• No results found

maandblad van het wetenschappel ij k instituut

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "maandblad van het wetenschappel ij k instituut "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

49

52

~men­

n een s met

58

win- erlof.

ken is

65

an de et op

~rwijs.

Iande

~raag 73

75

9r ge- wloe- bevat inoeg

maandblad van het wetenschappel ij k instituut

voor het cda

389

Van Loghum Slaterus

(2)

Chnsten Democratische Verkenn1ngen IS het maand- blad van het Wetenschappelijk lnstituut voor het CDA

Het is de voortzett1ng van Anti-Revolutionaire Staatkunde, ChristeliJk Historisch Tijdschrift en Politiek Perspect1ef

Redactie drs. H. Eversd1jk mr. J.J.A.M. van Gennip drs. J. Grin

mr. AK. Huibers

ir. W.C.M. van Lieshout (voorzitter) drs. AM. Oostlander

dr. H. van Ruller prof. dr. C.J. Rijnvos

drs. T.L.E. Strop-von Meyenfeldt mr. L.B.M. Wust

drs. Th.B.F.M. Brinkel, secretaris

Redactie-adres

Wetenschappelijk lnstituut voor het CDA, Dr. Kuy- perstraat 5, 2514 BADen Haag. tel. 070-92.40.21.

t.a.v. drs. Th. B.F.M. Bnnkel.

Secretaresse: H.G.M. Veringa-Loomans.

De redactie stelt er pr1js op art1kelen (tot max1maal 4000 woorden) te ontvangen die passen in de opzet van Christen Democratische Verkenningen.

Boeken ter recens1e kan men zenden aan de redac- tie van Christen Democratische Verkennmgen; terre- censle gezonden boeken kunnen niet worden gere- tourneerd.

Chnsten Democratische Verkenningen wil een ge- wetensfunclie vervullen bmnen de chnsten-demo- cratie; verkennend, grenzen aftastend, opinierend, zowel historisch-analytisch als toekomstgencht en in- ternationaal geonenteerd.

Het doet dit vanu1t een kntisch-sol1da1re en onafhan- kelijke opstelling ten opzichte van het CDA

Het schrijft over en vanuit het spanningsveld tussen geloof en politiek.

Het vraagt de aandacht voor de betekenis van chris- ten-democratJsche uitgangspunten voor politieke en maatschappelijke vraagstukken.

Christen Democratische Verkenningen ncht z1ch op de trend in het politieke en maatschappelijke gebeu- ren ook in de polilieke actualite1t van de dag.

Uitgever

Van Loghum Slaterus bv postbus 23, 7400 GA Deventer telefoon 05700-1 08 11

Abonnementen

De abonnementsprijs bedraagt

f 60,-per jaar 1ncl. btw en verzendkosten.

Studenten CDJA-Ieden f 37.50 Losse nummers f 6.50

Abonnementsadministratie. Libresso (distnbutie var vak1nformatie) postbus 23, 7400 GA Deventer, tele- foon 05 700-3 31 55

Beeindiging abonnement

Abonnementen kunnen schrifteliJk tot uiterliJk 1 de- cember van het lopende abonnementsJaar worden opgezegd. Bij n1et tqdige opzegg1ng wordt het abonnement automatisch voor een Jaar verlengd

Adresw!jzlgingen

B1j wiJzig1ng van naam en/of adres verzoeken w1j u een gewijz1gd adresbandje toe te zenden aan Ll- bresso bv. postbus 23, 7400 GA Deventer

Beta!mgen

Gebru1k voor uw betal1ngen biJ voorkeur de te ont- vangen stortingsacceptg1rokaarten; dit vergemak- kelijkt de administrat1eve verwerking

Advertenties

Opgave van advertent1es aan de uitgever telefoon 030-51 12 74.

ISSN 0037-8135

(3)

Jtie var

;r, tele-

1 de

·orden ngd.

IWiJU 1 Li-

o ont- mak-

efoon

Column

DOCUMENT

AT''"""

fVEOE _ _

u::: __ .(,\ITDr ,,~

. RLANOSE

POL,-1.

lc_,\ i.:

PARTIJEN

Dr. H. van Ruller

Nederlandse Antill en en Verenigde Naties

Een warme douche doet mij beseffen, dat ik 1n een volstrekt vreemd gebied ben be- land. Het is zo gebleven. In een nat staartje van de orkaan Gilbert twee uur voor het ochtendgloren is de KLM-wide- body geland op de baan parallel aan de zee op Cura<;ao. Dan pas realiseer ik mij, dat ik niet meer in Nederland ben.

