• No results found

Deze scriptie is geschreven ter afronding van de Master Accountancy &amp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Deze scriptie is geschreven ter afronding van de Master Accountancy &amp"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scriptie

“De tijdigheid van publiceren van jaarrekeningen”

Auteur: Bart Westera

Studentnummer: 1839403

E-mail: B.Westera@student.rug.nl

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Afstudeerrichting: Msc Accountancy en Controlling

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn afstudeerscriptie. Deze scriptie is geschreven ter afronding van de Master Accountancy & Controlling opleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Dit onderzoek richt zich op de invloed van de kredietcrisis op de tijdigheid van het publiceren van de financiële verantwoording van de onderneming. Op basis van

theoretische verkenning en empirisch onderzoek zal voor 100 ondernemingen in Nederland in diverse branches worden onderzocht of de kredietcrisis invloed heeft gehad op de datum van publiceren.

Graag wil ik daarnaast gebruik maken van de mogelijkheid een dankwoord uit te spreken. In het bijzonder wil ik mijn scriptiebegeleider Reggy Hooghiemstra bedanken voor zijn

ondersteuning en nuttige tips om deze scriptie tot een goed einde te brengen.

Eveneens wil ik mijn ouders, broers en vrienden bedanken voor de momenten waarop zij mij hebben gemotiveerd de opleiding verder af te ronden.

Daarnaast wil ik mijn werkgevers en collega`s (Deloitte Accountants en Baker Tilly Berk N.V.) bedanken voor de mogelijkheden en nuttige tips voor de afronding van de scriptie.

Bart Westera

Wierden, 29 september 2013.

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord ...1

Inhoudsopgave...3

Hoofdstuk 1: Opzet onderzoek...5

1.1. Inleiding...5

1.2. Inleiding tot het onderwerp...5

1.2. Hoofdvraag...6

1.3. Wetenschappelijke bijdrage van het onderzoek ...7

1.4. Structuur van het onderzoek ...8

Hoofdstuk 2: Theoretische inkadering...9

2.1. Inleiding...9

2.2. Theoretische inkadering...9

2.3. Hypotheses...14

Hoofdstuk 3: Empirisch onderzoek...16

3.1. Inleiding...16

3.2. Onderzoeksmethode...16

3.3. Onderzoeksperiode...16

3.4. Onderzoekspopulatie ...16

3.4. Dataverzameling...16

3.5. Afhankelijke variabele...17

3.6. Onafhankelijke variabelen ...17

3.7. Dataverwerking ...18

Hoofdstuk 4: Onderzoeksanalyse ...19

4.1. Inleiding...19

4.2. Beschrijvende statistiek ...19

(4)

4.3. Correlatie...22

4.4. Lineaire regressie ...23

4.5. Hypotheses...24

Hoofdstuk 5: Conclusie ...26

5.1. Inleiding...26

5.2. Beantwoording hoofdvraag ...26

5.3. Beperkingen ...27

5.4. Vervolgonderzoek ...27

Literatuurlijst...28

Bijlage I – Onderzochte ondernemingen ...31

(5)

Hoofdstuk 1: Opzet onderzoek

1.1. Inleiding

In het eerste hoofdstuk van het onderzoek wordt ingegaan op de opzet, structuur en de basis van het door mij uit te voeren onderzoek.

1.2. Inleiding tot het onderwerp

Ondernemingen die in Nederland staan ingeschreven in het handelsregister zijn op grond van artikel 2:394 BW verplicht hun jaarrekening te publiceren bij de Kamer van Koophandel.

Deze publicatieplicht dient er onder andere toe dat externe belanghebbenden, zoals leveranciers en opdrachtgevers, inzicht hebben in de financiële condities van de onderneming.

In de wet is voorgeschreven dat ondernemingen met een zetel in Nederland verplicht zijn binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening op te stellen (artikel 2:101/2:210 BW). De gestelde termijn van vijf maanden kan door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op grond van bijzondere omstandigheden met maximaal zes maanden worden verlengd. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders heeft nadat de jaarrekening is opgesteld maximaal twee maanden de tijd om de jaarrekening vast te stellen. Dit houdt in dat de jaarrekening uiterlijk 13 maanden na het eindigen van het boekjaar gepubliceerd moet worden (artikel 2:394 lid 3 BW).

In tijden van economische crisis bestaat de kans dat meer ondernemingen die het moeilijk financieel moeilijk hebben bewust later de jaarrekening publiceren dan in tijden van niet- economische crisis. Mogelijke motieven van het bestuur van de onderneming om haar jaarrekening niet tijdig te publiceren is het niet willen inlichten van concurrenten, stakeholder en het maatschappelijk verkeer over de (slechte) financiële positie waarin de onderneming zich bevindt. Dit wordt gestaafd door het onderzoek van Litjens (2010).

Uit zijn onderzoek blijkt dat 7 van de 10 controleplichtige besloten- en naamloze vennootschappen die tijdens de financiële crisis ten onder zijn gegaan waren voorzien van een goedkeurende controleverklaring (Litjens, 2010).

Een kortere deponeringstermijn kan er voor zorgen dat de accountant in staat is om een uitspraak te doen over de getrouwheid van de jaarrekening met inbegrip van de continuïteit (Litjens, 2010).

Het niet tijdig publiceren van de financiële gegevens kan er toe leiden dat iedere bestuurder van een onderneming op grond van artikel 2:248 BW hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor het boedeltekort in het geval van een faillissement. Dit wil zeggen dat wanneer de bestuurder van de onderneming haar taak onbehoorlijk heeft vervuld en dit een belangrijk

(6)

oorzaak is van het faillissement de bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het faillissement en de gevolgen daarvan.

Het niet tijdig publiceren van de financiële gegevens kan naast het stellen van hoofdelijke aansprakelijkheid van iedere bestuurder ook leiden tot een geldboete van maximaal € 19.000. De taak tot het toezien op de tijdige deponering van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel ligt bij de belastingdienst. In de praktijk blijkt echter dat de kans op het krijgen van een dergelijke geldboete vooralsnog verwaarloosbaar klein is, in circa 1% tot 2%

van de gevallen van het niet tijdig publiceren van de jaarrekening leidt uiteindelijk tot een geldstraf (de Jong e.a., 2006).

1.2. Hoofdvraag

Eind 2007 zijn de eerste verschijnselen zichtbaar geworden van de wereldwijde kredietcrisis.

Door de wereldwijde kredietcrisis is het algemene klimaat en het consumentenvertrouwen in de economie sterk verslechterd en voelen de consumenten en de ondernemingen er tot en met heden nog altijd de gevolgen van.

Brunnermeier (2009) heeft in zijn artikel over de in 2007 ontstane kredietcrisis het economische mechanisme beschreven hoe het verlies in vertrouwen in de (hypothecaire) banken markt heeft geleid tot de kredietcrisis. Brunnermeier stelt dat het speculeren van de (voornamelijk Amerikaanse) banken met leningen als oorzaak kan worden aangewezen. De banken verstrekte leningen voor de financiering van woningen zonder goed na te gaan of de lening in de toekomst terugbetaald kon worden.

Als gevolg van de verslechtering van de financiële positie van de banken konden zij moeilijker geld uitlenen aan ondernemers en de kosten voor de ondernemers voor financieringen steeg.

Doordat in Amerika het vertrouwen tussen de banken, ondernemers en natuurlijke personen verslechterde en de banken zich steeds meer hadden ingelaten met complexe producten en speculeerden op de stijgende woningmarkt sloeg het wantrouwen in elkaar over naar de rest van de wereld (Mizen, 2008).

