lN DIT NUMMER
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
DO CUM ENT A TIECENTRUM NEDERLANDSE POLITIEKE
PARTIJEN Naar wat voor een toekomst zijn wij onderweg? Welk toekomstbeeld ziet u voor uzelf, in uw persoonlijk leven, staatkundig, economisch, cultureel, politiek? Wat benauwt u, als u vanaf de plaats en positie die u inneemt om u heen kijkt, waarvan u zegt: het is misschien nog 'in de knop' aanwezig, maar het is er!
Over deze vragen hebben de volgende personen 'vakantiebrieven' geschreven die in dit zomernummer zijn opgenomen:
348 mr. B. J. Asscher 399 B. Knapen
350 mr. drs. J. P. Balkenende 401 prof. mr. J. C. M. Leijten 353 drs. T.B. F. M. Brinkel 404 A. Malthijsen
355 C. P. Bruins 406 Zr. Teresini Metternich
358 prof. dr. J. J. van Cuilenburg 409 dr. R. J. Mooi 361 drs. N. Derksen 411 drs. R. M. Naftaniel 363 mr. H. Drop 413 prof. dr. A. Th. Peperzak 366 mevrouw mr. E. Elkerbout 416 prof. ir. H. van Riessen 368 prof. dr. H. Galjaard 419 dr. G. van Roon 372 ing. A. van de Glind 421 dr. J. A. Schipper 375 prof. dr. W. Goddijn o.f.m. 423 dr. ir. W. Schut
379 P. Hazenbosch 424 prof. dr. P. A. E Sillevis Smitt 382 mr. A. Herstel 427 ir. A. C. Sjoersma
387 drs. G. A.M. van den Heuvel 429 A. Soetendorp
390 mr. J. Hollander 431 mevrouw drs. M. ter Steeg 393 mr. E. Jurgens 433 mevrouw dr. Mady A. Thung 395 mevrouw C. C. Kakes-Veen 435 prof. dr. C. W. M. Verhoeven 397 prof. J. Kerkhots s.j. 437 prof. dr. J. P. V ersteeg
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
COLUMN 34(
Toekomstverwachtingen
Wij hebben het jarenlang als een verre toekomst ervaren waar wij ons niet druk
no~h bezorgd over behoefden te maken, maar binnen een half jaar is het zo ver:
1984!
En het lijkt er op alsof de toekomst en de toekomstverwachting van mensen som- berder worden naarmate wij dit magische jaar naderen. Men kan bijvoorbeeld al niet meer aankomen met een betoog dat uitsluitend gaat over de economische cri- sis; wil men aanspraak maken op enig ge- zag, dan zal tenminste gesproken dienen te worden over een crisis in de westerse beschaving die op zovele terreinen van het leven haar verwoestende sporen achter- laat.
Toekomst en toekomstverwachting heb- ben iets van doen met het levensgevoel van mensen. Dat levensgevoel nu is voor politieke partijen van groot gewicht. Men kan zich afvragen of politieke partijen - en dat geldt ook voor het CDA- zich hiervan voldoende rekenschap geven.
Voelen politici aan in welke richting onze samenleving zich beweegt? Is er een vol- doende besef van het klimaat van onze cultuur? Of zijn christen-democraten daar niet gevoelig voor? Het is voor een zo brede volkspartij niet te hopen.
In dit bijzondere zomernummer wil de re- dactie een groot aantal mensen aan het woord laten over hun toekomstverwach- ting. Wij hebben hun de volgende vra- gen voorgelegd: Naar wat voor een toe-
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
komst zijn wij onderweg? Welk toekomst- beeld ziet u voor uzelf, in uw persoonlijk leven, star.tkundig, economisch, cultu- reel, politiek? Wat benauwt u, als u vanaf de plaats en positie die u inneemt om u heen kijkt? Maar ook: welke hoopvolle ontwikkelingen ziet u om u heen, waarvan u zegt: het is misschien nog maar 'in de knop' aanwezig, maar het is er!
Naar deze impressies van vrees en hoop, van afbraak en perspectief zijn wij in dit bijzondere nummer van ons blad op zoek Zij kunnen ons naar wij hopen zicht ge- ven op een mentaliteit, een lijn van den- ken en handelen waar een politieke partij zich rekenschap van dient te geven.
Dit verzoek om in ons zomernummer te schrijven hebben wij gericht aan een aan- tal mensen uit zeer uiteenlopende kringen in onze samenleving. Aan mensen die lid zijn van het CDA en die dat niet zijn. Aan mensen die er graag voor uit komen christen te zijn; die daar voor zichzelf niet zo zeker van zijn of die er zeker van zijn dat zij dat niet zijn. Wij willen in dit nummer mensen aan het woord laten die ergens voor staan en met wie wij, ondanks mogelijke verschillen, toch een verwant- schap voelen vanwege de herkenning van hun engagement.
Wij hebben hun gevraagd in deze zin voor
ons blad een wat wij willen noemen 'va-
kantiebrief' te schrijven. Met deze vorm
willen wij aangeven dat het ons niet zo-
zeer om zwaarwichtige en uitvoerige be-
COLUMN
schouwingen gaat, maar meer om een brief: verhalend en mededeelzaam van aard, maar wel opgesteld in een moment van bezinning.
Dit nummer is voor de redactie enigszins een waagstuk. Dat zal het ook voor de schrijvers zijn: de meesten van hen zullen niet regelmatig schrijven in een politiek tijdschrift, zeker niet over de vragen die hun gesteld zijn.
Een kleine veertig aangeschrevenen heb- ben positief op onze uitnodiging gerea- geerd: zij worden in alfabetische volgorde opgenomen. De brieven worden gepubli- ceerd zoals wij ze hebben ontvangen; an- ders dan bij artikelen, waarbij zo nodig aanpassingen vanwege de redactie aan de schrijver worden voorgesteld. Bij de opzet van dit nummer paste het evenwel, de in- zendingen te aanvaarden zoals wij ze ont- vingen. Het is derhalve in meer dan één
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
drs. H. Borstlap
opzicht een vakantienummer geworden:
niet alleen vanwege het moment dat de
lezer er kennis van zal nemen, maar in
zekere zin ook voor de redactie.
TOEKOMSTVERWACHTT'iGEN 348
Mr. B. J. Asscher (1925) is sedert 1977 vice-president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam.
Incidenten en creativiteit
Terwijl ik dit schrijf regent het, aan één stuk door.
Toch had de Bilt zonnige perioden voor- speld.
Meteoroloog zijn is niet gemakkelijk. Hij wordt vaker dan hem lief is geconfron- teerd met zijn onvermogen een juiste prognose te geven.
Dan heeft de futuroloog het eenvoudiger.
Indien er al iemand naar hem luistert zal zijn ongelijk pas blijken als hij al niet meer onder de levenden is.
Wat doen meteorologen en futurologen nu verkeerd, dat hun uitkomsten er zo vaak naast zijn? Ik heb van geen van bei- de beroepen enig verstand, dus moet die vraag niet zo moeilijk te beantwoorden zijn.
Beiden kennen een aantal gegevens uit het verleden en observeren vervolgens de overeenkomstige gegevens uit het heden.
Men verbindt die gegevens alsof het pun- ten waren door een lijn, die men door- trekt. Daardoor ontstaat een beeld van de toekomst. Zo heeft men bij voorbeeld in de afgelopen decennia de groei van onze bevolking en een aantal daarmee samen- hangende voorzieningen diverse malen
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
foutief voorspeld.
Hoe komt het nu, dat die aldus verkregen toekomstbeelden onjuist zijn gebleken?