Door een prettige samenloop van om- standigheden ben ik uitgenodigd een se- rie colleges te geven over privatisering.

Noch de taal, noch het type afspraken, noch het onderwerp, noch het onderdak (ik logeer bij een vriend) gaf tijdens de voorbereidingen enige aanleiding om te denken aan een trip naar een vreemd ge- bied. Echter, gedurende de maand op de Nederlandse Antillen (NA) is het gevoel steeds sterker geworden, dat nu de staat- kundige band met het Koninkrijk der Ne- derlanden als toevallig moet worden be- schouwd.

Op de kleine, gezellige en actieve uni- versiteit en tijdens tal van andere ontmoe- tingen word ik stevig uitgehoord over mijn opvattingen over de toekomstige staat- kundige status van de NA.1 lk moet eerlijk bekennen nooit in de positie te zijn ge- weest om daarover te hebben moeten na- denken. De opvatting van het voormalige kamerlid Franssen 'onafhankelijkheid, zo nodig per PTT' gaat mij wat ver, maar voor het overige ...

Chr1sten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/89

AI discussierend ben ik tot de volgende conclusies gekomen. De eilanden horen niet of nauwelijks bij elkaar. De status aparte van Aruba lijkt een goede zaak, waarom dan niet zoiets voor Cura<;ao (eventueel samen met Bonaire) en St Maarten (zo mogelijk sam en met St Eusta- tius en Saba). De eilandbesturen zijn el- kaar tot last Het landsbestuur van de NA verdubbelt het bestuur op Cura<;ao en heeft betrekkelijk weinig invloed op de an- dere eilanden. Overdracht van de soeve- reiniteit aan Venezuela ligt voor de hand.

De ABC-eilanden liggen binnen de 200- mijlszone, bij helder weer kun je Venezu- ela zien liggen. Het idee blijkt onbespreek- baar. Het noemen van de mogelijkheid !e- vert het gevaar op de kamer te worden uit- gezet Het is een onbeschaafd land met een andere cultuur. Economisch zou het heel voordelig kunnen zijn. De eilanden liggen zo ver van elkaar en van andere Cara'fbische eilanden, dat aansluiting bij een grater geheel het probleem niet echt zou oplossen. Bovendien zijn er meer mini-eilandstaten in de wereld; meer dan twintig zijn er lid van de Verenigde Naties (VN). Waarom zouden deNA, ieder afzon- derlijk of in kleine groepjes niet aileen ver-

1 Dr lng. Valdemar Marcha en vele anderen, Nos Futuro.

wegen naar een toekomst voor de Nederlandse Ant!/- len, Curac;ao 1986

81

II

II

(4)

der kunnen? Men zal minstens erg goed moeten luisteren naar de argumenten, die vele Antillianen hebben om bij Nederland te willen blijven behoren2 , hun financiele voordeellaat ik buiten beschouwing. In de woorden van mijn echtgenote, vaak heftig bijgevallen door discussiepartners: 'Je kunt na 350 jaar niet eenzijdig een huwe- lijk verbreken, ook al was het een eenzijdig opgedrongen kind-huwelijk.'

Handhaving band

Echter de beleving van de on-Nederland- se vreemdheid, de grote mate van cultu- rele en politieke zelfstandigheid en de af- wezigheid van 'koloniaal denken' be- vestigt het gevoelsmatig ingenomen standpunt, dat een continuering van de huidige situatie niet goed is. De volgende argumenten heb ik gehoord voor de handhaving van de band met Nederland.

Nederland biedt diplomatieke bescher- ming tegen een aantasting van de demo- cratie en de soevereiniteit door Venezuela te weerhouden van verovering (vergelijk Falkland Islands) door wellicht een (drugs)-mafia-achtige kongsi te kunnen af- houden van verovering c.q. op- of omko- ping van het bestuur (Columbia-Miami;

Maladiven), of door het tegengaan van machtige, financieel sterke, kapitalistische dan wei links-ideologisch getinte invloed van buiten op een zwakke regering (bij- voorb8eld Grenada). Het hebben van een eigen gewapende macht is gezien de er- varingen in Suriname en elders in Latijns Amerika ook al geen aantrekkelijke ge- dachte. Bijna ieder is het er overigens over eens, dat de Nederlandse militaire aanwe- zigheid aileen maar een symbolisch ka- rakter heeft.