Door het stijgende wantrouwen in elkaar konden banken onderling en ondernemingen bij banken minder, of tegen hogere kosten geld lenen wat veroorzaakte dat de financiële crisis in de Amerikaanse bankensector omsloeg in een wereldwijde algehele economische crisis (Brunnermeier, 2009) en werden ook voor Nederlandse ondernemingen en financiële instellingen de gevolgen van de economische crisis zichtbaar en stijgt de interesse van de stakeholders in de jaarrekening van de onderneming.

(7)

Het niet tijdig deponeren van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel kan voor het maatschappelijk verkeer en voor de onderneming dus veel gevolgen hebben. Hieruit volgend heb ik de volgende hoofdvraag geformuleerd:

“In hoeverre kunnen verschillen in de deponeringstermijn worden verklaard door kenmerken van de onderneming zoals grootte en het behaalde resultaat en in hoeverre is de economische crisis hierop van invloed?”

1.3. Wetenschappelijke bijdrage van het onderzoek

Haw e.a. (2000) hebben onderzoek uitgevoerd naar onder andere de relatie tussen ondernemingsprestaties en de tijdigheid van het publiceren van jaarrekeningen in een opkomende markt als China. Als conclusie van het uitgevoerde onderzoek kan worden gesteld dat ondernemingen met slechte ondernemingsprestaties zullen proberen om het uitbrengen van het nieuws uit te stellen. Het kan worden gesteld dat ondernemingen in een opkomende markt als China bij goed nieuws eerder publiceren dan wanneer ondernemingen slecht nieuws moeten publiceren. (Haw e.a. 2000).

Kross (1981) deed onderzoek bij Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen naar de audit delay (de termijn tussen het einde boekjaar van de onderneming en de datum van publicatie). Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat ondernemingen die later publiceren dat de verwachte datum veelal slecht nieuws naar buiten brengen en ondernemingen die voor of op de verwachte datum publiceren veelal goede resultaten weten te publiceren. De conclusie van het onderzoek van Kross (1981) ligt derhalve in lijn met het uitgevoerde onderzoek door Haw e.a. (2000) naar de tijdigheid van publiceren van de jaarrekening en de ondernemingsprestaties van ondernemingen op de Chinese markt.

In het in oktober 2008 gepubliceerde artikel “Kwaliteit gedeponeerde jaarstukken middelgrote rechtspersonen” zijn 250 jaarrekeningen van Nederlandse ondernemingen over het boekjaar 2006 onderzocht op de termijnen voor het opmaken en vaststellen van de jaarrekening en het deponeren van de jaarstukken en overige elementen welke niet relevant zijn voor mijn onderzoek. Uit het onderzoek is gebleken dat 11% van de 91 onderzochte middelgrote besloten vennootschapen de jaarrekening niet binnen de gestelde termijn heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.

In 2007 zijn de eerste beginselen van de wereldwijde kredietcrisis zichtbaar geworden, financiële instellingen dienden door overheden te worden bijgesprongen en de regels voor kredietverschaffing aan ondernemingen werden strenger. De kredietcrisis heeft een grote impact gehad op ondernemingen.

Door middel van mijn onderzoek wil ik aantonen of middelgrote, niet beursgenoteerde ondernemingen in Nederland haar jaarrekening in crisistijd later publiceren. De tijdigheid

(8)

van het publiceren van de jaarrekening van middelgrote niet beursgenoteerde besloten vennootschappen in crisistijd wil ik onderzoeken door de tijdigheid van het publiceren van de jaarrekening over het boekjaar 2009 te vergelijken met de tijdigheid van de jaarrekening over het boekjaar 2006.

In tegenstelling tot het door Kross (1981) uitgevoerde onderzoek waarin hij onderzoek deed naar Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen zal ik mijn onderzoek richten op middelgrote niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen over de periode 2006 tot en met 2009.

Het onderzoek zal relevant zijn voor controlerende accountants, gebruikers van jaarrekeningen middelgrote ondernemingen en wet- en regelgevers op het gebied van financiële verslaggevers en accountantscontroles.

1.4. Structuur van het onderzoek

In hoofdstuk 2 van het onderzoek zal aandacht worden geschonken aan de theorie die ten grondslag ligt aan het onderwerp en relevant is voor het uit te voeren onderzoek. Hierbij zal de verwachtingskloof van het onderzoek en relevante theoretische onderwerpen worden besproken. Voortvloeiend uit de theorie zullen enkele hypotheses worden geformuleerd welke het startpunt van mijn onderzoek zullen zijn.

In het derde hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op het uit te voeren empirisch onderzoek. Hierbij zal in worden gegaan op onder andere de onderzoeksperiode, de onderzoekspopulatie, de wijze van data verzameling en uiteindelijk de verwerking van de data.

De verzamelde data zal worden geanalyseerd, de analyse van de verzamelde data zal worden beschreven in hoofdstuk 4.

In het laatste hoofdstuk zullen de deelvragen en de hoofdvraag worden beantwoord aan de hand van de uitkomst van het uitgevoerde onderzoek.

(9)

Hoofdstuk 2: Theoretische inkadering

2.1. Inleiding

Om tot antwoorden te komen op de geformuleerde hoofdvraag wil ik een theoretisch kader scheppen.

In dit hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op het begrip tijdigheid en de gevolgen van het niet tijdig publiceren van de jaarrekening.

Naast de beursgenoteerde ondernemingen dienen alle middelgrote- en grote ondernemingen welke staan ingeschreven bij de Kamer Van Koophandel haar jaarrekening te voorzien van een controleverklaring van een onafhankelijke accountant. (artikel 2:394 BW).

2.2. Theoretische inkadering

2.2.1. Agency theorie

In de agency theorie wordt de dagelijkse leiding van de onderneming aanduid als ‘agent’ en wordt de aandeelhouder / stakeholder van de onderneming aangeduid als ‘principal’. De agency theorie gaat in op de problemen die tussen de agent en de principal ontstaat als gevolg van informatieasymmetrie (Jensen & Meckling, 1976).

De ideeën van de agency theorie zijn in Nederland goed toepasbaar op onder andere naamloze- en besloten vennootschappen omdat daar sprake is (kan zijn) van scheiding tussen leiding en eigendom.

Een middelgrote niet-beursgenoteerde onderneming in Nederland kan worden gedreven in de vorm van een besloten- (hierna: BV) of een naamloze vennootschap ( hierna: NV).

Wanneer een onderneming wordt gedreven in de vorm van een BV of een NV ontstaat er veelal een scheiding tussen de agent en de principal. Door de scheiding tussen de agent en de pricipal kan er een conflicterend belang ontstaan tussen de agent en haar principals. De agent heeft de mogelijkheid om haar eigen belang voorop te stellen ten koste van het belang van de onderneming en haar principals doordat zij meer en veelal gedetailleerde informatie hebben. Het verschil tussen de beschikbare informatie voor de agent en de principals wordt informatieasymmetrie genoemd. Informatieasymmetrie ontstaat dus wanneer sommige partijen een informatie voordeel hebben op andere partijen ten aanzien van business transacties (Scott, 2008).

Informatieasymmetrie is een verschijnsel wat voorkomt bij zowel de beursgenoteerde- als niet beursgenoteerde ondernemingen. Tussen beursgenoteerde- en niet beursgenoteerde ondernemingen zitten veel verschillen. Jensen (1989) stelt in zijn artikel dat beursgenoteerde bedrijven jarenlang de drijfveer waren achter de wereldwijde economie.

