij landsbesluit kunnen nadere gegevens worden genoemd, welke betreffende de werknemers op de voet van lid 1 dienen te worden verstrekt.

Artikel 4

1. Na ontvangst van de in artikel 3, lid 1, sub a., vermelde gegevens, wordt door de ambtenaar, bedoeld in artikel 5, lid 1, aan de werkgever een werkboekje uitgereikt, waarin gegevens - met uitzondering van het loon - zijn opgetekend.

2. Indien een werknemer bij meerdere werkgevers in dienst is, bepaalt de in artikel 5, lid 1, bedoelde ambtenaar aan welke werkgever het werkboekje wordt uitgereikt.

3. De werkgever aan wie een nieuw werkboekje ten name van een werknemer is uitgereikt, draagt de daaraan verbonden kosten.

4. Het werkboekje blijft, zolang de dienstbetrekking voortduurt, onder berusting van de werkgever. De werkgever staat echter werkboekje op diens verzoek af aan:

a. de werknemer, zoveel deze het nodig heeft voor het solliciteren naar een andere betrekking;

b. de in artikel 5, lid 1, bedoelde ambtenaar.

5. Bij beëindiging der dienstbetrekking zendt de werkgever het werkboekje terug aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde ambtenaar.

6. Onverhinderd het bepaalde in lid 4, verstrekt de in artikel 5, lid 1, bedoelde ambtenaar op diens verzoek aan de geregistreerde werknemer kosteloos een verklaring, waarin de in artikel 3, lid 1, sub a., bedoelde gegevens - met uitzondering van het loon - zijn vernield.

7. Bij landsbesluit kunnen nadere regels worden vastgesteld, betreffende het werkboekje en de verklaring.

(3)

Artikel 5

1. De werkgever is verplicht, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2, 3 en 4, de in artikel 3 bedoelde opgaven te doen bij de ambtenaar in het distrikt, waar de arbeid door de werknemer wordt verricht.

2. Indien de arbeid voor de werkgever wordt verricht voor de uitoefening van zijn beroep, onderscheidenlijk bedrijf, wordt de werknemer geacht zijn arbeid te verrichten ter plaatse, waar het kantoor onderscheidenlijk de zetel van het bedrijf gevestigd is.

3. Indien door een bedrijf, in enig distrikt gevestigd, werken van langdurige aard, als damaanleg, polderaanleg of wegenaanleg, in een ander distrikt worden uitgevoerd, wordt de werknemer, die bij de uitvoering dier weken is tewerkgesteld, geacht de arbeid te verrichten in het distrikt, waar die werken worden uitgevoerd.

4. In geval van twijfel, waar de arbeid door de werknemer wordt verricht, beslist de Direkteur van Sociale Zaken.

Artikel 6

1. De in artikel 3 voorgeschreven opgaven behoeven door de werkgever niet te worden gedaan ten aanzien van die werknemers:

a. die als zodanig in een land- of tuinbouwbedrijf zijn tewerk gesteld;

b. die als zodanig, als z.g. thuiswerkers kunnen worden beschouwd;

c. die als zodanig, als schepelingen in de zin van het 2e boek van het Surinaams Wetboek van Koophandel zijn tewerk gesteld;

d. die als zodanig, als geestelijken, ordebroeders, religieuzen of kerkelijke voorgangers of kommissaris van rechtspersonen werkzaam zijn;

e. die als zodanig, als bestuurders of kommissaris van rechtspersonen werkzaam zijn;

f. die echtgenoot, ouders of kinderen zijn van de werkgever;

g. wier overeengekomen loon, per jaar berekend, vijfduizend gulden of meer bedraagt.

2. Bij landsbesluit kunnen de in het vorig lid onder a., b., of c., bedoelde groepen van werknemers geheel of ten dele onder de werking van deze landsverordening worden gebracht.

Artikel 7

De werknemer ten aanzien van wie krachtens deze Landsverordening opgaven moeten worden gedaan, is verplicht uiterlijk binnen twee dagen na de voltrekking van zijn huwelijk, de geboorte of erkenning zijner kinderen, het overlijden van zijn echtgenoot of kinderen, de verkrijging door hem van een andere nationaliteit en de wijziging van zijn woonadres, daarvan kennis te geven aan de werkgever in wiens dienst hij arbeid verricht.

