• No results found

Kan het toevoegen van een descriptieve benaming aan een gerecht een gezondere keuze stimuleren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kan het toevoegen van een descriptieve benaming aan een gerecht een gezondere keuze stimuleren?"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kan het toevoegen van een descriptieve benaming aan een gerecht een gezondere keuze stimuleren?

Myriam van Oosten, 10430741

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Bachelor Persuasieve Communicatie

Begeleider: Dr. A. Velthuijsen Datum: 13 mei 2015

Aantal woorden: 6234

(2)

Deze thesis maakt deel uit van een groter onderzoek. De onderzoeksvraag van het gehele onderzoek luidt: Wat is het effect van de menustrategieën op de attitude en de gedragsintentie van Nederlandse volwassenen?. In dit onderzoek worden drie verschillende menustrategieën behandeld, deze drie zijn het wel of niet gebruiken van het ‘Ik Kies Bewust’- logo voor het gezonde gerecht, het wel of niet geven van een descriptieve benaming aan het gezonde gerecht en de plaats van het gezonde gerecht, het gerecht staat bovenaan of niet. Deze thesis concentreert zich op het wel of niet geven van een descriptieve benaming aan het gezonde gerecht en of dit een positief effect heeft op de attitude en gedragsintentie.

(3)

Inhoudsopgave

1. Abstract 3

2. Inleiding 4

2.1.Probleemstelling 6

3. Theoretisch kader 6

3.1 Benaming, attitude- intentie 7

3.2 Combinatie descriptieve benaming, logo en plaats 9

4. Methode 10

5. Resultaten 15

6. Discussie 18

7. Referenties 20

(4)

1. Abstract

Obesitas is een van de grootste vermijdbare doodsoorzaken en deze ziekte neemt in sterke mate in Nederland toe. Om dit te verminderen is het aanpakken van omgevingsfactoren een goede aanpak. Een van deze omgevingsfactoren is de blootstelling aan het menu in een restaurant. Het doel van deze thesis om inzicht te krijgen over hoe bepaalde menustrategieën de gedragsattitude en gedragsintentie kunnen beïnvloeden. De menustrategie van deze thesis is het wel of niet gebruiken van een descriptieve benaming en in het hele onderzoek worden ook de plaats van het gezonde gerecht en het gebruik van het ‘Ik kies bewust’-logo gemeten.

De onderzoeksvraag van deze thesis is gemeten aan de hand van een experiment met een online vragenlijst. Aan het onderzoek hebben 160 Nederlandse volwassenen deelgenomen.

De belangrijkste resultaten zijn dat het gebruik van een descriptieve benaming geen significant effect heeft op de verschillende attitudevragen, maar wel een significant effect heeft op intentie. Het gebruik van alle drie de menustrategieën geeft een hogere

gedragsintentie dan de controleconditie, maar dit verschil is niet significant. Uit een meervoudige regressieanalyse is gebleken dat de mate van lekker een goede voorspeller is van de gedragsintentie.

(5)

2. Inleiding

Obesitas is een van de belangrijkste - vermijdbare – doodsoorzaken en ontwikkelt zich wereldwijd. Een ongezonde levensstijl komt steeds vaker voor bij volwassenen en kinderen en vergroot de kans op overgewicht, hypertensie, diabetes en hypercholesterolemie. Deze chronische ziekte heeft zich ontwikkeld als een globale trend en begint roken als

belangrijkste vermijdbare doodsoorzaak in te halen (Mokdad, Marks, Stroup & Geberding, 2004). Obesitas is aanwezig wanneer de Body Mass Index (het BMI) hoger is dan 30. Dit houdt in dat het gewicht van een persoon in kilogrammen wordt gedeeld door het kwadraat van zijn lengte in meters. Wanneer het gemeten BMI onder de 25 is, is er geen sprake van overgewicht. Visser en Schippers (2005) hebben in hun onderzoek geconstateerd dat obesitas ook in Nederland in sterke mate toeneemt. In het begin van de tachtiger jaren was nog 27%

van de bevolkingsgroep te zwaar en dit percentage is tot en met 2010 gegroeid tot wel 41%.

De bevolkingsgroep met ernstig overgewicht is zelfs ruim verdubbeld van 5% in de jaren tachtig naar 12% in 2013 (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2014). Overgewicht en obesitas vormen een snel groeiend en omvangrijk probleem voor de volksgezondheid, maar zorgen ook voor problemen op maatschappelijk en economisch niveau (Rosenmöller &

Polder, 2010). Er zijn ontzettend veel hoge kosten verbonden aan overgewicht; zo werden de kosten aan overgewicht in 2003 berekend op 1,2 miljard euro (Van Baal et al., 2008). Deze kosten staan voornamelijk in verband met de behandeling van hartziektes, diabetes en aandoeningen van het bewegingsapparaat, en verder ook met beroerte en kanker (Polder &

Heijink, 2007). Buiten al deze zorgkosten, ondervindt het bedrijfsleven ook de gevolgen van overgewicht in de vorm van verzuim door ziekte en minder productiviteit (Van Baal et al., 2008).

Dit te grote deel van de Nederlandse samenleving kan hulp van de maatschappij goed gebruiken, maar niet alle preventietechnieken zijn effectief. In reclames op televisie en radio wordt overgewicht gestigmatiseerd. In reclames voor sportscholen worden bijvoorbeeld mensen met overgewicht negatief in het daglicht gezet als bijvoorbeeld lui en als nietsnut (Puhl & Heuer, 2010). Door mensen op deze negatieve manier te trachten aan te zetten tot meer bewegen of tot afvallen, kan leiden tot minder of juist geen afname van gewicht (Vartanian & Smyth, 2013). Dit behoort tot een van de factoren van de ‘obesogenic environment’; deze omgeving bestaat uit factoren die obesitas ondersteunen en laten toenemen (Lake & Townshend, 2006). Verschillende critici beweren dat de marketing

(6)

een oorzaak is van obesitas (Wansink & Love, 2014). Een veelbelovende aanpak van het obesitas probleem is het beïnvloeden van de omgevingsfactoren (Rozin, Scott, Dingley, Urbanek, Jiang & Kaltenbach, 2011).

Een van deze omgevingsfactoren is de ‘blootstelling’ aan een menu in een restaurant.

