Tussen traditie en emancipatie. De Engelse vakbeweging en haar strijd
tegen de industriele arbeidsdisciplinering (1780-1914).
Hoefnagel, A.H.J.M.
Citation
Hoefnagel, A. H. J. M. (2005, March 23). Tussen traditie en emancipatie. De Engelse
vakbeweging en haar strijd tegen de industriele arbeidsdisciplinering (1780-1914). Eburon,
Delft. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/2307
Version:
Not Applicable (or Unknown)
License:
Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the
Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from:
https://hdl.handle.net/1887/2307
TUSSEN TRADITIE EN EMANCIPATIE
De Engelse vakbeweging en haar strijd tegen de industriële arbeidsdisciplinering (1780-1914)
De vroegste inspiratie tot dit onderzoek komt voort uit de nog altijd fascinerende studie van Herbert Marcuse, (URVDQG&LYLOL]DWLRQ (1955), over de druk en dwang die sociale systemen – tegelijk met hun ordenende en regelende functies - op mens en samenleving kunnen uitoefenen en daartegenover de mogelijkheid van een niet-onderdrukkende cultuur. Het industrieel-kapitalistisch systeem bracht met zijn nieuwe economische orde en dynamiek ongekende economische welvaart, maar ontpopte zich ook, in de woorden van Max Weber, als ‘ijzeren kooi’ en :HOWKHUUVFKDIWGHU8QEUGHUOLFKNHLW.
Engeland was de eerste natie die de overgang doormaakte van agrarische naar industriële samenleving, een omwenteling die uitermate diep ingreep in de hoedanigheid van arbeid en bestaan en welke niet geleidelijk en gemakkelijk, maar veeleer abrupt, moeizaam en pijnlijk verliep. Niet meer in eerste instantie de arbeidende mens zelf, maar een voortdurend verder ontwikkelde techniek was bepalend voor tempo, fysiek inspanningsniveau en mentale intensiteit van industriële arbeid.
Van het politieke systeem en van de kerken hadden werknemers nauwelijks bescherming of steun te verwachten ; alleen door hun krachten te bundelen in WUDGHXQLRQV en als één formatie te strijden, zouden werknemers macht verwerven om hun belangen te verdedigen. Het was de Engelse vakbeweging van de negentiende eeuw, met name welke actief was in machinebouw en katoenindustrie als eerste industriële bedrijfstakken, die als eerste in de geschiedenis succesvol de strijd aanbond tegen de uitwassen van een uit de hand lopende UDW UDFH en prestatiecultuur, tegen GULYLQJ en VZHDWLQJ, en die vocht voor GLJQLW\ DW ZRUN en UHVSHFWDELOLW\, voor DIDLUGD\¶VZDJHIRUDIDLUGD\¶VZRUN.
De weerzinwekkende werkdruk en arbeidsomstandigheden in de VZHDWVKRSV, in de VZHDWHG LQGXVWULHV enVZHDWHGODERU, sectoren waarin de vakbeweging nauwelijks of geen macht had zoals in de Engelse kleding- en confectie-industrie na 1840, vormen het beste bewijs voor de in onze ogen wellicht beperkte, maar voor die tijd zeer aanvaardbare en belangrijke resultaten die Engelse vakbonden in dit opzicht vermochten te bevechten en te behalen. Deze baanbrekende en emanciperende strijd van de Engelse vakbeweging met kracht van argumenten en overtuiging te presenteren in een cultuursociologisch en sociaal-historisch vertoog over veranderende en omstreden normen, waarden en zeggenschap met betrekking tot arbeid, arbeids-inspanning, -voorwaarden en-omstandigheden, vormt de centrale ambitie van deze studie. Aan Fr. Engels en K. Marx wordt in deze een aanzienlijke rol toegekend als sociaal-historici, maar aan hun ideologische uitgangspunten gaat dit onderzoek op dezelfde wijze voorbij als de Engelse vakbeweging zelf deze links liet liggen. Een meer bepalende rol spelen in het onderzoek contemporaine sociaal-democraten en .DWKHGHUVR]LDOLVWHQ als Lujo Brentano, Max Weber, Gerhard von Schulze-Gaevernitz, Allen Clarke, Sidney en Beatrice Webb.