Artikel 8

De werkgever is verplicht aan de in de artikelen 5 en 10 bedoelde ambtenaren alle inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen, welke door hen nodig worden

geoordeeld om een inzicht te krijgen in de in artikel 3 genoemde gegevens, betreffende de in zijn dienst zijnde werknemers ten aanzien van wie de opgaven moeten worden gedaan.

(4)

Artikel 9

1. De werkgever, onderscheidenlijk de werknemer, die niet voldoet aan de verplichtingen hem bij deze Landsverordening opgelegd, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden.

2. De bij het vorig lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

3. Indien enig feit bij deze Landsverordening strafbaar gesteld, wordt begaan door een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken, tegen de bestuurders, of in het geval omschreven in Artikel 1, lid 3, tegen de vertegenwoordiger of agent hier te lande.

Geen straf wordt uitgesproken tegen de bestuurder van wie blijkt, dat het feit buiten zijn toedoen is gepleegd.

Artikel 10

Met het toezicht op de naleving van deze Landsverordening en de opsporing van de daarbij strafbaar gestelde feiten, zijn, behalve de bij artikel 8 van het Surinaams Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de Direkteur van Sociale Zaken, het Hoofd van en de Inspekteurs en Kontroleurs bij de Dienst der Arbeidsinspektie en de door de Minister van Sociale Zaken schriftelijk daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 11

1. De in artikel 10 bedoelde ambtenaren hebben toegang tot alle plaatsen, waar arbeid, door werknemers, als bedoeld in deze Landsverordening wordt, of pleegt te worden verricht, of ten aanzien waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden, dat aldaar zodanige arbeid verricht wordt.

2. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm.

3. Is de plaats tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden zij deze, tegen de wil der bewoners, niet binnen, dan op een algemene of bijzondere last van de betrokken Distrikts-Kommissaris of de Procureur-Generaal.

Artikel 12

1. De in artikel 2 en 10 bedoelde ambtenaren zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen zij van een werkgever of diens beroep of bedrijf te weten zijn gekomen bij de uitvoering van hun taak, voorzover deze verplichting niet in strijd is met hun ambt of met de bepalingen van deze of een andere algemene verordening.

2. Hij, die opzettelijk de bij het eerste lid opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden, met of zonder ontzetting van het recht om bepaalde ambten te bekleden.

3. Hij, aan wiens schuld schending van de in het eerste lid opgelegde geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

(5)

4. Geen vervolging, ingevolge de vorige twee leden, vindt plaats, dan op klachte van de werkgever ten aanzien van wie de geheimhouding is geschonden.

5. De in lid 2 strafbaar gestelde feiten worden als misdrijven en die in lid 3 strafbaar gesteld als overtredingen beschouwd.

Artikel 13

Deze Landsverordening kan worden aangehaald als "Werknemersregistratieverordening"

en treedt voor elk distrikt afzonderlijk in werking op door de Gouverneur te bepalen tijdstippen.

Overgangsbepalingen Aitikel 14

Iedere werkgever is verplicht binnen 1 maand, na de inwerkingtreding van deze

Landsverordening in enig distrikt, aan de ambtenaar in dat distrikt de in artikel 3 sub a. genoemde gegevens te verschaffen, betreffende de werknemers, die op de datum van inwerkingtreding in dat distrikt in zijn dienst arbeid verrichten in de zin van artikel 5.

Gegeven te Paramaribo, de 20ste november 1963.

A. CURRIE.

De Minister van Sociale Zaken J.S.P. Kraag.

Uitgegeven te Paramaribo, de 20ste november 1963.

De Minister van Binnenlandse Zaken a.i., H. Shriemisier.

(6)

1968 No.34

GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME

RESOLUTIE van 4 maart l968 no. 3480, houdende inwerkingtreding van de ''Werknemersregistratieverordening" (G.B. 1963 no. 150)

IN NAAM DER KONINGIN !

DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,

Op voordracht van de Ministers van Arbeid en Sociale Zaken en van Justitie en Politie;

Herlezen de resolutie van 20 november 1963 no. 11271, Bureau no. 7413;

Gelet op artikel 13 van de "Werknemersregistratieverordening" (G.B. 1963 DO. 150) BESLUIT

I. Te bepalen:

1. dat de "Werknemersregistratieverordening" (G.B. 1963 no. 150) voor het distrikt Paramaribo in werking treedt op 15 februari 1968;

2. dat afschrift van. deze resolutie in het Gouvernementsblad zal worden geplaatst.

II. Van het vorenstaande afschrift te zenden aan de Direkteur van het Kabinet van de Gouverneur van Suriname, de Direkteur van Arbeid & Sociale Zaken en de Procureur-Generaal.

Paramaribo, 4 maart 1968.

H.L. DE VRIES.

De Minister van Arbeid en Sociale Zaken, J.S.P. KRAAG.

De Minister van Justitie en Politie, F.R. MANICHAND

Uitgegeven te Paramaribo, de 4de maart 1968.

De Minister van Binnenlandse Zaken, J.A. PENGEL.

(7)

1971 No.80

GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME

Landsbesluit van 28april 1971, ter uitvoering van artikel 6, lid2, van de Werkgeversregistratieverordening (G.B. 1963 no. 150).

IN NAAM DER KONINGIN !

DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,

Overwegende, dat ter uitvoering van artikel 6, lid 2 van de

"Werknemersregistratieverordening" (G.B. 1963 no. 150), het nodig is, het navolgende vast te stellen;

Heeft, de Raad van Advies gehoord, besloten:

Artikel 1

De in artikel 6, lid 1 onder sub a., b. en c. genoemde groepen van werknemers, als bedoeld in de "Werknemersregistratieverordening" worden geheel onder de werking van deze Landsverordening gebracht.

Artikel 2

Dit Landsbesluit treedt in werking op de eerste dag, volgende op die zijner afkondiging.

Gegeven te Paramaribo, de 28ste april 1971.

JOHAN H. FERRIER.

De Minister van Arbeid en Volkshuisvestuig, J. SEDNEY.

De Minister van Justitie en Politie, J.H. ADHIN

Uitgegeven te Paramaribo, de 28ste april 1971.

De Minister van Binnenlandse Zaken, F.R. KARSOWIDJOJO.

(8)

1971 No.170

GOUVERNEMENTSBLAD van SURINAME

RESOLUTIE van 4 november 1971 no. 11463 houdende inwerkingtreding van de

"Werknemersregistratieverordening" (G.B. 1963 no. 150) voor het distrikt Saramacca.

IN NAAM DER KONINGIN !

DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,

Op voordracht van de Ministers van Arbeid en Volkshuisvesting en Justitie en Politie;

Herlezen de resolutie van 20 november 1963 no. 11271, Bureau no. 7413, van 4 maart l968 no. 3480, Bureau no. ASZ/1052/'68 en van 28 april 1971 no. 4561, Bureau no. 1416;

Gelet op artikel 13 van de "Werknemersregistratieverordening" (G.B. 1963 no. 150).

I. Te bepalen:

1. dat de ''Werknemersregistratieverordening" (G.B. 1963 no. 150) voor het district Saramacca in werking treedt op 15 december 1971;

2. dat afschrift van deze Resolutie in bet Gouvernementsblad zal worden geplaatst.

II. Van het vorenstaande afschrift te zenden aan de Direkteur van bet Kabinet van de Gouverneur van Suriname, de Direkteur van Arbeid en Volkshuisvesting en de Procureur- Generaal.

Paramaribo, 4 november 1971.

JOHAN H. FERRIER.

De Minister van Arbeid en Volkshuisvesting, a.i., J. SEDNEY.

De Minister van Justitie en Politie J.H. ADHIN.

Uitgegeven te Paramaribo, de 4de november 1971.

De Minister van Binnenlandse Zaken, F.R. KARSOWIDJOJO.

(9)

1978 No.2

STAATSBLAD van de REPUBLIEK SURINAME

WET van 16 juli 1977 tot wijziging van de Werknemersverordening (G.B.1963 no. 150).