Brownell en Horgen (2004) geven aan dat restaurants een bijdrage leveren aan het groeiende percentage van zwaarlijvigen: hoe vaker mensen buiten de deur eten, hoe groter de inname van calorieën, vet en natrium is. Uit diverse studies is gebleken dat hoe vaker men uit eten gaat, des te meer bij kinderen en volwassen het lichaamsgewicht en het percentage van lichaamsvet toenemen (Kant & Graubard, 2004). Een van de verklaringen voor het effect dat buiten de deur eten obesitas beïnvloedt is, dat men buiten de deur vaak langduriger eet en daardoor ook meer (Castro, 1997). De tekenen van verzadiging worden niet of minder snel opgemerkt als gevolg van meer afleiding dan thuis (Brunstorm & Mitchell, 2006). Zelfs als men normaal gesproken volgens de regels van een dieet eet worden deze regels vergeten en verwaarloosd door die afleiding (Boon, Stroebe, Schut & Ijntema, 2002). Hierbij geldt “erg wordt erger” mensen zonder overgewicht lijken innerlijke signalen van verzadiging beter op te merken dan mensen met overgewicht; die laatsten laten het meer van hun omgeving afhangen (Wansink, Payne & Chandon, 2007).

Bovendien zijn gezonde keuzes niet prominent aanwezig bij de meeste restaurants (Cassady, Houseman & Dagher, 2004). Uit het onderzoek van Blanck, Yaroch, Atienza, Sarah, Zhang & M Sar (2007) blijkt dat gemak de belangrijkste keuzefactor is bij het uit eten gaan tijdens de lunch (34,3%), gevolgd door smaak (27,8%) en prijs (20,8%). Daarna wordt de keuze pas gebaseerd op gezondheid (17,1%). Dat gezondheid pas op de laatste plek komt bij keuzevorming is de invalshoek waarop deze studie gericht is. Uit de studie van Rozin et al. (2011) komt naar voren dat restaurants met behulp van kleine maatregelen het percentage obesitas kunnen verminderen. Goedkope, bijna onopmerkelijke en gemakkelijke

aanpassingen aan het menu kunnen de keuzevorming beïnvloeden op een bewuste of onbewuste manier. Deze maatregelen maken het ene gerecht populairder en het andere gerecht minder populair (Rozin, Scott, Dingley, Urbanek, Jiang & Kaltenbach, 2011).

Er bestaan bepaalde strategieën voor de opmaak van een menu om een bepaalde keuze te stimuleren. Er zijn allerlei onderzoeken gedaan naar deze menustrategieën en hoe deze de klant kunnen beïnvloeden. Deze strategieën werden echter ingezet voor winstgevende doeleinden en niet om het kiezen van een gezond gerecht te stimuleren (Wansink & Love, 2014). Zo blijkt uit onderzoek van Cardello et al. (1985) dat het geven van bepaalde namen aan menu-items de smaakperceptie kan beïnvloeden en daarmee de keuze van het gerecht.

(7)

Deze studie zal toetsen hoe de attitude en de gedragsintentie kunnen worden beïnvloed door het geven van een descriptieve benaming aan een gezond gerecht. Ook zal er worden gekeken naar het effect van het wel of niet geven van een descriptieve benaming in combinatie met het wel on niet gebruiken van het ‘Ik Kies Bewust’- logo en het wel of niet bovenaan plaatsen van het gezonde gerecht. Het gebruik van een descriptieve benaming en het ‘Ik kies bewust’- logo sorteert effect via bewuste beïnvloeding op attitude en intentie, terwijl de plaats van het gerecht via onbewuste beïnvloeding invloed uitoefent op de intentie om het gezonde gerecht te nemen.

De probleemstelling van deze thesis luidt dan ook:

Wat is het effect van de benaming van een gerecht op de menukaart op de attitude en gedragsintentie van Nederlandse volwassenen?

Het doel van deze studie is, meer inzicht te geven in het ontwerpen van menu's die de keuze voor een gezond gerecht stimuleren. Uit de resultaten kan kennis worden opgedaan over op welke manier een menukaart het beste ingedeeld kan worden, zodat de keuze voor gezonde gerechten sneller wordt gemaakt. Als er meer gezonde keuzes gemaakt worden, kan dat het percentage van mensen met obesitas doen afnemen en zo uiteindelijk een positief effect uitoefenen op de volksgezondheid. Er is al meer onderzoek gedaan naar effecten van

menustrategieën, maar dan effecten voor winstgevende doeleinden. Deze studie zal echter de effecten van benaming op gezondere attitudes en keuze intentie onderzoeken. Uit de

resultaten van het gehele onderzoek met de onderwerpen benaming, het gebruik van logo’s en de plaats van het gerecht zal naar voren komen wat de verschillen in omvang van de respectieve effecten zijn.

3. Theoretisch kader

In het theoretisch kader worden met behulp van wetenschappelijke publicaties de belangrijke concepten en theorieën beschreven. De onafhankelijke variabele “descriptieve benaming ” zal worden gedefinieerd; ook theorieën die van toepassing zijn op attitude en intentie worden beschreven. In Figuur 1 staat het conceptuele model van het gehele onderzoek, maar in deze

(8)

thesis wordt alleen het proces van benaming tot attitude en gedragsintentie behandeld en het proces van alle drie de onafhankelijke variabelen op gedragsintentie.

Figuur 1. Conceptueel model.

2.1 Benaming, attitude – intentie

Uit onderzoek is gebleken dat door bij een gerecht simpelweg aan te geven dat iets gezond is, mensen dit gerecht minder snel kiezen. Mensen vinden een gezond gerecht vaak niet

smaakvol. Uit het onderzoek van Raghunathan, Naylor en Hoyer (2006) komt ook naar voren dat gezondheid en smakelijkheid een negatieve correlatie hebben. Een gerecht stijgt in populariteit wanneer er een speciale, of descriptieve benaming aan dit gerecht wordt gegeven (Wansink & Love, 2014). Uit het onderzoek van Wansink, Painter en Van Ittersum (2001) komt naar voren dat de populairste descriptieve namen in 4 categorieën zijn te verdelen:

sensorische namen beschrijven textuur, smaak, geur en het gevoel in de mond, bijvoorbeeld

“boterzachte ossobucco”; geografische namen zijn woorden die een geografische plek

schetsen bij het gerecht, bijvoorbeeld “Provençaalse kruiden” ; nostalgische namen verwijzen naar het verleden en kunnen leiden naar associaties met de traditie, familie, en nationale afkomst, bijvoorbeeld “grootmoeders cake” en merknamen, “als je van het merk houdt, vind je dit gerecht al helemaal geweldig”. Deze tactieken werken ook om een gezond gerecht populairder te maken (Wansink, Just, Payne & Klinker, 2012). In het onderzoek van

Wansink, Just, Payne & Klinker (2012) werd op basisscholen in New York onderzocht of het geven van een aantrekkelijke naam aan wortels een toename in het kiezen van wortels zou geven. Uit deze studie bleek dat kinderen hierdoor twee keer zoveel wortels op aten. Uit hun tweede studie kwam naar voren dat het geven van een aantrekkelijke naam aan warme

(9)

groenten, zorgde voor een significante toename van 16% (p <0,001) (Wansink, Just, Payne &

Klinker, 2012).

