• No results found

Lindenlaan 63 te Groenekan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Lindenlaan 63 te Groenekan"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lindenlaan 63 te Groenekan

bestemmingsplan

(2)
(3)

Lindenlaan 63 te Groenekan

bestemmingsplan

Status ontwerp plan Datum

Identificatienummer

NL.IMRO.0310.0002BP13011-ON01

(4)

Lindenlaan 63 te Groenekan

(5)

Inhoudsopgave Regels

Regels 3

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5

Artikel 1 Begrippen 5

Artikel 2 Wijze van meten 9

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11

Artikel 3 Natuur 11

Artikel 4 Wonen 13

Hoofdstuk 3 Algemene regels 17

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel 17

Artikel 6 Algemene bouwregels 18

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels 19

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels 20

Artikel 9 Algemene gebruiksregels 21

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels 22

Artikel 11 Overige regels 23

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 25

Artikel 12 Overgangsrecht 25

Artikel 13 Slotregel 26

Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

(6)

Regels

(7)
(8)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Lindenlaan 63 te Groenekan met identificatienummer NL.IMRO.0310.0002BP13011-ON01 van de gemeente De Bilt;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat hoofdgebouw toegankelijk is;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingskarakteristiek:

de bouwhoogte van de hoofdgebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate van aaneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de hoofdgebouwen en de bouwmassa van de hoofdgebouwen ten opzichte van het bouwperceel;

1.10 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

(9)

1.12 bestaande aantal woningen

het aantal woningen, zoals dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaat, of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; in dit bestemmingsplan worden onder bijbehorende bouwwerken alleen begrepen bijgebouwen en overkappingen;

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

(10)

1.24 dove gevel:

een bouwkundige constructie, zoals bedoeld in artikel 1b lid 5 van de Wet geluidhinder;

1.25 Ecologische Hoofdstructuur:

een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe nog te realiseren natuurgebieden en verbindingszones tussen de gebiedne. Enkele beheersgebieden, landbouwgebieden waar agrarsich natuurbeheer wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit en aan het functioneren van de EHS maken ook onderdeel uit van de EHS;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige besetemming van een perceel en, indien meerdere panden en bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.29 houtteelt:

de agrarische teelt van snelgroeiend opgaand hout gedurende een periode van ten hoogste 25 jaar;

1.30 monument:

zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst;

1.31 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.32 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.33 peil:

a. de hoogte van het afgewerkte maaiveld + 15 cm;

b. indien de kruin van de weg lager ligt dan de onder a genoemde hoogte, geldt de kruin van de weg als peil;

1.34 seksinrichting:

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 stroomweg:

een weg gericht op continue doorstroming met hoge snelheid; dit betreft autosnelwegen en autowegen;

(11)

1.36 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen bedoelde oppervlakte;

1.37 voorgevel:

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.38 voorgevelrooilijn:

1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:

a. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

b. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.39 woning:

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

(12)

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 Aanvullende regels

2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen:

De in lid 2.1.1 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

(13)
(14)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;

b. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;

c. dagrecreatie;

d. bestaande houtteelt;

e. ecologische voorzieningen, inclusief bijbehorende:

f. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied;

g. parkeervoorzieningen;

h. groenvoorzieningen;

i. bermen en waterlopen.

Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

de natuur- en bosgebieden die al dan niet deel uitmaken van de provinciale ecologische hoofdstructuur;

laagveenmoerassen in verschillende stadia van successie, waaronder het trilveenstadium;

elzen- en wilgenbroekbossen;

wilgen- en gagelstruweel;

petgaten;

schraal grasland onder meer van belang voor weidevogels en ganzen;

sloten.

Onder het doel 'behoud en herstel van cultuurhistorische waarden' worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

afwisseling tussen openheid en beslotenheid;

het bodemarchief in archeologisch waardevol gebied.

Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot het gebruik van bestaande en nieuwe voet- fiets- en ruiterpaden en bestaande picknickplaatsen.