De fout lijkt mij te zijn, dat men het in- wonertal van Nederland niet als een feit mag hanteren. Men moet het beschouwen als een toestand, een toestand die is ont- staan door talloze elkaar tegenstrevende factmen (bijv. geboorte-sterfte, emigratie- immigratie), maar ook vele andere, die wellicht niet eens op eenvoudige wijze als factor definiëerbaar zijn. Verandert één van die factoren, of valt hij weg, of ko- men er nieuwe, andere, dan ontstaat een nieuwe evenwichtstoestand. Sommige fac- toren kan men beheersen, andere in het geheel niet. Soms ook treden volledig on- voorziene neven-effecten op. Zo had de invoering van de bromfietshelm, bedoeld als voorschrift in het belang van de ver- keersveiligheid, als onverwacht (maar welkom) neven-effect een spectaculaire daling van het aantal bromfietsdiefstallen.
Regeren is vooruitzien. Maar hoe moet men regeren als beroeps-vooruitzieners zoals meteorologen en futurologen het af laten weten.
In alle bescheidenheid denk ik dat we
TOEKOMSTVERWACHTINGEN niet zo ver vooruit moeten kijken. We kunnen het niet. En als we het proberen worden we het niet eens. Onze argumen- ten zijn natuurlijk beter dan die van onze tegenstanders, maar we kunnen het niet bewijzen. Dat betekent natuurlijk niet dat alle denken over een verder gelegen toe- komst zonder zin zou zijn. In dit verband wil ik echter niet méér zeggen, dan dat het lange-termijndenken nauwelijks be- palend kan zijn voor de inhoud van be- slissingen, die een beslisser moet nemen.
Hoe komt men dan tot beslissingen, als het niet mag zijn op basis van toekomst- verwachtingen en -voorspellingen op lan- gere termijn.
Uitgangspunt is natuurlijk, dat de beslis- ser een visie heeft vanuit zijn levensbe- schouwing, zijn politieke voorkeur, zijn geloof of daarmee op één lijn te stellen notities. Daarvan uitgaande zal de beslis- ser nimmer beslissingen mogen nemen of nastreven op de uitsluitende grond, dat ze de verwezenlijking van zijn visie dichterbij brengen. Doet hij dat toch, dan zal hij een reputatie als 'drammer' opbouwen, en uiteindelijk weinig of niets van zijn idealen kunnen verwerkelijken. De enige beslisser die dat wel kan is de dictator, die ik hier buiten beschouwing mag laten.
Er moet dus nog een tweede grond of aanleiding voor een beslissing zijn. Die tweede grond noem ik het 'incident'. Doet zich een incident voor, dan lijkt het voor de oppervlakkige beschouwer alsof de ge- nomen beslissing niet anders is geweest dan een reactie op het incident. De Be- slisser (nu met een hoofdletter) weet beter. Voor hem ligt in het incident de mogelijkheid besloten voor een reactie die in het gevlij is met zijn lange-termijnvisie.
De kracht van de beslisser ligt in zijn vermogen door beslissingen in incidenten zijn grote doel dichterbij te brengen.
Daarom ziet hij het tevens als zijn op- dracht te verhinderen, dat bij reacties op incidenten wordt teruggegrepen naar 'vroeger'. Wie dat soort regressie pleegt
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
begaat een kardinale fout. Wie bij voor- beeld zegt, dat het minimum jeugdloon moet worden afgeschaft om de economie gezond te maken, en daarbij slechts voor heeft een zijns inziens foutieve maatregel ongedaan te maken, bezondigt zich aan dezelfde simplificatie als de man die zegt dat in tweeduizend zoveel onze energie op is.
De ware beslisser verwelkomt incidenten.
Hij herkent ze, hij voorziet ze, eerder dan anderen. Slechts bedreigt hem het risico, dat hij ze wil gaan uitlokken, dat hij ze laat ontstaan. Dan is hij manipulator ge- worden, de tegenpool van de dictator, en daardoor in gevaar aan hem gelijk.
Wij leven in een incidentrijke tijd. De noodzaak om te bezuinigen kan onze be- slissingsdrang, onze creativiteit en onze inventiviteit prikkelen. Een voorbeeld: de gedachte aan een alternatieve straf (dienstverlening) ontstond in een tijd dat wij de nadelen van de korte onvoorwaar- delijke vrijheidsstraf zeer duidelijk zagen (wèl stigmatisering, maar daartegenover door de korte duur van de straf geen mo- gelijkheid tot positieve gedragsbeïnvloe- ding). De dienstverlening wordt thans een succes. Waarom? Omdat het een veel goedkopere straf is dan de gevangenis- straf. Dat is geen slechte zaak. Integen- deel!
Ik verwacht van onze beslissers niet méér dan dat zij incidenten herkennen en er creatief op reageren en dat zij dat vermo- gen op anderen weten over te dragen. Dan zijn incidenten niet langer de gebeurtenis- sen waardoor regeerders worden gestoord in hun bezigheden. Neen, dan vormt de behandeling ervan juist het meest wezen- lijke van hun taak.
In de brief van uw redactie-secretaris die aanleiding vormde tot vorenstaande be- schouwing stelt hij mij de vraag, wat mij benauwt, als ik om mij heen kijk vanaf de plaats en de positie die ik inneem.
Het antwoord mag duidelijk zijn. Niets!
Als tenminste onze beslissers in staat zul-
TOEKOMSTVERW ACHTI"'GEN len blijken de actuele problemen waar- voor zij zijn gesteld te lijf te gaan met re- acties waarin hun visie op de achtergrond meespeelt.
Aldus scheppen onze beslissers het !di- maat, waarin de samenleving zich kan ontplooien en ontwikkelen. De crisis,
350
waarin onze economie zich bevindt, zou dan best eens gelijk elk incident een 'bles- sing in disguise' kunnen zijn. En de toe- komst een vooruitzicht, waarvoor men niet benauwd behoeft te zijn.
Af en toe een bui, maar ook zonnige perioden.
Mr. drs. J. P. Balkenende (27) is werkzaam hij de af- deling juridische zaken van het Bureau van de Acade- mische Raad en lid van de gemeenteraad van
Amstelveen voor het CDA.
Over perspectieven gesproken
Naar wat voor een toekomst zijn wij on- derweg? Welk toekomstbeeld bestaat er op staatkundig, economisch, politiek en cultureel terrein? Welke ontwikkelingen zijn benauwend, welke hoopvol?
Het zoeken naar antwoorden op deze vra- gen van de redactie van Christen Demo- cratische Verkenningen is verre van een- voudig. Ondanks de in wetenschappelijke kring ontwikkelde methoden van toe- komstvoorspelling en de vele boeken, waarin verschillende 'toekomstscenario's' elkaar afwisselen, blijft het beeld voor de komende decennia duister en onzeker.
Daar komt bij dat de 'toekomst' niet iets is dat zomaar op ons afkomt. Integendeel, mensen van 1983 bouwen nu aan die toe- komst en zijn medeverantwoordelijk voor hetgeen in die jaren zal geschieden. De
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-R/83
vraag 'naar wat voor een toekomst zijn wij onderweg' kan en mag daarom niet los worden gezien van de vraag 'welke toekomst willen wij'. Tussen idealen en toekomstige realiteit bestaat een wissel- werking. Besef van dat gegeven leidt er- toe dat men vorm zal willen geven aan die toekomst, anders gezegd: het leidt tot politiek handelen.
Een aspect, dat voor de toekomst van groot belang is - en waartoe ik me nu be- perk-, is het karakter van het overheids- ingrijpen in het maatschappelijk leven.
Gedurende lange tijd heeft de overheid
zich terughoudend opgesteld: haar taak
was beperkt tot het waarborgen van de
fundamentele vrijheden en rechten van de
burgers. Gaandeweg nam het overheids-
TOEKOMSTVERWACHTINGEN ingrijpen echter toe. Naast de klassieke grondrechten ontstonden de sociale grondrechten, die de overheid dwongen tot een actief en stimulerend optreden.
Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd deze ontwikkeling zichtbaar. Na de
"welvaartsstaat' van de '60-er en begin '70-er jaren, zijn we uiteindelijk beland bij de verzorgingsstaat of- beter - de verzorgingsmaatschappij; een maatschap- pij waarin de overheid enerzijds de bur- ger met nagenoeg volledige zorg omringt en anderzijds op elk maatschappelijk ter- rein haar invloed en macht doet gelden.
Wanneer men het huidige functioneren van de centrale overheid beziet en acht slaat op de daarop betrekking hebbende gedachten en visies, lijkt het of zich in de geschetste ontwikkeling van de Neder- landse staat en de daaraan ten grondslag liggende politieke cultuur momenteel een kentering voltrekt.
Ruim 10 jaar geleden was het politieke klimaat in zekere zin tegengesteld aan het tegenwoordige. Destijds werd van de overheid bijna alles verwacht; regelgeving gericht op o.m. de verbetering van het milieu en de kwaliteit van de arbeid stond voorop. We maakten ons druk om inspraak, medezeggenschap en rechtsbe- scherming. Dat alles in een context waarin de rendementen van het bedrijfsleven - lees: de winsten- sceptisch werden be- zien, de meeste jongeren 'progressief' wil- den zijn en idealisme en 'verbeterings- drang' de boventoon voerden.
Vandaag de dag staan het tempo van re- alisering van beleidsvoornemens, 'daad- kracht' van het bestuur en deregulering centraal. Privatisering is 'in' en realisme lijkt hét politieke uitgangspunt bij uitstek.
De vraag kan gesteld worden hoe de macht van en de wijze van machtsuitoefe- ning door de centrale overheid zich in de toekomst zullen verhouden tot de sprei- ding van verantwoordelijkheden, decen- tralisatie en zelfwerkzaamheid van de
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
351 burgers. In dit licht zal ook het vraagstuk van de met name door het kabinet- Lubbers voorgestane 'deregulering' moe- ten worden bezien.
Deregulering- aanvankelijk vooral be- doeld als een methode ten behoeve van het bedrijfsleven om het juk van een schier eindeloze reeks vergunningen, hef- fingen en andere verplichtingen te ver- lichten- is thans een niet eenduidige term. Wanneer met deregulering wordt gedoeld op het inzichtelijk en duidelijker maken van wetgeving, vereenvoudiging van regelingen en verbetering van de sa- menhang daarvan en afschaffing van daadwerkelijk overbodige wetsartikelen, dan kan daartegen geen bezwaar worden aangevoerd. Wie is immers niet gebaat bij een goed toegankelijk rechtssysteem?
Wanneer deregulering evenwelleidt tot afschaffing van wettelijke normen (bijv.
in de milieuwetgeving), een gewijzigde be- voegdheidsverdeling ten gunste van het centrale gezag (te denken valt aan de mid- delentoewijzing aan het wetenschappelijk onderwijs) en inkrimping van waarborgen (o.m. rechtsbescherming), dan is de grootst mogelijke voorzichtigheid en te- rughoudendheid geboden.
Met name de plaats van de waarborgen in het staatsrechtelijk bestel is van cruci- aal belang indien men de beginselen van onze rechtsstaat - die, zo lijkt het, steeds meer onder druk komen te staan- in ere wenst te houden. Voorts zullen ook de schaduwzijden van deregulering nauwlet- tend in het oog moeten worden gehouden.
Het voorbeeld van de kleine luchtvracht- vervoerders in de Verenigde Staten, van wie de meesten het niet meer konden bol- werken na de deregulering van de tarief- stelling, is veelzeggend.
De wetgever, die verantwoordelijk was
voor de toenemende regelgeving in het
verleden, staat nu voor de vraag welke
wegen, met het oog op de toekomst,
thans moeten worden ingeslagen.
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
Hoe het proces van deregulering ook zal verlopen en wat de resultaten ervan uit- eindelijk zullen zijn, het is niet ondenk- baar dat in de nabije toekomst de centra- le overheid en met name de onderschei- den departementen in toenemende mate en op een andere wijze dan voorheen in staat zullen zijn hun beleidsvoornemens te realiseren. Wellicht dat de sanering van adviesorganen, de globale regelstel- ling, mandatering door het parlement en de huidige planning in dit kader moeten worden gezien. Tegelijkertijd dringt zich de vraag op hoe deze ontwikkeling in overeenstemming kan worden gebracht met één van de grondgedachten van het christen-democratisch denken: de ge- spreide verantwoordelijkheid. Meer nog dan in het verleden moet worden bena- drukt dat alleen een gezamenlijke aan- pak van overheid, maatschappelijke or- ganisaties en burgers een uitweg kan bie- den voor de problemen, die zich momen- teel op elk maatschappelijk terrein mani- festeren. Gemeenschapsbcsef wordt niet bereikt door 'éénrichtingsverkeer van bo- venaf', het komt slechts tot stand door onderling vertrouwen en wederzijds res- pect. In dat licht bezien zou deregulering een positieve bijdrage kunnen leveren aan de vormgeving van die gespreide verant- woordelijkheid.
Is de centrale overheid bereid en in staat om lagere bestuursorganen, maatschappe- lijke organisaties en burgers te doordrin- gen van haar wens om gezamenlijk tot op- lossingen te komen- hetgeen van tijd tot tijd een vrijwillige terugtred harerzijds impliceert-, en weet zij hen te overtui- gen van de eerlijkheid en oprechtheid van haar bedoelingen, dan is er wis en waarachtig perspectief. En perspectieven zijn, in een tijd waarin toekomstbeelden duister en onzeker zijn en de vooruitzich- ten somber, meer dan ooit noodzakelijk.
Een voorbeeld van de heilzame werking van de hierbedoelde gezamenlijke aanpak
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
352 -en daarmee sluit ik deze 'vakantiebrief' af- is het jeugdwerkloosheidsbeleid in Amstelveen.
Nadat de gemeentelijke sociale dienst be- gin vorig jaar een eerste inventarisatie van de werkloosheid onder jongeren had gemaakt, nam de plaatselijke CDJA-af- dcling het initiatief en organiseerde in de maand mei een gespreksavond over het thema jeugdwerkloosheid. Hiervoor wer- den politieke (jongeren-)organisaties, vak- bonden, sociaal-cultureel werk, kerkelijke jeugdraden e.a. uitgenodigd.
Dit gesprek mondde uit in de oprichting van de 'Overleggroep J eugdwerkloos- heid', die bestaat uit vertegenwoordigers van o.m. Opbouwwerk, Hervormde Jeugdraad, PSP, PPR en CDJA. De overleggroep, gaandeweg aangevuld met werkloze jongeren, ging aan het werk en ontvouwde plannen. Intussen -het was toen november- diende de CDA-gemeen- teraadsfractie een, naderhand door de volledige raad gesteund, amendement op de begroting in, waardoor een extra be- drag werd gevoteerd voor de bestrijding van de (jeugd-)werkloosheid. Concrete resultaten : mede door toedoen van de gemeente heeft de overleggroep de be- schikking gekregen over een schoolge- bouw, waarin verschillende projecten ge- huisvest zullen worden. Enkele tientallen jongeren zijn daar inmiddels actief en enthousiast mee bezig. De gemeente zelf zorgt voor 10 à 15 stageplaatsen voor jonge werklozen, terwijl voorts bezien zal worden op welke wijze het bedrijfsleven in deze moet worden benaderd. Over pers- pectieven gesproken!
Naar wat voor een toekomst zijn wij on- derweg en welke toekomst willen wij?