Echter lopen de niet-beursgenoteerde ondernemingen in de loop der jaren in op de

(10)

beursgenoteerde ondernemingen door zelfstandig te groeien. De niet-beursgenoteerde ondernemingen worden in tegenstelling tot de beursgenoteerde ondernemingen gefinancierd door publieke en private leningen. Uit onderzoek van Brewer (1996) blijkt dat niet-beursgenoteerde ondernemingen die veelal een DGA structuur hebben relatief veel worden gefinancierd door middel van gelden afkomstig van financiële instellingen. Bij ondernemingen met een DGA structuur bestaat er geen onderscheid tussen de dagelijkse leiding van de onderneming en de eigenaren. Maar aangezien de onderneming veelal is gefinancierd met vermogen van een financiële instelling is de betreffende financiële instelling als principal geïnteresseerd in de jaarrekening aangezien zij als principal informatieasymmetrie hebben ten opzichte van de agent (Jensen & Meckling, 1976). Door middel van de jaarrekening wil de vermogensverschaffer de informatieassymetrie verkleinen. Daarnaast binden de beursgenoteerde ondernemingen de agenten aan de onderneming door hun grote vermogensbelangen en geldbeloningen in het vooruitzicht te stellen. Door deze beloningen in de vorm van vermogensbelangen en geld wordt het opheffen van de informatieasymmetrie tussen de agent en de principal steeds belangrijker.

De principal van beursgenoteerde ondernemingen maken ten opzichte van de belanghebbenden van niet-beursgenoteerde ondernemingen meer gebruik van de informatie die is opgenomen in jaarrekening van de onderneming. Uit onderzoek van Barlett en Chandler (2007) blijkt dat principalen van voornamelijk niet-beursgenoteerde ondernemingen niet of nauwelijks de jaarrekening lezen. Principalen van beursgenoteerde ondernemingen zijn er dus bij gebaat dat de beursgenoteerde onderneming een zo kort mogelijke audit delay nastreven. Terwijl dit bij niet-beursgenoteerde ondernemingen minder van belang is. De audit delay zal later in deze scriptie verder behandeld worden.

Informatieasymmetrie kan grote gevolgen hebben voor de onderneming, de agent en de principal. Een belangrijke groep van principalen van ondernemingen betreffen vermogensverschaffers in de vorm van aandeelhouders of financiële instellingen. Hancock en Wilcox (1998) hebben onderzocht hoe niet-beursgenoteerde ondernemingen reageren op wijzigingen in de condities van financiële instellingen. Uit het door Hancock en Wilcox uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat bij niet-beursgenoteerde ondernemingen meer reacties zichtbaar zijn naar aanleiding van het wijzigen van de condities bij financiële instellingen dan bij beursgenoteerde ondernemingen. Niet- beursgenoteerde ondernemingen zijn afhankelijker van de vermogensverschaffing van financiële instellingen en worden hierdoor direct geconfronteerd met de verscherping van de kredietvoorwaarden en de naleving hierop. Daarnaast waren de gevolgen van de verandering van de condities van financiële instellingen bij zowel beursgenoteerde- als niet- beursgenoteerde ondernemingen gelijk. Hierdoor werd het verkleinen van de

(11)

informatieasymmetrie bij zowel ondernemingen waarbij er sprake is van scheiding tussen de agent en principal steeds belangrijker.

Naast de vermogensverschaffer kunnen ook overige belanghebbende externe partijen zoals leveranciers en de overheid gezien worden als een principal van de onderneming.

Voor de principal is het veelal niet vast te stellen of de door de agent opgestelde jaarrekening een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid of dat de agent in zijn eigen belang het resultaat van de onderneming wil sturen. Ronen & Yaari (2007) hebben winststuringen onderzocht en onderverdeeld in categorieën. De eerste categorie houdt in dat de agent transparant is in de wijze van verslaggeving, de tweede categorie betreft het sturen van het resultaat binnen de regels van de wet en de laatste categorie betreft misleiding en fraude. Om het risico op onjuiste, onvolledige informatieverspreiding en winststuring in het eigen belang van de agent tegen te gaan kan de principaal zelf proberen na te gaan of de informatie in de opgestelde jaarrekening betrouwbaar is. Echter beschikt de principal veelal niet over voldoende kennis om dit te kunnen vast stellen. Om de betrouwbaarheid van de opgestelde jaarrekening te onderzoeken wordt een onafhankelijke derde partij, de accountant ingeschakeld. De accountant zal naar aanleiding van zijn controlewerkzaamheden een controleverklaring van de onafhankelijke accountant afgeven over de betrouwbaarheid van de opgestelde jaarrekening.

Informatieasymmetrie is daarom een belangrijk onderwerp voor de agent en principal van ondernemingen. Scott (2008) onderkent twee verschillende soorten van informatieasymmetrie, te weten adverse selection en moral hazerd.

Er is sprake van adverse selection wanneer de agent beschikt over ‘inside information’ ten opzichte van de principal wat inhoudt dat de agent en principal niet over de gelijke informatie beschikken om beslissingen te nemen of de impact van de beslissing in te kunnen schatten. Door de informatieasymmetrie heeft de principal een bepaalde onzekerheid ten aanzien van de prestaties van de onderneming (Scott, 2008).

Naast adverse selection bestaat er een tweede vorm van informatieasymmetrie genaamd moral hazerd. Van moral hazerd wordt gesproken wanneer één of meerdere partijen die betrokken zijn bij transacties (het contract) invloed kunnen uitoefenen op het eindresultaat van de transactie maar een andere partij niet. Met andere woorden de belangen van alle partijen in de transactie kunnen niet door hen allen worden beïnvloed (Scott, 2008).

Voor het onderzoek dat ik door middel van deze scriptie wil uitvoeren ligt de nadruk op adverse selection. De agent heeft informatie waarover de principal ook wil beschikken en dit zal gedeeld worden via de jaarrekening.

(12)

Om de informatieasymmetrie tussen de agent en de principal tegen te gaan kan de principal maatregelen nemen, het nemen van deze maatregelen wordt in de agency theorie monitoring genoemd. Monitoring door de principal op de agent om de informatieasymmetrie te verkleinen kan op verschillende manieren vorm krijgen zoals budgetbewaking, accountantscontrole maar ook door middel van het vooraf vastleggen van de handelswijze met betrekking tot winstdeling, aandelen opties en bonusregelingen (Jensen & Meckling, 1976).

Eén van de monitoring maatregelen om de informatieasymmetrie tussen de agent en principal te verkleinen betreft het opstellen en het door een onafhankelijke accountant laten controleren van een jaarrekening. De financiële prestaties van een onderneming komen tot uitdrukking in de jaarrekening over een bepaalde periode, veelal is deze periode gelijk aan het kalenderjaar. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de jaarrekening ligt bij de agent en wordt nadat het door een onafhankelijke accountant is voorzien van een controleverklaring aan de principal van de onderneming aangeboden. Door het verstrekken van de onder de verantwoordelijkheid van de agent opgestelde aan de aandeelhouders verkleind de agent de informatieasymmetrie met de principal (Scott, 2008).

Veelal wordt de rol van monitor wettelijk dan wel vrijwillig zoals aangegeven uitgevoerd door een van de agent en principal onafhankelijke accountant. In het burgerlijk wetboek is vastgelegd welke ondernemingen bij wet verplicht zijn de jaarrekening over een betreffende periode te laten controleren op betrouwbaarheid door een onafhankelijke accountant en de minimale eisen waaraan de jaarrekening dient te voldoen conform de richtlijnen van de jaarverslaggeving (RJ). De accountant zal haar onafhankelijke oordeel geven over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de informatieverstrekking van de door de agent opgestelde financiële verantwoording in de vorm van een jaarrekening.