Het toegevoegd zijn aan het Neder- landse rechtssysteem is een goede bas1s voor handel en het aantrekken alsmede het instandhouden van buitenlandse in- vesteringen. Het is vertrouwenwekkend.

Het relatief kleine Nederland biedt een goed aanknopingspunt voor het onder- houden van de noodzakel1jke buiten-

82

Column

landse betrekkingen. Het 'Nederlandse' paspoort en de vrije toegang tot Europa worden hogelijk gewaardeerd. Kleine on- afhankelijke (eiland-)staten zullen door hun enorme afhankelijkheid van de bui- tenwereld altijd wei een wisselvallige eco- nomie hebben en houden. Het is daarom voor advies en (financieel) krediet goed een vaste bekende relatie te hebben.

Door de geringe omvang van het be- stuursapparaat en van de bevolking zal men nooit voldoende expertise kunnen opbrengen om zich volledig zelfstandig in de wereld te kunnen handhaven3

Bij nader inzien gelden deze argumen- ten e1genlijk voor aile kleine eilandstaten in het Cara1bisch gebied of daarbuiten. Zou het daarom niet mogelijk zijn in het kader van de VN initiatieven te nemen, die deze en andere service geeft aan de NA en aile andere onafhankelijke kleine (eiland)sta- ten die deze bescherming en steun be- hoeven?

De Veiligheidsraad kan voor militaire binnenlandse- en buitenlandse peace- keeping en/of peace-enforcing zorgen.

Costa Rica bijvoorbeeld heeft geen Ieger.

Het land rekent erop dat de Veiligheids- raad zal optreden als het wordt aangeval- len. Bovendien hoeft het verschil niet zo groot te zijn met de bestaande situatie. Als Nederland betaalt zullen de mariniers al- daar worden uitgerust met een blauwe ba- ret. Het lnternationaal Gerechtshof kan, in het geval van deNA in samenwerk1ng met de Nederlandse rechterlijke macht, de sluitsteen vormen voor de handhaving van het rechtssysteem. De Trustschaps- raad zou de bewindvoerders/gouver- neurs kunnen benoemen. De UNCTAD kan voortgaan met zijn economische on- derzoekingen ten bate van de vele kleine

2 Mr W.F de Gaay Fortman. Laat de Antillen met rust'.

Chnsten Democrattsche Verkenmngen 12/85 553. Een reactie daarop van prof. mr. W C.L van der G11nten 'De toekomst van de Nederlandse Anti lien Chnsten Demo- cral!sche Verkennmgen 6186. 231

3 Edward Dommen and Philippe Hein ed States. Mtcro- states and Islands. London 1985

Ch11sten Democratische Verkenningen 3/89

(5)

Column

leden van de VN. IMF en Wereldbank kun- nen de noodzakelijke financiele garanties en kredieten verlenen behorend bij de economische situatie, hopelijk onder hu- mane voorwaarden. De VN-universiteit kan zorgdragen voor de nod1ge intellec- tuele schaalvergrot1ng. De International Civil Aviation Organization (ICAO) kan in samenwerking met nabij gelegen Ianden zorgen voor het op peil houden van het luchtbegeleidingssysteem voor het vlieg- verkeer, hetzelfde kan de World Meteoro- logical Organization (WMO) doen voor de weersvoorspellingen. lk kan zo doorgaan

De VN werkt vooral goed als lidstaten geld ter besch1kking stellen voor het on- dernemen van activiteiten onder haar auspicien. Nederland besteedt het geld voor deNA nu ook. Waarom zou in het ka-

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/89

der van de onafhankelijkheid van de NA niet tegelijkertijd een oplossing geboden kunnen worden voor de problematiek van de vele kleine (eiland)staten in een militair, economisch, etc. onveil1ge en onzekere wereld? Is een dergelijke werkwijze niet beter dan de sympathieke maar onduide- lijke en vooralsnog inhoudsloze gemene- best suigeneris-gedachten van onze vriend Willem de Kwaadsteniet4 of de 'ge- meenschappelljke regelingen' ideeen van De Gaay Fortman de Jongere?