Twee vragen die ten nauwste met elkaar
samenhangen. Die toekomst, ondanks alle
sombere voorspellingen en verwachtingen,
niet zien als een schrikbeeld, maar als een
uitdaging tot politiek handelen; dat is de
opdracht voor de politiek anno 1983,
ook, ja juist, voor het CDA!
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
Drs. T.B. F. M. Brinkelisop 20 januari j.l. afge- studeerd in de Nieuwe Geschiedenis. Momenteel ver- richt hij vrijwillige werkzaamheden voor de Stichting Vredespolitiek en voor het CDA-Tweede Kamerlid R.
Oomcn-Ruijten. Hij is voorzitter van de CDJA-kern Leiden.
Mijn beste CDA
Het wordt tijd dat ik je eens een lange brief schrijf. Het lijkt me goed om je op deze manier eens te vertellen wat ik op mijn lever heb. Ik ben namelijk erg bang dat er in Nederland een nieuw soort pola- risatie, bijna een klassenstrijd aan het ont- staan is. En dat is iets waar jij en ik een broertje aan dood hebben. Je zult merken dat ik daarin wel een kant kies. Maar dat komt omdat de omstandigheden me daar- toe dwingen, ik kan eigenlijk niet anders.
Ik zou ook liever willen dat het niet zo was en ik sta natuurlijk open voor de andere kant van de zaak. Maar ik denk dat je er zèlf wat aan hebt, als je met dit eenzijdige verhaal geconfronteerd wordt.
Want ik vraag me af, of je er wel enig idee van hebt hoe het is om geen baan te mo- gen hebben. Of om vrijwilligerswerk te doen, hetgeen wil zeggen dat je volwaar- dig en zwaar werk verricht zonder dat daar een redelijke beloning tegenover staat. En dat je desondanks getekend bent als uitkeringstrekker. Kun je je voor- stellen dat er werkloze jongeren zijn - die wel willen werken, maar niet mogen- die er geen gat meer in zien? Dat ze zich af-
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
zetten tegen de samenleving die hen niet nodig heeft? 'Uw rechtsstaat is de onze niet' is een noodkreet die uit die teleur- stelling voortkomt. En met die teleurstel- ling wordt de werkloze dagelijks gecon- fronteerd.
Bijvoorbeeld bij zoiets simpels als het ko- pen van een treinkaartje. We hebben alle- maal wel eens meegemaakt dat er maar twee van de vijf loketten open zijn. En dat de rijen zo lang zijn, dat je je trein mist, als je eenmaal een kaartje hebt kun- nen kopen. Voor iedereen is het vervelend dan te zien dat ze hebben moeten wach- ten, omdat een deel van het personeel koffiepauze had. Maar als geen werk hebt is het wel bijzonder wrang te moeten con- stateren, dat degenen die wèl een baan hebben, zich die luxe kunnen permitteren.
En die luxe kunnen afwentelen op jou.
Als je werk hebt, heb je rechten. Want
het blijkt voor de 'haves' onvoldoende te
zijn om alleen betaald te worden voor de
tijden die ze daadwerkelijk werken. Ze
hebben allerlei extra's, zoals vakantiegeld,
decembergratificatie en wat er niet meer
voor bonussen in de CAO's zijn binnen-
gehaald. Sommigen verdienen met hun
TOEKOMSTVERW ACHTI:"GEN
werk veel en kunnen zich een eigen huis veroorloven. Voor hen is er een bijzon- dere financiële attractie, als ze hun eigen woning laten opknappen. Want als je werk hebt, heb je rechten.
En ook als het slecht gaat met het bedrijf, de instelling waarvoor je werkt, heb je voorrechten. Opgelucht zeggen vakbon- den, begrijpend bevestigen werkgevers, dat gedwongen ontslagen kunnen worden voorkomen en dat het verlies aan arbeids- plaatsen opgevangen kan worden door na- tuurlijk verloop. Maar niemand zegt erbij dat dat aan de andere kant betekent dat er geen nieuwe mensen kunnen worden aangenomen. De rekening wordt in stilte doorgeschoven naar het leger werkloze jongeren, die nog nooit betaalde arbeid hebben verricht.
Maar ja, je doet je best en je blijft er naar streven ergens aangenomen te worden.
Jammer is het dan wel dat de mensen, die reeds hoog en droog op hun arbeidsplaats zitten, van het grote aanbod sollicitanten gebruik maken om de toelatingseisen hoog op te schroeven. Tot op een niveau, dat ze zelf waarschijnlijk bij lange na niet bereikten, toen ze in betere tijden hun carrières werden binnengedragen. "Wij moeten u teleurstellen, maar wegens ge- brek aan ervaring uwerzijds hebben wij onze voorkeur naar andere kandidaten laten uitgaan'; hoe vaak heb ik dit al niet gelezen in de antwoorden, waartoe ze zich (meestal ruim een maand nadat ik mijn sollicitatiebrief heb verzonden) verwaar- dig hebben. Dat wil gewoon zeggen dat ze iemand hebben aangenomen die al werk had. Waar kon die anders die ervaring opdoen? Wie al werk heeft is zonder meer bevoorrecht. En je kunt er vergif op in- nemen (en er zijn er die dit al doen) dat de vacature die de succesvolle kandidaat achterlaat, wegens gebrek aan financiën niet meer zal worden bezet. CDA, zou jij daar ook niet moedeloos van worden?
En wat vind je dan van de eis van de top van je eigen jongerenorganisatie, die zich
CHRISTEN DEMOCRATJSCHE VERKENNJNGEN 7·8/83
354 I
richt tegen iedere verlaging van het mini- mumjeugdloon? Zien ze dan niet in, dat het enige dat een jongere zonder werker- varing vóór heeft op degenen die die er- varing wèl hebben, de mogelijkheid is om te werken voor een relatief lager loon?
Met eisen, die horen bij de andere voor- rechten van de mensen die reeds werk hebben, kiest jouw CDJA de kant van de 'haves'. Ten koste van jongeren die wel willen werken, maar niet mogen.
Mijn beste CDA, ik zou je meer voor- beelden kunnen noemen, maar het is va- kantie en dus zal ik je sparen. Ik hoop wel dat je met me mee voelt, dat er een grote bevoorrechting is en blijft van de- genen die aan de goede kant van de kloof 'werk/geen werk' zitten. En mede door die bevoorrechting wordt de kloof steeds groter. Opkomen voor de 'haves' alleen heeft geen zin. Die herkennen zich toch wel steeds meer in de partij die ze gewoon zichzelf laat zijn. Maar opkomen ' voor alleen de 'have-nots' ook niet; die worden aangewezen op de partij die van- uit de oppositierol het meest in woorden voor ze op kan komen. Jij, CDA, de partij die over de enge grenzen van het eigen- belang heen wil kijken, en daar in je pro- gram ook voor uitkomt, jij lijkt bij deze groeiende kloof je aanhang te verliezen.
Terwijl jij de mensen juist bij elkaar wilt brengen en de oplossing wilt zoeken in de dialoog tussen de verschillende groe- pen en niet in de verwijdering. Daarom zit je ook in zo'n moeilijke positie: je vraagt het meest van de betrokkenen.
Maar als je vraagt, zul je er wat tegen- over moeten stellen.
Ik denk, CDA, dat je dat kunt, beter dan •
welke andere partij ook. Jij bent juist de-
gene die het hier en nu het beste kan re-
lativeren. Immers jouw maatschappijvisie
is niet gebonden aan tijdelijke, contem-
poraire ('eigentijdse') grillen. Evenmin
stoelt zij niet op een ideologie die leert
dat, als we maar een paar vaste recepten
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
volgen, we dan op den duur een paradijs op aarde kunnen vestigen. lViaar je mag je beroepen op een inspiratie die over de grenzen van ons tijdgebonden inzicht heenreikt En je hebt een grote geestelij- ke traditie. Juist van jou mogen we het creatiefste antwoord voor de problemen van nu en van de toekomst verwachten.
