• No results found

Het aanvullen van de rechtsgronden : de betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48(oud) Rv

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het aanvullen van de rechtsgronden : de betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48(oud) Rv"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het aanvullen van de rechtsgronden : de betekenis van art. 8:69 Awb

in het licht van art. 48(oud) Rv

Crommelin, R.W.J.

Citation

Crommelin, R. W. J. (2007, April 17). Het aanvullen van de rechtsgronden : de betekenis

van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48(oud) Rv. Retrieved from

https://hdl.handle.net/1887/11859

Version: Corrected Publisher’s Version

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the

Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/11859

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Trefwoordenregister

‘h.’ is een verkorting voor ‘hoofdstuk’.

A

Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb | h. 11 § 4.3

Actieve rechter | h. 11 § 3.1, § 3.3.3 Afleiden van feiten | h. 8 § 4.1 Algemeen bekende feiten | h. 8 § 3.1,

h. 13 § 4.2.3, h. 14 § 4.2

Algemene ervaringsregels | h. 8 § 3.1.3, h. 13 § 4.2.3, h. 14 § 4.2

Ambtshalve | h. 6 § 3

Ambtshalve aanvullen van de feiten | h. 9 § 11.1.4, h. 13 § 4, § 4.2, § 4.3, h. 14 § 4, § 7.4

Ambtshalve aanvullen van de rechts- gronden | h. 2 § 4, h. 7, h. 7 § 4, h. 9 § 8 § 11.1.3, h. 10 § 6, h. 13 § 3,

§ 4.3.2, h. 14 § 3, § 7.3

· grenzen van het aanvullen | h. 7

§ 5, h. 9 § 9.3, § 9.4, h. 13 § 3.9 Ambtshalve toepassen van het recht |

h. 7 § 2, § 3

Ambtshalve toetsing | h. 10 § 6, h. 13

§ 3.5, § 4.3.2, h. 14 § 3.3 Argumentatieve fuik | h. 11 § 4.1

B

Beleidsregels | h. 13 § 3.8.7 Bewijsfuik | h. 11 § 4.2, h. 14 § 7.5 Bewijsdomein | h. 11 § 4.2.1

D

Dominus litis | h. 3 § 8

Dwingend recht | h. 7 § 6.3.2, § 6.3.3, h. 13 § 3.8.2

E

Eigen wetenschap van de rechter | h. 8

§ 3.2, h. 13 § 4.2.3, h. 14 § 4.2 EVRM | h. 11 § 4.1.3, h. 13 § 3.6.2 Ex tunc | h. 12 § 2.4.2

Exceptieve toetsing | h. 13 § 3.6.1

§ 3.10, § 4.3.2

F Feiten

· omschrijving | h. 2 § 3.1

· vaststaande feiten | h. 2 § 3.2, h. 8 § 2.3.3, h. 10 § 3

· processuele vereisten | h. 8 § 2.3, h. 13 § 4.1.3

· in het geding zijn gebracht | h. 8

§ 2.3.1

· een beroep doen op | h. 8 § 2.3.2 Feitelijke grondslag | h. 2 § 3.3, h. 3

§ 3.3.3, h. 10 § 3

Feitelijke gronden | h. 2 § 3.4, h. 3

§ 3.3.2, h. 10 § 4

· begrenzing door | h. 7 § 5.1.2, h. 9 § 9.2, h. 13 § 3.9.1

· (verbod op) het aanvullen van, h. 8 § 2.2, h. 9 § 7 § 11.1.2

§ 11.2.2, h. 13 § 4.1.2 Finaliteitsbeginsel | h. 11 § 3.4 Full jurisdiction | h. 11 § 4.5

G

Gemeenschapsrecht | h. 11 § 4.1.3, h. 13 § 3.6.3

Goede procesorde | h. 11 § 3.6 Grenzen van de rechtsstrijd

Zie Omvang van het geding

(3)