In een ander onderzoek met 140 klanten in een cafetaria kwam naar voren dat het geven van een descriptieve naam zoals “Succulent Italian Seafood Filet” positievere

opmerkingen en beoordelingen opwekte bij klanten dan bij klanten die de reguliere “Seafood Filet” kregen. Klanten beoordeelden het gerecht met de descriptieve benaming als meer aantrekkelijk, lekker en calorierijker dan bij de gewone benaming. De opmerkingen gaven aan dat hun evaluaties werden gekoppeld aan voorafgaande smaakverwachtingen en op die manier meer via een bewuste weg en minder op een automatisch manier verwerkt werd (Wansink, Ittersum & Painter, 2005).

Hoe het geven van een descriptieve benaming aan een gerecht invloed heeft op de attitude en intentie kan worden uitgelegd aan de hand van de Theory of planned behavior van Ajzen (1991). Deze theorie verklaart hoe gedrag te voorspellen is. De intentie om gedrag te vertonen komt voort uit drie variabelen: attitude ten opzichte van het gedrag, de subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole. Door een descriptieve benaming kan een gerecht als smakelijker gezien worden en zo de attitude en dus de intentie beïnvloeden; zo zal

“kabeljauw” voor een minder positieve attitude zorgen dan “kabeljauw die smelt op de tong”.

De uitkomsten van het kiezen van “kabeljauw die smelt op de tong” zal een positieve

evaluatie en attributen en zo zal een positieve attitude gevormd worden (Ajzen, 1991). Samen met deze attitude, de subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole kunnen de

gedragsintenties voorspeld worden, die op hun beurt weer leiden tot waarneembaar gedrag (Ajzen, 1991). Bij het kiezen van een gerecht, scannen de klanten het menu op zoek naar het gerecht met de attributen waarvan de klanten geloven dat deze aan hun wensen zullen voldoen. Zodra een menu-item door een klant in overweging wordt genomen, wordt snel besloten of dit de moeite waard is om te kiezen. Meestal wordt na de smaakevaluatie pas de prijs meegenomen in de overwegingen (Muller, 1997).

De smaakverwachting van het gerecht draagt bij aan de keuzevorming. Uit het onderzoek van Contento, Williams, Michela & Franklin (2006) blijkt dat de smaak het belangrijkste criterium is voor de keuze van een gerecht bij adolescenten. Deze interpretatie van smaakervaring is erg subjectief, ossobucco kan voor de ene persoon een lievelingsgerecht zijn, terwijl de ander ossobucco helemaal niet lekker vindt. (Tuorila & Cardello, 2002). De benaming van de gerechten roept positieve gedachten en gevoelens op en deze gaan over naar de gerechten zelf. Wanneer de bestelling wordt opgenomen, zal een van de gerechten met

(10)

positieve gevoelens gekozen worden (Ajzen, 1991). Een descriptieve benaming werkt zo via een bewuste beïnvloeding op de gedragsattitude en gedragsintentie. Vooraf aan het tot stand komen van de gedragsintentie gaan drie processen: het bewustzijn, het begrijpen, en de attitude (Kok & Siero, 1985). De benaming wordt bewust gekozen door de menuontwerper, om de klant het gerecht op een positieve manier te laten interpreteren.

Het is belangrijk om de attitude ten opzichte van het gerecht te bekijken en niet alleen de gedragsattitude. Als klant kan je een negatieve gedragsattitude en gedragsintentie over het kiezen een gerecht hebben, maar wel een positieve attitude tegenover het gerecht zelf. Zo kan iemand de vis tong ontzettend lekker vinden, dus een positieve attitude hebben tegenover tong. Toch komt er meer bij kijken, tong kan bijvoorbeeld erg duur zijn en op een bepaalde manier klaar gemaakt moeten worden. Door deze redenen kan er toch negatieve

gedragsattitude en gedragsintentie zijn, terwijl de attitude tegenover het gerecht zelf wel positief is. Op basis van de bovenstaande theorieën is de volgende hypothese opgesteld:

H1: Wanneer gebruik wordt gemaakt van een descriptieve benaming bij een gezond gerecht zal een positievere attitude gevormd worden, dus een positievere gedragsintentie ontstaan en zal dit gerecht vaker gekozen worden.

1.3 Combinatie descriptieve benaming, logo en plaats

Zoals eerder vermeld, maakt deze studie deel uit van een groter onderzoek, waarin ook de onafhankelijke variabelen logo en plaats worden onderzocht. In deze studie wordt ook onderzoek gedaan naar de combinatie van de onafhankelijke variabelen. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van een logo er voor zorgt dat de aandacht van klanten naar het gerecht toe wordt getrokken (Wansink & Love, 2014). Door het ‘Ik Kies Bewust’- logo bij een gerecht te plaatsen kunnen klanten hun gedachten hierop aanpassen en het gerecht als gezonder beschouwen (Steenhuis, Kroeze, Vyth, Valk, Verbrauwen & Seidell, 2010). Ook blijkt uit onderzoek dat een gerecht dat bovenaan wordt geplaatst vaker gekozen wordt (Wansink & Love, 2014). Uit het onderzoek van Carney en Banaji (2012) blijkt dat wat als eerste wordt ervaren, beter wordt onthouden, positiever geëvalueerd, het maakt meer indruk en overtuigt meer. De voorspelling is dat de combinatie van deze meerdere menustrategieën in een menukaart een positievere invloed op de gedragsattitude en/of gedragsintentie van de lezer zal hebben dan als geen menustrategie in een menukaart wordt gebruikt. Daarom is de volgende hypothese opgesteld:

(11)

H2: Wanneer gebruik wordt gemaakt van het ‘Ik Kies Bewust’ logo èn van een descriptieve benaming voor het gezonde gerecht èn wanneer het gezonde gerecht bovenaan de lijst met keuzemogelijkheden wordt geplaatst, zal dit gerecht eerder gekozen worden dan wanneer geen van de drie menustrategieën wordt toegepast.