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

In overweging genomen hebbende, dat het wenselijk is de Werknemersregistratieverordening (G.B. 1963 no. 150) te wijzigen;

Heeft, de Raad van Advies gehoord, in gezamenlijk overleg met het Parlement, bekrachtigd de onderslaande wet:

Artikel 1

In de Werknemersregistratieverordening (G.B. 1963 DO. 150) worden de navolgende wijzigingen aangebracht:

A. 1. In Artikel 1, lid 2, sub a., worden de woorden "en de alhier gevestigde organen van het Koninkrijk of van andere landen van het Koninkrjjk" geschrapt.

2. Aan Artikel 1 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende als volgt:

4. Voor de toepassing van deze Wet wordt onder werknemer verstaan, ieder natuurlijk persoon, die persoonlijk geregeld arbeid tegen vergoeding voor of ten behoeve van een ander verricht of daartoe bereid en in staat is;

onder werknemer wordt mede verstaan:

a. leerlingen, volontairs en dergelijke personen, die geen vergoeding ontvangen;

b. personen die, hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk in gezinsverband in een onderneming werkzaam zijn.

B. Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. de woorden "voor Sociale Zaken" worden geschrapt;

2. in plaats van "Departement van Sociale Zaken", wordt gelezen : Departement van Arbeid en Volkshuisvesting.

C. In artikel 4 lid 5 wordt tussen de woorden "werkboekje" en "terug" ingelast de woorden : binnen 7 dagen.

D. Na artikel 4 wordt een nieuw artikel opgenomen, luidende als volgt:

Artikel 4a

Het is de werkgever niet toegestaan een werknemer in dienst te hebben, ten aanzien van wie hij de in artikel 3 lid 1 sub a. vermelde gegevens niet kan verstrekken.

(10)

E. Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan lid 1 wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende:

"Wijzigingen, aanvullingen of aantekeningen in het werkboekje mogen slechts door de bedoelde ambtenaren worden aangebracht.

2. In lid 4 wordt, in plaats van : "De Direkteur van Sociale Zaken" gelezen: "De Direkteur van Arbeid en Volkshuisvesting".

F. Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt :

1. lid 1 wordt aldus gelezen:

"De in artikel 3 voorgeschreven opgaven behoeven door de werkgever niet te worden gedaan ten aanzien van die werknemers, die alszodanig, als geestelijken, ordebroeders, religieuzen of kerkelijke voorgangers werkzaam zijn".

2. In lid 2 wordt in plaats van:

"kunnen de in het vorig lid onder a., b., of c. bedoelde groepen" gelezen, "kan de in het vorig lid bedoelde groep".

G. Artikel 10 wordt gelezen als volgt:

"Met het toezicht op de naleving van deze Wet en de opsporing van de daarbij strafbaar gestelde feiten, zijn, behalve de bij artikel 8 van het Surinaams Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de Direkteur van Arbeid en Volkshuisvesting en de Hoofden en kontrolerende ambtenaren van de Diensten der Arbeidsinspektie en werknemersregistratie".

Artikel 2

Deze wet treedt in werking op de dertigste dag na die harer afkondiging.

Gegeven te Paramaribo, de 16e juli 1977.

JOHAN H. FERRIER.

De Minister van Arbeid en Volkshuisvesting, F.R. FRIJMERSUM.

De Minister van Justitie en Politie, E.A. HOOST.

Uitgegeven te Paramaribo, de 16e juli 1977.

De Minister van Binnenlandse Zaken, C.D. OOFT.

(11)

1980 No.112

STAATSBLAD van de REPUBLIEK SURINAME

DECREET van 5 november 1980, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de registratie van werklozen en de werkzaamheden van het Centrum voor Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling.

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, OVERWEGENDE:

- dat in de Regeringsverklaring 1980 als een van de centrale taken van de Overheid wordt genoemd de oplossing van het werkloosheidsprobleem:

- dat ter uitvoering van die centrale taak een duidelijk inzicht in de omvang van het werkloosheidsprobleem nodig is en dat in verband hiermee regels dienen te worden vastgesteld met betrekking tot de registratie van werkloze Surinamers;

- dat een instantie in het leven geroepen moet worden die tot taak heeft de arbeidsreserve in Suriname te beheren en te reguleren;

GELET OP:

a. de "Arbeidswet" (O.B. 1963, laatstelijk gewijzigd bij S.R.S. 1976 no. 17);

b. de "Werknemersregistratiewet" (G.B. 1963, no. 150, laatstelijk gewijzigd bij S.R.S.

