Vraag nr. 269 van 25 februari 1998
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Verlichting autosnelwegen – Beleid
Zowat het hele net van autosnelwegen is in V l a a n-deren overvloedig verlicht. Volgens velen zou bij-voorbeeld de helft van de thans geplaatste licht-punten reeds meer dan voldoende zijn. Ook in Wallonië zijn veel minder drukbereden autosnel-wegen meestal op dezelfde overvloedige manier verlicht.
Zoals ik nog onlangs kon vaststellen, blijven noch-tans in Vlaanderen lange stroken van bepaalde autosnelwegen helemaal niet verlicht, tenzij hier en daar aan een op- en afrit. Dit is bijvoorbeeld het geval op de A18 Ja b b e k e - Ve u r n e, op de A17 Ko r t-rijk-Brugge en op de eveneens zeer drukbereden ringlaan R4, zowel op het gedeelte rond Gent als op het grootste gedeelte tussen Langerbrugge en Ertvelde.
Deze situatie bestaat al enkele jaren.
1. Waarom wordt op de ene plaats veeleer te veel en op de andere plaats dan weer geen verlich-ting aangebracht ?
2. Bestaan er plannen om in dit onderscheid in de toekomst verandering te brengen ?
Antwoord
1. Vanaf de zestiger jaren werden om veiligheids-redenen de op- en afritten systematisch verlicht. Door de korte opeenvolging van op- en afritten (gemiddeld om de drie à vier kilometer) en het steeds drukker verkeer werden vanaf de zeven-tiger jaren de drukstbereden autosnelwegen doorlopend verlicht.
De later aangelegde, minder drukke autosnelwegen A17 BruggeKortrijk en A18 Ja b b e k e -Veurne werden uitsluitend verlicht ter hoogte van de op- en afritten.
Tot vóór 1980 waren de verlichtingsniveaus relatief hoog, onder meer vanwege de zorg om zware ongevallen te wijten aan hoge snelheid en verkeersdrukte te vermijden. Inzake het verlich-tingsniveau werd er geen onderscheid gemaakt tussen de verlichting ter hoogte van op- en afrit-ten en de continue verlichting.
In de tachtiger jaren werden besparingsmaatre-gelen doorgevoerd (verlaging van het lampver-mogen en vermindering van het aantal lampen per paal), die leidden tot een verlaging van het verlichtingsniveau, vooral gericht naar de conti-nue verlichting.
In de negentiger jaren werden, conform de internationale aanbevelingen, de vooropgestel-de verlichtingsniveaus meer en meer gedifferen-tieerd op basis van de moeilijkheidsgraad van de rijtaak.
Door de besparingsmaatregelen toegepast op de oudere installaties en de aangepaste ont-werpspecificaties op nieuwe installaties, is de autosnelwegverlichting in globo momenteel in overeenstemming met de recentste inzichten op het gebied van benodigd verlichtingsniveau, zowel op internationaal als op Europees niveau. De verlichting van niet-autosnelwegen, zoals de R4 ring van Gent met uitzondering van het autosnelweggedeelte R4 O o s t a k k e r- M e l l e, geschiedt rekening houdende met de verkeers-drukte, het aantal ongevallen en de beschikbare budgettaire ruimte.
2. Wat de nabije toekomst betreft, zijn er geen plannen om de autosnelwegen A17 Brugge-Kortrijk en A18 Jabbeke-Veurne doorlopend te v e r l i c h t e n . Verlichting van de op- en afritten is echter wel gepland. Zo is er op het investerings-programma 1998 acht miljoen frank opgenomen voor de afwerking van de verlichting van de verkeerswisselaar E17/A17 in A a l b e k e, n a a r aanleiding van de openstelling van het gedeelte A17 Kortrijk-Doornik (vak Aalbeke-Bellegem). Op het uitrustingsprogramma 1998 "electrome-chanica" is tevens acht miljoen frank uitgetrok-ken voor het verlichten van de op- en afritten van de binnenring (R4a) en de buitenring (R4b) van Gent.
De overige gedeelten van de R4 kunnen na aan-vraag worden behandeld en volgens de budget-taire mogelijkheden eventueel in een program-ma worden opgenomen.
In de toekomst zullen de verlichtingsbehoeften niet alleen worden bepaald op basis van de ver-keersdrukte en/of de ongevallen, maar ook op basis van de wegcategorie, zoals bepaald in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.