Wat ik bij uitstek van jou verwacht is, on- danks grotere kloven tussen groepen in
de samenleving, het in stand houden van dialoog over en weer. Alleen daaruit zijn oplossingen te verwachten. Dat houdt voor grote groepen 'have-nots' de hoop overeind, dat de samenleving ze toch nodig heeft.
P.S. En vergeet niet dat niet alleen de ARP van Colijn tot je traditie behoort, maar ook de KVP van Romme.
C. P. Entins (1936} was achtereenvolgens huisarts te Groningen en directeur van het Nederlands Huisart- sen Instituut te Utrecht en is sinds 1980 parttime se- CI'etaris van de Nationale Raad voor de Volksgezond- heid; sinds kort is hij coijrdinator van de Stichting Toetsing Huisartsen.
De paradox van e1gen
verantwoordelijkheid en solidariteit
De uitnodiging van de redactie voor een vakantiebrief voor Christen Democrati- sche Verkenningen 'opgesteld in een mo- ment van bezinning' heb ik met enige graagte aangenomen. Ik ben geen CDA- lid, maar voel toch wel enige verwant- schap van huisuit, zij het vooral met de loyalisten (om mijzelf even te plaatsen).
Ik vind Christen Democratische Verken- ningen een prima blad, vooral wat des- kundige niet-politici daarin schrijven. Wat politici schrijven is vaak voorspelbaar, meer verhulling dan openbaring.
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
'Met enige graagte' schreef ik, omdat ik wel wat kwijt wil wat me verontrust en waar het CDA m.i. ook mee worstelt.
Ik moet me beperken; ik ben bovendien geen vakman maar een mens met belang- stelling voor praktisch alle facetten van het leven; mijn branche is volksgezond- heid, een onderwerp dat ik node mis in Christen Democratische Verkenningen en dat toch ook in een crisis zit. Tot slot:
ik ben 47 jaar, gehuwd en heb drie kinde-
ren. Tot zover enige voor-informatie, van
belang om de ideologie in mijn verhaal
te ontdekken.
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
Wat mij verontrust is het begrip eigen verantwoordelijkheid; je hoort het overal in elke regeringsverklaring, in elk rapport.
Het is merkwaardig hoe gemakkelijk dat begrip gehanteerd wordt door rechts èn links. Neoliberale, christen-democrati- sche en neomarxistische kringen hante- ren het; weliswaar vanuit verschillende achtergronden, maar toch samen een brede stroom vormend. De motieven van de (neo)liberalen zijn bekend; voor de CDA-mensen is dit begrip ook niet onbe- kend. De ncomarxisten c.q. socialisten stellen dat je de wereld kunt veranderen, door je lot in eigen handen te nemen. De nog altijd populaire humanistische psy- chologie prent de mensen in: kom voor je- zelf op, zorg dat je aan je trekken komt.
Het vele gebruik van het begrip maakt me argwanend; als hulpverlener vraag je je af als iemand met een hulpvraag bij je komt: waarom komt deze man/vrouw op dit moment met deze klacht bij mij? Ver- taald naar populaire begrippen als eigen verantwoordelijkheid: waarom is dit be- grip op dit moment zo populair? Komt dit de regering goed uit om de voorgenomen bezuinigingen met een ethisch sausje te verhullen? Is het toevallig dat de rege- ring nu met nota's over patiënten en vrij- willigersbeleid komt? Getuigt dat van een moderne visie of zit er meer achter?
Er is een economische crisis op wereld- niveau, de staat geeft te veel geld uit zegt men, ineens krijgt de in de laatste dertig jaar zorgvuldig opgebouwde verzorgings- staat van alles de schuld. Een kamer- brede meerderheid vindt dat de zorg van de staat over zijn doel heen geschoten is;
CDA-mensen met heimelijke liberale ge- dachten durven plotseling openlijk stel- ling te nemen tegen de staat; privatisering is 'in'. De zorg van de wieg tot het graf vermindert de eigen verantwoordelijkheid van de mensen, zegt men, de neorealisten, no-nonsense-mensen voorop.
Duidelijker dan het verslag van het ge- sprek tussen een aantal prominente CDA-
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
356
mensen over de rol van de staat in het meinummer van Christen Democratiscl:e Verkenningen kan het niet; in koor wordt gezegd: 'het overheidsoptreden is fausti- aans'; 'de persoonlijke verantwoordelijk- heid wordt ingeruild voor de collectieve verantwoordelijkheid'. Weten zij als men-
1sen aan de goede kant van het leven wel waar ze over praten, is dit geen elitair, theoretisch gepraat om geen ander woord te gebruiken? Eigen verantwoordelijkheid is prima voor mensen die keuzemogelijk- heden in hun leven hebben, maar grote delen van de bevolking hebben door hun persoonlijkheid of sociale omstandighe- den, nauwelijks keuzen. Je ligt gauw op je rug als je geen geld, geen opleiding en geen relaties hebt; een autoritair hiërar- chisch gezinssysteem c.q. arbeidsplaats is ook niet bevorderlijk voor het ontdek- ken van eigen verantwoordelijkheid.
Als hulpverlener zie en hoor je de achter- kant van de maatschappij; je hebt het voorrecht van vele geheimen op de hoog-
tte te zijn, je voelt lijfelijk wat er in de ge- wone maatschappij gebeurt. Als dokters wat meer politiek bewust zouden zijn en hun mond zouden durven open doen, dan zou je heel wat horen. Maar helaas, op een enkele na zitten ze in het upper- class-systeem gevangen. Kijken politici en andere opinieleiders niet te veel naar de voorkant? Naar wat er zichtbaar wordt, en niet naar wat onzichtbaar blijft? Meer naar de sterken clan naar de zwakken? Dat gevoel heb ik sterk.
Maar ik wil niet alleen met een beschul- digend vingertje naar Den Haag wijzen.
De mensen zelf zijn vaak ook apathisch initiatiefloos, er is een zekere murwheid.
Bijvoorbeeld: 30 tot 50 bussen stonden er •
verspreid in het land voor een gratis ver-
voer van gehandicapten naar een grote
demonstratie 'Wie zwijgt, betaalt', in
Den Haag georganiseerd door de Gehan-
dicapten Raad. Slechts 700 van de ver-
wachte 5000 kwamen er vermoedelijk
mede door de regenachtige dag opdagen,
terwijl zij veelal tot de lager betaalden behoren, die relatief veel moeten inleve- ren.
Ik denk dat deze 'vluchtreactie' ('flight') ook een reactie is op afstand die er is tussen bestuurderen (politici) en gewone mensen; ze hebben niet het gevoel dat ze enige invloed op de gang van zaken kun- nen uitoefenen ('die kernwapens worden toch wel geplaatst'), de politiek is niet meer van hen, het staat buiten hen, men voelt zich er niet voor verantwoordelijk wat er in het land gebeurt. (De jeugd heeft nog de agressieve reactie ('fight'). In mijn theorie nog niet de slechtste reactie.) Bureaumensen, hoge ambtenaren en top- bestuurders van organisaties bepalen wat hier in het land gebeurt (De Swaan); een ondoorzichtig, ingewikkeld anoniem sy- steem is m.i. eerder de oorzaak van het verminderde verantwoordelijkheidsge- voel dan de verzorgingsstaat als zodanig, de gewone man praat daar niet over.
Decentralisatie helpt niet veel om dit gevoel kwijt te raken. Of je nu met hoge (centraal) of lage ambtenaren (lokaal) moet werken, dat maakt niet zoveel uit.