4. Methode

Design

Om te onderzoeken of het gebruik van een speciale benaming, het ‘Ik kies bewust’- logo, of de plaats van het gerecht op de menukaart invloed heeft op de attitude en de intentie, is een 2 (wel of niet logo) x 2 (wel of niet speciale benaming) x 2 (wel of niet bovenaan) factorieel tussen-proefpersonen design gebruikt. Dit betekent dat sprake is van acht condities; een controle conditie, drie condities met alleen de drie hoofdeffecten en daarbij nog vier condities waar sprake kan zijn van een interactie-effect. In de laatste conditie worden alle drie de menustrategieën in één menu geplaatst. De situatie van twee onafhankelijke variabelen samen in een menukaart wordt niet gemeten. Dit besluit is genomen door gebrek aan tijd om genoeg respondenten te werven. De conclusies van de menukaarten waarin twee onafhankelijke variabelen worden gebruikt voor het gezonde gerecht zijn niet nodig om een uitspraak te kunnen doen over het effect van de verschillende menustrategieën op de gedragsattitude en de gedragsintentie. Voor de descriptieve benaming en het ‘Ik Kies Bewust’- logo is de attitude gemeten door middel van drie vragen. Deze drie vragen zijn op een 7 punts-schaal gemeten. Ook wordt de afhankelijke variabele “gedragsintentie” op een 7 punts-schaal gemeten, Gedragsintentie wordt gemeten voor de controleconditie, de descriptieve benamingsconditie en de conditie met de descriptieve benaming conditie, het ‘Ik Kies Bewust’- logo en het gezonde gerecht bovenaan. Gezien de grootte en duur van het

onderzoek is gekozen om vijf condities te genereren. Het doel van dit gehele onderzoek is te verklaren welke menustrategie het sterkste effect heeft, en of de combinatie van de drie menustrategieën een versterkt effect heeft ten opzichte van de losse manipulaties van de factoren. De proefpersonen worden willekeurig toegewezen aan een van de vijf verschillende condities door het programma Qualtrics, zodat bij elke conditie ongeveer 30 proefpersonen de vragenlijst hebben ingevuld.

(12)

Proefpersonen

In eerste instantie hebben de onderzoekers respondenten geworven uit de eigen sociale omgeving binnen de leeftijdsgroep van 18 tot 65 jaar. Dit leeftijdsinterval omschrijft de volwassen beroepsbevolking. Deze bevolkingsgroep is onze doelgroep, omdat volwassenen kunnen werken en met hun salaris uit eten kunnen gaan in restaurants. Er zijn vijf

verschillende condities, met elk ongeveer n = 30, het totaal aantal proefpersonen is N = 160.

De sneeuwbal methode is gebruikt om genoeg respondenten te werven. Aan de respondenten is gevraagd de e-mail met de vragenlijst door te sturen naar anderen in hun kennissenkring.

Er is een e-mail naar de verschillende respondenten in de kennissenkring van de

onderzoekers gestuurd, met een link naar een vragenlijst in Qualtrics daarin. De anonimiteit van de respondenten is gewaarborgd gebleven. Elke respondent kreeg een respondent nummer. Het onderzoek is tevoren goedgekeurd door de Ethische Commissie.

Afhankelijke metingen

De afhankelijke variabelen attitude en intentie worden door verschillende vragen gemeten in de vragenlijst in Qualtrics. Door de verschillende condities zijn, kunnen de hoofdeffecten apart gemeten worden en ook de combinatie van de hoofdeffecten.

De vragenlijst begint met vier vragen waarbij de participant de gerechten moet rangschikken.

Bij elke vraag wordt het menu afgebeeld met daarop zeven gerechten, in het midden staat het gezonde gerecht ‘gepocheerde kabeljauw’ die gemanipuleerd is met een descriptieve

benaming. De eerste drie vragen gaan over de attitude vorming op een 7 puntschaal, deze variabelen vormen samen de additieve variabele attitude. De participant wordt gevraagd de zeven gerechten te rangschikken van meest lekker (1) tot minst lekker (7). Hetzelfde wordt gevraagd bij de volgende vragen, maar dan van meest gezond tot minst gezond en van meest voedzaam tot minst voedzaam. De attitudevragen waren: “Maak een volgorde van gerechten.

Van het gerecht dat je het meest lekker vindt (bovenaan, deze nummer je met een 1) tot en met het gerecht dat je het minst lekker vindt (onderaan, deze nummer je met een 7).

Wanneer je het op de volgorde van de hieronder op alfabetische volgorde aangegeven gerechten zou doen zou ‘Biefstuk Peperroomsaus’ het cijfer 1 krijgen, ‘Gepocheerde Kabeljauwfilet’ het cijfer 2, enzovoort. Het gaat hierbij om uw eigen smaak en voorkeur.”,

“Maak een volgorde van gerechten. Van het gerecht dat je het meest gezond vindt, tot en met meest ongezond. Nummer dit op dezelfde manier, van 1 tot en met 7. Maak een volgorde van gerechten met het gerecht dat je het meest gezond vindt (bovenaan, deze nummer je met een 1) tot en met het gerecht wat je het minst gezond vindt (onderaan, deze

(13)

nummer je met een 7).” En “Maak een volgorde van gerechten. Van het gerecht dat je het meest voedzaam vindt, tot en met minst voedzaam. Nummer dit op dezelfde manier, van 1 tot en met 7. Maak een volgorde van gerechten met het gerecht dat je het meest voedzaam vindt (bovenaan, deze nummer je met een 1) tot en met het gerecht wat je het minst voedzaam vindt (onderaan, deze nummer je met een 7).”. De laatste rangschikking gaat over de intentie, hier wordt de participant gevraagd om de gerechten te rangschikken van het gerecht dat ze het meest waarschijnlijk zullen kiezen, “Welk gerecht zou je kiezen? Nummer dit op dezelfde manier, van 1 tot en met 7. Maak een volgorde van gerechten die je als eerste zal kiezen (bovenaan, deze nummer je met een 1) tot en met het gerecht dat je als laatste zal kiezen (onderaan, deze nummer je met een 7).” Na deze vragen worden enkele demografische vragen gesteld. Geslacht wordt gemeten op een dichotome schaal man/vrouw (0,1), leeftijd wordt gemeten op een ordinale schaal (18-25, 26-35, 36-50, 51-65), hoogst genoten opleiding wordt gemeten op een ordinale schaal (MBO, HAVO/VWO, HBO/ WO bachelor of kandidaats, WO-doctoraal of master).

Na deze vragen worden enkele vragen over het eetgedrag gesteld; deze vragen zijn op

nominaal niveau: allergieën (noten, zuivel, zeevruchten, gluten, nee) en diëet (ja, namelijk … (invullen);ja, vegetarisch; veganistisch; nee). De demografische vragen en vragen over het eetgedrag worden gesteld om vast te stellen of zij invloed hebben op het verband tussen de descriptieve benaming en attitude en intentie, of de combinatie van de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabelen.