4 Recent opn1euw verwoord 1n Trouw, 1 februar1 1989

83

(6)

Ontw1kkel1ngssamenwerk1ng

Prof. dr. Jos G.M. Hilhorst

Organisatie en kwaliteit van ontwikkelings-

samenwerking

Handhaving van de kwaliteit in de samen- werking tussen Nederland en ontwikke- lingslanden is een relevant onderdeel van het beleid. Daarom moet het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking profes- sionaliteit en continuiteit waarborgen in het personeelsbeleid. Oit kan door oprich- ting van een Rijksdienst Uitvoering Ont- wikkelingssamenwerking.

Binnenkort wordt het programma voor de komende verkiezingen vastgesteld en men mag verwachten dat de verschil- lende partijdiscussies over belangriJke aspecten van beleid daarin hun reflectie zullen vinden. Zo'n aspect is de samen- hang tussen de organisatie van het minis- terie van Buitenlandse Zaken en de kwali- teit van de ontwikkelingssamenwerking.

Het kwam dan ook aan de orde in de Dis- cussienota Ontwikkelingssamenwerking die vorig jaar is besproken, en het word!

ook vermeld in de resolutie van de partij- raad te Ede van afgelopen november.

Beide stukken zijn echter niet erg expliciet op dit punt en het is daarom de moeite waard het probleem dat met betrekking tot de kwaliteit van de ontwikkelingssa- menwerking bestaat uiteen te zetten en oplossingen te bespreken alvorens het volgende regeerakkoord vorm krijgt.

De aanleiding tot dit stuk is een toe- spraak van de huidige plaatsvervangend

84

directeur-generaal voor Ontwikkelingssa- menwerking, Jos van Gennip, over de problemen waarvoor hij gesteld is. Een daarvan is de handhaving en verbetering van de kwaliteit in de samenwerking Ius- sen Nederland en de ontwikkelingslan- den. Zijn bezorgdheid hierover betreft in de eerste plaats de 1nvloed op de kwaliteit die uitgaat van de integratie van de buiten- landse dienst in de verschillende taken van het ministerie.

Hier worden twee oplossingen voor dit kwaliteitsprobleem besproken. In het ka- der van dit artikel kunnen uiteraard aileen de contouren van beide alternatieven aan de orde komen, maar die hebben dan ook een politieke betekenis. Voordat de twee oplossingen worden toegelicht zullen we eerst nagaan wat in dit verband moet wor- den verstaan onder kwaliteit, en waarom de integratie van de buitenlandse dienst tot problemen leidt.

Kwaliteit

Kwaliteit van het werk van Buitenlandse Zaken op het gebied van ontwikkelingssa- menwerking (OS) betreft de mate waarin de doelstellingen van OS-beleid worden bereikt en de efficiency van het gebruik van de daarvoor beschikbare middelen in

Prof dr J G M H1lhorst (1934) IS hoogleraar reg1onale plan- ning aan het lnst1tute of SoCial Stud1es (ISS) te Den Haag

Chr~sten Democrat1sche Verkennmgen 3/89

Ont11

!err ste leid dinf van OS ces woe van eco zijd:

reel ont\

N drie aarc van nerr r1ng kinf:;

lane derl meE min1 met alleE te s amt het i vitei daa niet mer take Buit•

raal naa:

rectt zich le1d enze ged1 Pol it DE men van dat' voor zoal:

ChriS(!

(7)

Ontw•kkel•ngssamenwerk1ng

termen van menskracht en geld. De laat- ste Jaren wordt als doelstelling van dit be- leid genoemd structurele armoedebestriJ- ding. Los van de details van de betekenis van deze doelstelling 1s het duidelijk dat OS te maken heeft met een langdurig pro- ces (zoals wordt aangeduid door het woord structureel) en met het bestrijden van armoede, enerzijds via algemeen economisch en sociaal beleid, en ander- zijds via proJecten en programma's die di- rect de groepen armen in de verschillende ontwikkelingslanden ten goede komen.

