• No results found

Van Niets tot Nu: Een wetenschappelijke scheppingsvertelling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van Niets tot Nu: Een wetenschappelijke scheppingsvertelling"

Copied!
91
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Willem B. Drees

VAN NIETS TOT NU:

Een wetenschappelijke

scheppingsvertelling

Tweede druk

(2)

INTERACTIES

publikaties over levensbeschouwing, wetenschap en samenleving onder redactie van het Bezinningscentrum van de Vrije Universiteit

0 Uitgeverij Kok - Kampen, 1996 Tweede druk 1997

Omslag Bas Mazur IS B N 90 242 7969 O NUGI631

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-ming van de uitgever.

(3)

Aan het Nicolette Bruining Fonds,

(4)

Inhoud

Inleiding

Een scheppingsvertelling Verantwoordingen

Thema 1. Toen tijd nog niet was 9 Thema 2. Mysterie 14 Thema 3. Integriteit 20 Thema 4. Afhankelijkheid 24 Thema 5. Doelgerichtheid 27 Thema 6. Gelukkige transformaties 30 Thema 7. Menswording 37 Thema 8. Profetisch verlangen 43 Thema 9. Kritiek 48 Thema 10. Verantwoordelijkheid 52 Reflecties

(5)

Inleiding

Wetenschap

Er is een enorm verhaal na te vertellen: de ontwikkeling van onze wereld vanaf het allereerste begin tot heden, 'van niets tot nu'. Dankzij de wetenschappen is veel over die geschiedenis duidelijk geworden. Onze kennis is niet af, maar wel staan wetenschappelijke inzichten, ten dele, zo stevig in hun schoenen dat we daar rekening mee hebben te houden wanneer we onze overtuigingen verwoorden en verantwoorden. Wat betekent het voor ons beeld van mensen, met hun goede en kwade eigenschappen, om te weten dat wij in een lang evolutionair proces zijn ontstaan? Wat betekent het voor onze kijk op de Aarde wanneer we beseffen dat onze planeet een kleinigheid lijkt te zijn in een gigantisch groot heelal, dat echter ook ooit heel klein begonnen is? Scheppingsverhalen

Van ouds hebben mensen elkaar verhalen verteld over de oorsprong van hun wereld, die van hun stam en hun woongebied, van mannen en vrouwen, van de wilde dieren, het graan, de zon en maan. Scheppings-vertellingen brachten tot uitdrukking hoe mensen zichzelf verstonden in relatie tot hun omgeving. De verhalen betekenen meer dan feitelijke informatie.

In onze tijd worden dergelijke oude mythen soms vergeleken met wetenschap, alsof het vooral zou gaan om de feitelijke juistheid van het beschrevene. Bijvoorbeeld, als je naar de Bijbelse traditie kijkt: 'Was er een schepping in zeven dagen en een wereldwijde vloed?' Indien de verhalen zo worden bezien en beoordeeld, dan zijn schep-pmgsvertellingen van vroeger rijp voor de prullenbak of, beter, de afdeling curiosa in een cultuurhistorisch museum. 'Zo dacht men er vroeger over, maar wij weten wel beter.'

(6)

thema's die ook in de taal van onze tijd aan de orde gesteld kunnen en moeten worden.

Vertellen én verantwoorden

Dit boekje is een poging tot een verantwoorde scheppingsvertelling. Het is geen popularisering van wetenschap, ook al wordt er onderweg ook informatie gegeven. Het is bedoeld als een poging om in het licht van de wetenschap onze plaats en taak te verwoorden.

Een eerste stap is het zoeken naar nieuwe beelden, een taak waar dichters misschien beter voor geschikt zijn. Toch geef ik mijn verwoording van enkele aspecten van de ontwikkeling van onze wereld, een soort 'scheppingsvertelling'.

Bloemrijke en beeldende taal kan misleiden. Wij moeten proberen om helder en verantwoord te spreken. Die kritische zin van de moderne cultuur vind ik een groot goed. Daarom is het grootste gedeelte van dit boek een verantwoording. Bij die verantwoording interpreteer ik de ontwikkelingen met woorden als integriteit en afhankelijkheid. Ook de verantwoording overschrijdt met dergelijke trefwoorden de grenzen van wetenschap; het geeft uitdrukking aan een bepaalde spiritualiteit, een beleving en duiding van de werkelijkheid. In de verantwoording richt ik mij op natuurwetenschappen zoals die zich in de laatste eeuwen hebben ontwikkeld. Het is volgens mij géén goede strategie om 'geloof te redden door een eigen 'wetenschap' te brouwen, of dat nu gebeurt door fundamentalisten ('creationisme') of door spirituele zoekers ('holisme', astrologie, parapsychologie, etc.). Het is ook géén goede strategie, naar mijn mening, om wetenschap te veel te relativeren. Wetenschap levert niet alleen modellen waarmee we de sterkte van een brug kunnen uitrekenen, alsof het slechts een instrument is. Met de theorieën en modellen die de laatste tweehonderd jaar ontwikkeld zijn, blijken we grote stukken van de werkelijkheid met groot succes te kunnen beschrijven en verklaren. Daarmee is niet gezegd dat onze theorieën 'de waarheid' precies weergeven; wel dat wetenschap verder reikt dan onze fantasie: via de wetenschappen zijn we de werkelijkheid op het spoor.

(7)

Van Niets tot Nu wordt afgesloten met aantekeningen en suggesties voor verdere literatuur.

Omgevingen

Mensen zijn sociale wezens. Ook het schrijven van dit boek heeft plaats gevonden te midden van andere mensen. Ik wil met dankbaar-heid noemen Zwanet, onze kinderen Johannes, Annelot en Esther, en mijn zus Ineke die veel mogelijk en aangenaam hebben gemaakt. De mensen die de laatste jaren bij lezingen en colleges onder mijn gehoor waren, zijn van grote betekenis voor dit boek geweest. Zij hebben mij gestimuleerd om mijn gedachten te verwoorden en te verantwoorden. Tot die mensen behoren zeker ook de studenten die ik aan de Universiteit Twente in colleges tref en mijn collega's in de vakgroep Systematische Wijsbegeerte aldaar.

Veel heb ik geleerd van de andere deelnemers aan de studiegroep 'theologie en natuurwetenschappen' en van mijn collega's van het Bezinningscentrum van de Vrije Universiteit. Hier zijn ook te noemen al die mensen binnen de Vrije Universiteit die ruimte geven voor een wat excentrische activiteit als deze bezinning op natuurwetenschap en geloof. Met name wil ik gedenken Maarten Maurice, die als hoogleraar wiskunde op een open en hartelijke wijze het doordenken van geloof en wetenschap steunde en bevroeg. Van collega's die ik heb ontmoet op conferenties over geloof en wetenschap in Amerika en Europa, heb ik veel geleerd.

(8)

Een scheppingsvertelling

Om te beginnen was er een tijd toen er geen tijd was, toen tijd nog niet was. Die tijd

die geen tijd was

is een horizon van niet-weten

een mist waar onze vragen verdwijnen en geen echo komt ooit terug.

In het begin,

dat misschien geen begin mag heten, in die eerste fractie van een seconde,

die misschien niet de eerste fractie van de eerste seconde mag heten, is ons heelal begonnen,

nog zonder ons. Na het begin,

dat misschien geen begin mag heten, na die eerste fractie van een seconde,

die misschien niet de eerste fractie van de eerste seconde mag heten, nadat ons heelal begonnen was,

nog zonder ons,

toen was het heelal als een ziedende zee, zonder land en zonder lucht,

als een vuur

zonder hout en zonder kou. Zo klein als het was,

op zichzelf aangewezen, heeft het heelal

zich ruimte geschapen,

(9)

In miljarden melkwegstelsels

heeft het heelal zich uit stof sterren, uit sterren stof gevormd.

Veel later

uit stof van sterren van stof

van sterren van stof wervelde zich onze Zon en uit restjes

de Aarde, ons huis. Zo, na tienmiljard jaar,

werd het avond en morgen: de eerste dag.

Leven

een onooglijk begin ongericht

een verhaal van mislukken en soms, een beetje succes.

Een molecuul droeg informatie van geslacht op geslacht, zo werd doelgerichtheid bij toeval tot stand gebracht. Het gif

werd een gave, zuurstof

een beschermend kleed. Miljarden jaren later

cellen smelten samen, sex, ouderdom en dood, nieuwe vormen

(10)

Een enkele

langzame longvis glibberde over de rand; zo kwamen amfibieën tot stand. Succesvol leven

een ramp voorbij

een nieuw getij. Eergisteren

een paar miljoen jaar geleden, de East Side Story:

apen groepen jagen, roepen. Stokken, stenen, vuur

etend

van de boom der kennis

van de boom van goed en kwaad, macht, vrijheid,

verantwoordelijkheid: Beesten bleven wij,

meer werd geleverd dan besteld, meer dan te dragen?

Religie

cement van de stam machten van het woud de bergen, de storm, de zee geboorte en dood

meer dan het onmiddellijke een moeten, behoren,

overmacht als goden zo groot. Gisteren tienduizend jaar geleden

sloeg Kaïn Abel dood,

(11)

Een nieuwe tijd:

een profeet waarschuwt vorst en volk,

een timmerman vertelt

'een man geslagen door rovers werd verzorgd

door een vijand '. Kijken

meten en tellen kennis toetsen en gezag, Verlichting

uittocht uit onmondigheid. Met ons kistje

vol letters en verhalen op weg

in deze tijd. Tussen hoop en vrees

onze naasten het leven hier op Aarde, tussen hoop en vrees

(12)

Verantwoordingen

Thema 1. Toen tijd nog niet was

Om te beginnen was er een tijd toen er geen tijd was, toen tijd nog niet was.