Procedure

Alle participanten zijn via de e-mail benaderd. In deze mail wordt vermeld dat de

onderzoekers studenten aan de universiteit van Amsterdam zijn. In de e-mail wordt uitgelegd dat het onderwerp van het onderzoek obesitas is en dat onderzoek gedaan wordt naar het maken van gezonde gerecht-keuzes. In de e-mail wordt de link naar Qualtrics gezet. De vragenlijst begint met de keuze van het al dan niet accepteren van het Informed consent, hierin wordt vermeld dat de gegevens anoniem verwerkt worden. Dan volgt een inleiding, hierin wordt verteld dat het doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen in de favoriete gerechtskeuzes van volwassenen.

De gedragsattitude en de gedragsintentie zullen gemeten worden door middel van een vragenlijst. Deze vragenlijst bevat vijf verschillende condities. Met deze vijf condities wordt het gehele onderzoek vertegenwoordigd, waaronder dit deelonderzoek valt. De participant wordt random aan een van de vijf condities toegewezen door Qualtrics. De manipulaties zijn

(14)

De condities zijn: (1) Het ‘Ik Kies Bewust’- logo gemanipuleerd, het logo staat bij het gezonde gerecht. (2) Descriptieve benaming gemanipuleerd, het gezonde gerecht heeft een descriptieve benaming. (3) De plaatsing van het gerecht gemanipuleerd, het gezonde gerecht staat bovenaan. (4) Alle drie de onafhankelijke variabelen gemanipuleerd, op de menukaart staat het gezonde gerecht bovenaan, met het ‘Ik Kies Bewust’- logo en met de descriptieve benaming. (5) De controle conditie, hierbij is er geen manipulatie uitgevoerd, zonder logo, normale benaming en in het midden. Op deze manier kan er voor ieder deel onderzoek apart een analyse uitgevoerd worden, en tezamen de samenwerking tussen de drie manipulaties.

Per vraag staat de menukaart erbij en worden er vragen over de gedragsattitude, attitude ten opzichte van het gezonde gerecht kiezen, en de gedragsintentie, intentie ten opzichte van het kiezen van het gezonde gerecht kiezen, gesteld. De vragen zijn gesloten, de

antwoordmogelijkheden zijn gegeven. De vragenlijst wordt afgesloten met demografische vragen: leeftijd, geslacht, hoogst genoten opleiding en eetgedrag (allergie, dieet). Op en aanmerkingen kunnen aan het einde van de vragenlijst gegeven worden door het sturen van een mail naar een van de onderzoekers.

Stimulusmateriaal

Het gezonde gerecht op de menukaart is de

Gepocheerde kabeljauwfilet met een kruidensaus en groene asperges’. Wanneer deze gemanipuleerd is met een descriptieve benaming is de naam van het gerecht veranderd in ‘Gepocheerde verse Noorse kabeljauwfilet die met een Provençaalse kruidensaus smelt op de tong, op een bedje van groene asperges vers door de boer geoogst.’ Afgebeeld op Figuur 2.

Door in de benaming in te spelen op de lichamelijke ervaring (sensorische naam), met ‘smelt op de tong’

en in de benaming aandacht te besteden aan de geografische herkomst van het gerecht met ‘Noorse’

en ‘Provençaalse’ wordt de benaming explicieter

(15)

beschrijvend. Om de benaming nog meer uit te breiden is er ook nog gebruik gemaakt van een nostalgische benaming, namelijk ‘vers door de boer geoogst’.

Om de hypothese 2 te toetsen, wordt het menu van conditie 4 gebruikt, afgebeeld in Figuur 3. De descriptieve benaming, Gepocheerde verse Noorse kabeljauwfilet die met een Provençaalse kruidensaus smelt op de tong, op een bedje

van groene asperges vers door de boer geoogst, is afgebeeld met het ‘Ik kies bewust’- logo en is bovenaan het menu geplaatst. Het menu van de controle conditie, afgebeeld op Figuur 4, staat het gezonde gerecht zonder descriptieve benaming en zonder het ‘Ik Kies Bewust’- logo in het midden tussen de gerechten.

Data analyseplan conditie menukaart met de descriptieve benaming voor het gezonde gerecht Drie van de vijf condities van het gehele onderzoek zijn interessant voor deze studie,

namelijk de controle conditie, de conditie met de descriptieve benaming en de conditie met alle drie de onafhankelijke manipulaties, ‘Ik Kies Bewust’- logo, descriptieve benaming en plaats. Om te kijken of er samenhang was met een van de drie attitudevragen of de

intentievraag en de demografische variabelen, dieet of allergie is er een Pearson Correlatie uitgevoerd. Om te kijken of er samenhang met een van de drie attitudevragen of de

intentievraag en geslacht is een t-toets uitgevoerd. Om hypothese 1: “Wanneer er gebruikt wordt gemaakt van een descriptieve benaming bij een gezond gerecht zal er een positievere attitude gevormd worden, dus een positievere gedragsintentie ontstaan en zal dit gerecht vaker gekozen worden.” te toetsen zijn de controle en descriptieve benaming condities van belang.

Om deze hypothese te toetsen is de conditievariabele gehercodeerd naar “Conditiebenaming”

met drie waarden; descriptieve benaming = 2, controle = 0 en de overige variabelen = 0.

Vervolgens zijn er drie onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd om de verschillen tussen de descriptieve benaming conditie en de controle conditie te toetsen bij de mate van lekker vinden, de mate van gezond vinden, de mate van voedzaam vinden en de waarschijnlijkheid om het gerecht te kiezen.

(16)

Meting attitude en intentie bij descriptieve benaming voor het gezonde gerecht Een extra analyse die uitgevoerd is, is een meervoudige regressieanalyse. Met de attitudevariabelen mate van lekker, mate van gezond en mate van voedzaam als de onafhankelijke variabelen of voorspellers. De gedragsintentie, keuze, als afhankelijke of voorspelde variabele. Deze analyse wordt uitgevoerd om te kijken of een of meer onafhankelijke variabelen (attitude) samenhang hebben met de afhankelijke variabele intentie.

Data analyseplan conditie menukaart met het descriptieve benaming, het ‘Ik Kies Bewust’- logo en het gezonde gerecht bovenaan.