Om de informatieasymmetrie tussen de agent en de principal te verkleinen kan zoals eerder aangegeven de accountant een verklaring verstrekken bij de betrouwbaarheid van de opgestelde jaarrekening. Om de jaarrekening als sturingsobject te gebruiken moet de jaarrekening dus worden voorzien van een door een onafhankelijke accountant afgegeven controleverklaring. Doordat de accountant bij wet verplicht is werkzaamheden te verrichten om haar oordeel over de betrouwbaarheid van de opgestelde jaarrekening te vellen ontstaat er een termijn tussen het einde van het boekjaar en de datum publicatie van de jaarrekening. Deze termijn wordt aangegeven met de term ‘audit delay’ (Haw & Wu, 2000).

(13)

2.2.2. Audit delay

Een significant aantal middelgrote ondernemingen in Nederland overtreedt de wet door haar jaarrekening niet of niet tijdig publiceren (Vergoossen & Gouwens 2008). De periode tussen het einde van het boekjaar van een onderneming en de datum dat de jaarrekening voor alle principals beschikbaar is wordt audit delay genoemd (Haw & Wu, 2000).

De signalling theorie (Ross, 1979) gaat uit van de veronderstelling dat het verplicht stellen van het publiceren van de jaarrekening niet noodzakelijk is. De theorie gaat uit van de veronderstelling dat ondernemingen met zeer positief nieuws dit graag publiceren om zich te onderscheiden van andere ondernemingen met een positief resultaat. Ondernemingen met slechte resultaten zouden volgens de signalling theorie uiteindelijk ook sneller willen publiceren dan ondernemingen met slechter resultaat om zich te kunnen onderscheiden.

In de signalling theorie gaat het om de werking die signalen uitoefenen op het systeem.

Spence ( 2002) veronderstelt dat ondernemingen welke een signaal afgeven dat positief wordt opgevangen hierdoor op meerdere momenten, zoals met financiering en marktaandeel voordeel weten te behalen.

Het zo kort mogelijk houden van de audit delay is niet alleen in het belang van de aandeelhouder om zo snel mogelijk dezelfde informatie te krijgen als de agent maar ook voor de agent kan dit voordelen opleveren zoals een hogere betrouwbaarheid bij leveranciers. Uit voorgaande uitgevoerde onderzoeken naar de audit delay bij beursgenoteerde ondernemingen is gebleken dat ondernemingen met een langere audit delay worden gestraft door de beleggers ( Givoly & Palmon, 1982, Chambers & Penman, 1984) door een dalende koers van het aandeel van de onderneming.

Ondernemingen waarmee het financieel minder gaat willen externe belangstellenden natuurlijk een zo goed mogelijk beeld van de onderneming geven. Om de onderneming in een zo positief mogelijk daglicht te zetten zal het management van de onderneming het publiceren van de jaarrekening met slecht nieuws zo lang mogelijk uitstellen en daarbij zo min mogelijk informatie te verschaffen, de signalling theorie gaat uit van de veronderstelling dat ondernemingen een zo positief mogelijk signaal willen afgeven en hierdoor alsnog tijdig haar jaarrekening publiceert (Spence, 2002). De veronderstelling van Spence met betrekking tot de signalling theorie ligt dus in lijn met het uitgevoerde onderzoek door Gilling (1977), Ng & Tai (1994) en Ettredge e.a. (2006) met betrekking tot de audit delay dat ondernemingen met een positiever resultaat een kortere audit delay hebben.

Voortbordurend op de signalling theorie hebben Jiang, Konstantinidi en Skiadopoulos (2012) voor de periode 2003 tot en met 2010 onderzocht wat het effect van een groot aantal geplande- en ongeplande nieuwsberichten heeft op de impliciete volatiliteit van tussen de Amerikaanse en Europese markt en de Europese markt onderling. De conclusie van het

(14)

uitgevoerde onderzoek van Jiang, Konstantinidi en Skiadopoulos (2012) is dat geplande nieuwsberichten zorgen voor een dalende impliciete volatiliteit en helpen bij het oplossen van informatie onzekerheid in tegenstelling tot ongeplande nieuwsberichten. De conclusie van het uitgevoerde onderzoek van Jiang, Konstantinidi en Skiadopoulos (2012) wat gedeeltelijk is uitgevoerd in crisistijd lag in lijn met eerder uitgevoerde onderzoeken in niet- crisistijd van bijvoorbeeld Donders en Vorst (1996). Het uitgevoerde onderzoek van Jiang, Kostantinidi en Skiadopoulos (2012) laat op basis van haar conclusies zien dat het aansluit op de signalling theorie.

Uit eerder uitgevoerde onderzoeken op het gebied van audit delay bij beursgenoteerde ondernemingen is gebleken dat bepaalde factoren steeds weer terug komen die invloed hebben op de audit delay. De onderzoekers Gilling (1977), Ng & Tai (1994) en Ettredge e.a.

(2006) vonden in het door hun uitgevoerde onderzoek een significant verband was tussen de grootte en het resultaat van de onderneming en de audit delay. Naarmate de onderneming groter en hogere winsten heeft leidt dit tot een kortere audit delay wat een positieve invloed heeft op de koers van het aandeel van de onderneming.

Zoals eerder staat beschreven is het bij wet vastgelegd dat alle ondernemingen die voldoen aan de daaraan gestelde criteria, gebaseerd op basis van het balanstotaal, de netto-omzet en het aantal medewerkers gerekend in voltijd dienstbetrekking, haar jaarrekening moet deponeren bij de KvK (artikel 2:394 BW). In tijden van economische crisis zullen steeds meer stakeholders van ook niet-beursgenoteerde ondernemingen gebruik maken van de door de onderneming gepubliceerde jaarrekening. Leveranciers en financiering instellingen van ondernemingen zullen nagaan of de onderneming voldoende solvabiliteit heeft om de verplichtingen tegen hen te voldoen.

2.3. Hypotheses

Om de hoofdvraag in mijn onderzoek te beantwoorden heb ik hypotheses geformuleerd.

2.3.1 financiële prestaties

De periode tussen het afsluiten van het boekjaar en de datum waarop de jaarrekening van de onderneming wordt gepubliceerd bij de Kamer van Koophandel kan worden aangeduid als audit delay. Uit voorgaande uitgevoerde onderzoeken door Givoly & Palmon (1982) en Chambers & Penman (1984) naar de audit delay is gebleken dat beursgenoteerde ondernemingen met een langere audit delay worden afgestraft door beleggers door een dalende koers van het aandeel. Evenals de uitgevoerde onderzoeken van Givoly & Palmon (1982) en Chambers & Penman (1984) laten de resultaten van de uitgevoerde onderzoek van Gilling (1977), Ng & Tai (1994) en Ettredge e.a. (2006) zien dat er een significant verband bestaat tussen een kortere audit delay naarmate de resultaten van de

(15)

ondernemingen met slechte financiële resultaten haar jaarrekening later publiceren. Hieruit voortkomend heb ik de volgende hypothese beschreven:

H1: Ondernemingen met slechte financiële resultaten publiceren later.