Van belang is dat de mensen zelf het di- rect voor 't zeggen krijgen, geen inspraak maar zelfbeschikking; bijv. kleinschalig patiëntenzelfbestuur analoog aan een ar- beiderszelfbestuurssysteem is de concrete utopie van de toekomst; democratie aan de basis kan de mensen hun zelfgevoel weer teruggeven, en daarmee automatisch hun verantwoordelijkheid. Idealisme, zult u zeggen. Akkoord, maar wel een richt- snoer (een wolkkolom) om aan te werken.
Zit in onze christelijke opdracht niet veel , meer het solidariteitsbeginsel, het opko-
men vóór de zwakke, vóór de onderlig- gende, en tégen afhankelijk makende situ- aties die de keuzevrijheidsmogelijkheden beperken, zoals de werkgever/werknemer- relatie, de man/vrouw-relatie, de hulp- verlener/hulpvrager-relatie etc.?
Het woord bevrijdingstheologie komt bo-
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
ven; vrijmaken van machten, die keuzen beperken en verantwoordelijkheden ver- minderen. M.i. dienen politici er over na te denken hoe systemen van invloed zijn op eigen verantwoordelijkheid en minder hoe ze de zwarte piet naar de individuele mensen kunnen doorspelen. Er is m.i.
veel te veel een individualistisch denken bij het CDA, veel te weinig gericht op de (kleine) gemeenschap(pen). Ik bedoel daarmee niet het gezin, de familie, de buurt, het werk of de kerk, dat zijn sociale netwerken, die aan betekenis hebben in- geboet. Daarom werkt privatisering van de gezondheidszorg niet, als je terug wilt vallen op oude verbanden uit het verle- den en de gezinszorg nu wilt afbreken of sterk reduceren, maar er zijn nieuwe ver- banden aan het groeien, vrouwenclubs, patiëntenverenigingen, sportclubs, basis- bewegingen etc.
Ik mis dus in het CDA-denken een con- sequent kiezen voor diegenen die onder- liggen. Solidariteit met de zwakke is nu geboden in deze crisistijd. Loop dus niet te veel te koop met het woord eigen ver- antwoordelijkheid, dan zit u heel duide- lijk bij de VVD, en daar wilt u toch afstand van nemen? De paradox ligt nu in het feit dat de CDA-kamerleden dit waarschijnlijk wel zien, maar dat hun achterban veel rechtser is dan hun leiders.
Hoe krijg je de massa bewust van hun gedrag? Ik denk dat er in het CDA weer een stevige discussie moet komen over het mens- en maatschappijbeeld van waaruit er politiek bedreven wordt.
In het reeds genoemde gespreksverslag
in het meinummer noemt Klapwijk deze
gedachte wel en passant, maar er wordt
verder niet op ingegaan. Jammer, want
dat is een voorwaarde om zinnig over de
rol van de staat te praten. Laten diegenen
die boven liggen, de sterken hun visie ex-
pliciteren alvorens ze hun handelingen
verrichten en beslissingen nemen. Dan
kunnen we ze toetsen vanuit een ideologie
TOEKOMSTVERWACHTINGE"i
of beginsel.
Er is een andere weg mogelijk d&n een staatsdemocratie van de sociaal-democra- ten of het private ondernemen van de li- beralen. Ik kies voor de kleine democra- tische gemeenschap aan de basis, een anarchistische sociale kleinschalige demo- cratie. Daar zijn wel degelijk wetten voor nodig om geen te grote onrechtvaardig- heden en ongelijkheden te krijgen! Dus de rol van het centrale gezag is niet uit- gespeeld, maar wel gereduceerd.
358
- - - · - - - · - - -
Concluderend kom ik op de titel van dit verhaal terug: de paradox tussen eigen verantwoordelijkheid en solidariteit. Ik zeg: CDA, kies eens voor solidariteit uit ove!·tuiging, dan volgt eigen verantwoor- delijkheid vanzelf, en blijf niet schippe- ren tussen PvdA en VVD, maar kies voor I
een eigen model. Als u zegt: dat hebben we toch, dan zeg ik: daar merk ik niet zo veel van.
U ziet het, ik kan het niet laten te mora- liseren en evangeliseren, ik heb het niet van een vreemde.
Prof. dr. I. I. van Cuilenburg is hoogleraar in de com- municatiewetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Progressief is liberaler: het nieuwe mediabeleid
De groei is er behoorlijk uit. De econo- mische rendementen dalen, de werkge- legenheid kalft af. Een uitzondering vormt de sector van de informatietech- nologie. In de electronica, computers, in- formatiesystemen en telecommunicatie zit nog brood en winst. De ont\vikkelin- gen op dit gebied zijn ronduit spectacu- lair. Zij lijken de Wet van Moore te vol- gen, die stelt dat het aantal componenten
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
dat in electronische schakelingen - 'inte- grated circuits'- kan worden opgeno- men, jaarlijks verdubbelt. Men stelle zich , dat voor: na twee jaar vier keer en na drie jaar acht keer zoveel cmnponenten.
Dat onze technische mogelijkheden tot
communicatie en informatievoorziening
daarmee gelijke tred houden, behoeft hier
weinig betoog. Er voltrekt zich op dit
moment een gigantische informatisering
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
van de samenleving, niet alleen binnen het bedrijfsleven en bij de overheid, maar ook in de privé-sfeer. De electronica en telecommunicatie doen een samenleving ontstaan met een overvloed aan informa- tie, die ook steeds sneller en langs meer wegen kan worden opgeroepen. De 'infor- matiemaatschappij' staat voor de deur, ook thuis: de 'home-computer', view- data, beeldplaat, tweeweg-kabeltelevisie, satellietomroep, en wat al niet. Een licht- puntje temidden van alle economische malaise! Of toch niet?
Enige scepsis kan geen kwaad. De ko- mende 'informatiemaatschappij' is niet per definitie het Informatie-Utopia dat sommige enthousiastelingen ons wel eens voorhouden. Laat ik dat aan de hand van een stelling mogen duidelijk maken: In een samenleving neemt het aanbod van informatie over het algemeen exponentieel toe, de kennisname daarvan veel minder dan evenredig, terwijl het ef- fect op het handelen van mensen (de pragmatiek) nagenoeg constant is, ver- geleken met de groei in dat aanbod (stel- ling van de constante pragmatiek van in- formatie). Een boude bewering? Dat valt te bezien. Er is onderzoek uit de jaren vijftig en zeventig, dat laat zien dat in die jaren het totale informatie-aanbod in de samenleving jaarlijks met 10 % groeide.
Dat percentage zal nu zeker niet lager lig- gen; de informatietechnologie komt im- mers in deze tijd pas goed op gang. Uit dit groeipercentage volgt dat het informa- tie-aanbod zich eens per zeven jaar ver- dubbelt.
Rekenen we dit gegeven voor de aardig- heid eens terug naar het jaar 1945, dan ontstaat het volgende beeld: sinds de oorlog zijn 38 jaar verstreken en dat be- tekent dat het informatie-aanbod per jaar nu 37,4 keer zo groot is als in 1945. Wat staat daartegenover? In ieder geval niet:
een evenredige kennisname van al die in- formatie. Die blijft sterk bij het aanbod
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8j83
359 achter. Japanse onderzoekers hebben re- centelijk uitgerekend dat de 'produktie' van woorden in de samenleving- zeg maar het 'informatie-aanbod' - ook jaar- lijks met 10 °/
0toeneemt. De 'consump- tie' van al die woorden neemt echter maar met 3 à 4% per jaar toe. Als die Japanse onderzoekers gelijk hebben betekent dit, dat tegenover een 37,4 keer zo groot in- formatie-aanbod in de samenleving een slechts 3,7 keer zo grote informatiecon- sumptie staat.