1978, No. 2);

c. de "Arbeidsbemiddelingswet" (G.B. 1965, no. 10).

HEEFT BESLOTEN:

Artikel 1

In dit decreet wordt verstaan onder

a. de Minister : de Minister van Arbeid en Volksgezondheid;

b. de Onderraad : de Onderraad uit de Raad van Ministers, zoals bedoeld in artikel 3 van dit, Decreet;

c. het Centrum : het Centrum voor Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling;

d. ingezetene : hij, die de Surinaamse nationaliteit bezit en zijn woonplaats in Suriname heeft;

e. werkloze : hij die op 1 januari 1981:

1. de leeftijd van 15 jaar reeds bereikt en nog geen 60 jaar oud is;

2. geen opleiding volgt, waar dagonderwijs wordt gegeven;

3. geen arbeid of minder dan 20 uren per week arbeid verricht;

4. een inkomen uit arbeid geniet dat minder is dan 75,- gulden per maand.

(12)

Artikel 2

1. Ingaande 1 januari 1981 zijn alle ingezetenen, die op dat moment werkloos zijn, verplicht zich zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk: binnen twee maanden na deze datum, ter registratie aan te melden bij het Distrikts-Commissariaat van het distrikt van hun woonplaats.

2. Ingezetenen, die na de in het vorige lid genoemde periode werkloos worden, dienen zich binnen een week, nadat zij werkloos zijn geworden op het in dat lid bedoelde Distrikts-

Commissariaat ter registratie aan te melden.

3. Huisvrouwen zijn uitgesloten van de verplichting zich te doen registreren.

4. In geval van twijfel omtrent de toepassing van het begrip "werkloze" beslist de Minister.

5. De Minister kan, na overleg met de leden van de Onderraad, bij beschikking nadere regels vaststellen omtrent de registratie van werklozen.

Artikel 3

1. Er is een Onderraad, bestaande uit vier leden van de Raad van Ministers, te weten:

a. de Minister van Arbeid en Volksgezondheid;

b. de Minister van Justitie, Leger en Politie en Buitenlandse Zaken;

c. de Minister van Binnenlandse Zaken en Distriktsbestuur;

d. de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling.

2. De Onderraad bepaalt het beleid met betrekking tot de registratie en de plaatsing van werklozen.

Artikel 4

1. Door de Minister wordt zo spoedig mogelijk een stichting opgericht, waarbij wordt ingesteld een Centrum van Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling, dat met de coördinatie van de registratie en de plaatsing van werklozen is belast.

2. Het Centrum heeft tot taak:

a. de centralisatie en verwerking van de uit de registratie van werklozen verkregen informatie;

b. de plaatsing en herplaatsing van geregistreerde werklozen;

c. het coördineren en stimuleren van scholings-, omscholings- en herscholingsaktiviteiten;

3. Het Centrum staat onder leiding van een Direkteur, die op voordracht van de Minister, na overleg met de overige leden van de Onderraad door de Raad van Ministers wordt benoemd, geschorst en ontslagen.

4. Door de Minister kunnen, na overleg met de overige leden van de Onderraad, nadere regels omtrent taak en werkwijze van het Centrum in de Statuten der krachtens het eerste lid op te richten stichting worden vastgelegd.

(13)

Artikel 5

1. Niet naleving van hetgeen bij of krachtens artikel 2 van dit decreet is voorgeschreven, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste 300 gulden of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

2. De feiten strafbaar gesteld bij het vorige lid, worden beschouwd als overtredingen.

3. Met het opsporen van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de door de Minister bepaaldelijk daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 6

1. Dit decreet wordt geplaatst in het Staatsblad van de Republiek Suriname.

2. Het treedt voor elk distrikt afzonderlijk in werking op door de President te bepalen tijdstippen.

Gegeven te Paramaribo, de 5de november 1980.

H.R. CHIN A SEN.

Het Militair Gezag, D.D. BOUTERSE.

De Minister van Arbeid en Volksgezondheid, H.L. ILLES.