466 Trefwoordenregister

H

Hoor en wederhoor | h. 4, h. 8 § 3.1.4, h. 11 § 3.5, § 4.6

· het recht om in te brengen | h. 4

§ 2.1.1, § 3.4

· het recht om te reageren | h. 4

§ 2.1.2, § 3.1, § 3.2, § 3.4

· begrenzing van het aanvullen van de rechtsgronden | h. 7

§ 5.5, h. 13 § 3.9.4

I

Ius curia novit | h. 5, h. 11 § 3.7 Interpretatie van stukken | h. 8 § 4.3

K

Kwalificeren van feiten | h. 8 § 4.4

L

Lijdelijkheid | h. 3 § 1, § 2, § 4, h. 9 § 6

§ 11.1.1

· de loop van het geding | h. 3 § 5

· gedurende het geding | h. 3 § 6

M

Materiële waarheidsvinding | h. 11

§ 3.2, h. 13 § 4.3.1

N

Negatieve vaststelling van feiten | h. 8

§ 4.2

Notoire feiten | h. 8 § 3.1

O

Omvang van de rechtsstrijd

· burgerlijk procesrecht | h. 3 § 3.3

· bestuursprocesrecht | h. 10 § 2, h. 11 § 3.1.2 | h. 12 § 3, h. 14 § 2,

§ 5

Onderdelen van een besluit | h. 10 § 5, h. 12 § 3.2.2

Ongelijkheidscompensatie | h. 11 § 3.3, h. 13 § 3.3, § 4.3.1, h. 14 § 7.6.2

P

Partij-autonomie | h. 3 § 1, § 2, § 3, h. 9 § 6 § 11.1.1 § 11.2.3, h. 11 § 3.8, h. 14 § 7.6.1

· aanleg van het geding | h. 3

§ 3.1

· voortzetting van het geding | h. 3 § 3.2

· deelname aan het geding | h. 3

§ 3.4

· loop van het geding | h. 3 § 5

· gedurende het geding | h. 3 § 6 Partij-verantwoordelijkheid | h. 9 § 3 Procesregels | h. 7 § 6.5, h. 13 § 3.8.5,

§ 3.8.6

Processuele feiten | h. 8 § 3.3 Punitieve besluiten | h. 11 § 4.4

R

Recht dat (niet) ter vrije beschikking van partijen staat

h. 7 § 6.4, h. 13 § 3.8.4 Rechtsfeiten

· h. 2 § 3.1 Rechtsgronden

· h. 2, § 2, h. 7 § 6.3.3, h. 10 § 3 Rechtsmiddelen | h. 7 § 6.2, § 6.3.3,

h. 13 § 3.8.3

Rechtsnormen van openbare orde

· | h. 3 § 7, h. 7 § 6.1, § 6.5.1,

§ 6.5.2, h. 13 § 3.8.1

Reformatio in peius | h. 12 § 4, h. 13

§ 3.7.5

Regelend recht | h. 7 § 6.3.1, § 6.3.3, h. 13 § 3.8.2

S

Subjectieve rechten | h. 2 § 3.5 Substantiëringsplicht | h. 9 § 4, h. 14

§ 7.5

T

Taak van de rechter

· de burgerlijke rechter | h. 6

· bestuursrechter | h. 12 § 2, h. 13

§ 4.3.2

(4)

Trefwoordenregister 467

V

Verrassingsbeslissingen

· algemeen | h. 7 § 5.6, h. 9 § 9.1

· bij het aanvullen van de rechts- gronden | h. 7 § 5.6.2, h. 13

§ 3.9.3

Verbod om de feiten aan te vullen | h. 8, h. 13 § 4

· handelingen die niet onder het verbod vallen | h. 8 § 4 Vragen stellen door de rechter | h. 8

§ 4.5, h. 9 § 11.1.2, § 11.2.2

W

Waarheidsplicht | h. 9 § 5

(5)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit dit beginsel vloeien regels voort zoals dat het recht noch gesteld noch bewezen hoeft te worden, 3 dat de rechter zich er niet achter mag verschuilen dat partijen niet het

De vordering wordt dan afgewezen op basis van de beoordeling die de rechter over de stellingen van de eiser moet maken: op grond van de vaststaande feiten rechtvaardigt het recht

Daarnaast moet de rechter bij het toepassen van rechtsnormen van openbare orde rekening houden met alle ten processe gebleken feiten, ook die feiten waarop de belanghebbende partij

Het behoort tot de mogelijkheden dat een partij een feit gesteld door de wederpartij ‘tot de zijne maakt.’ Het maakt daardoor ook deel uit van zijn feitelijke grondslag. De vraag

112 Hieruit volgt dat de rechter bevoegd moet zijn om ambtshalve de vraag aan de orde te stellen waarom een feitelijke grond niet is aangevoerd als hij dat van belang acht voor

De omschrijving van ambtshalve toetsing betekent dat er slechts sprake is van ambtshalve toetsing als de rechter het besluit toetst buiten de grenzen van de rechtsstrijd zoals die

Door feiten uit zijn bewijsdomein pas in beroep aan te voeren toont de belangheb- bende slechts aan dat hij in de besluitvormingsfase niet aan zijn eigen inbreng- verplichtingen

In de parlementaire geschiedenis wordt deze begrenzing wel iets uitgewerkt maar er ontstaat geen duidelijk beeld: de rechter is beperkt tot de omvang van het geschil zoals bepaald