Laat de getallen voor wat ze zijn. Aanne- melijk is echter dat hoe meer informatie in de toekomst zal worden aangeboden, hoe groter de kloof tussen informatie- aanbod en kennisname zal worden. Tot het punt van volstrekte 'informatie over- laad', van overinformatisering zal zijn be- reikt. Nog meer onderzoeksrapporten en commissie-adviezen voor managers, poli- tici en bestuurders? Ze zullen steeds va- ker ongelezen blijven. Nog meer televisie- kanalen en zendtijduitbreiding voor het grote publiek? De kijkcijfers zullen abso- luut en relatief teruglopen. In het uiterste geval zal de informatie-consument wel- licht afhaken, omdat hij door de bomen het bos niet meer ziet. Dat is de informa- tie-paradox: meer informatie = minder geïnformeerd zijn.
En wat het derde aspect van mijn stel- ling betreft- de pragmatiek-: die is na- genoeg constant, d.w.z. dat het handelen van mensen en organisaties in hoge mate informatie-ongevoelig is. Zeker, meer in- formatie kan betere besluiten opleveren.
En soms kan nog meer informatie het ge- drag van mensen beïnvloeden. Maar dat soort effecten staat over het algemeen in geen verhouding tot de hoeveelheid infor- matie die daarvoor nodig is.
Wat in het algemeen voor informatie
geldt, geldt ook voor de media: een drei-
gende kloof tussen technische mogelijk-
heden en gebruik, tussen aanbod en
TOEKOMSTVERWACHTINGEN
---~--
__
, - - - -vraag. De mediadiscussic van vandaag zou juist in die context gevoerd moeten worden. Nu nog maken wij ons druk over het begrip 'levensbeschouwelijke stro- ming' in de Omroepwet, een vrij onwezen- lijke discussie. Onwezenlijk, omdat over- informatisering ook in de publickssfeer bijna onafwendbaar op ons afkomt en het in de toekomst waarschijnlijk zo zal zijn, dat steeds meer zenders met steeds meer informatie steeds minder mensen zullen bereiken. Waar het in de mediadiscussie op zou moeten aankomen, is een betere afstemming van informatie-vraag en in- formatie-aanbod. Bij dreigende overinfor- matisering is de manier waarop het me- diabestel georganiseerd is~ particulieri- publiekrechtelijk - van cruciaal belang.
Ons publiekrechtelijk omroepbestel heeft in dit opzicht het grote nadeel, dat het geen duidelijke behoeftecriteria kent.
Voor een krant moet je betalen; wil je meer kranten dan betaal je meer. Over- informatisering heeft de consument als het ware zelf in de hand. Een publiek- rechtelijk medium kent echter niet zo'n herkenbaar prijskaartje voor informatie.
De omroep wordt zoals bekend bekostigd via een omslagstelsel; of je nu veel of wei- nig kijkt doet er voor de omroepbijdrage niet toe. Gevolg daarvan is dat niet duide- lijk is of het aanbod van extra-informatie nog in een duidelijke behoefte voorziet.
Staat onomstotelijk vast, dat het publiek satelliet-televisie en lokale en regionale omroep wil? Nu we informatietechnisch zoveel meer kunnen, mogen we ons best eens afvragen, of het wel zo zinvol is alle omroep in ons land ook in de toekomst volledig onder 'collectieve sturing' te hou- den. Publiekrechtelijke media zijn goed, wanneer het gaat om communicatieve ba- sisvoorzieningen, wanneer de minimum- behoeften aan informatie in de samenle- ving nog niet zijn vervuld. Maar daarna schiet collectieve sturing gemakkelijk haar doel voorbij. Lokale omroep betaald uit collectieve heffingen, via een omslag-
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN
7-K/~3360 stelsel is daarvan een voorbeeld. Het is in zekere zin 'consumptiedwang' met het ri- sico van overinformatisering. Tenzij aan- getoond zou kunnen worden dat lokale omroep een communicatieve basisvoor- ziening is, zonder welke de lokale ge- meenschap niet goed kan functioneren.
Maar dat zal een hele dobber zijn, zeker gezien wat nu al aan lokale media be- schikbaar is.
In een ideale wereld wordt overinforma-
tisering voorkomen doordat omroepbe-
stuurders, uitgevers, journalisten en de-
partementsambtenaren van WVC beschik-
ken over absolute criteria om informatie-
behoeften te peilen. om vraag en aanbod
op elkaar af te stemmen. In zo'n wereld
leven we niet, en de kans dat de weten-
schap zulke criteria op korte termijn zal
aanreiken, moet ook bijzonder laag wor-
den aangeslagen. Dat zo zijnde, is het
verstandig bij al die nieuwe media wat
consequenter en meer dan tot nu toe terug
te vallen op een 'second-best' -optie, de
marktsector. Juist nu verzadigingsver-
schijnselen niet irreëel zijn, is het goed
aan nieuwe informatiemogelijkheden een
prijskaartje te hangen. En wel een her-
kenbaar prijskaartje, niet verscholen in
algemene middelen of ondoorzichtige re-
tributies. Het prijsmechanisme kan ten
aanzien van overinformatisering een heil-
zame werking hebben. Wie lokale omroep
wil, betale zelf. Technisch is dat nauwe-
lijks een probleem (Zaltbommel, abon-
nee-televisie). De vrije markt zal dan wel
uitmaken, waar informatisering ophoudt
en overinformatisering begint. Kortom,
laat op informatiegebied de teugels wat
vieren en geeft het marktmechanisme
meer ruimte. Een echt nieuw en progres-
sief mediabeleid is nu eenmaal een libe-
raler mediabeleid, hoe paradoxaal dat ook
klinkt.
Drs. N. Derksen ( 1943) is sinds 1979 stafmedewerker aan het diocesaan pastoraal centrum van het bisdom Utrecht voor de vorming, training en begeleiding van vrijwilligers in het pastoraat.
Een bijdrage
Naar wat voor toekomst zijn wij onder- weg? Een vraag van Christen Democrati- sche Verkenningen, waarmee ik, door tijdsdruk, een beetje in mijn maag zit.
Toch wil ik er eigenlijk best iets over schrijven. :rvraar mijn geest moest er wel vrij voor zijn. Dat is zij nu, op zondag- avond.
Naar wat voor een toekomst? Spontaan zeg ik: één die niet zo best is. Ik vind me daarin realistisch tot somber. Er is neg ncoit zoveel dreiging geweest, die we zelf verom·zaakt hebben én die we zelf in handen hebben. En alle grote conferen- ties, met name ook die ever de rechtvaar- diger voedselvcrdeling in de wereld, mis- lukken eerder dan dat zij succes hebben.
En dat het niet lukt om door deze impas- ses heen te breken, dat stemt me somber.
Toch wil ik het in dit stuk eigenlijk niet over deze thematiek hebben. Als het over het CDA gaat, wil ik kijken of ik dichter bij huis iets kan zeggen. En dan schieten me problematieken te binnen die ik ooit met een aantal CDA-vrouwen besproken heb en die ik behalve in de politiek, ook in de kerk- ik ben pastor- voortdurend tegenkom.