Nederland geeft dit beleid gestalte op drie manieren via biJdragen van allerlei aard aan de verschillende organisaties van de VN (multilateraal), via niet-gouver- nementele organisaties (de medetinancie- ring) en tenslotte, via directe samenwer- king met de regeringen van Derde Wereld- landen (de bilaterale samenwerking). Ne- derland kan biJ de derde vorm niet zonder meer in die Ianden aan de slag gaan Het mmistene moet daartoe overleg voeren met de betrettende regeringen, ware het aileen al om de priorite1ten van actie vast te stellen. Daarom zljn er Nederlandse ambtenaren die zich bezig houden met het identiticeren van de verschillende acti- viteiten, met het toezicht op de uitvoering daarvan, en tenslotte met hun evaluatie, niet aileen individueel, maar ook als sa- menhangend geheel. Voor d1t geheel van taken bestaat er binnen het ministerie van Bu1tenlandse Zaken het directoraat-gene- raallnternatlonale Samenwerking (DGIS), naast de andere daar tunctionerende di- rectoraten en directoraten-generaal, die zich bez1g houden met het buitenlands be- leid 1n engere zin, zoals Europese Zaken enzovoort, en die hier zullen worden aan- geduid met de term directoraat-generaal Pol1tieke Zaken (DGPZ).

De activite1ten die 1n de bilaterale sa- menwerking worden ondernomen zijn van zeer uiteenlopende aard, zij het ook dat er in principe een keuze is gemaakt voor de echt Nederlandse specialismen, zoals drainage, dijkenbouw, streekontwik-

Chr~sten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/89

keling, enzovoort. Daarnaast krijgt een aantal Ianden betalingsbalanssteun in de vorm van leveringen, meestal atkomstig van Nederlandse bedrijven.

Het gebruik van gelden voor het verant- woord entameren en uitvoeren van dit soort activiteiten vereist dat er een be- paalde hoeveelheid kennis aanwezig is op het DGIS zeit waarop het direct kan trek- ken. Hierbij gaat het dan om landenkennis en om specialistische sectorkennis. Het ene is nodig om prioriteiten mede te kun- nen beoordelen, het andere om inzicht te kunnen hebben in de aard van de project- voorstellen en de voortgang van project- uitvoering. Deze kennis is niet aileen in Den Haag een vereiste, maar ook op de ambassades, waar een deel van de pro- ject-identiticatie wordt gedaan, en waar ook een dee I van de verantwoordelijkheid ligt voor onderhandelingen over de priori- teiten van de bestedingen. Tenslotte is er het toezicht dat gehouden moet worden op de uitvoerders van projecten, of deze uitvoerders nu in directe dienst zijn van het ministerie (zogenaamd eigen beheer), of dat zij werken volgens een consultants- contract (uitbesteding). Ook dit vergt be- paalde kwaliteiten biJ het DGIS-personeel.

Uit onderzoek is gebleken dat succes bij projecten in hoge mate geassocieerd is met een goede vertrouwensband tussen toezichthouder en uitvoerder.

Het DGIS is voor bovengenoemde ta- ken georganiseerd in landenbureaus en een groep van sectorspecialisten. Het is duidelijk dat voor het bereiken van opti- male resultaten er tussen be ide soorten at- delmgen ook goede werkcontacten moe- ten bestaan. De opbouw van zulke con- tacten vergt een zeker verloop van tijd, zo- als dat trouwens ook het geval is met het verkrijgen van kennis over een bepaald land en de specitieke sectorproblematiek daar. Daarnaast is in het algemeen ook voortdurende actualisering vereist.

Voor de kwaliteit van het werk van het DGIS kunnen dus tenminste twee voor-

85

I I

II

(8)

waarden worden aangedragen die bij het bezetten van de organisatie in acht moe- ten worden genomen: continuHeit en pro- fessionaliteit.

In hoeverre wordt nu de kwaliteit van water bij het DGIS gebeurt bedreigd door de integratie? Alvorens op die vraag in te gaan is het goed in het kart te verklaren wat met 'integratie' wordt bedoeld.

lntegratie

Ten tijde van het m1nisterschap van Nor- bert Schmelzer werd in 1972 na een prin- cipebesluit zijnerzijds begonnen met het denken over de integratie van de Buiten- landse Dienst. Men meende dat het niet goed was dat diplomaten aileen in het bui- tenland verbleven en weinig of nooit in Ne- derland werkten. Daardoor zou vervreem- ding van de Nederlandse realiteit ont- staan. In die tijd was er nog geen DGIS, maar werd OS bedreven door een relatief klein directoraat, dat nauwelijks een rol speelde in de besluitvorming over deze zaak. Er werd een commissie ingesteld onder voorzitterschap van de vroegere burgemeester van Rotterdam, Thomas- sen. Het rapport van die commissie ver- scheen in 1975 en na ampele discussie, ook 1n het parlement, werd het aanvaard en kon de uitvoering ervan beginnen. Oat vergde een langdurige ambtelijke voorbe- reiding en het is pas vanaf 1987 dat van volledige 1ntegratie sprake is.