Vanaf onze plaats, de Aarde, turen we naar de horizon, naar de verste verten. Sinds mensenheugenis zijn de Zon en de Maan, de planeten en de sterren gezien. De telescoop, uitgevonden in 1608 in Middelburg, toonde nieuwe details binnen ons zonnestelsel, zoals de kraters op de Maan en de manen van Jupiter. Ook verruimde de telescoop ons wereldbeeld: we leefden niet langer in een zonnestelsel maar in een wereld van sterren. De zon was een ster te midden van vele. Zo'n honderd jaar geleden werd onze horizon nog verder verruimd: de sterren die wij zagen bleken met elkaar een melkwegstelsel te vormen, een platte schijf waarbinnen de meeste sterren samen enkele spiraalar-men vorspiraalar-men. En ons melkwegstelsel bleek niet het enige, maar één van de vele miljarden melkwegstelsels, met ieder miljarden sterren. Nieuwe technieken hebben onze horizon steeds verder verlegd. De Rotterdamse dichter Jules Decider zei terecht eens over het heelal:

Hoe verder men keek, hoe groter het leek.

In 1676 bepaalde Ole R0mer de snelheid van het licht door te kijken wanneer de manen rond Jupiter achter en voor de planeet langs gingen. De snelheid van het licht bleek ongeveer driehonderdduizend kilometer per seconde te zijn. Dat is voor ons een grote snelheid, maar afstanden in het heelal zijn ook groot. Licht van de Zon doet er acht minuten over om de Aarde te bereiken. Licht van de eerstvolgende sterren doet er enkele jaren over om ons te bereiken.

(13)

langer over; met de huidige techniek neemt men zelfs objecten waar die zo ver weg staan dat het licht er miljarden jaren over gedaan heeft om ons te bereiken. Maar juist daarom is hetgeen we zien ook heel interessant: we zien het heelal zoals het vroeger was.

Een eeuwig heelal?

Is er een grens? Of kijken we alsmaar verder weg, en daardoor alsmaar verder terug in de tijd? Wat we kunnen is natuurlijk afhankelijk van de technische mogelijkheden. Maar is er in principe een grens of zijn er voorbij onze huidige horizon nog meer sterrenstelsels?

Tegenwoordig wordt niet gedacht dat men altijd verder kan gaan. Om dat vast te stellen heb je geen telescoop nodig; het is genoeg om te weten dat het 's nachts donker is. Stel je voor dat je in een bos staat. Sommige bomen staan dichtbij; andere ver weg. We staan vlak bij een boom die ons zicht in die richting beperkt. Als het een klein bos is, met maar een paar bomen, dan kunnen we tussen de bomen door ook het bos uit kijken, naar plekken waar geen bomen staan. Maar in een groot bos lukt het je niet om naar buiten te kijken; overal zie je boom. Zo zou het ook in een oneindig oud en groot heelal moeten zijn: overal zou je steroppervlak zien. De hele hemel zou dag en nacht zo helder zijn als de zon. Maar het is 's nachts donker. Dus is het heelal niet tot in het oneindige gevuld met sterren. Dit argument kwam al aan het eind van de zeventiende eeuw op; het wordt Olbers' paradox genoemd. ledere donkere nacht toont dat ons heelal in deze vorm niet oneindig oud en uitgestrekt is.

(14)

Een begin in de tijd?

Je kan proberen om je dat begin van het heelal voor te stellen zoals je je het begin van een kunstwerk voorstelt. Op een bepaald moment in de tijd is het gemaakt. Tijd stellen we ons voor als het continu tikken van de klok, als een oneindige uitgestrektheid van momenten. Op een van die momenten is mijn leven begonnen, ruim een miljard seconden geleden. Op een veel eerder moment is de Aarde gevormd. En nog weer eerder, zo'n vijftien miljard jaar geleden, het heelal. Als het op dat moment in de tijd begon, wat was er dan voorafgaand aan ons heelal?

Deze vraag is, in een andere vorm, al in de oudheid gesteld. Zo besprak de kerkvader Augustinus rond het jaar 400 de vraag wat God deed voordat God de wereld had geschapen. Immers, als je je de schepping als het begin van de wereld voorstelt, wat was de Eeuwige dan aan het doen gedurende die oneindige hoeveelheid eeuwen voordat de wereld er was? Augustinus geeft eerst een antwoord dat niet serieus bedoeld is; hij zegt zoiets als: 'Toen maakte God de hel voor mensen die dit soort vragen stellen.' Maar daarna wordt hij serieus.

De vraag is volgens Augustinus verkeerd gesteld. De vraag wat God deed voordat God de wereld schiep, is alleen zinvol als we kunnen spreken over iets voordat er een wereld was. En dat veronderstelt dat tijd los staat van de wereld. Maar tijd is verbonden met beweging: de slinger van een klok, de draaiing van de Aarde, de frequentie van een trilling. Als er geen klok is die tikt, geen Aarde die draait, hoe zouden we dan kunnen zeggen dat de tijd verstrijkt? Tijd is verbonden met beweging en dus met de materie. Tijd is, in religieuze termen, een deel van de schepping en niet een attribuut van God. Augustinus trekt de conclusie:

Indien er evenwel vóór de hemel en de aarde helemaal geen tijd was, waarom dan de vraag waar Gij toen aan bezig waart? Want waar geen tijd was, was geen 'toen'.

Een begin van de tijd?

(15)

een bepaald moment, dan raak je verstrikt in allerlei lastige vragen. Daarom verwierp Augustinus de gedachte aan schepping in de tijd; tijd was iets dat met de schepping ontstond. Zo'n soort oplossing zoeken ook wetenschappers die theorieën over het heelal als geheel proberen te ontwikkelen. Tijd is volgens hen een begrip dat met materiële processen samenhangt. In het vroege heelal waren processen heel anders, en was dus ook tijd anders. Misschien is tijd daar wel niet goed meer te definiëren. In plaats van een scherpe grens, een moment dat de aftrap gegeven is, wordt het schemerig, als een overgang tussen nacht en dag. Of misschien ligt het probleem bij ons, bij de begrippen die wij hanteren.

Stephen Hawking, een bekende wetenschapper op dit terrein, gebruikte het beeld van de Noordpool. Overal op Aarde kan je aangeven welke richting noord is. Alleen bij de Noordpool kan dat niet; alle richtingen daar zijn zuid. (Of van het aardoppervlak weg naar boven, maar met 'noord' bedoelen we niet 'boven ons hoofd'). Toch is de Noordpool een gewoon punt; je kan alle kanten op kijken naar de horizon. De Aarde is daar net zo bol als elders. Alleen is ons begrip 'noord' als richting niet goed bruikbaar. Zo ziet Hawking ook ons begrip 'tijd'. In het allervroegste heelal is het begrip 'tijd' niet meer bruikbaar. Dat is niet erg; het wijst ook niet op een wonderbaarlijke 'andere kant'. Het is, volgens hem, alleen maar een gebrek in onze taal; een begrip dat meestal goed werkt, hoeft nog niet overal bruikbaar te zijn.

(16)
(17)

Thema 2. Mysterie Die tijd

die geen tijd was

is een horizon van niet-weten

een mist waar onze vragen verdwijnen en geen echo komt ooit terug.

In het begin,

dat misschien geen begin mag heten, in die eerste fractie van een seconde,

die misschien niet de eerste fractie van de eerste seconde mag heten, is ons heelal begonnen, nog zonder ons.

Zullen nooit alle vragen over het vroege heelal beantwoord zijn? Naar mijn mening kan de wetenschap de horizon verschuiven; we zullen verder gaan zien en daardoor ook zaken anders zien. Maar wetenschap kan de 'horizon van niet-weten' niet opheffen; er blijft 'een mist waar onze vragen verdwijnen, en geen echo komt ooit terug'.

De scheppingsvertelling begint bij het eerste begin. Maar wij kennen de werkelijkheid niet als een film die we vanaf het begin te zien krijgen. Onze situatie lijkt op die van schatgravers en archeologen: we vinden sporen, aanwijzingen - en op grond daarvan proberen we het verleden te begrijpen. Daarbij, zo zou je kunnen zeggen, worden telkens vragen doorgegeven.

(18)

(erosie) en het afzetten van zand en grind door rivieren (sedimentatie); zo hebben zich op Aarde lagen gevormd. Misschien kan de geoloog aangeven dat het gebruikte zand eerder deel uitmaakte van een bepaalde bergketen, en misschien zelfs dat dat materiaal daarvoor ook al eens was afgezet op een zeebodem. Maar als je blijft zeuren en vraagt waar het silicium en de zuurstof, de chemische elementen waar het zand uit bestaat, vandaan komen, dan zal de geoloog moeten zeggen dat dat er al was bij het begin van de Aarde; we hebben dat meegekregen bij het begin van ons zonnestelsel. Daarom wordt voor een antwoord op de vraag waar de elementen vandaan zijn gekomen verwezen naar een sterrenkundige. Die kan uitleggen hoe door kernfusie-processen in sterren en bij explosies van sterren zich uit waterstof en helium de verschillende zwaardere elementen hebben gevormd; we komen daar straks op terug (thema 4). Maar dan kan weer gevraagd worden waar de waterstof-atomen vandaan zijn geko-men. Uiteindelijk kom je op het terrein van de theorieën over de vroegste stadia van ons heelal.

(19)

"•

beetje anders maakt. Iets meer massa, of een iets grotere snelheid bij het begin van de expansie. Of een elektron dat ietsje zwaarder is dan het huidige. Of een elektrische kracht die iets sterker, of juist iets zwakker, is ten opzichte van de zwaartekracht. Of een ruimte met twee dimensies (richtingen) in plaats van drie. En ga zo maar door. Het blijkt dat kleine veranderingen vaak grote gevolgen hebben.