Het doel 'toegangswegen, -paden en verblijfsgebied' is beperkt tot:

de bestaande wegen en met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken;

het gebruik van bestaande voet- en fietspaden.

Het doel 'ecologische voorzieningen' is beperkt tot het aanbrengen van voorzieningen ter bevordering of instandhouding van ecologische verbindingen.

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.

(15)

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 voor beheergebouwen ten behoeve van het beheer van natuur-, landschaps- en boscomplexen, met dien verstande dat:

a. de oppervlakte van het te beheren object of het totaal van verschillende objecten ten minste 100 ha bedraagt;

b. er één beheergebouw is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 50 m², een goothoogte van 3,5 m en een bouwhoogte van 6 m;

c. het beheergebouw aan de openbare weg moet worden gebouwd.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;

2. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;

3. het ophogen van gronden;

4. het vellen en rooien van houtopstanden, met uitzondering van de gronden die gebruikt worden voor houtteelt;

5. het vergraven van oevers en het verlagen van de waterstand van waterlopen;

6. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;

7. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;

8. het dempen van sloten en andere watergangen.

b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, per saldo niet leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, die het plan beoogt te beschermen.

c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 3.1.

d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:

1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

e. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien de breedte van het perceel dat ontstaat na demping van de sloot of

watergang, die parallel aan de verkavelingsrichting (opstrek) loopt, meer dan 70 meter zal bedragen.

(16)

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen met bijgebouwen, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, dan wel maximaal 2 woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2 woningen';

b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

en verder:

c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten', zijn geen (bij)gebouwen toegestaan;

d. behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden;

inclusief bijbehorende:

e. tuinen en erven;

f. groenvoorziening;

g. bermen en waterlopen.

4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a. per bestemmingsvlak is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan, dan wel maximaal 2 woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2 woningen';

b. de voorgevels van de woningen dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

c. de hoofdgebouwen en bijgebouwen worden gebouwd met kap;

d. de oppervlakte van woningen inclusief aanbouwen mag niet meer dan 120 m² bedragen;

e. de goot- en bouwhoogten van woningen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 10 meter;

f. bijgebouwen en overkappingen mogen niet binnen een afstand van 4 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;

g. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen per woning mag niet meer dan 70 m² bedragen;

h. de goot- en bouwhoogten van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 6 meter;

i. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder overkappingen niet zijn begrepen, gelden de volgende regels:

1. voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;

2. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

7 meter voor palen en masten, niet zijnde lichtmasten;

2 meter voor erfafscheidingen;

3 meter voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde;

j. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer dan 800 m² mag bedragen en waarbij de bouw van lichtmasten niet is toegestaan;

k. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel - 1' dienen de achtergevels op de verdieping van de woningen als 'dove gevel' te worden uitgevoerd;

l. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel - 2' dient de zijgevel op de beganegrond en de verdieping van de woning als 'dove gevel' te worden uitgevoerd.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

(17)

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

a. in lid 4.2 sub b voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;

b. in lid 4.2 sub f voor de situering van bijgebouwen en overkappingen op een kleinere afstand van de voorgevel, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;

c. in lid 4.2 sub g voor een groter oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen tot een oppervlakte van 100 m2 uitsluitend ten behoeve van een agrarisch getinte hobby, mits de oppervlakte van het

bouwperceel ten minste 700 m2 bedraagt en de belanghebbende beschikt over tenminste 1 ha cultuurgrond in eigendom of in langjarige pacht;

d. in lid 4.2 sub g voor het vervangen van de bestaande bijgebouwen bij woningen tot een maximale oppervlakte van 50% van de bestaande oppervlakte voor zover deze meer bedraagt dan in totaal 70 m² en de totale oppervlakte bijgebouwen na vervanging niet meer bedraagt dan 300 m², waarbij de oppervlakte per gebouw niet meer dan 150 m² mag bedragen.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Aan huis verbonden beroep

In het hoofdgebouw is een aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;

b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;

c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;

e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het opslaan van goederen bij een woning, mits:

a. de opslag binnen de bijgebouwen plaatsvindt;

b. de opslag zich beperkt tot ten hoogste de oppervlakte van de helft van de bijgebouwen met een maximum van 200 m2;

c. in het geval sprake is van bijgebouwen met een oppervlakte van meer dan 400 m2, de helft van dit meerdere wordt afgebroken;

d. de erfbeplanting wordt hersteld en/of versterkt volgens een door Burgemeester en Wethouders goed te keuren beplantingsplan.