2.3.2. omvang onderneming

In het door mij uitgevoerde onderzoek heb ik onderscheid gemaakt tussen grote- (niet beursgenoteerde) en middelgrote ondernemingen. Grote ondernemingen zonder DGA structuur worden vaker in tegenstelling tot middelgrote ondernemingen met een DGA structuur gefinancierd door publieke en private leningen, terwijl uit het onderzoek van Brewer (1996) blijkt dat middelgrote ondernemingen met een DGA structuur vaker zijn gefinancierd door middel van financiële instellingen. Daarnaast is uit onderzoek van Vergoossen en Gouwens (2008) gebleken dat middelgrote ondernemingen in Nederland veelal de maximale wettelijke termijn van 13 maanden voor het deponeren van de jaarrekening na het afsluiten van het boekjaar overtreedt. Een oorzaak van het eerder publiceren van de jaarrekening door grote ondernemingen kan de hogere mate van media aandacht zijn en het aantal principalen die belangstelling hebben voor de gepubliceerde jaarrekening van grote onderneming ten opzichte van kleine- en middelgrote ondernemingen (Beyer e.a., 2010). de Hierop volgend heb ik de volgende hypothese geformuleerd:

H2: Grote ondernemingen publiceren sneller.

2.3.3. impact financiële crisis

De economische crisis heeft ervoor gezorgd dat veel ondernemingen in zwaar weer zijn terecht gekomen, zijn de bedrijfsresultaten teruglopen en is het aantal faillissementen gestegen naar een recordaantal (bron: cbs) en blijkt uit het onderzoek uitgevoerd door Vergoossen en Gouwens (2008) dat een significant aantal middelgrote ondernemingen in Nederland haar jaarrekening te laat deponeert bij de Kamer van Koophandel. Zowel Ross (1979) als Spence (2002) concluderen op basis van hun uitgevoerde onderzoek dat ondernemingen een positief signaal willen afgeven naar de markt en haar belanghebbende en daarom zo spoedig mogelijk de jaarrekening willen publiceren. Naar aanleiding van de uitgevoerde onderzoeken van Ross (1979) en Spence (2002) heb ik de volgende hypothese geformuleerd:

H3: Er bestaat een relatie tussen de financiële crisis en de termijn tussen het einde van het boekjaar en het moment van deponeren van de jaarrekening.

(16)

Hoofdstuk 3: Empirisch onderzoek 3.1. Inleiding

In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op het onderzoek, de verzamelde data en de verwerking hiervan. Vervolgens geef ik in dit hoofdstuk een toelichting op de afhankelijke- en onafhankelijke controlevariabelen.

3.2. Onderzoeksmethode

Door het uitvoeren van een literatuurstudie en empirisch onderzoek wil ik mijn geformuleerde hoofdvraag beantwoorden en de geformuleerde hypotheses toetsen. Voor de beantwoording van de hoofdvraag zal ik de tijdigheid van het publiceren van de jaarrekeningen over het boekjaar 2006 en het boekjaar 2009 van 100 willekeurig geselecteerde ondernemingen onderzoeken.

3.3. Onderzoeksperiode

Zoals eerder aangegeven worden alleen ondernemingen met een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar betrokken in het onderzoek, hieruit volgt dat de onderzoeksperiode loopt van 1 januari 2006 en kan eventueel, bij het niet tijdig deponeren van de jaarrekening, een uitloop hebben tot en met de datum van het definitief maken van mijn scriptie. Indien alle onderzochte ondernemingen voldoen aan de in de wet gestelde maximale termijn voor het deponeren van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel zal feitelijk de onderzoeksperiode eindigen 13 maanden na het afsluiten van het boekjaar 2009, te weten 31 januari 2011.

3.4. Onderzoekspopulatie

Het onderzoek zal worden uitgevoerd op de jaarrekeningen van besloten- en naamloze vennootschappen welke staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en per onderzoeksdatum voldoen aan de criteria van een bij wet controleplichtige onderneming en een boekjaar hebben gelijklopend met een kalenderjaar. Hierbij zijn gezien de publicatiedruk de beursgenoteerde ondernemingen buiten beschouwing gelaten.

Voor een overzicht van de onderzochte ondernemingen wordt verwezen naar het in de bijlage I opgenomen overzicht.

3.4. Dataverzameling

Alle besloten- en naamloze vennootschappen dienen jaarlijks haar jaarrekening te deponeren bij de Kamer van Koophandel. De database van de gedeponeerde jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel kan via de website company.info worden benaderd. Op basis

(17)

van de gedeponeerde jaarrekeningen over het boekjaar 2006 bij de Kamer van Koophandel heb ik ad random 100 vennootschappen geselecteerd.

3.5. Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is het aantal dagen tussen het einde van het boekjaar en de datum waarop de jaarrekening wordt gepubliceerd. De financiële crisis heeft ervoor gezorgd dat de stakeholders meer aandacht vestigen op de jaarrekening en de tijdigheid van het deponeren van de jaarrekening. Uit de uitgevoerde onderzoeken van Gilling (1977), Ng & Tai (1994) en Ettredge e.a. (2006) blijkt een significant verband tussen een kortere audit delay en specifieke ondernemingskenmerken zoals omvang en resultaat.

3.6. Onafhankelijke variabelen

In mijn onderzoek wordt de invloed van vier onafhankelijke variabelen getoetst. In deze paragraaf zal ik een toelichting geven op de gekozen onafhankelijke controleverklaringen en de samenhang met de zoals in hoofdstuk 2 geformuleerde hypotheses.

Type controleverklaring

De eerste onafhankelijke controlevariabele betreft het type controleverklaring wat is afgegeven bij de jaarrekening over het betreffende jaar. Binnen de accountancy worden er 4 type verklaringen onderscheiden welke door de onafhankelijke accountant bij een jaarrekening kunnen worden afgegeven. De vier verschillende controleverklaringen betreffen een goedkeurende-, en afkeurende controleverklaring en een controleverklaring met oordeelonthouding- en beperking (bron: richtlijnen voor jaarverslaggeving). Ten behoeve van het door mij uit te voeren onderzoek heb ik een dummy variabele gecreëerd waarbij de waarde 1 is toegekend aan een goedkeurende controleverklaring en aan de overige controleverklaringen is de waarde 0 toegekend. Indien de onderneming geen controleverklaring heeft toegevoegd aan de gepubliceerde jaarrekening is hieraan de waarde 9 toegekend als uitzondering.

Resultaat en omvang van de onderneming

De tweede en derde onafhankelijke variabelen in mijn onderzoek zijn het resultaat na belastingen van de onderneming en de omvang van de onderneming op basis van het balanstotaal, de netto-omzet en het aantal medewerkers gerekend in voltijd dienstbetrekking in het onderzochte boekjaar. Ten behoeve van de door mij uit te voeren onderzoek is het resultaat van de onderneming weergegeven in euro`s en heb ik een dummy variabele gecreëerd voor de omvang van de onderneming waarbij de waarde 1 is toegekend aan een grote onderneming en de waarde 0 aan een middelgrote onderneming.

De uitgevoerde onderzoeken van Gillings (1977), Ng & Tai (1994) en Ettredge e.a. (2006) laat het behaalde resultaat en de omvang van de onderneming een significante invloed zien op

(18)

de termijn tussen het einde van het boekjaar en de datum waarop de jaarrekening wordt gepubliceerd bij de Kamer van Koophandel. Het resultaat en de omvang van de ondernemingen zijn onderdeel van het toetsen van hypothese 2 en hypothese 3.

3.7. Dataverwerking

De afhankelijke variabele in mijn onderzoek is het aantal dagen tussen het afsluiten van het boekjaar en de datum waarop de jaarrekening wordt gepubliceerd bij de Kamer van Koophandel.