Een voorbeeld. Het heelal waarin wij leven lijkt veel groter dan nodig is voor ons soort leven. Eigenlijk hebben we niet veel meer nodig dan ons eigen zonnestelsel. En als we erg royaal zijn, dan lijkt ons eigen melkwegstelsel met zo'n honderdmiljard sterren toch echt groot genoeg. Had het niet een beetje minder gekund? Zo gezien lijkt de zinloos-gigantische omvang van het heelal te pleiten tegen de gedachte dat er een schepper is die leven, en met name bewust en verantwoordelijk leven tot stand zou willen brengen. Maar is die enorme omvang echt zo zinloos? Als er voldoende tijd moet zijn voor de vorming van zware elementen (thema 4) en voor de evolutie van leven (thema 5, 6), dan moet het heelal ook groot zijn. Immers, hoe langer een heelal bestaat, hoe verder het licht heeft kunnen reizen. En om groot te zijn, moet het heelal ook voldoende massa bevatten. Een heelal met de massa van één melkwegstelsel zou slechts één maand uitdijen voordat het weer zou instorten. Leven zou zich niet hebben kunnen ontwikkelen.

(20)

Misschien is het niet meer dan selectieve waarneming. Als we in een trein leven, en we kijken uit het raam, dan zullen we constateren dat de spoorbomen bij de overwegen altijd gesloten zijn. Wat zielig voor de mensen die daar staan te wachten; nooit zullen die mensen over kunnen steken. Maar dat is onzin; dat wij telkens dichte overwegen zien, komt omdat wij de wereld vanuit de trein bekijken. Dat de omstandigheden in (onze hoek van) het heelal precies goed zijn, is misschien net zo iets, een gevolg van selectieve waarneming. Daar waar de omstandigheden anders zijn, kunnen wij niet bestaan en dat zien wij dus ook niet.

Misschien ook dat veel van wat nu 'keuze' lijkt, toch volgt uit een verder uitgewerkte theorie. Dat is, sinds de discussie over 'antropische coïncidenties' opkwam, al gebeurd met sommige eigenschappen van het heelal. Zo werd er een nieuwe theorie ontwikkeld, de inflatie-theorie. Volgens deze theorie is er in het begin van het heelal een periode met supersnelle uitdijing geweest. Deze theorie sluit goed aan bij huidige inzichten over materie en bij de oerknal-theorie, en verklaart onder meer waarom de materie en straling in het voor ons waarneembare heelal zo gelijkmatig verdeeld zijn - een zaak waarvoor men eerder een 'antropische' verklaring had geprobeerd te geven.

(21)

anders dan wanneer je een pijp opsteekt. Er blijft een verschil tussen een afbeelding, hoe goed ook, en de werkelijkheid. Zo is het ook met een goede wetenschappelijke theorie. Hoe goed de theorie ook zal zijn, de vraag blijft waarom de werkelijkheid zich zo gedraagt als de theorie beschrijft.

Er is de oude filosofische vraag: Waarom is er iets en niet niets? En er zijn soortgelijke filosofische vragen die samenhangen met de wetenschap, maar die niet door de wetenschap opgelost worden. Waarom is wiskunde zo effectief bij het beschrijven van de werkelijk-heid? Waarom laat de werkelijkheid toe dat we met onjuiste theorieën toch heel succesvol kunnen werken? Gary Zukav schreef een populair boek over quantum-natuurkunde, De dansende Woe-Li meesters. Daarin legt hij verband tussen paradoxen in het Zen-boeddhisme en problemen met de interpretatie van de quantum-natuurkunde. Rudy Kousbroek had in het voorwoord bij de Nederlandse vertaling naast waardering voor de uitleg van de natuurkunde terecht kritiek:

Wat de mystieke zoeker naar mysterie karakteriseert is dat hij ook mysterie wil vinden. Wat mij interesseert is de oplossing. (...) Maar misschien is dat eigenlijk het uiteindelijke mysterie: dat dat kan, dat dat steeds weer mogelijk is.

Het is onjuist om problemen en puzzels binnen de wetenschap op te blazen tot mysteries. Een dergelijke levenshouding wordt telkens weer gedwongen tot een verdere terugtocht. Maar juist het succes van de wetenschap kan tot vragen leiden. Hoe kan wetenschap zo succesvol zijn? Wat zegt dat over mensen en over de werkelijkheid?

(22)

geen knoop door te hakken, maar kan erkennen dat ons verklaren een open eind heeft. De natuurkundige Charles Misner zei het als volgt:

Te zeggen dat God het heelal geschapen heeft, verklaart noch God noch het heelal, maar het houdt ons open voor geheimen van ontzagwekkende majesteit die we anders misschien zouden veronachtzamen.

Misschien dat we nooit tot een definitieve verklaring komen. Tenslotte werken we altijd binnen de grenzen van onze ideeën en van ons bestaan. Wij kunnen het heelal nooit 'van buiten' bekijken, vanuit het perspectief van de eeuwigheid. Dat is ook een probleem bij het spreken over God: we zitten in het heelal en suggereren te spreken over iets daarbuiten.

(23)

Thema 3. Integriteit Na het begin,

dat misschien geen begin mag heten, na die eerste fractie van een seconde,

die misschien niet de eerste fractie van de eerste seconde mag heten, nadat ons heelal begonnen was,

nog zonder ons,

toen was het heelal als een ziedende zee, zonder land en zonder lucht,

als een vuur

zonder hout en zonder kou. Zo klein als het was,

op zichzelf aangewezen, heeft het heelal

zich ruimte geschapen,

koelte en materie voortgebracht.

Er blijven altijd vragen; het bestaan verklaart zichzelf niet ('mysterie'). Aan de andere kant dienen we ook de integriteit van het heelal niet uit het oog te verliezen. Het is niet zo dat er ieder moment iets onbegrij-pelijks gebeurt. Integendeel, het heelal blijkt in haar ontwikkeling zeer goed te voldoen aan regelmatigheden (natuurwetten). Als je de werkelijkheid ziet als een geschenk, een gave, dan is dat geschenk compleet, het heeft een eigen integriteit. Het is geen marionet waar nog iemand aan de touwtjes trekt, of een halfbakken product, dat af en toe moet worden bijgestuurd.

(24)

de historische juistheid overigens ernstig kan worden betwijfeld. Laplace presenteerde een exemplaar van zijn boek over de banen van de planeten aan Napoleon. Napoleon zou daarbij opgemerkt hebben dat Newton in zijn werk naar God verwees, maar dat Laplace dat in zijn boek niet deed. Waarop Laplace gezegd zou hebben: 'Majesteit, die hypothese heb ik niet nodig'.

Zo is het inderdaad voor de hedendaagse kosmologie: gegeven dat er een werkelijkheid is met bepaalde eigenschappen, kunnen we de verdere ontwikkeling van die werkelijkheid begrijpen zonder nog externe invloeden aan te nemen. Het is zelfs niet nodig dat er 'in het begin' materie of energie wordt geleverd. Dat is verbazend, want als we om ons heen kijken, dan zien we toch een heleboel materie - ons lichaam, het huis, de hele Aarde, de Zon, al die sterren. Dat is er toch niet zomaar?

Voor natuurkundigen is materie een vorm van energie. Energie kan bestaan als beweging, warmte en massa. Ook kan iets energie hebben omdat je het hebt opgetild; als je een steen laat vallen, dan komt die energie vrij. Sommige zaken hebben ook een negatieve energie; het kost energie om een steen uit de kelder omhoog te brengen tot het grond-niveau. Het kost ook energie om een raket te lanceren zodat die vrij komt van de Aarde. Het vraagt nog meer energie om een raket zoveel vaart te geven dat die vrij komt van ons zonnestelsel. En nog meer indien je de raket uit ons melkwegstel wilt laten ontsnappen.

Hoeveel energie zou het kosten om een raket te lanceren die niet alleen aan de Aarde, de Zon en ons melkwegstel ontsnapt, maar zelfs aan het heelal? Dat vraagt heel veel; ook alle massa-energie die de raket vertegenwoordigt. Maar als de raket helemaal 'opgebrand' is, dan blijft er niets over wat ontsnappen zou.

(25)

Die zelfvoorzienendheid betekent niet dat er niets nodig is. Er is een werkelijkheid nodig die zich zo gedraagt dat er positieve en negatieve ladingen kunnen ontstaan. Er is een werkelijkheid nodig waarin zich materie kan vormen. De quantum-natuurkunde beschrijft dat proces. Volgens deze theorie kan er een korte flikkering zijn waarin zich twee tegenpolen vormen, bijvoorbeeld een positieve en een negatieve lading. Een lege ruimte is volgens de quantum-natuurkunde als een ziedende zee, waarin telkens golven opkomen en weer samensmelten met dalen. En nadat zich materie heeft gevormd, is het heelal nog steeds een ziedende zee, waarin combinaties van materie zich vormen en weer uiteenvallen.

Als materie zich vormt in de ruimte, waar komt dan de ruimte vandaan? Als we, zoals de oerknaltheorie aangeeft, ons bevinden in een heelal dat uitdijt, steeds groter wordt, dan betekent dat toch dat er een omgeving is waarin het heelal zich uitbreidt? Op z'n minst is er toch ruimte nodig als iets dat 'van buitenaf aan het heelal ter beschikking wordt gesteld?

Ook op de vraag naar de oorsprong van de ruimte hebben de kosmologen een verrassend antwoord gegeven. Het heelal dijt uit, en schept daarbij zelf ruimte. Het beeld van de oerknal als een explosie, ooit en ergens, waarna brokstukken alle kanten op vliegen, is mislei-dend. Er is geen centrum en er is geen omgeving waarin de brokstuk-ken zich verplaatsen.