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
Een daarvan is de verdeling van rollen tussen vrouwen en mannen. Er zijn ge- loof ik nog maar weinig groeperingen die de volstrekte gelijkwaardig} eid tussen mannen en vrouwen nog durven te loo- chenen. Of we er helemaal zijn weet ik niet, maar de gelijkwaardigheid is be- reikt. Alleen wil ik nuchter constateren dat hiermee de feitelijke gelijkheid tus- sen vrouwen en mannen nog niet gereali- seerd is. Met gelijkheid bedoel ik niet dat vrouwen in alles precies gelijk moeten - willen- zijn aan mannen. Een dergelijk standpunt vind ik bij de rooie-vrouwen- beweging, dat leidt tot ongeveer de vol- gende uitspraak: 'Dan moet je maar on- getrouwd blijven of in elk geval zorgen geen kinderen te krijgen zodat je je eigen ontplooiing kunt volgen en je je recht kunt krijgen in deze mannenmaatschap- pij'. Een in elk geval heel logisch, conse- quent doorgevoerd standpunt. Behalve een horzelfunctie verwacht ik van een dergelijke richting toch niet zoveel heil.
Misschien omdat ik er eigenlijk alleen
maar strijd in hoor. Vrouwen komen los
van mannen te staan en in ieder geval te-
genover hen: ieder voor zich en God voor
TOEKOMSTVER \V ACHTI~GE\'".,'
ons allen. Daarmee geef ik ook aan dat ik niet in een individualistisch standpunt geloof. Wel geloof ik in polariteiten: die van vrouw én man, van verstand én ge- voel, van verl:mgen én angst, van nacht én dag, van licht én donker, van vis én vogel, van land én water. Met deze: laatst- genoemde polariteiten verwijs ik naar het scheppingsverhaal, dat er vol mee zit en waarbij ik me thuis voel.
Welnu, in de polariteit man-vrouw wordt er, met name door de vrouwen, ongelijk- heid ervaren binnen dat maatschappelijke en politieke bestel. En terecht. Want de rollen, de functies, krijgen eenzijdig alle nadruk. In de vcrdeling tussen mannen en vrouwen. En in de mannen zelf.
Om dit duidelijk te maken gebruik ik een model, dat ik zelf binnen de (pastor<!al)- psychologie heb aangereikt gekregen en dat mij in mijn vormings- en trainings- werk met vrijwilligers en pastores heel vruchtbaar is gebleken. Ik pas het ook toe op de politici. Dan mogen anderen oorde- len of het vruchtbaar blijkt.
In de persoon, in het 'ik', wordt een on- derscheid gemaakt tussen het 'zelf' van deze persoon en tussen de rol die hij vcr- vult, de functie die hij bekleedt. Het 'zelf' wordt dan gezien als bron van creativiteit, spontaneïteit, dynamiek(gcestkracht). De 'rol', de 'functie' wordt gezien als het geheel van methodieken en technieken en vaardigheden, waardoor de persoon func- tioneert. Het gevaar van mannen is dat zij zich gemakkelijk en snel identificeren met hun rollen. Ik zie dat in de politiek evengoed als in de kerk gebeuren. Dit geldt voor mannen. Het gevaar dreigt na- tuurlijk evenzeer voor vrouwen. Alleen, in beide bovengenoemde instituten krij- gen vrouwen nog weinig kans om dit ge- vaar te lopen, eenvoudigweg omdat zij door het overwegend aantal mannen niet onmiddellijk uitgenodigd worden tot het bekleden van functies.
362
Welnu, gezond functioneren vraagt een spanning, een creatieve spanning tussen het 'zelf' en tussen de 'rol', tussen het werken aan het eigen zelf, het werken aan ontplooiing, het ontwikkelen van eigen talenten, én tussen het ontwikke- van vaardigheden om de functie zo goed 1
mogelijk te bekleden.
Om deze redenen meen ik dat mannen, voor het behoud van zichzelf, én voor het behoud van een beetje zuivere politiek, vrouwen als collegae helemaal nodig heb- ben. Waar dit niet of nauwelijks gebeurt, kan ik me voorstellen dat vrouwen ook tegenovergestelde posities gaan innemen.
Vanuit de vrouw gezien kunnen zij iedere functie vcrvullen die zij zelf willen ver- vullen en zelf aankunnen. En die hun re- latie hun toelaat te vervullen. Hiermee bedoel ik: aan de gelijkwaardigheid tus- sen mannen en vrouwen zijn geen gren- zen, aan hun gelijkheid wel. In deze zin, dat vrouwen anders gebouwd zijn dan mannen, dat zij bijvoorbeeld wel kinde- ren kunnen krijgen en mannen niet. En voor mij blijft dit een verschil maken, welke theorieën hierover ook opgebouwd worden en kunnen worden.
Hier liggen feitelijke grenzen, die welis- waar heel ver overschreden kunnen wor- den, indien relaties die overschrijding toestaan en indien wij bereid worden de rollen anders in te vullen dan wij tot nu toe gewend zijn. Maar het is wel wense- lijk dat de vrouw, als zij rollen en func- ties in de politiek inneemt, juist haar eigen vrouwelijkheid meeneemt, want die eigenheid en dat verschil met mannen heeft zij, binnen de polariteit, nu precies als het meest belangrijke in te brengen:
haar wijze van verschijnen en zich uit- drukken, haar wijze van ervaren, haar eigen 'zelf'.
Ik hoor, wanneer ik hierover spreek, ont- zettend snel woorden als 'eigenbelang' en 'egoïsme'. Ik noem hier de conclusie, die ik binnen mijn eigen praktijk op dit punt heel vaak trek en ook mag trekken: het is
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7·8}83
l'OEKOJVJSTVERWACHTlNGEN
niet zozeeer egoïsme of eigenbelang, maar angst om de eigen ervaring te ûräg(~n,
angst om een eigen weg te gaan, angst van de mannen vooral ook om te veran- deren, om te emanciperen uit de eenzij- digheid van hun eigen rolopvatting, En ik heb de indruk dat dit in de CDA- kringen nog best sterk leeft. Mij lijkt de emancipatie van de manm~n in dit or- zicht dus minstens even zo hard nodig als die van de vrouwen. Ook in dit op- zicht verwacht ik meer heil van polair denken dan van polariserend denken.
Hoewel verzet soms hard nodig k<m zijn, zie ik in dit opzicht meer in een weder- zijdse afhankelijkheid van mannen en
vrouwen aan elkaar dan in een onafhan- kelijkheid ten opzichte ván elkaar.
Maar het vraagt wel dat ook mannen be- reid worden anders over de invullingen van hun rollen te gaan denken.
Ik moet stoppen. Ik wou eigenlijk nog wel meer schrijven. Het is zo'n prozaïsch stukje geworden, vind ik zelf. Ging dit nu over toekomst? Het lag voor mij in ieder geval het dichtste bij, omdat ik hierover een poosje geleden nog gesproken heb.
En het doorbreken van tegenstellingen is voor mij één van de grotere belangen, die ons moeten helpen de toekomst voor te bereiden. Vandaar. Goeie vakantie.
Mr. H. Drop is secretaris van de OnderwUsraad en b(i- zonder hoogleraar Onderwijsrecht aan de Vrije Uni- versiteit.
Naar een gelukkiger samenleving?
'We leven in een bezeten wereld'. Dat was in 1935 waar, toen Huizinga deze woor- den neerschreef en het is nu in 1983 niet minder waar. Maar hoewel we dit weten, verwonderen we ons daarover telkens weer, omdat we die beangstigende reali- teit liefst weer gauw verdringen. Het kon immers alles zo mooi zijn in de wereld en is de mens niet tot geluk geschapen?
Welnu, dit geluk leek in de achter ons lig-
CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 7-8/83
gende 25 jaar binnen handbereik te ko-
men! Op gezag van befaamde economen
ontstond de indruk dat het crisisverschijn-
sel onder controle kon worden gebracht
en dat materiële welvaart als een gege-
venheid mocht worden beschouwd. Visio-
nairs zagen aan de Westerse welvaarts-
staat voorbij reeds het perspectief van
een geplande welvaartswereld ( Gunnar
Myrdal- 1958). Het begrip sociale ver-
TOEKOMSTVERWACHTI~GEN