Om hypothese 2: “Wanneer gebruik wordt gemaakt van het ‘Ik Kies Bewust’ logo èn van een descriptieve benaming voor het gezonde gerecht èn wanneer het gezonde gerecht bovenaan de lijst met keuzemogelijkheden wordt geplaatst, zal dit gerecht eerder gekozen worden dan wanneer geen of slechts één of twee van de drie menustrategieën wordt toegepast.” te toetsen, is de conditie met alle menustrategie van belang. Om dit te toetsen is de

conditievariabele gehercodeerd naar “Conditiealles” met drie waarden; alle menustrategieën

= 2, controle = 1 en de rest waarde 0. Hierna is een onafhankelijke T-toets uitgevoerd, om het verschil tussen de gemiddelden vast te stellen.

5. Resultaten

De verwachting van dit onderzoek was dat het gebruik van een descriptieve benaming bij een gezond gerecht zal leiden tot een positievere attitude en gedragsintentie. Om te controleren of de variabelen leeftijd, opleiding, allergie en dieet samenhangen met de belangrijke

afhankelijke variabelen zijn correlaties uitgerekend. Deze bleken alle niet significant te zijn.

In de verdere analyses hoeft dus geen rekening gehouden te worden met deze variabelen.

Aan het onderzoek hebben 260 respondenten deelgenomen. Conditie 2, 4 en 5 zijn van belang voor dit onderzoek, dit zijn de conditie “menukaart met de descriptieve benaming voor het gezonde gerecht”, de conditie “menukaart met alle menustrategieën toegepast op het gezonde gerecht” en de controleconditie. Er is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd waaruit bleek dat de vragen voor attitude geen betrouwbare schaal vormden (α = 0,36), daarom is er geen attitudeschaal gemaakt, maar worden de verschillende attitudevragen apart geanalyseerd.

(17)

Voor de eerste analyses is de conditievariabele gehercodeerd zodat de

benamingsconditie vergeleken kon worden met de controleconditie. Om de attitude- en intentievragen te meten is gekeken op welke plek de participant het “gezonde gerecht” had geplaatst, als het gerecht op één stond kreeg deze op de schaal 3 punten, op de tweede plek 2 punten, op de derde plek 1 punt en vanaf de vierde plek 0 punten. Er zijn onafhankelijke t- toetsen uitgevoerd met als onafhankelijke variabele descriptieve benaming (wel of geen) en als afhankelijke variabelen de mate van lekker vinden, de mate van gezond vinden, de mate van voedzaam vinden en de waarschijnlijkheid van kiezen. Levene's Test for Equality of Variances geeft aan dat bij Vraag 1 (F = 3,79; p = 0,056), Vraag 2 (F = 0,44, p = 0,510), Vraag 3 (F = 0,10, p = 0,749) en Vraag 4 (F = 1,23; p = 0,273) uitgegaan mag worden van gelijke varianties.

Zoals verwacht bleek dat het menu waarin de descriptieve benaming was toegepast bij het gezonde gerecht (M = 1,48; SD = 1,18) lekkerder gevonden werd dan het menu zonder descriptieve benaming voor het gezonde gerecht (M = 1,10; SD = 0,96), dit verschil ligt met 95% zekerheid tussen -0,16 en 0,93. Dit verschil is echter niet significant, t(61) = 1,14, p = 0,162, 95%CI = [-0,16, 0,93].

Het menu met de descriptieve benaming voor het gezonde gerecht werd gezonder (M

= 2,42; SD = 0,87) gevonden dan het menu zonder de descriptieve benaming voor het gezonde gerecht (M = 2,27; SD = 0,94); dit verschil ligt met 95% zekerheid tussen -0,30 en 0,61. Ook nu is het verschil is niet significant, t(61) = 0,69, p = 0,493, 95%CI = [-0,30, 0,61].

Het menu met de descriptieve benaming voor het gezonde gerecht werd voedzamer (M = 1,36; SD = 1,25) gevonden werd dan het menu zonder de descriptieve benaming (M = 1,27; SD = 1,20), dit verschil ligt met 95% zekerheid tussen -0,52 en 0,71. Ook deze keer is het verschil is niet significant, t(61) = 0,314, p = 0,76, 95%CI = [-0,52, 0,71].

(18)

Er is wel een significant verschil gevonden tussen wel een descriptieve benaming voor het gezonde gerecht (M = 1,63; SD = 1,11) en geen descriptieve benaming voor het gezonde gerecht (M = 1,07; SD = 0,98) op gedragsintentie; dit verschil ligt met 95%

zekerheid tussen 0,04 en 1,10, t(61) = 2,147, p = 0,036, 95%CI = [0,04, 1,10], d = 0,55. Het verschil tussen deze gemiddelden is af te lezen in Figuur 6.

Figuur 6. Gemiddelde scores voor benamingsmanipulatie op afhankelijke variabel gedragsintentie.

Om de tweede hypothese te toetsen is de conditievariabele opnieuw gehercodeerd, zodat de conditie met alle menustrategieën vergeleken kon worden met de controleconditie. Er is een onafhankelijke t-toets uitgevoerd met als onafhankelijke variabele het menu met alle

menustrategieën (wel of niet) en als afhankelijke variabele gedragsintentie. Uit Levene's Test for Equality of Variances bleek dat uitgegaan mocht worden van gelijke varianties (F = 3,84, p = 0,054). Zoals verwacht bleek dat de conditie met een descriptieve benaming, het ‘Ik Kies Bewust’- logo en het gezonde gerecht bovenaan stond (M = 1,36; SD = 1,20) meer

waarschijnlijk werd gekozen dan wanneer de conditie zonder de menustrategieën voor het gezonde gerecht (M = 1,07; SD = 0,98). Het verschil is echter niet significant, t(64) = 1,08, p=0,285, 95%CI[-0,25, 0,84].

Om te meten of de attitudevariabelen samenhangen met de gedragsintentie, is een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. Het regressiemodel met de gedragsintentie als afhankelijke variabele en de mate van lekker, de mate van gezond en de mate van voedzaam als onafhankelijke variabelen was significant, F(1, 32) = 105,58, p < 0,001. Het

regressiemodel is dus bruikbaar om gedragsintentie te voorspellen en de voorspelling is qua

0, 0,5 1, 1,5 2,

Descriptieve benaming conditie

Controle conditie

Gedragsintentie

(19)

sterkte redelijk sterk: 49,2 procent van de verschillen in de gedragsintentie kunnen voorspeld worden door op grond van de mate van lekker vinden (R2 = 0,49). De mate van lekker vinden b* = 0,88, t = 10,28, p < 0,001, 95%CI [0,09, 0,71] heeft een significant sterke samenhang met de gedragsintentie. Per 1 punt extra op mate van lekker vinden, die loopt op een schaal van (1) minst lekker tot (7) meest lekker, neemt de gedragsintentie die loopt op een schaal van (1) minst waarschijnlijk kiezen tot (7) meest waarschijnlijk kiezen, 0,83 toe. De mate van gezond vinden en de mate van voedzaam vinden, hebben geen significante samenhang met de gedragsintentie.