Laat ik dit proberen duidelijk te maken met een beeld. Een ballon met stippen wordt opgeblazen. Een mier op één van de stippen ziet alle stippen van zich af bewegen. En hoe verder de andere stip weg is, hoe sneller dat gaat. Maar de stip van de mier is niet het centrum; vanaf iedere stip zie je de rest zich verwijderen. Als we alleen letten op het oppervlak, dan zien we hier een beetje wat er bedoeld wordt: het oppervlak wordt groter, maar niet doordat er materiaal aan wordt toegevoegd. Het is de ruimte (van dat oppervlak) die zelf wordt opgerekt. De stippen bewegen niet over het oppervlak van de ballon, maar het opblazen van de ballon toont zich als een toenemende afstand tussen de stippen.

(26)

zichzelf ruimte hebben geschapen. Bij die uitdijing is het heelal afgekoeld, waardoor er structuren konden ontstaan die bij hogere temperaturen niet stabiel zouden zijn geweest.

Het heelal heeft een eigen integriteit; het staat op eigen benen, zonder dat ergens massa, energie of ruimte het heelal binnenstroomt. De ontwikkeling van het heelal beschrijven wij met behulp van natuurwet-ten. Er is geen dictator die af en toe die wetten terzijde stelt en iets anders beslist. Nee, het heelal ontwikkelt zich op eigen wijze.

Over die integriteit wordt heel verschillend gedacht. Sommigen zien het als de basis voor atheïsme, het geloof dat er geen god is. Dat doet naar mijn mening geen recht aan de vragen die we hiervoor hebben besproken (thema 2). De integriteit van het heelal betekent niet dat alles verklaard is; het is wat anders dan zelfgenoegzaamheid.

Anderen zien de integriteit als basis voor deïsme, de opvatting dat een god de zaak op de rails heeft gezet maar verder geen actieve rol speelt. Maar de vragen die we hiervoor aan de orde stelden, gaan ook over het bestaan als zodanig. De vraag wat het heelal zo doet zijn als het is, wordt niet alleen beantwoord door 'omdat het gisteren was zoals het was'. Het is ook nodig dat de natuurwetten op ieder moment zo werkzaam zijn als ze zijn, dat de werkelijkheid op ieder moment bestaan heeft.

(27)

Thema 4. Afhankelijkheid In miljarden melkwegstelsels

heeft het heelal zich uit stof sterren, uit sterren stof gevormd.

Veel later

uit stof van sterren van stof

van sterren van stof wervelde zich onze Zon en uit restjes

de Aarde, ons huis. Zo, na tienmiljard jaar,

werd het avond en morgen: de eerste dag.

Pas na tienmiljard jaar, tweederde deel van de geschiedenis van ons heelal tot nu toe, vormden zich de Aarde en de Zon. Wat de Aarde betreft was het toen de eerste dag. Als we in levensbeschouwing geïnteresseerd zijn, in een verantwoorde visie op ons menselijk bestaan, dan lijken de eerste tienmiljard jaar niet zo belangrijk. Immers, de uiterste grens hebben we al besproken, terwijl mensen met hun culturen nog lang niet op het toneel verschenen zijn. Echter, door aandacht te besteden aan deze lange periode zonder mensen kan duidelijk worden hoezeer wij verbonden zijn met de rest van het heelal. We zijn voor ons bestaan afhankelijk van dat grote heelal waarin wij leven.

(28)

volgende grote stap; uit kernen en elektronen vormden zich atomen. Bij die temperatuur werd het heelal doorzichtig; licht werd niet meer voortdurend verstrooid door de aanwezige materie.

De materie was zeer gelijkmatig verdeeld, maar er waren kleine onregelmatigheden. De beschrijving en verklaring daarvan is een van de lastigste onderzoeksterreinen in de kosmologie. Voor ons is het in elk geval een gelukkige zaak; deze kleine concentraties trokken meer materie aan, en zo vormden zich groepen melkwegstelsels.

Binnen zo'n melkwegstel zijn er grote wolken waterstof-gas. Door de zwaartekracht stort zo'n wolk langzaam in. Na miljoenen jaren vormt zich een dichte en hete gasbol. De temperatuur loopt hoog op en kernfusie komt op gang. Door de kernfusie komt er energie vrij. Op dat moment is er een ster geboren. De ster stort niet verder in; kern-energie zorgt voor voldoende tegendruk.

Een ster is - weinig romantisch misschien - te beschouwen als een grote kernfusie-reactor, zonder betonnen omhulling, bijeengehouden door de zwaartekracht. In de kern smelten waterstofkernen samen tot helium, met een massa van vier waterstofkernen. In de Zon kan dit proces, in het binnenste van de ster, zo'n tienmiljard jaar volgehouden worden. In grotere sterren zijn de temperatuur en dichtheid in de kern hoger, en daardoor gaat de omzetting sneller.

Wanneer alle in het binnenste van een ster beschikbare waterstof is omgezet, dan dreigt de ster te doven. Er wordt geen energie meer geproduceerd in het binnenste, en de ster zal verder instorten. Daarbij worden de temperatuur en druk in het inwendige nog hoger. En onder die omstandigheden gaan de heliumkernen samensmelten tot zwaardere kernen, zoals koolstof en zuurstof. Ook dat proces levert energie op, zodat de ster weer een tijd in een stabiele toestand kan verkeren. Totdat de beschikbare helium is omgezet. Maar na verder samentrek-ken start een volgende omzetting. Zo worden in het binnenste van een ster zwaardere elementen gevormd. Totdat ijzer gevormd wordt. Daarna levert het samensmelten van kernen geen energie meer op. Dan zou juist het splijten van kernen energie gaan opleveren.

(29)

er een nieuwe ster aan de hemel verschijnt; zo'n ster wordt wel een supernova genoemd. Tijdens de explosie ontstaan zwaardere elemen-ten, zoals goud en lood. Door de explosie worden de buitenste lagen van de ster weggeblazen. Het restant zal in veel gevallen achterblijven als een compacte 'dwergster'; indien er voldoende massa over is, dan kan zich ook een zeer compacte neutronenster vormen, of misschien een zwart gat, een zo compacte hoeveelheid materie dat zelfs het licht gevangen blijft door de zwaartekracht.

Wij mensen hebben vooral belang bij het materiaal dat wordt weg-geblazen tijdens zulke explosies. De zo gevormde stoffen verrijken het gas dat zich tussen de sterren bevindt. Waar in de eerste minuten van het heelal zich vooral waterstof en helium hadden gevormd, bevat het interstellaire gas nu ook sporen van andere elementen. En die worden opgenomen in sterren van de tweede generatie, die zich vormen uit de gaswolken. En ook de sterren van de tweede generatie verrijken aan het eind van hun loopbaan het stof in de omringende ruimte.

Onze ster, de Zon, is een ster van een latere generatie. In 1814 maakte de Duitse opticien Joseph Fraunhofer een spectrum van het licht van de Zon. (Een spectrum is een plaatje waarbij de kleuren gespreid zijn, zoals de kleuren van de regenboog.) Fraunhofer ontdekte donkere lijnen in het spectrum van de Zon. Ieder stel lijnen in het spectrum hoort bij een bepaald element. Zo ontdekte men in de negen-tiende eeuw dat de Zon naast waterstof onder meer ijzer, calcium, magnesium, natrium, nikkel en chroom bevatte. In 1868 vond men in het spectrum van de Zon een nog onbekend element. Dat element werd helium genoemd; in 1895 werd het ook op Aarde geïsoleerd.

(30)

Thema 5: Doelgerichtheid Leven

een onooglijk begin ongericht

een verhaal van mislukken en soms, een beetje succes.

Een molecuul droeg informatie van geslacht op geslacht, zo werd doelgerichtheid bij toeval tot stand gebracht.

Aan het eind van de vorige eeuw gebruikte Mark Twain één van de wonderen van de techniek om het belang van de mens aan te geven.

Mensen zijn hier 32 000 jaar. Dat het honderdmiljoen jaar duurde om de wereld voor hen voor te bereiden, bewijst dat het daarom gedaan is. Ik neem aan dat het zo is. Kweenie. Als de Eiffeltoren de tijd van de wereld voorstelt, dan stelt het verflaagje op de knop op de top het deel van de mens daarin voor; en iedereen zou inzien dat dat laagje verf was waarom de toren gebouwd was. Ik vermoed dat zij dat zouden; kweenie.

De tijdschaal van het leven op Aarde wordt nu, aan het eind van de twintigste eeuw, nog groter geacht dan toen, maar daarmee is het zojuist geschetste beeld van de verhoudingen alleen maar passender geworden: de tijd van de mens is als een laagje verf op de bovenste knop van de Eiffeltoren. Als we naar de uitgebreidheid van onze soort in de ruimte of in de tijd kijken, dan relativeert natuurhistorische kennis het belang van het menselijk bestaan in hoge mate.

(31)

bloed te zuiveren. Die hebben een doel, een functie. Hoe kunnen we ons dat denken, dat doelgerichtheid is ontstaan in een doelloos proces? Zolang je de wereld alleen maar beziet op het niveau van oorzaak en gevolg, zoals in natuur- en scheikunde, dan is er geen plek voor functie, laat staan voor doel. De dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Dat is ook het uitgangspunt van de evolutionaire ontwikkeling: dingen gebeuren. Mutaties, kleine veranderingen in de eigenschappen van een organisme, gebeuren. Daaronder zijn mutaties die schadelijk zijn en mutaties die gunstig zijn - voor dat organisme in die omgeving. Ook gebeurt er van alles in de omgeving - de een vindt het juiste voedsel; de ander verhongert; de een wordt opgegeten, de ander ontsnapt. Ook daarbij is er geen doel-gerichtheid; het gaat de omgeving er niet om dat er een bepaalde ontwikkeling tot stand komt.