In mijn onderzoek wil ik de relatie tussen de onafhankelijke variabelen en het aantal dagen 2006 / 2009 onderzoeken. Als eerste stap zullen de onafhankelijke variabelen tweezijdig worden getoetst op correlatie. Vervolgens wordt er een meervoudige regressie worden uitgevoerd.

In de uitwerking van de verzamelde data worden de volgende afkortingen gehanteerd:

Afkorting Betekenis

Aantal dagen 2006 / 2009 Hiermee wordt het aantal dagen tussen het einde van het boekjaar (31-12) en de datum van de afgifte van de controleverklaring van de onafhankelijke accountant weergegeven.

Res. 2006 / 2009 Betreft het behaalde netto resultaat van de onderneming over het betreffende boekjaar.

Cat. 2006 / 2009 De categorie waarin de onderneming kan worden gekwalificeerd op basis van het balanstotaal, netto omzet en het aantal medewerkers (fte). Ondernemingen kunnen worden gekwantificeerd als klein-,

middelgroot of grote onderneming.

Verkl. 2006 / 2009 Betreft het type controleverklaring van de onafhankelijke accountant wat is afgegeven bij de jaarrekening. In het onderzoek wordt onderscheidt gemaakt tussen een

goedkeurende controleverklaring van de onafhankelijke accountant en overige (hetzij oordeelonthouding, hetzij controleverklaring van de onafhankelijke accountant met

beperking).

Big Four Geeft aan of de jaarrekening is gecontroleerd door een Big Four kantoor (hetzij, Deloitte, KPMG, PwC of E&Y) of een andere organisatie.

(19)

Hoofdstuk 4: Onderzoeksanalyse

4.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de verzamelde data welke is gebruikt voor het uitgevoerde onderzoek en geanalyseerd. In paragraaf 4.2. wordt aandacht besteed aan de beschrijvende statistiek, de uitkomsten van het onderzoek wordt nader besproken in paragraaf 4.3.

4.2. Beschrijvende statistiek

De volgende paragraaf is gewijd aan de schrijvende statistiek. De hierna weergegeven tabellen zijn ontleend aan de uitkosten zoals die uit SPSS zijn geëxporteerd.

Aantal dagen

Tabel 1:

Aantal dagen N Minimum Maximum Mean

2006 100 43 898 230,52

2009 100 41 719 232,24

Uit bovenstaande tabel is af te lezen dat het gemiddelde aantal dagen tussen het einde van het boekjaar en de afgifte van de controleverklaring van de onafhankelijke accountant in 2009 is gestegen.

Resultaat

Tabel 2:

Resultaat N Minimum Maximum Mean

2006 100 7.787.000- 24.243.000 1.660.324

2009 100 18.000.000- 25.806.000 1.085.899

Het gemiddelde resultaat over het boekjaar 2009 van de 100 onderzochte ondernemingen is met 35% gedaald ten opzichte van het gemiddelde resultaat over het boekjaar 2006.

Eigen vermogen

Tabel 3:

Verklaring N Positief EV Geen positief EV

2006 100 100 0

2009 100 100 0

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat alle 100 onderzochte ondernemingen in zowel 2006 als in 2009 een positief eigen vermogen heeft.

(20)

Type verklaring

Tabel 4:

Verklaring N Goedkeurend Overig Niet bekend

2006 100 85 11 4

2009 100 89 9 2

In 2006 is door de controlerende accountant bij 85 van de gecontroleerde jaarrekeningen een goedkeurende controleverklaring van de onafhankelijke accountant verstrekt, bij 11 in de onderzoek onderzochte jaarrekeningen een ander type verklaring (hetzij een oordeel met beperking, hetzij oordeelonthouding) afgegeven. 4 ondernemingen hebben bij het publiceren van haar jaarrekening de controleverklaring van de onafhankelijke accountant niet gepubliceerd.

In 2009 was het aantal goedkeurende controleverklaringen van de onafhankelijke accountant bij de jaarrekening 89. Daarnaast is het aantal andere type verklaringen gedaald naar 9 stuks. In 2009 hebben 2 van de 100 onderzochte ondernemingen geen controleverklaring van de onafhankelijke accountant gepubliceerd.

Hieruit blijkt dat 4 ondernemingen welke een niet goedkeurende controleverklaring van de onafhankelijke accountant had of de controleverklaring van de onafhankelijke accountant niet had gepubliceerd in 2009 ten opzichte van 2006 is voorzien van een goedkeurende controleverklaring van de onafhankelijke accountant.

Omvang

Tabel 5:

Categorie N Minimum Maximum Mean

2006 100 0 1 0,41

2009 100 0 1 0,42

Uit de bovenstaande tabel kan worden opgemaakt dat er in 2009 sprake is van een (lichte) stijging van het aantal grote ondernemingen gebaseerd op basis van het balanstotaal, de netto-omzet en het aantal medewerkers gerekend in voltijd dienstbetrekking ten opzichte van 2006.

(21)

Type verklaring ten opzichte van het resultaat

Tabel 6:

Type verklaring

vs resultaat N

Gemiddeld

resultaat N

Gemiddeld resultaat

Goedkeurend 85 1.760.824 89 1.093.774

Overig 11 941.307 9 760.333

Niet bekend 4 1.502.000 2 2.200.500

2006 2009

In 2009 is het gemiddelde resultaat van ondernemingen met een goedkeurende controleverklaring van de onafhankelijke accountant gedaald met 38% ten opzichte van 2006. Het resultaat van ondernemingen met een overige controleverklaring van de onafhankelijke accountant is gedaald met 19%.

Type verklaring ten opzichte van het aantal dagen

Tabel 7:

Type verklaring

vs aantal dagen N

Gemiddeld

aantal dagen N

Gemiddeld aantal dagen

Goedkeurend 85 221,89 89 185,49

Overig 11 293,72 9 337,56

Niet bekend 4 240,00 2 195,00

2006 2009

Het aantal dagen tussen het einde van het boekjaar en de datum van publiceren van de jaarrekening is voor ondernemingen met een goedkeurende controleverklaring van de onafhankelijke accountant in 2009 gemiddeld met ruim 36 dagen afgenomen ten opzichte van 2006, daarentegen is het aantal dagen tussen het einde van het boekjaar en de datum van publiceren van de jaarrekening in 2009 ten opzichte van 2006 gestegen met bijna 44 dagen.

(22)

4.3. Correlatie

Voor het uitvoeren van een regressie analyse is het van belang voorafgaande aan het onderzoek de correlaties tussen de individuele variabelen te controleren op multicollineariteit. Multicollineariteit kan optreden wanneer de onafhankelijke variabelen onderling sterk correleren. De correlatie zal door middel van een tweezijdige toets met een significantieniveau van 5% (dit wil zeggen een zekerheid van 95%) worden uitgevoerd.

Indien er sprake is van multicollineariteit verklaren meerdere onafhankelijke variabelen dezelfde variantie in de afhankelijke variabele waardoor het niet mogelijk is om de correlerende onafhankelijke variabelen samen op te nemen in één regressie analyse.

In de literatuur is niet strikte grenzen omschreven over wat een acceptabel maximum is voor collineariteit. Voor het bepalen van de collineariteit wordt veelal de stelregel ingenomen dat een waarde hoe dichter bij de 1 de kans des te groter is op multicollineariteit. Bij een correlatie tussen twee predictoren boven de | 0.8 | bestaat er reden om aan te nemen dat er mogelijk sprake is van multicollineariteit. Wanneer hier sprake van is kan door middel van de variance inflation factor (VIF) en de hieraan gerelateerde tolerantie getoetst worden of er sprake is van een sterke lineaire relaties tussen de predictoren (Field, 2009).