6. Discussie

Dit onderzoek is opgezet om meer inzicht te krijgen over hoe bepaalde menustrategieën de attitude van personen en hun gedragsintentie kunnen beïnvloeden, zodat er gezondere keuzes worden gemaakt en zo een omgevingsfactor van obesitas wordt aangepakt. Ten eerste werd voorspeld dat door het gebruik van een descriptieve benaming voor het gezonde gerecht een positievere attitude gevormd zal worden, dus een positievere gedragsintentie zal ontstaan en dat dit gerecht vaker gekozen zal worden. Uit de resultaten bleek zoals verwacht dat er een positievere attitude ontstond bij de drie attitudevragen, maar de verschillen waren bij de drie metingen niet significant. Er is wel een significant verschil gevonden tussen de conditie met descriptieve benaming en de controle conditie op gedragsintentie.

Ten tweede werd voorspeld dat door het gebruik van de combinatie van het ‘Ik Kies Bewust’-logo èn van een descriptieve benaming voor het gezonde gerecht èn wanneer het gezonde gerecht bovenaan de lijst met keuzemogelijkheden wordt geplaatst, dit gerecht eerder gekozen zou worden dan wanneer geen van de drie menustrategievoor het gezonde gerecht was gehanteerd. Zoals verwacht was de gedragsintentie hoger bij de conditie waarin alle drie de menustrategieën waren geplaatst dan wanneer geen van de drie menustrategieën werd toegepast, maar dit verschil was niet significant. Uit de meervoudige regressieanalyse is naar voren gekomen dat hoe lekker de klanten het gerecht vinden, een belangrijke voorspeller vormt voor hun gedragsintentie

Voor vervolgonderzoek is het belangrijk om mee te nemen dat onze vragenlijst niet precies heeft gemeten wat nodig was. Drie attitudevragen zouden gevormd moeten worden tot een attitudeschaal, maar wegens statistische redenen kon dit niet: Cronbach’s alpha α =

(20)

Cronbach’s alpha te laag uitviel. De drie attitudevragen zouden eerder beliefs meten dan waarderingen. Deze scores gaven indicaties van de beliefsterkte. Inhoudelijk was het stimulusmateriaal ook niet optimaal. Voor vervolgonderzoek is het beter om een kleinere doelgroep te onderzoeken, zodat de gerechten daarop aangepast kunnen worden. De proefpersonen uit deze doelgroep kunnen uitgekozen worden op een aantal relevante

dimensies zodat deze vergelijkbaar zijn in keuze voor restaurants en keuzes voor gerechten.

In dit onderzoek waren de gerechten te veel uiteenlopend en sommige mensen kenden bepaalde gerechten niet. In dit onderzoek was het gezonde gerecht “gepocheerde kabeljauw op een bedje van groene asperges”, maar sommige mensen vinden vis bij voorbaat al niet lekker. Door pre-tests uit te voeren kan de vragenlijst hierop aangepast worden. Zo kan er rekening mee worden gehouden, want de keuze van gerechten mag niet alleen worden beïnvloed door wat men lekkerder of juist minder lekkerder vindt. In verder onderzoek is het verstandig om het experiment in een restaurant uit te voeren met mensen die daar vaker komen. Zo is er kennis over wat men daar vaak kiest en kan ook daadwerkelijk het gedrag worden gemeten in plaats van de intentie. Bovendien is intentie een sterke voorspeller van gedrag, maar als een ober de bestelling komt opnemen, kan de klant de intentie hebben om het ene gerecht te nemen, maar toch het andere gerecht zeggen. Een reden hiervoor kan zijn dat de klant zich laat leiden door sociale, normatieve overwegingen. Men laat zich soms liever door sociaal wenselijke motieven leiden dan louter en alleen motieven die bij het eten horen. Dit kan in een volgend onderzoek ook meegenomen worden in de hypothesen. Ook is het verstandig om de menukaart te laten maken en indelen door een expert op dit gebied.

Waarop in een volgend onderzoek voortgebouwd kan worden is, zoals uit de theorie van Raghunathan, Naylor en Hoyer (2006) naar voren kwam, is dat gezondheid en

smakelijkheid een negatieve correlatie hebben. Om een gezond gerecht populairder te maken is het van belang, klanten het gezonde gerecht als lekker te laten ervaren in plaats van een gezond label erop te plakken. Dit kan gedaan worden door een mooie naam aan het gezonde gerecht te geven. Zoals in dit onderzoek uit de meervoudige regressieanalyse naar voren kwam: hoe lekker klanten het gezonde gerecht vinden, is een belangrijke voorspeller van de gedragsintentie. Door in de descriptieve benaming gebruik te maken van sensorische namen, geografische namen, nostalgische namen en merknamen, kunnen de verwachtingen van klanten op meerdere manier positief beïnvloedt worden en zal het gezonde gerecht vaker gekozen worden.

(21)

Referenties:

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 50(2), 179-211. doi:10.1016/0749-5978(91)90020-T

Baal, P. H. van, Polder, J. J., de Wit, G. A., Hoogenveen, R. T., Feenstra, T. L., Boshuizen, H. C., Engelfriet PM & Brouwer, W. B. (2008). Lifetime medical costs of obesity: Prevention no cure for increasing health expenditure. PLOS Medicine, 5(2), e29. doi:

10.1371/journal.pmed.0050029

Blanck, H. M., Yaroch, A. L., Atienza, A. A., Sarah, L. Y., Zhang, J., & Mâsse, L. C. (2007).

Factors influencing lunchtime food choices among working Americans. Health Education and Behavior. doi:10.1177/1090198107303308

Boon, B., Stroebe. W., Schut, H., & Ijntema, R. (2002). Ironic processes in the eating behaviour of restrained eaters. British Journal of Health Psychology, 7(1), 1-10.

doi:10.1348/135910702169303

Brownell, K. D., & Horgen, K. B. (2004). Food fight: The inside story of the food industry, America's obesity crisis, and what we can do about it. Chicago: Contemporary Books.