Maar de combinatie van toeval (in mutaties) en toeval (in selectie) levert meer op dan toeval. ledere volgende generatie zal eigenschappen hebben die iets beter passen bij het leven in die omgeving. Immers, de selectie door de omgeving is niet gericht op een bepaald doel (zoals kunstmatige selectie wel gericht kan zijn, bij het fokken van honden of duiven of het kweken van rozen), maar de natuurlijke selectie maakt wel onderscheid. Die individuen die toevallig iets gunstigere eigen-schappen hebben, zullen het gemiddeld iets beter doen in het leven dan organismen met iets minder gunstige eigenschappen. En dat kan van alles zijn: betere weerstand tegen droogte, grotere alertheid, scherpere klauwen, een hogere boomstam zodat meer licht wordt opgevangen, of juist een beperking tot het hoogst noodzakelijke, zoals bij kroos. En van die iets beter bedeelde individuen zullen dus ook, gemiddeld, meer afstammelingen komen. Eigenschappen die gunstig zijn voor het leven van bepaalde individuen worden dus bevoordeeld in de geschiedenis van het leven.

(32)

vervullen voor het organisme een belangrijke rol. En dat is evolutio-nair te begrijpen, want juist omdat hun voorlopers die rol behoorlijk goed vervulden zijn die organen in de evolutie ontwikkeld.

De basis voor doelgerichtheid in individuele organismen is dus gelegen in het feit dat er informatie van generatie op generatie wordt doorgegeven.

Doelgerichtheid in levende wezens ontstaat uit een met-doelgerichte evolutie, doordat er geschiedenis is, informatie van generatie op generatie wordt overgedragen. Deze geschiedenis is de basis voor onze gaven, maar ook voor onze beperkingen. Immers, we maken geen blanco start, maar zitten vast aan de geschiedenis. Een aardig voor-beeld is het menselijk oog. De zenuwen die van het netvlies komen, vertrekken niet van de achterzijde van het netvlies, maar van de voorkant. Als bundel worden ze vervolgens door het netvlies heen richting hersenen geleid. Daardoor hebben wij een 'blinde vlek', waar we echter zo aan gewend zijn dat we dat meestal niet merken. Een verstandige ingenieur zou de bedrading echter anders leggen; aanvoer van licht en afvoer van signalen kunnen beter gescheiden worden. Maar nu het menselijke oog zo is, is het niet waarschijnlijk dat de evolutie ooit nog de andere, betere oplossing zal kunnen vinden. Dat we te maken hebben met geschiedenis blijkt duidelijk bij de minder goede oplossingen, ontwikkeld uit aanpassingen die gunstig waren in eerdere stadia. Er is geen anticipatie, geen vooruitziende blik waarbij in een stadium dat dat nog niet gunstig was alvast een bepaalde route werd gekozen omdat dat later beter zou uitpakken.

(33)

Thema 6. Gelukkige transformaties Het gif

werd een gave, zuurstof

een beschermend kleed. Miljarden jaren later

cellen smelten samen, sex, ouderdom en dood, nieuwe vormen

nieuw bedrog. Een enkele

langzame longvis glibberde over de rand; zo kwamen amfibieën tot stand. Succesvol leven

een ramp voorbij

een nieuw getij.

De Aarde vormde zich ongeveer viereneenhalfmiljardjaar geleden. De Aarde had toen nog geen atmosfeer met zuurstof. Ook de ozon-laag hoog in de atmosfeer was er nog niet. Dat is, gezien vanuit ons belang, een groot gemis, want juist de ozon-laag filtert veel destructief ultraviolet licht weg. De geschiedenis van de atmosfeer bevestigt hoezeer ons bestaan afhankelijk is van veel van datgene wat er aan ons vooraf is gegaan.

In het begin was de Zon nog beduidend minder fel. De Aarde was koud; water was meestal stevig bevroren. Er vormde zich een atmos-feer van kooldioxide en stikstof. Daardoor ontstond een broeikas-effect; de Aarde hield meer warmte vast en de temperatuur steeg. Het water smolt, waardoor de eerste oceanen konden ontstaan. Kooldioxide is goed oplosbaar in water. Regen, rivieren en oceanen namen CO2 uit

(34)

broeikas-effect geleidelijk ongedaan gemaakt, juist toen de lichtsterkte van de Zon toenam.

Bij onze naaste buur, de planeet Venus, liep het net even anders. De temperatuur was iets hoger, waardoor zich geen oceanen vormden maar het water als waterdamp in de atmosfeer terecht kwam. Daardoor bleef er een atmosfeer met veel kooldioxide. Toen de Zon feller ging schijnen, escaleerde het broeikas-effect nog verder, zodat het nu een planeet is met een zeer dichte atmosfeer (duizend keer de druk op Aarde) en een zeer heet oppervlak.

Wij hebben geluk gehad met de temperatuur. Ook met zuurstof hebben we geluk gehad. Zuurstof is een schadelijke stof. Niet alleen doet het ijzer roesten, maar ook andere stoffen worden aangetast door oxydatie. Daarom is het gelukkig dat er in het begin op Aarde geen vrije zuurstof was. Anders waren de eerste complexe moleculen misschien al snel afgebroken. Zuurstof is later in de atmosfeer gekomen door eencellige algen die foto-synthese ontwikkelden. Zij vingen energie van de Zon op, waarbij zuurstof als een (voor hen giftig) afval-product ontstond. Eerst werd er nog veel zuurstof gebruikt voor de oxydatie van ijzererts en andere mineralen, maar vervolgens begon ruim twee miljard jaar geleden het zuurstofgehalte van de atmosfeer merkbaar te stijgen. Het huidige niveau werd zo'n 1,5 miljard jaar geleden bereikt. Door de aanwezigheid van zuurstof konden organismen ook een andere stofwisseling ontwikkelen, die veel effectiever was dan de eerdere stofwisseling die geen zuurstof gebruikte. Overigens zijn er nog steeds eencelligen die geen zuurstof gebruiken en die er ook niet tegen kunnen. Dat geldt onder andere voor soorten die bij hete bronnen in oceanen voorkomen, maar ook voor soorten die in ons inwendige leven.

Zuurstof maakte een efficiëntere stofwisseling mogelijk. Het had bovendien nog andere grote gevolgen. Uit de zuurstof (O2) in de

atmosfeer vormde zich ook een laag met ozon (O,), die effectief het ultraviolet filterde. De Aarde nam minder warmte op, juist toen de Zon feller ging stralen. En de ozonlaag maakte leven op het land mogelijk; tot die tijd was leven onder water vanwege de UV-straling veel veiliger. 'Het gif werd een gave, zuurstof een beschermend kleed'.

(35)

dit soort systemen op een dramatische wijze. Dat leidt tot veranderin-gen die veel sneller verlopen dan daarvoor door natuurlijke oorzaken gebeurde. De gevolgen van ons handelen zijn overigens niet eenduidig, omdat er zo ontzettend veel verschillende mechanismen dooreen werken, ten dele versterkend en ten dele verzwakkend. Wij zijn afhankelijk van deze gave, en hebben de opgave - voor onze kinderen en kleinkinderen, maar ook voor alle andere leven op Aarde - om de door ons veroorzaakte wijzigingen te vertragen en mede daardoor de gevolgen hanteerbaar te maken.

Wij zijn geneigd om bij leven vooral te denken aan dieren: katten en leeuwen, vogeltjes en vissen. Ook bomen en andere planten zijn in ons beeld belangrijk. Echter, miljarden jaren lang waren er alleen maar eencelligen. Zo'n 3 1/2 miljard jaar geleden ontstonden de bacteriën en, als een andere levensvorm, de archae-bacteriën.Zo'n 2 1/2 miljard jaar geleden ontstonden de eukaryoten. Op het niveau van de eencelli-gen is de verscheidenheid gigantisch. Zo is de eencelli-genetische afstand tussen verschillende soorten bacteriën groter dan die tussen een mens en een plant.

Bij de eukaryoten vinden we het genetische materiaal gebundeld in een kern. Daar vinden we ook 'orgaantjes' met een eigen functie, opgenomen binnen de cel. Misschien zijn het afstammelingen van zelfstandige cellen die zijn opgenomen in de eukaryotische cel, en die zich daarin samen met de rest van de cel hebben ontwikkeld.

(36)

vernietigd worden, bijvoorbeeld door verhitting of anti-biotica, maar ze verouderen niet vanzelf. Bij de meercelligen beginnen de existen-tiële problemen die mensen zo bezig kunnen houden: sex, ouderdom en dood.

Hoe vanzelfsprekend is de uitkomst van de evolutie? Stel je voor dat vanuit eenzelfde beginsituatie nog eens leven zou ontstaan, bijvoor-beeld op een andere planeet. Als we, om een metafoor uit het video-tijdperk te gebruiken, de band terug zouden spoelen, zouden we dan hetzelfde te zien krijgen? Loopt de ontwikkeling weer uit op intelligen-te wezens, zoals wij, die ons 'wijze wijze mensen' (homo sapiens sapiens) hebben genoemd? Zijn er elders ook intelligente en morele personen in het heelal?

Een eerste vraag is of er elders ook planeten zijn die een geschikte voedingsbodem voor leven zouden kunnen zijn. Planeten zijn donker en klein, vergeleken met hun ster. Daarom zijn ze op grote afstand niet goed te zien. Toch heeft men recent, sinds oktober 1995, bij enkele sterren in onze omgeving planeten ontdekt. Men heeft zelfs de massa en de afstand tot de ster (en daarmee de vermoedelijke temperatuur) kunnen bepalen. Vermoedelijk zijn er in het heelal planeten in overvloed. Ze zijn een bijproduct bij de vorming van een ster uit een wolk van gas of stof.