In onderstaande tabellen zijn de uitkomsten van correlatiematrixen 2006 en 2009 opgenomen.

Tabel 8: Correlatie 2006

N = 100 Aantal dagen Resultaat Categorie Verklaring Big Four Eigen vermogen

Pearson Correlation -0,002 -0,087 -0,017 -0,004 N/A

Sig. (2-tailed) 0,982 0,390 0,867 0,966 N/A

Pearson Correlation -0,002 0,218* 0,005 -0,018 N/A

Sig. (2-tailed) 0,982 0,029 0,960 0,857 N/A

Pearson Correlation -0,087 0,218* -0,045 0,085 N/A

Sig. (2-tailed) 0,390 0,029 0,655 0,400 N/A

Pearson Correlation -0,017 0,005 -0,045 0,115 N/A

Sig. (2-tailed) 0,867 0,960 0,655 0,256 N/A

Pearson Correlation -0,004 -0,018 0,085 0,115 N/A

Sig. (2-tailed) 0,966 0,857 0,400 0,256 N/A

Pearson Correlation N/A N/A N/A N/A N/A

Sig. (2-tailed) N/A N/A N/A N/A N/A

1,000

1,000 Correlatie 2006

1,000

1,000

1,000 Aantal dagen

Resultaat

1,000

Big Four Eigen vermogen

Categorie Verklaring

* Correlatie is significant op significatieniveau 0,05 (tweezijdige toets)

Voor het boekjaar eindigend op 31-12-2006 is uit de correlatiematrix op te maken dat er sprake is van een positieve significante correlatie tussen de predictors ‘categorie’ en

‘resultaat’ met een waarde ter hoogte van 0,218.

(23)

Tabel 9: Correlatie 2009

N = 100 Aantal dagen Resultaat Categorie Verklaring Big Four Eigen vermogen

Pearson Correlation 0,039 -0,235* -0,099 -0,077 N/A

Sig. (2-tailed) 0,698 0,018 0,329 0,449 N/A

Pearson Correlation 0,039 0,103 0,047 -0,008 N/A

Sig. (2-tailed) 0,698 0,310 0,643 0,934 N/A

Pearson Correlation -0,235* 0,103 0,053 0,064 N/A

Sig. (2-tailed) 0,018 0,310 0,600 0,527 N/A

Pearson Correlation -0,099 0,047 0,053 0,144 N/A

Sig. (2-tailed) 0,329 0,643 0,600 0,152 N/A

Pearson Correlation -0,077 -0,008 0,064 0,144 N/A

Sig. (2-tailed) 0,449 0,934 0,527 0,152 N/A

Pearson Correlation N/A N/A N/A N/A N/A

Sig. (2-tailed) N/A N/A N/A N/A N/A

Correlatie 2009

Aantal dagen 1,000

Resultaat 1,000

Eigen vermogen 1,000

Categorie 1,000

Verklaring 1,000

Big Four 1,000

* Correlatie is significant op significatieniveau 0,05 (tweezijdige toets)

In tegenstelling tot het boekjaar 2006 is er bij de jaarrekeningen eindigend op 31-12-2009 geen significante correlatie zichtbaar tussen de predictoren ‘categorie’ en ‘resultaat’ en bedraagt de correlatie 0,103. Daarentegen is er in 2009 wel sprake van een negatieve significante correlatie tussen de predictoren ‘aantal dagen’ en ‘categorie’.

Uit de bovenstaande correlatie tabellen kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van multicollineariteit tussen de onafhankelijke en afhankelijke controlevariabelen.

4.4. Lineaire regressie

De samenhang van de variabelen zal doormiddel van de meervoudige lineaire regressie worden geanalyseerd. Bij de berekening van de parameters wordt het effect van één variabele nagegaan terwijl dat van de andere variabelen constant wordt gehouden.

Tabel 10: model summary lineaire regressie 2006

Model R R square Adjusted

R Square

Std. Error of

the estimate F Sig.

1. 0,256(a) 0,066 0,041 146,242 2,648 0,024(a)

Model Summary (b)

a) Predictors: (constant),D2006, Big four, res., verkl., cat.

b) Dependent Variable: Aantal dagen.

Uit de bovenstaande model samenvatting blijkt dat de opgenomen onafhankelijke variabelen voor < 7% de onafhankelijke variabele ‘aantal dagen’ verklaren. Daarnaast kan uit de overige statistische gegevens de conclusie worden getrokken dat het model niet significant is.

(24)

De vervolgstap in de analyse door middel van de meervoudige lineaire regressie is het analyseren van de berekende regressiecoëfficienten voor de opgenomen onafhankelijke variabelen. De ongestandaardiseerde betacoëfficienten worden hiervoor gebruikt.

Tabel 11: Coëfficienten aantal dagen 2006/2009

Standardized Coefficients

Model B Std. Error Beta t-waarde Significantie

Constant 319,945 33,212 9,633 0,000

Grootte -45,323 20,391 -1,60 -2,223 0,027

Resultaat 2,20E-06 0,000 0,058 0,811 0,418

Verklaring -84,474 32,628 -0,184 -2,589 0,010

Big 4 0,374 19,786 0,001 0,019 0,985

D2006 6,204 19,739 0,022 0,314 0,754

Coëfficienten Aantal dagen 2006/2009 Unstandardized

coefficients

Uit de in de bovenstaande opgenomen tabellen ‘coëfficienten Aantal dagen 2006 / 2009’

blijkt dat de onafhankelijke variabelen geen invloed hebben op de afhankelijke variabele.

4.5. Hypotheses

H1: Ondernemingen met slechte financiële resultaten publiceren later

Uit de beschrijvende statistiek is gebleken dat het gemiddelde resultaat van de onderzochte ondernemingen in 2009 (€ 1.085.899) met circa 35% is gedaald ten opzichte van het gemiddelde behaalde resultaat over 2006 (€ 1.660.324). Uit tabel 8 en tabel 9 is gebleken dat er geen sprake is van multicollineariteit tussen de onafhankelijke controlevariabele

‘resultaat’ en de afhankelijke controlevariabele ‘aantal dagen’.

Op basis van de uitgevoerde onderzoek waarvan de uitkomsten zijn opgenomen in tabel 11 is er geen sprake van een significant verband tussen de resultaten behaald in het betreffende boekjaar en de tijdigheid van het publiceren van de jaarrekening en wordt in afwijking met de uitgevoerde onderzoeken van Kross (1981) en Haw e.a. (2000) hypothese 1 verworpen. Als mogelijke verklaring hiervan kan zijn dat het gemiddelde van de behaalde resultaten over het boekjaar is gedaald, maar het merendeel van de ondernemingen (78 vs.

22 ondernemingen) een positief resultaat hebben gehaald over het boekjaar 2009.

H2: Grote ondernemingen publiceren sneller

Uit de beschrijvende statistiek kan worden geconcludeerd dat de omvang van de onderzochte ondernemingen is gestegen gezien de stijging van het aantal grote ondernemingen in 2009 ten opzichte van 2006.