Een bijzonder aandachtspunt vormt in dit onderzoek het aspect van DUEHLGHQWLMG, in die zin dat economische vooruitgang steeds meer werd afgemeten aan de YHUVQHOOLQJ in de techniek, van het productieproces en van het arbeidstempo, waardoor het alomvattend streven naar steeds grotere welvaart door voortdurend opgevoerde werkdruk en stress gepaard ging met ernstige bedreigingen voor menselijk welzijn, gezondheid en geestelijk evenwicht.
de toenemende geslotenheid benadrukt van de ijzeren kooi van industriële arbeid en disciplinering, waardoor het kapitalistisch management de arbeiders, bemiddeld door de vakbonden, steeds vaster in zijn greep kreeg. De paradox is dat de processen van emancipatie en disciplinering zich tegelijkertijd voltrokken. De Engelse werkende klasse immers verwierf zich in die mate erkenning van burgerschap, voorzover zij haar arbeidsprestaties tegen de overeengekomen voorwaarden bijdroeg en daarmee de haar toegewezen plaats in het industrieel en maatschappelijk bestel aanvaardde. In zoverre van emancipatie sprake kon zijn, betekende deze een ‘overwinning door gehoorzaamheid’.
In deel I, 9RRUJHVFKLHGHQLV, worden de preïndustriële Engelse katoennijverheid (1600-1770) en het arbeidsproces in de eerste katoenfabrieken (1770-1800) besproken ; in laatstgenoemde was het enorme aandeel van kinderarbeid zeer bepalend, vakbonden ontbraken in dit stadium nagenoeg en speelden er geen rol van betekenis. Arbeidsdiscipline en –tempo werden gehandhaafd door uiterlijke dwang van op hoge snelheid ingestelde machines, streng toezicht, sancties en boetes, en door het stukloonsysteem.
In deel II, 6WULMGRPRYHUOHYLQJ, wordt de aandacht gericht op het door geduchte tegenwerking van ondernemers en overheid moeizaam verlopend proces waarin arbeiders zich ter verdediging van hun belangen in XQLRQVaaneensloten. Hierbij ontstond een tegenstelling tussen sterke spinnersbonden en zwakke weversbonden. Naast de hierboven genoemde factoren van uiterlijke dwang werd voor de arbeidsdisciplinering ook de innerlijke motivatie – PRUDOPDFKLQHU\ – belangrijk. Godsdienst en godsdienstige opvoeding waren hierin van grote betekenis, in welk verband de belangrijke rol van het methodisme en de zondagsscholen wordt behandeld.
Deel III, 6WULMG RP HUNHQQLQJ , bespreekt de periode van 9LFWRULDQ 3URVSHULW\, waarin door grotere conjuncturele stabiliteit en voorspoed meer ruimte ontstaat voor erkenning van de belangen en de positie van werknemers en hun bonden en waardoor, mede door adequatere wetgeving, in de arbeidsverhoudingen een zekere ontspanning optrad. De vakbond van machinebouwers, de $PDOJDPDWHG 6RFLHW\ RI (QJLQHHUV, vervulde de rol van wegbereider naar de QHZ PRGHO XQLRQV, waarin lokale en regionale vakverenigingen zich aaneensloten tot landelijke DPDOJDWHGVRFLHWLHV, welke met name gericht waren op zakelijke belangenbehartiging (ook door eigen arrangementen voor ziektekosten en pensioen) en op een sterke onderhandelingspositie binnen het kapitalistisch stelsel. Het stakingsmiddel wordt nog slechts als ODVWUHVRUW gehanteerd en de eerste stappen naar LQGXVWULDOUHODWLRQVworden gezet. Perioden van meer strijdbare strategie en van overleg en verzoening blijven elkaar echter afwisselen. De bonden moeten steeds meer zeggenschap over de organisatie van de arbeid opgeven, maar zij proberen de arbeidsintensivering die het gevolg is van snellere technieken in betere beloning vertaald te krijgen, wat maar ten dele gelukt. De vakbeweging voert felle strijd tegen opjaagsystemen, VZHDWLQJ en GULYLQJ.
In deel IV, 6WULMGRPPDFKW komen tegengestelde ontwikkelingen aan de orde : de baanbrekende opkomst van de QHZXQLRQV, vakbonden voor ongeschoolden, zwak- en half-geschoolden enerzijds en de voortwoekerende situatie van uitbuiting en onderdrukking in de zogenoemde VZHDWHGWUDGHV anderzijds. De greep van het management op het arbeidsproces wordt in sterkere mate nog dan voorheen aangescherpt : versnelling van de productie door toepassing van steeds geavanceerder techniek en verhoging van prestatiedruk door geraffineerde vormen van toezicht en opdrijving. De vakbondsstrijd hiertegen vertoont een sterk wisselend beeld van overwinningen, nederlagen en compromissen. De felle en langdurige strijd om de FORVHG VKRS (een onderneming mag uitsluitend vakbondsleden aanstellen) wordt door de vakbeweging verloren.