(37)

Sceptici denken aan Aardse vervuiling, opgepikt in de dertienduizend jaar dat de meteoriet op Antarctica heeft gelegen, en aan andere verklaringen voor de gevonden organische stoffen. En zelfs als het echt sporen van leven zijn, dan is het de vraag of deze vondst bewijst dat leven zich in ons zonnestelsel twee keer heeft ontwikkeld. Immers, het kan zijn dat er eerder ook 'kruisbestuiving' tussen de Aarde en Mars (of omgekeerd) heeft plaats gehad. Als de oorspronkelijke interpretatie bevestigd wordt, dan levert deze meteoriet echter de eerste directe aanwijzing voor leven elders.

De ontdekking kreeg veel aandacht in kranten en op televisie. Dat is ongetwijfeld gunstig bij het werven van geld voor verder ruimte-onderzoek. De publieke aandacht ging echter niet alleen over eventuele bacteriën van een tienduizendste millimeter. Cartoons en commentaren richtten zich meteen op de vraag naar hogere vormen van leven, en met name op intelligent leven. Intelligente wezens bevolken heel wat films voor kinderen en volwassenen. Als er eenmaal een begin van leven is, hoe waarschijnlijk is het dat zich dan hogere levensvormen ontwikkelen? Op Mars is het kennelijk niet gebeurd.

De specialist in fossielen Stephen J. Gould acht de kans dat de geschiedenis enigszins hetzelfde zou hebben opgeleverd minimaal. Al zouden we een miljoen keer opnieuw beginnen, dan nog blijft het onwaarschijnlijk dat er ooit nog een wezen zoals de mens zou ontstaan. Gould kiest daarbij het beginpunt in het begin van het Cambrium, de geologische periode waarin meercellig leven is ontstaan. In een rotsformatie in Canada zijn fossielen uit die periode, zo'n 530 miljoen jaar geleden, gevonden. Daaronder zijn wel vijfentwintig zeer verschillende levensvormen die ieder tot een eigen type dieren hadden kunnen leiden, zoals de insecten en de gewervelden. Maar slechts vier van die vijfentwintig typen hebben nu nog representanten. Het had, volgens Gould, zeer wel anders kunnen lopen in de ontwikkeling van meercellig leven.

(38)

En als aan het eind van het Krijt, zo'n 65 miljoen jaar geleden, de inslag van een meteoriet of komeet geen einde had gemaakt aan de dinosaurussen, dan domineerden die misschien nu nog de Aarde; bewustzijn zou dan niet ontstaan zijn. Zij waren een succesvolle vorm van leven; door een ramp was het voor hen voorbij en ontstond ruimte voor nieuwe levensvormen. Niet in astrologische zin maar in biologi-sche zin danken we ons bestaan aan de stand van de sterren.

Nog zo'n voor ons gelukkige transformatie: als er bij de mensapen in Afrika zich niet een rechtoplopende variant had ontwikkeld, dan zouden de mensapen ondanks hun interessante mogelijkheden misschien beperkt zijn gebleven tot ecologisch gezien marginale soorten zoals de chimpansee, de bonobo (dwerg-chimpansee) en de gorilla. De mens, homo sapiens, is volgens Gould

een kleine twijg aan een onwaarschijnlijke loot van een toevallige tak van een gelukkige boom.

Het toevallige schuilt niet in een fundamenteel proces, zoals misschien bij de quantum-mechanica, of in het toevallige van genetische mutaties, maar in het samenlopen van verschillende van elkaar onafhankelijke ketens van oorzaak-en-gevolg gebeurtenissen. Zo noemen we het toeval dat je iemand op de markt treft, ook al hebben beide personen, onafhankelijk van elkaar, redenen om op dat moment op die plaats te zijn. De uitkomst van de evolutie is het gevolg van een lange geschiedenis, een verhaal van vele opeenvolgende stapjes, die ieder op zich te begrijpen zijn, maar die in hun verscheidenheid niet te overzien en niet voorspelbaar zijn.

(39)

gevonden zouden zijn. En dat ze ook op andere planeten ontstaan zouden zijn als er meercellig 'dierlijk' leven is.

Dat goede trucs op Aarde meer dan eens gevonden zijn pleit niet voor maar tegen de gedachte dat intelligentie een vanzelfsprekend product van de evolutie is. Immers, intelligentie, in hogere vorm, is slechts in één van de meer dan een miljard soorten tot stand gekomen. Ergens één van de vele wissels in een andere stand, en ons soort bewust leven zou hier nooit ontstaan zijn.

Er zijn heel veel sterren: zo'n honderdmiljard per melkwegstelsel, en er zijn binnen onze horizon zo'n honderdmiljard melkwegstelsels. Zelfs als de evolutie zelden een weg naar intelligentie ontdekt, dan nog (denk ik) zal dat in dit grote heelal ook elders wel gebeurd zijn. Maar het is niet waarschijnlijk dat dat 'om de hoek' gebeurd is; daarvoor lijkt de opkomst van ons soort intelligentie een te toevallige gebeurte-nis. Het opvangen van signalen van intelligente wezens uit onze omgeving, zeg van honderd of duizend lichtjaar afstand, acht ik dan ook uiterst onwaarschijnlijk (en zelfs bij dergelijke afstanden is 'communicatie' behoorlijk traag), om maar niet te spreken van gedachten over ontmoetingen met buitenaardse intelligenties.

(40)

Thema 7. Menswording Eergisteren

een paar miljoen jaar geleden, de East Side Story:

apen groepen jagen, roepen. Stokken, stenen, vuur

etend

van de boom der kennis

van de boom van goed en kwaad, macht, vrijheid,

verantwoordelijkheid: Beesten bleven wij,

meer werd geleverd dan besteld, meer dan te dragen?

Opkomst en ondergang van de derde chimpansee is een boek over mensen. Wij zijn zo nauw verwant aan de gewone chimpansee en de bonobo (dwerg-chimpansee),dat de aanduiding 'de derde chimpansee' op z'n plaats is. Maar er zijn ook grote verschillen. De mensapen zijn bijna uitgestorven, terwijl mensen met taal, wetenschap en techniek over de hele Aarde heersen. Hoe zijn wij ontstaan in de loop van de evolutie? Wat kunnen we leren van onze geschiedenis?

Ook op dit terrein zijn details, en soms ook hoofdzaken, omstreden. De gegevens zijn incompleet, en soms weten we ook niet zeker of de puzzelsrukjes wel bij dezelfde puzzel horen, of dat we fossiele resten van verschillende lijnen door elkaar hebben liggen. Maar onzekerheid is geen reden om niet na te denken over onze geschiedenis.

(41)

worden door vechten of dreigen beslecht. Daaruit is de conclusie getrokken dat de sociale dominantie van mannen bij mensen een natuurlijk gegeven is, waarbij hun status af zou hangen van de bereidheid om geweld te gebruiken of daarmee te dreigen. Maar bij de ook nauw verwante bonobo's blijken de verhoudingen binnen de groep heel anders bepaald te worden. Vrouwtjes zijn daar dominant, en conflicten worden vaker met sex dan met geweld tot een einde gebracht. Kortom, een eenduidige les over 'de menselijke aard' is uit vergelijkingen met mensapen niet te trekken.

Evolutie van de moderne mens

Misschien kunnen we wat leren door te kijken naar de geschiedenis van de menswording, sinds de laatste voorouders die we met de chimpansees gemeenschappelijk hadden. Slechts vijf of zes miljoen jaar geleden trad de scheiding op tussen onze voorouderlijke lijn en die van de chimpansees en bonobo's. Fossiele resten uit de periode daarna wijzen nog niet op grotere hersenen of op rechtop lopen. Wel wijzen de kleine tanden met een stevige laag glazuur op een gevarieerd dieet. Het gaat kennelijk om wezens die zich aan konden passen aan verschillende omstandigheden.

Zo'n 2,5 miljoen jaar geleden werd het klimaat koeler. In Oost-Afrika veranderde regenwoud in open grasland; aan de westzijde van de Grote Slenk (de Raft Valley, waarin tegenwoordig een aantal grote meren liggen) handhaafde zich het regenwoud. De ontwikkeling van onze soort is in deze periode een 'East Side Story'. De savanne vroeg om aanpassingen. Uit deze periode dateren verschillende fossielen, zowel van zwaargebouwde ('robuuste') individuen als van lichter gebouwde ('graciele') individuen. Er ontstonden verschillende soorten. Op grond van fossielen onderscheiden onderzoekers o.a. paranthropus robustus, paranthropus boisei en australopithecus africanus, en ook homo habilis. Voor het leven op de savanne was rechtop lopen en jagen in groepen gunstig. Uit deze periode lijken de oudste stenen werktuigen te dateren (uit Hadar in Ethiopië, zo'n 2,6 miljoen jaar geleden).

(42)

Azië. Individuen van deze soort ontwikkelden een dubbelzijdige handbijl met gebogen oppervlakken, met scherpere randen (Acheu-lische cultuur). Ook gebruikten zij vuur. Dat wijst op een verdere toename van mentale vermogens.

De volgende grote stap betreft het ontstaan van homo sapiens uit homo erectus, honderd- of tweehonderdduizend jaar geleden. Is dat een ontwikkeling die in één bepaalde groep in Afrika plaats heeft gehad, waarna de nieuwe soort zich over Afrika, Europa en Azië verspreid heeft, waarbij de eerdere homo erectus het heeft afgelegd? Volgens deze theorie heeft Afrika twee keer een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de moderne mens. Er is echter ook de gedachte dat homo erectus zich op verschillende plaatsen verder heeft ontwikkeld. Door onderlinge uitwisseling zou de nieuwe soort, homo sapiens, zich gevormd hebben.