4.6.2 Bed and breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.1 voor een bed and breakfast in een woning en/of (vrijstaande) bijgebouwen, mits:

a. het aantal kamers ten behoeve van bed and breakfast maximaal vier bedraagt, voor ten hoogste acht personen in totaal;

b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van dit laatste geldt als uitgangspunt dat er geparkeerd dient te worden op eigen terrein;

(18)

c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waaronder belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1. het vellen en rooien van houtopstanden, daar waar deze houtopstanden grenzen aan de bestemming Natuur.

b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:

1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

(19)
(20)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

(21)

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Afwijkende maten

a. In die gevallen dat goothoogten, bouwhoogten, afstanden, oppervlakten en inhoud op de dag van de inwerkingtreding van het plan afwijken van de regels van het plan mogen deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud in afwijking daarvan als maximaal toelaatbaar worden

aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.

b. In die gevallen dat afstanden op de dag van de inwerkingtreding van het plan minder, dan wel meer bedragen dan volgens de regels van het plan is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking daarvan als minimaal, dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende afstanden op legale wijze tot stand zijn gekomen.

6.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

(22)

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

7.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.

7.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Verbod

Onverminderd het bepaalde in de Provinciale Milieuverordening is het verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a. werken, daaronder begrepen leidingen en installaties tot stand te brengen met tot doel door middel daarvan het vervoeren door en/of het opslaan of storten van schadelijke stoffen op de bodem mogelijk te maken;

b. kadavers op of in de bodem te brengen of te hebben, onverminderd het bepaalde in de Destructiewet;

c. natuurlijke meststoffen of kunstmeststoffen, anders dan ten behoeve van de normale bodemstructuur, op te slaan;

d. slib, afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties of rioolstelsels, al dan niet vermengd met andere stoffen, te verspreiden;

e. grond te roeren dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld.

b Onderhoud

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a is vereist voor werken en werkzaamheden die:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;

d. gelet op het bepaalde in lid 7.1.1 voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.

c Toelaatbaarheid

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als door de onder a genoemde werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan de kwaliteit van het grondwater niet in gevaar komt.

(23)

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:

a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor

verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 25 m² en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;

b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;

c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;

d. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;

e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;

f. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van mindervalide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;

g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;

2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;

3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;

4. plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

(24)

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Als een strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte;

c. het gebruik van gronden als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten buiten erven van (bedrijfs)gebouwen of (bedrijfs)woningen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van gronden.

9.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheid bij of in gebouwen

Ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen geldt het volgende:

a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het

gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

b. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;

2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.

c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

d. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:

1. indien het voldoen aan die bepalingen naar het oordeel van burgemeester en wethouders op overwegende bezwaren stuit; of

2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

(25)

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingscriteria

In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen in acht genomen:

a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

b. de verkeersveiligheid.

Met het oog daarop dienen de in elk geval de volgende criteria in acht te worden genomen:

de functiewijziging mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;

er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte.

10.2 Algemene wijzigingsbevoegdheden Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

a. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;

(26)

Artikel 11 Overige regels

11.1 Wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

(27)
(28)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

(29)

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Lindenlaan 63 te Groenekan.

(30)
(31)
(32)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wint het bevoegd gezag advies

De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door

Voor zover de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dan wel de gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en/of

Indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de

Het bevoegd gezag gaat pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in

Voor zover sprake is van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onderdeel

Voor zover sprake is van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onderdeel