Voor wat hier aan de orde is moeten ten- m~nste de volgende aspecten van de inte- gratie in ogenschouw worden genomen.

Vooreerst wordt OS niet Ianger door een kleine eenheid bedreven: het DGIS omvat nu een vrij belangrijk aantal ambtenaren, die verantwoordelijk zijn voor de voorbe- reiding van de besluitvorming en de uit- voering van het beleid dat door de minis- ter voor OS wordt vastgesteld en verde- dtgd, en waarmee een zeer groot bedrag gemoeid is. Als zich hierbij een kwaliteits- probleem voordoet is dat dus niet van ge- ring belang. Een tweede aspect is dat deze ambtenaren worden gerecruteerd

86

Ontw1kkei1ngssamenwerk1ng

volgens dezelfde critena als aile andere ambtenaren op Buitenlandse Zaken, of ze nu werken bij het DGPZ of op de ambas- sades en die voor hun conduite-staat met dezeltde maatlat worden beoordeeld. Het is in dit verband interessant te zien dat het potentiele eindstation van een ambtenaar bij het DGIS met de integratie totaal veran- derd is. Was voor de integratie de hoogst bereikbare rang die van directeur binnen het DGIS, nu is het in principe mogelijk dat men ambassadeur wordt, ztj het dater ook hier natuurlijk sprake is van een afvalrace.

Dit houdt uiteraard in dat zij die een zekere bekwaamheid tonen in het uitvoeren van niet aileen het OS-beleid maar ook van het DGPZ-beleid hogere ogen gooien dan ziJ die aileen een van betde kwaliteiten bezit- ten.

lnnovatief denken heeft de status van Nederland veel goed gedaan.

Met dit laatste hangt uiteraard samen dat het denken over buitenlands beleid in de laatste circa viJftien Jaar natuurlijk wei enige verandering heeft ondergaan. Het is duideltjk geworden dat OS-beleid wei degelijk een vorm van buitenlands beletd is, en dat innovatief den ken over OS, zoals dat bljvoorbeeld in de periode-Pronk het geval was, de status van Nederland in in- ternationale fora veel goed heeft gedaan.

Zo'n periode lijkt nu weer aan te breken en het is daarom goed zich daarop terdege voor te bereiden. Het is daarom nodig een oplossing voor het door Van Genn1p en

Chnsten Democrattsche Verkenntngen 3/89

(9)

0 ntw: kkel: ngssamenwerk: ng

anderen gesignaleerde kwaliteitspro- bleem te vinden, zonder de positieve kan- ten van de mtegratie te verliezen.

Twee praktische gevolgen van de inte- gratie zijn nog niet genoemd. Het eerste 1s dat het smds kort normaal is dat ambtena- ren die enige tijd met bijvoorbeeld NAVO- zaken belast waren, nu voor enige tijd

as-

dossiers zullen gaan behandelen, en ook dat z1j die eerst OS-werk verrichtten, belast worden met bijvoorbeeld consulaire ta- ken. Het tweede is dat de duur van deze werkzaamheden niet veellanger dan drie jaar zal bedragen. maar meestal minder.

Het kwaliteitsprobleem

Het kwaliteitsprobleem kan op verschil- lende manieren worden gepresenteerd.

Zo kan men terecht zeggen dat er op het OGIS een afdeling zou moeten z1jn die z1ch bezig houdt met de schuldenproble- matiek van de ontwikkelingslanden om op die manier de Nederlandse inbreng bij het lnternationale Monetaire Fonds of b1j de Wereldbank ook van inz1cht in de ontwik- kelingsproblematiek te Iaten getuigen. Oat gebeurt nu aanmerkeliJk mmder dan ge- wenst zou ziJn. Zo'n afdeling zou ook met vrucht kunnen werken aan de voorberei- ding van OS-beleid binnen Europa, en biJ- voorbeeld na kunnen gaan wat de gevol- gen voor de ontwikkelingslanden zouden ziJn van de maatregelen die 1n de EG in 1992 hun afronding moeten knjgen. Men zou ook kunnen wiJzen op de negatieve in- vloeden op de kwaliteit van de zeer snelle doorvoering van het bele1d om zoveel mo- gelijk projectactiviteiten aan ingenleursbu- reaus uit te besteden. Het l1jdt geen twijfel datal deze aspecten hun invloed hebben.

maar ze raken n1et de kern van het pro- bleem dat is ontstaan door de integratle.