In de discussies over de evolutie van de mens is veel aandacht besteed aan Afrika. Misschien hebben echter ook Europa en Azië een rol gespeeld in de ontwikkeling van homo erectus naar homo sapiens. Dat benadrukt William Calvin, een neuroloog, in De opkomst van het v intellect. De verviervoudiging van de hersenen (vergeleken met de chimpansees) begon zo'n 2,5 miljoen jaar geleden, tegelijk met de ijstijden. Tijdens de ijstijden, die tienduizenden jaren duurden, waren er ook opmerkelijke veranderingen die zich binnen enkele jaren doorzetten. Als het klimaat aantrekkelijker werd, dan was er met name bij de bewoners van grensgebieden een bevolkingsexplosie mogelijk doordat zij nieuwe gebieden konden benutten; bij een volgende ijstijd werd de grens weer naar het zuiden gedreven, en dus de mensen ook. Door die volksverhuizingen kwamen aanpassingen die waren ontstaan in gematigde streken terecht in de genetische en culturele erfenis van alle hominiden.

(43)

bijsturen tijdens de beweging alleen gaat bij een langzame beweging. Dit vooraf coördineren zou ook een factor kunnen zijn in de ontwikke-ling van taal, met name van taal als het hanteren van geordende klanken en woorden (syntax).

In Europa leefden veertigduizend jaar geleden twee ondersoorten van homo sapiens, namelijk homo sapiens sapiens en homo sapiens nean-derthaliensis. De Cro Magnon-mensen, onze voorouders (horend bij homo sapiens sapiens), maakten kunstige rotstekeningen van dieren en fijne handgesneden voorwerpen; hun cultuur wordt de Aurignacische cultuur genoemd. Naar hun cultuur te oordelen waren ze in staat tot abstract denken en hadden ze gevoel voor schoonheid. Zij hadden waarschijnlijk ook religieuze gevoelens; zij begroeven hun doden op een speciale wijze, waarbij offergaven in het graf werden meegegeven. De andere ondersoort, de 'Neanderthaler', wordt vaak met aap-achtige trekken afgebeeld. Maar ook de Neanderthalers hadden een cultuur, de Mousterische cultuur. En als wij op dezelfde wijze hun cultuur bekijken, dan komen we tot de conclusie dat ook zij gevoel voor schoonheid hadden en in staat waren tot abstract denken. Ook zij begroeven hun doden met rituelen. En ook zij kenden hoog ontwikkeld sociaal gedrag. Zo zijn bij La Chapelle aux Samts de resten gevonden van een man die relatief oud werd, zo'n dertig jaar, hoewel hij een groot deel van zijn leven zwaar gehandicapt moet zijn geweest. De Neanderthalers zijn verdwenen. Wat er zo'n dertigduizend jaar geleden met ze gebeurd is, is niet duidelijk. Misschien zijn ze vervangen door homo sapiens sapiens. Maar misschien zijn ze ook in die groep geïntegreerd.

(44)

Evolutie van morele cultuur

Mensen zijn in de loop van de evolutie ontstaan. Dat vinden wij niet erg wanneer het gaat om het verlies van beharing. Maar het is gevoeliger wanneer het gaat om 'geestelijke' zaken. Zou een door evolutie gevormde moraal wel echt moreel zijn?

Sociaal gedrag ten opzichte van kinderen, neven en nichten is vanuit de evolutie goed te begrijpen; genen die dat bevorderen, zorgen voor zichzelf (m volgende generaties). Ook steun aan een partner volgt uit de theorie; door de gezamenlijke investering in kinderen zijn er gemeenschappelijke belangen. En als je een redelijk geheugen hebt, dan is burenhulp ook te begrijpen. Immers, een andere keer kan ik een beroep doen op de hulp van een buurvrouw. Voor een onbekende iets goeds doen, is misschien te begrijpen met de notie van 'indirecte wederkerigheid'. Door sociaal gedrag kan mijn status stijgen, en zo wordt ik indirect beloond. Ook zijn er verklaringen in termen van groepsbelang; door iets ten gunste van mijn groep (stam, dorp) te doen, is de groep beter af dan concurrerende groepen, en daar profiteren mijn kinderen en ik ook van. Een definitieve evolutionaire verklaring voor het ontstaan van moreel gedrag, en van de gewoonte om het gedrag van anderen in morele termen te beoordelen, is er nog niet, maar er zijn verschillende ideeën die samen waarschijnlijk een heel eind komen.

Wordt gedrag dat we kunnen begrijpen daardoor minder waardevol? Wij trekken onze hand weg van een vlam. Zij die dat niet deden, werden gehandicapt of kregen last van een ontsteking; zij produceer-den minder vaak nakomelingen. Maar op de vraag 'Waarom trek jij je hand terug?' is het antwoord niet 'Om meer kinderen te krijgen', maar 'Omdat het pijn doet'. Dat pijn-voelen en de reflex van het terugtrek-ken een evolutionaire geschiedenis heeft, maakt de pijn niet minder echt. En zo is het ook met moraal: dat er een evolutionaire verklaring is voor dergelijk sociaal gedrag wil niet zeggen dat we niet gemoti-veerd zijn door morele overwegingen en principes. Integendeel.

(45)

zijn bedeeld met aanzienlijke intellectuele gaven; is dat meer dan wij moreel kunnen dragen?

'Meer werd geleverd dan besteld.' Middelen kunnen voor nieuwe doeleinden gebruikt worden. De vingers zijn niet ontstaan om piano te spelen, maar ze kunnen daar wel voor worden gebruikt. In de evolutie zijn telkens nieuwe toepassingen van oude organen aan te treffen. Intelligentie en communicatie, hersenen en taal, zullen ongetwijfeld ook gebruikt zijn wanneer het niet direct ging om voedsel verwerven, vrijen, vluchten of verdedigen, in de 'vrije tijd'.

(46)

Thema 8. Profetisch verlangen Religie

cement van de stam machten van het woud de bergen, de storm, de zee geboorte en dood

meer dan het onmiddellijke een moeten, behoren,

overmacht als goden zo groot. Gisteren tienduizend jaar geleden

sloeg Kaïn Abel dood,

wij boeren eten beschaamd brood, de aarde roept, voor altijd rood? Een nieuwe tijd:

een profeet waarschuwt vorst en volk,

een timmerman vertelt: 'een man geslagen door rovers werd verzorgd

door een vijand'.

Religies zijn opgekomen in de geschiedenis van de mens. Gegevens over geloof zijn indirect; je vindt fossiele botten die wijzen op rechtop-lopen of hersengrootte, maar overtuigingen laten niet zulke eenduidige sporen na. Grafresten zijn een belangrijke bron. Ritueel begraven gebeurde al tienduizenden jaren geleden, ook bij de Neanderthalers; misschien geloofden ze toen in een voortleven na de dood.

(47)

individuen genetisch zeer nauw verwant zijn. Maar bij mensen zal dat niet het geval geweest zijn. Hoe slaagden groepen er in om samen te leven? Misschien dat daarbij rituelen en mythen nodig waren. Immers, door rituelen zoals die waarmee iemand tot krijger wordt, wordt ieders plaats in de groep bevestigd. En de mythische verhalen dragen de waarden over van generatie op generatie. Religies, of de voorlopers daarvan, zijn misschien ontstaan als 'cement van de stam'; zonder religies waren mensen misschien niet ontstaan.

Religies zijn ook opgekomen in de omgang met de 'machten van het woud, de bergen, de storm, de zee'. Als we te maken hebben met grillige gebeurtenissen, vervallen wij soms in animistische taal, alsof de dingen bezield zijn. Dat doen wij zelfs ten aanzien van technische producten: de auto 'wil' niet starten en de computer 'begrijpt ons niet'. Animistisch spreken lijkt een achterhaalde projectie; bliksems worden niet meer door toornige goden naar beneden geslingerd. Maar mensen spreken nog steeds zo, al is het dan tegenwoordig soms wat lieflijker, in de vorm van spreken met bomen of het onderkennen van een 'plan' en het ontkennen van zinloos toeval.

Religies kunnen mede zijn ontstaan vanwege de confrontatie met het toevallige, met dat wat ons overkomt, in een omgeving die we niet overzien. Te denken is, ook in onze tijd, aan crisis-situaties rond geboorte en dood. Religieuze taal is onder meer een manier van spreken in de menselijke omgang met aspecten van de werkelijkheid die wij niet overzien, niet begrijpen en niet beheersen.

Zo'n tienduizend jaar geleden is de landbouw begonnen. Meer mensen konden in kleinere gebieden, en met name in de vruchtbare rivierdalen samenwonen. Er was meer gelegenheid voor een kleine elite om de oogst te beheersen; samenlevingen werden meer hiërarchisch.

(48)

vermoord. De scheiding tussen nomade en boer is echter nog vloeiend. Kaïn gaat zwerven, en wordt de stamvader van veehouders, reizende muzikanten en rondtrekkende smeden. Zo, uit een broedermoord, tekende men de herkomst van rondtrekkend volk, zoals in Israël de Kenieten. Uit deze half-nomadische bevolkingsgroep zou onder meer de schoonvader van Mozes, Jetro, afkomstig zou zijn.