De Minister van Justitie, Leger en Politie en Buitenlandse Zaken, A.R. HAAKMAT.

De Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, H.H. RUSLAND.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Distriktsbestuur, F.J. LEEFLANG.

Uitgegeven te Paramaribo, de 5de november 1980.

De Minister van Binnenlandse Zaken, en Distriktsbestuur, F.J. LEEFLANG.

(14)

DECREET van 5 november 1980, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de registratie van werklozen en de werkzaamheden van het Centrum voor Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling.

NOTA VAN TOELICHTING

In de Regeringsverklaring 1980 heeft de Regering als één van de centrale taken van de Overheid genoemd de oplossing van het werkloosheidsprobleem. Een voorwaarde hiertoe is echter het hebben van een goed inzicht in de grootte en kwaliteit van o.a. het bestand van werkloze Surinamers.

Aangezien de tot dusver gehanteerde registratietechnieken niet in staat zijn gebleken een voor een ieder acceptabele taxatie van het werkloosheidsprobleem te maken, is besloten de registratie van werklozen verplicht te stellen. De Regering zal bovendien door het beschikbaar zijn van de geregistreerde werklozen een slagvaardig beleid kunnen voeren met betrekking tot de bestrijding van de werkloosheid. De komst van gastarbeiders in Suriname kan door deze

registratie ook beter worden gereguleerd.

De instantie, die met de coördinatie en plaatsing van de arbeidsreserve zal worden belast, is het "Centrum voor Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling". Het beleid van dit Centrum zal worden bepaald door een Onderraad uit de Raad van Ministers, bestaande uit de Ministers van Arbeid en Volksgezondheid, Onderwijs en Volksontwikkeling, Binnenlandse Zaken en Distriktsbestuur en van Justitie, Leger en Politie en Buitenlandse Zaken.

Het "Centrum voor Arbeidsmobilisatie en Ontwikkeling" zal tevens een belangrijke rol vervullen bij de bestrijding van de verborgen werkloosheid bij o.a. de Overheid en in de landbouwsektor, door als opvang- en indelingscentrum voor het overtollig personeel in voornoemde sektor te fungeren.

De Personeelswet (G.B. 1962 no. 195, zoals laatstelijk gewijzigd bij Decreet van 6 oktober 1980 S.R.S. 1980 no. 85) biedt hiertoe mede de mogelijkheid.

De Minister van Arbeid en Volksgezondheid, H. ILLES.

De Minister van Justitie, Leger en Politie en Buitenlandse Zaken, A.R. HAAKMAT.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Distriktsbestuur, F.J. LEEFLANG.

De Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, H.H. RUSLAND.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

in artikel 5c eerste lid , komt de tweede volzln te luiden : De vaunt|-œtkering worGt berekend over de bezoldi|g, bedoeld in arttkel 1, eerste Dd, verm-rderd met de toelage,

Uit de gepubliceerde database op basis van Duitse administratie met de verkopen van onteigend onroerend goed bleek dat in Schiedam zeker 25 keer panden van Joodse eigenaren tijdens

Thans wordt voorgesteld om aan de Directeur de bevoegdheid toe te kennen deze termijn te verlengen met ten hoogste vier weken (zie artikel I, onderdeel c, ten 2°). Ten

Indien er veranderingen zijn in de situatie van het kind, hetzij doordat dit door ouders gemeld is bij de persoonlijk begeleiders, hetzij doordat dit door persoonlijk

Er is geen enkele wet in de Islam, die een vrouw straft voor het niet dragen van de sluier. Echter de vrouw wordt sterk aanbevolen om een sluier te dragen, zodat ze haar eer

De blijvende fixering heeft tot gevolg dat u (voor zover er geen indexaanpassing is, uw gezinssituatie niet wijzigt (…)) tijdens de verdere duur van uw werkloosheid hetzelfde

Daar waar valgens tekening nieuwe kozijnen geplaatst moeten worden dienen de openingen in de zijgevel te worden gehakt, c, De nieuw te plaatsen kozijnen geheel overeenkomstig

§1. Agendapunten waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger. waarbij de bloed- of aanverwanten t.e.m. de 4 de graad een persoonlijk