Oat probleem betreft de onmogelijkheld om zonder verandering van de spelregels de bovengenoemde voorwaarden van continu1teit en professionalite1t te garande- ren.

Het is du1delijk dat ten gevolge van de in-

Chnsten Democrat:sche Verkenn:ngen 3189

tegratie er een aantal uitstekende genera- listen binnen het ambtenarencorps van Buitenlandse Zaken zal worden gevormd.

Het is echter ook duidelijk dat zij in het al- gemeen n1et in staat zullen zijn met de ver- eiste kennis van zaken ontwikkelingspro- jecten en -programma's te identificeren, te sturen en te evalueren, en, wat wellicht nog erger is, met zekere diepgang een OS-beleid te formuleren dat hout snijdt en dat in overeenstemming is met de ernst van de offers die de Nederlandse burger be reid is voor de oplossing van het armoe- deprobleem in de wereld te brengen. Een aantal van de taken waarvoor het OGIS staat kan ongetwijfeld door goed ge- schoolde generalisten vervuld worden.

Toch zullen door het gebrek aan continui- teit en professionaliteit, die de taakvervul- ling gaan karakteriseren, een aantal be- langrijke aspecten van de kwaliteit van het werk van het OGIS op de tocht komen te staan. Een van die aspecten is bijvoor- beeld de beklijfbaarheid van de te onder- nemen activiteiten, een duidelijk onder- dee! van de kwaliteitseis doeltreffendhe1d.

Uit evaluaties is gebleken dat dit onder- dee! van het grootste belang is. Het houdt 1n dat de activiteit niet instort zodra de Ne- derlandse uitvoerders verdwiJnen. Voor het tot stand komen daarvan is echter no- dig, niet aileen kennis van zaken bij de uit- voerder, maar ook b1j degenen die vanuit ambassade, landenbureau en sectorafde- ling toezicht houden op wat er gebeurt.

Veel daarvan is n1et in doss1ers neer te leg- gen en moet gebaseerd zijn op een ver- trouwensrelatle tussen de verschillende bij zo'n project betrokken partijen. De inte- gratie zal het moeilijk, zo niet onmogelijk maken die relaties te ontwikkelen. Deal te snelle w1sselmg 1n de persoon van de ver- antwoordelijke brengt met zich dat deze n1et bekend kan zijn met een aantal werk- afspraken, noch met de typ1sche proble- matiek d1e ieder van de projecten met z1ch brengt. Veeleer mag men verwachten dat daardoor spanningen optreden tussen het OGIS, de uitvoerder en de ambas-

87

II

II

(10)

sade, omdat het niet nakomen van afspra- ken eerder wantrouwen opwekt dan het tegendeel. De praktijk van de afgelopen twee jaren heeft daar al vele voorbeelden van geleverd. Oaar komt bij dat iedere keer dat een plaats door een ander wordt bezet de kans groot is dat het beleid ten opz1chte van een bepaald project grondig wordt veranderd; dat dit iedere twee tot drie jaar gebeurt is jammer genoeg geen uitzondering. Dit komt de kwalite1t van de OS niet ten goede en is in hoge mate het gevolg van het gebrek aan continu1teit.

Oat in het algemeen ook de professio- naliteit door de integratie geschaad wordt is niet mogelijk te bedenken. Van iemand die eerst NAVO-zaken of consulaire pro- blematiek heeft behandeld en die bijvoor- beeld geschiedenis of internationaal recht heeft gestudeerd, mag men niet verwach- ten dat hij begrip van OS-problemen heeft, zonder eerst tenminste een aantal Jaren op dat terrein te hebben meegelo- pen.

Oit alles betekent uiteraard niet dat de afgelopen jaren geen verbeteringen heb- ben gebracht. Er zijn betere procedures tot stand gekomen, maar de vraag is na- tuurlijk of die zullen worden gebruikt door lieden die van wanten weten.

In de twee volgende paragrafen worden twee alternatieven naar voren gebracht ter oplossing van het probleem. Beide moeten voldoen aan de volgende rand- voorwaarden. ledere oplossing moet on- verlet Iaten de plaats van OS als een be- langrijk onderdeel van het Nederlandse beleid, dat wil zeggen, dat het door een minister moet worden vastgesteld en in het parlement verdedigd. De tweede randvoorwaarde is dat de positieve kan- ten van de integratie niet terzijde gescho- ven moeten worden. De derde is dat er binnen het OGIS voldoende expertise komt om op gedegen wijze mee te kunnen spreken over het ontwikkelingsbeleid van de EG, en om de Nederlandse inbreng bij het IMF en de Wereldbank niet in strijd te

88

Ontwlkkel1ngssamenwerk1ng

De inbreng in I M Fen Wereldbank moet niet in strijd zijn met het

ontwikkelingsbeleid.