De overgang naar een landbouw-cultuur leidde tot het samenwonen van grotere groepen en de opkomst van steden doordat boeren meer kunnen produceren dan voor eigen gebruik nodig is. Het was niet alleen een economische verandering; ook waardensystemen moesten zich aanpassen. De nieuwe omstandigheden zullen tot stress hebben geleid; stress die een uitweg vond in zich wijzigende rituelen. Ieders plaats en taak in de sociale structuur moest duidelijk worden aangege-ven. Dat is dan ook een van de functies van de geboden die in het Oude Testament worden ingeprent, waaronder geboden die in algemene termen nog steeds de onze zijn (zoals de 'Tien geboden') als ook geboden die wij eerder terzijde leggen als regels uit een andere tijd.

Al deze millennia waren godsdiensten niet gericht op verandering of verlossing, maar op het voortbestaan van de sociale en kosmische orde. Priesters en machthebbers staan aan dezelfde kant. In het kader van hun geloof interpreteerden en accepteerden mensen hun leven, met alle mee- en tegenvallers. De sociale orde leek vanzelfsprekend en onwrikbaar. In het kader van de gemeenschap beaamde men het leven, de eigen positie daarbij inbegrepen, en aanvaardde men de dood.

(49)

China Confucius en Lao Tze (taoïsme). Naast de stamreligies ontstonden de wereldreligies.

Het is riskant om al te veel over gemeenschappelijke elementen te spreken; daarvoor zijn de ontwikkelingen in de verschillende culturele tradities ook te zeer verschillend. Maar tot de ontdekkingen van deze periode behoort een groter besef van individuele verantwoordelijkheid. Niet de continuering van de gemeenschap met haar vaste posities en rolverwachtingen staat voorop, maar het individu en dat wat hij (of zij) zou kunnen worden. Het huidige bestaan wordt onbevredigend geacht. In de religieuze mythen wordt het geconfronteerd met iets beters. In het hindoeïsme wordt gedacht aan bevrijding uit de kringloop der aardse bestaansvormen en in het boeddhisme aan Nirvana en verlich-ting. In het jodendom ontwikkelt zich de verwachting van een komend rijk van God; in het christendom komt dat meer individueel terug als verwachtingen omtrent verlossing en eeuwig leven.

(50)
(51)

Thema 9. Kritiek Kijken meten en tellen kennis toetsen en gezag, Verlichting

uittocht uit onmondigheid.

De opkomst van de moderne natuurwetenschappenis, achteraf gezien, een van de grootste overgangen in de menselijke geschiedenis, misschien alleen te vergelijken met de opkomst van de landbouw. Het is een hoogtepunt van zelf-kritisch nadenken. Wat hoorde allemaal bij de opkomst van wetenschap? Nieuwe instrumenten zoals de telescoop en de microscoop openden nieuwe werelden. Wiskunde werd toegepast op de werkelijkheid. In experimenten werden ideeën getoetst. Vaak ging het in experimenten om simpele situaties: ballen die langs hellende vlakken rolden, slingers die regelmatig bewogen. De theorieën die werden ontwikkeld en beproefd in die vereenvoudigde werkelijk-heid bleken ook daarbuiten toepasbaar. En ze werden steeds beter toepasbaar naar mate we met steeds meer aspecten rekening gingen houden. Nu bestudeert men complexe systemen. Die zijn zo complex dat men wel kan begrijpen hoe het systeem werkt, maar niet uit de vergelijkingen de verdere ontwikkeling van het systeem in detail kan voorspellen. Het weer is een voorbeeld: allerlei mechanismen zijn begrepen, maar tegelijk weten we ook waarom we geen betrouwbare voorspellingen voor het weer over drie weken kunnen doen.

(52)

volgens de atoomtheorie bestaat ook een massief voorwerp voor het grootste deel uit lege ruimte tussen de kernen en de elektronen. Niet alleen zijn telkens nieuwe aspecten van de werkelijkheid onderzocht, maar ook worden de ideeën over bekende gedeelten gecorrigeerd. Zo zijn we niet alleen verder gegaan in de ruimte en verder terug in de tijd, maar zijn ook ideeën over ruimte en tijd veranderd (zie de thema's l en 3).

Natuurwetenschap is niet alleen een training in kennis, in informatie over hoe de werkelijkheid nu in elkaar zou zitten. Het is ook een training in flexibiliteit, in het openstaan voor tegenspraak, in de bereidheid los te laten als ideeën niet blijken te sporen met de werkelijkheid.

Het belangrijkste boek van de negentiende eeuw is Charles Darwins boek The Origin of Species, over het ontstaan van de soorten door natuurlijke selectie (1859). Soorten worden sindsdien gezien als product van een lange 'natuurlijke historie'. Naast de opkomst van de natuurwetenschappen is oog voor de historische ontwikkeling een van de nieuwe verworvenheden van de Europese cultuur in de voorafgaan-de eeuwen. Dat werkte niet alleen door in een visie op voorafgaan-de natuur (in geologie, biologie en in deze eeuw ook in de kosmologie), maar ook op het denken over cultuur.

Ook de Bijbel werd voorwerp van historisch onderzoek. De teksten waren het werk van mensen. Wanneer waren ze opgetekend? Door wie? Waarom zeiden die het zo en niet anders? Is de tekst wel een eenheid, of meer een mozaïek, met stukjes van verschillende aard? Wat is legende en wat is betrouwbaar? De christelijke traditie werd de eerste religieuze traditie die gedwongen werd tot kritisch zelf-onder-zoek. Wat pretenderen we? Op welke basis kan dat rusten?

(53)

schap (1789) en in de Verklaring van de Rechten van de Mens (1948). De idealen zijn nooit volledig gerealiseerd, maar ze markeren wel een ontwikkeling, ook op politiek en sociaal terrein. Een steeds groter verzet tegen wrede behandeling van dieren markeert een verdere verbreding van onze horizon in dit opzicht.

De filosoof Immanuel Kant noemde aan het eind van de achttiende eeuw de Verlichting de uittocht van mensen uit onmondigheid, en wel uit onmondigheid die zij aan zichzelf te danken hebben. Dat laatste weet ik niet zo zeker; onmondigheid was meer een erfenis van de geschiedenis. Maar een uittocht uit onmondigheid, dat is deze periode inderdaad. Mensen zijn nooit eerder zich zo bewust geweest van de mogelijkheid om kennis te toetsen en gezag ter verantwoording te roepen. Samen hebben deze eeuwen een mix opgeleverd die vanuit de westerse cultuur over de hele wereld invloed heeft gekregen. Ik zie dat als een groot goed. Wij hebben iets ontdekt wat de moeite waard is. Er is natuurlijk veel onrecht gedaan in de naam van 'beschaving' en 'rede'. Maar we hoeven niet uit schuldbesef te doen alsof er niet iets belangrijks gebeurd is in deze eeuwen. Met name de opkomst van de natuurwetenschappen, van historisch besef, van het politieke gelijk-heids- en vrijheidsideaal en van de sociale rol van de democratische staat zijn niet zomaar cultuurverschijnselen, naar wens in te ruilen voor producten uit andere culturen en andere tijden. Het zijn moreel geïnspireerde momenten in de ontwikkeling van een kritische attitude ten opzichte van kennisclaims en morele claims, in de ontwikkeling van verzet tegen totalitaire regimes en tegen macht op basis van autoriteit en geweld. Wetenschapen de daardoor gevormde cultuur zijn een belangrijke etappe op de weg naar 'hogere' vormen van leven, waarbij 'hoger' niet in een of andere biologische zin bedoeld wordt. Het is bedoeld in geestelijke zin, als groei in moraal en kritische zin ten opzichte van ons en anderen.

(54)

de voortzetting van een oude traditie, als wel een vorm van ingraven in een eigen stelling, die soms zelfs met geweld wordt verdedigd.

(55)

Thema 10. Verantwoordelijkheid Met ons kistje

vol letters en verhalen op weg

in deze tijd. Tussen hoop en vrees

onze naasten het leven hier op Aarde, tussen hoop en vrees

het grootse project van denken en mededogen, op een weg van vrijheid.

In het kinderboek De zoon van de woordbouwer van Frank Herzen wordt een jongen, Kleine Woord, op pad gestuurd. Van zijn vader krijgt hij op zijn levensreis een kistje met letters mee. Gaandeweg ontdekt Kleine Woord de betekenis van de letters. Ook wij zijn op ons levenspad voorzien van een kistje met letters en verhalen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

name uit naar Latijns-Amerika. · In talloze landen heersen dictaturen die vervolgen, ontvoeren, martelen en moor- den. Kranten warden verboden, godsdien-

Ontdekt in kosmische straling door Neddermeyer en Anderson (1936) Lijkt identiek aan het elektron, maar 200 keer zo massief. Vervalt binnen

Ontdekt in kosmische straling door Neddermeyer en Anderson (1936) Lijkt identiek aan het elektron, maar 200 keer zo massief. Vervalt binnen

absorptiespectrum ontstaat als we wit licht laten invallen op een koud gas. De golflengtes die horen bij het element dat zich in het gas bevindt worden dan geabsorbeerd en

Sleep de ster naar het gebied van de witte dwergen, en ga na dat deze sterren (inderdaad) heel klein en witachtig van kleur zijn.. In het HRD van de simulatie is ook de straal van

Hoe groot is ongeveer de verhouding van de straal van de grootste superreus (Antares) en de kleinste witte dwerg (Sirius B).. Waardoor loopt het stralingsvermogen van de sterren

Als het aantal gasmoleculen met een bepaalde waarde van de kinetische energie wordt uitgezet tegen die kinetische energie, dan ontstaat een diagram zoals dat van figuur 2.. Uit

Gauss, Bolyai en Lo- batchevsky, de non-Euclideans, zoals O’Shea ze noemt, rekenen in het begin van de negen- tiende eeuw af met de pretentie van de eucli- dische meetkunde als