(25)

In tabel 11 zijn de resultaten van het door mij uitgevoerde onderzoek opgenomen en hieruit blijkt dat de omvang van de 100 onderzochte ondernemingen geen significante invloed heeft op de termijn tussen het einde van het boekjaar en het moment waarop de jaarrekening wordt gepubliceerd. Op basis hiervan wordt hypothese 2 verworpen. Het verwerpen van hypothese 2 wijkt af van de conclusies getrokken in het uitgevoerde onderzoek van Givoly & Palmon (1982), Chambers & Penman (1984) ,Gilling (1977), Ng & Tai (1994) en Ettredge e.a. (2006) dat de grootte van een onderneming een significante invloed heeft op de termijn tussen het einde van het boekjaar en de datum van het publiceren van de jaarreking.

H3: Er bestaat een relatie tussen de financiële crisis en de termijn tussen het einde van het boekjaar en het moment van deponeren van de jaarrekening.

Uit de beschrijvende statistiek is gebleken dat de onderzochte ondernemingen in crisistijd zijn gegroeid in omvang op basis van de criteria balanstotaal, netto-omzet en het aantal medewerkers gerekend in voltijd dienstbetrekking en gemiddeld gezien een lager netto bedrijfsresultaat hebben geboekt.

Op basis van de resultaten van het door mij uitgevoerde onderzoekt weergegeven in tabel 11 blijkt dat er geen verband is tussen de financiële crisis waarvan eind 2007 de eerste verschijnselen zichtbaar werden en de termijn tussen het einde van het boekjaar en het moment van deponeren van de jaarrekening. De signalling theorie gaat uit van de veronderstelling dat ondernemingen een zo positief mogelijk signaal willen afgeven en hierdoor de jaarrekening tijdig deponeren (Spence, 2002), op basis van mijn onderzoeksresultaten blijkt geen significante afwijking in de termijn voor het deponeren van de jaarrekening en het einde van het boekjaar 2006 of 2009. Op basis hiervan wordt hypothese 3 verworpen. Als mogelijke verklaring hiervan kan zijn dat het gemiddelde van de behaalde resultaten over het boekjaar is gedaald, maar het merendeel van de ondernemingen (78 vs. 22 ondernemingen) een positief resultaat hebben gehaald over het boekjaar 2009 en op basis van beschrijvende statistiek is gebleken dat alle onderzochte ondernemingen over zowel 2006 als 2009 een positief eigen vermogen had.

(26)

Hoofdstuk 5: Conclusie 5.1. Inleiding

Momenteel is er nog altijd geen einde gekomen aan de wereldwijde economische crisis en het aantal faillissementen is in de huidige crisistijd gestegen naar recordhoogte (cijfers centraal plan bureau). De belangstelling van de stakeholders van ondernemingen voor de jaarrekening is steeds verder toegenomen. In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de effecten van ondernemingskenmerken zoals grootte, resultaat, type controleverklaring en accountant op de deponeringstermijn van de jaarrekening door middel van een empirisch onderzoek tussen de boekjaren 2006 en 2009.

Dit onderzoek is in een tweetal fasen opgedeeld. De eerste fase betreft een literatuuronderzoek en de tweede fase betreft een empirisch onderzoek. Het literatuuronderzoek dient als ondersteuning voor het uit te voeren empirisch onderzoek. Er is voor gekozen een empirisch onderzoek uit te voeren op 100 middelgrote- en grote ondernemingen met een zetel in Nederland over de boekjaren 2006 en 2009.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden verondersteld dat de ondernemingskenmerken zoals grootte, resultaat, type controleverklaring en accountant geen significante invloed op de tijdigheid van het deponeren van jaarrekening bij de Kamer van Koophandel.

5.2. Beantwoording hoofdvraag

Aan de hand van het theoretisch onderzoek en de uitgevoerde data-analyse wil ik antwoord geven op de in hoofdstuk 1 geformuleerde hoofdvraag:

“In hoeverre kunnen verschillen in de deponeringstermijn worden verklaard door kenmerken van de onderneming zoals grootte en het behaalde resultaat en in hoeverre is de economische crisis hierop van invloed?”

De grootte van de onderzochte ondernemingen zijn bepaald op basis van de gepubliceerde jaarrekening bij de Kamer van Koophandel en de in de wet vastgelegde criteria. De ondernemingen kunnen worden ingedeeld in de categorieën klein-, middelgroot- en grote ondernemingen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat in 2009 42 van de 100 onderzochte ondernemingen in de categorie grote ondernemingen vallen ten opzichte van 41 in 2006.

Het gemiddelde resultaat behaald over het boekjaar van de onderzochte ondernemingen is

(27)

De tijdigheid van het publiceren van de jaarrekening wordt gemeten aan de hand van het aantal dagen tussen de datum einde boekjaar welke bij alle onderzochte ondernemingen gelijk is aan het kalenderjaar en de datum van de publiceren bij de kamer van koophandel.

In 2006 werd gemiddeld gezien de jaarrekening naar 231 dagen gepubliceerd ten opzichte van 232 dagen in 2009.

Samenvattend kan worden gesteld dat de 100 onderzochte ondernemingen in 2009 zijn gegroeid ten opzichte van 2006 op basis van het aanwezige balanstotaal, behaalde netto omzet en het gemiddelde aantal medewerkers gerekend in voltijd dienstbetrekking.

Daarentegen is het behaalde resultaat van de ondernemingen gedaald in 2009 ten opzichte van 2006 en heeft de kredietcrisis nauwelijks impact gehad op de termijn tussen het afsluiten van het boekjaar en het van het publiceren van de jaarrekening.

5.3. Beperkingen

Het door mij uitgevoerde onderzoek is uitgevoerd op basis van een willekeurige selectie van de jaarrekeningen over de boekjaren 2006 en 2009 van 100 middelgrote- en grote ondernemingen welke staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en derhalve een zetel hebben in Nederland.

Als beperkingen voor het door mij uitgevoerde onderzoek kan de steefproefomvang, het uitsluiten van beursgenoteerde ondernemingen, generalisatie van enkel ondernemingen met een zetel in Nederland en de gekozen boekjaar worden gezien.

5.4. Vervolgonderzoek

In het door mij uitgevoerde onderzoek is er geen onderscheid gemaakt tussen de branches waarin de 100 onderzochte ondernemingen zich begeven. Op basis van de economie en sectoren onderzoek van de ABN Amro bank d.d. 10 juni 2013 blijkt dat de hardste klappen op het gebied van faillissementen vallen in bouwsector. Daarnaast is er nog altijd een stijging van het aantal faillissementen zichtbaar in de autobranche, informatie en communicatie en landbouw.

Als verdieping van het door mij uitgevoerde onderzoek is het voor de volgende onderzoekers mogelijk nader in te gaan op de branches waarin de verschillende ondernemingen zicht begeven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de invoering van de WNRA behouden werknemers wel de arbeidsvoorwaarden die voortvloeien uit de thans geldende cao, maar de WNRA regelt niet dat werknemers automatisch

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 &amp; M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

werkgever moet zijn belang bij ontslag afwegen tegen het belang van de werknemer bij baanbehoud, bijvoorbeeld door de werknemer compensatie aan te bieden voor de nadelige gevolgen

Een van de grote gevolgen van de invloed van het humanisme is geweest dat men nu ook aandacht kreeg voor Jezus als leraar, voor zijn prediking, voor het feit dat Hij toch in de

Omdat IPSAS niet verplicht is in Nederland en de verschillen tussen beide verslaggevingsstelsels dusdanig groot kunnen zijn, is het voor gebruikers van de

Bahn &amp; McGill (2007) recently asked a clever question that upset my complacency: what if environmental variables predict spatial variation in the abundance of organisms because