Brunstrom, J. M., & Mitchell, G. L. (2006). Effects of distraction on the development of satiety. British Journal of Nutrition, 96(4), 761-769. doi:10.1079/BJN20061880

(22)

Carney, D. R., & Banaji, M. R. (2012). First is best. PloS one, 7(6), e35088.

doi:10.1371/journal.pone.0035088

Cassady, D., Housemann, R., & Dagher, C. (2004). Measuring cues for healthy choices on restaurant menus: Development and testing of a measurement instrument. American Journal of Health Promotion, 18(6), 444-449. doi:10.4278/0890-1171-18.6.444

Castro, de, J. M. (1997). Socio-cultural determinants of meal size and frequency. British Journal of Nutrition, 77(1), 39-55. doi:10.1079/BJN19970103

Centraal bureau voor de statistiek (2014). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981. Den Haag: CBS.

Contento, I. R., Williams, S. S., Michela, J. L., & Franklin, A. B. (2006). Understanding the food choice process of adolescents in the context of family and friends. Journal of Adolescent Health, 38(5), 575-582. doi:10.1016/j.jadohealth.2005.05.025

Kant, A. K., & Graubard, B. I. (2004). Eating out in America, 1987-2000: Trends and nutritional correlates. Preventive Medicine, 38(2), 243-249.

doi:10.1016/j.ypmed.2003.10.004

Klink, A., Rosenmöller, P., & Polder, J. (2008). Het economisch gewicht van overgewicht.

Economisch Statistische Berichten, 93(4533), 228-231.

(23)

Kok, G., & Siero, S. (1985). Tin recycling: Awareness, comprehension, attitude, intention and behavior. Journal of Economic Psychology, 6(2), 157-173. doi:10.1016/0167-

4870(85)90019-4

Lake, A., & Townshend, T. (2006). Obesogenic environments: Exploring the built and food environments. The Journal of the Royal Society for the Promotion of Health, 126(6), 262- 267. doi: 10.1177/1466424006070487

Mokdad, A. H., Marks, J. S., Stroup, D. F., & Gerberding, J. L. (2004). Actual causes of death in the United States, 2000. Jama, 291(10), 1238-1245. doi:10.1001/jama.291.10.1238

Muller, C. C. (1997). Redefining value the hamburger price war. Cornell Hotel and Restaurant Administration Quarterly, 38(3), 62-73. doi: 10.1177/001088049703800317

Polder, J. J., & Heijink, R. (2007). Economic consequences of obesity. The Challenge of Obesity in the WHO European Region and the Strategies for Response, 28-34.

Puhl, R. M., & Heuer, C. A. (2010). Obesity stigma: Important considerations for public health. American Journal of Public Health 100(6), 24, 1019-1031.

doi:10.2105/AJPH.2009.159491

Raghunathan, R., Naylor, R. W., & Hoyer, W. D. (2006). The unhealthy tasty intuition and its effects on taste inferences, enjoyment, and choice of food products. Journal of Marketing, 70(4), 170-184. doi:10.1509/jmkg.70.4

(24)

Rozin, P., Scott, S., Dingley, M., Urbanek, J. K., Jiang, H., & Kaltenbach, M. (2011). Nudge to nobesity I: Minor changes in accessibility decrease food intake. Judgment and Decision Making, 6(4), 323-332.

Steenhuis, I., Kroeze, W., Vyth, E., Valk, S., Verbauwen, R., & Seidell, J. (2010). The effects of using a nutrition logo on consumption and product evaluation of a sweet pastry. Appetite, 55(3), 707-709. doi:10.1016/j.appet.2010.07.013

Tuorila, H., & Cardello, A. V. (2002). Consumer responses to an off-flavor in juice in the presence of specific health claims. Food Quality and Preference, 13(7), 561-569.

doi:10.1016/S0950-3293(01)00076-3

Vartanian, L. R., & Smyth, J. M. (2013). Primum non nocere: Obesity stigma and public health. Journal of Bioethical Inquiry, 10(1), 49-57. doi:10.1007/s11673-012-9412-9.

doi:10.1007/s11673-012-9412-9

Visser, G., & Schippers, A. (2005). Het consultatiebureau voor ouderen. Inventarisatie van vijftien consultatiebureaus voor ouderen. Utrecht: NIZW Zorg Kenniscentrum ouderen.

Wansink, B., Just, D. R., Payne, C. R., & Klinger, M. Z. (2012). Attractive names sustain increased vegetable intake in schools. Preventive medicine, 55(4), 330-332.

doi:10.2139/ssrn.2079831

(25)

Wansink, B., Ittersum, K. van, & Painter, J. E. (2005). How descriptive food names bias sensory perceptions in restaurants. Food Quality and Preference, 16(5), 393-400.

doi:10.1016/j.foodqual.2004.06.005

Wansink, B., & Love, K. (2014). Slim by design: Menu strategies for promoting high- margin, healthy foods. International Journal of Hospitality Management, 42, 137– 143.

doi:10.1016/j.ijhm.2014.06.006

Wansink, B., Painter, J., & Ittersum, K. van, (2001). Descriptive menu labels' effect on sales.

The Cornell Hotel and Restaurant Administration Quarterly, 42(6), 68-72.

doi:10.1016/S0010-8804(01)81011-9

Wansink, B., Payne, C. R., & Chandon, P. (2007). Internal and external cues of meal cessation: The French paradox redux?. Obesity, 15(12), 2920-2924.

doi:10.1038/oby.2007.348

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3.4 Ter toelichting op haar standpunt en vordering heeft de vereniging erop gewezen dat als gevolg van het Landsbesluit per 1 januari 2020 twaalf specialisten van 65 en ouder

door de aard van de waar wordt bepaald in de zin van artikel 7, lid 1, sub e-i, van verordening nr 40/94, in de derde plaats dat het teken bestond uit een vorm die noodzakelijk is

29 In dit verband stelt de Commissie onder verwijzing naar de reeds aangehaalde arresten Control Data, Van Gend &amp; Loos en vooral C T Control (Rotterdam) en J C T Benelux,

26 Volgens de Commissie zou de grief dat zij de diverse klachten van verzoekster en van andere ondernemingen die zich in een soortgelijke situatie bevonden, niet heeft gevoegd,

[r]

Het valt voor Siegfried te hopen dat hij zijn hele leven niet zal moeten werken om de Afghaan te vergoeden die zijn dochter aanrandde.. Maar we weten hier hoe de

1 1 De in 1998 ingestelde vervolgingen (zie punt 3) leidden ertoe, dat het Tribunal correctionnel de Strasbourg in een vonnis van 7 april 2000 vaststelde dat 30 bij ACATS Taxi

37 Deze kleurencombinatie zal bovendien niet als teken kunnen worden waar- genomen en herkend, aangezien bij een niet-systematische verdeling van de kleuren op de betrokken waren