Iaten zijn met het Nederlandse OS-beleid.

De ene te bespreken oplossing bestaat uit het instellen van zogenaamde circuits waarlangs de ambtenaren van Buiten- landse Zaken zouden rouleren, de andere u1t het oprichten van een Rijksdienst Uit- voenng OS Het aardige is dat het ene al- ternatief de resolutie van de partijraad uit Ede lijkt te verwoorden, terwijl het andere meer lijkt op hetgeen in de dlscussienota stond. Of tussen be ide een keus moet wor- den gemaakt is een vraag die in de slotpa- ragraaf wordt beantwoord.

Een ander personeelsbeleid

Er bestaat een aantal seneuze mensen die van mening zijn dat een oplossing voor het genoemde probleem kan gevonden worden in het verfijnen van het overplaat- singsbeleid b1nnen het ministerie van BUI- tenlandse Zaken, met daaraan gekoppeld een apart beleid voor de recrutenng van sectorspecialisten. De basisgedachte is hier dat weliswaar regelmatig overplaat- singen dienen plaats te vinden, zowel van het OGIS naar het OGPZ als naar de posten en omgekeerd, maar dat dit n1et moet gebeuren zonder rekening te hou- den met vooropleiding en ervaring, of met de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen waarop Buitenlandse Za- ken werkzaam is. Het doel van zo'n perso- neelsbeleld zou ziJn om generalisten met een zekere mate van specialisatie te vor- men. Zo zouden de ambtenaren binnen

Chr1sten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/89

1: E

c

2

r

r r

c

(11)

Ontw, kkel1 ngssamenwerk1 ng

bepaalde circuits van plaats naar plaats circuleren, waarblj binnen ieder circu1t weliswaar tamelijk brede, maar geinterre- lateerde kenn1s en ervanng kunnen wor- den gebru1kt en opgedaan. Zo'n c1rcu1t zou een thema betreffen, dat wordt ge- vormd door drie of vier aanpalende speci- fieke bele1dsterre1nen. Hierdoor zouden op den duur ook zogenaamde OS-gene- rallsten ontstaan. Omdat van deze ambte- naren n1et kan worden verwacht dat zij als echte sectorspec1alisten zullen kunnen optreden, zou het nodig zijn het, overi- gens nu al bestaande, beleid ten aanzien van de recrutering en contractering van deze specialisten te verruimen. Deze groep zou aileen werkzaam ziJn binnen het DGIS en op de ambassades in die ian- den waar Nederland relatief veel projec- ten uitvoert van het soort waar zij verstand van heeft.

Deze oplossing heeft als voordeel het ver- minderen van de overmatige nadruk die nu op de vorming van generalisten wordt gelegd, hetgeen de professional1teit ten goede zou komen. Niettemin zouden deze generalisten vooral geschikt ziJn voor het bezetten van plaatsen op de ver- schillende landenbureaus binnen het DGIS en het DGPZ 1n Den Haag en op de posten. Echte OS-specialisten zouden z1j 1mmers niet kunnen worden. Oat hoeft geen bezwaar te zijn, als het flankerende beleid ten aanzien van de OS-specialisten doorgang zou vinden. Met zo' n perso- neelsbeleid zou het criterium van de pro- fessionallteit wat meer eer worden aange- daan. Oat wordt uiteraard ook bevorderd door het spec1ale regime voor de sector- specialisten, wat een essentieel onderdeel is van dit alternatief. De oplossing gaat echter mank aan continu1teit, met name bij de landenafdelingen, wat als een serieus nadeel moet worden beschouwd. Wellicht zou dit deels ophefbaar zijn als ook hier- mee rekening zou worden gehouden bij het samenstellen van de circuits. Alhoewel het voorstel voldoet aan de randvoor-

Chr sten Democrat,sche Verkenn1ngen 3/89

waarde de integratie niet ongedaan te ma- ken, is de wijze waarop dit gebeurt nogal formalistisch: de sectorspecialisten zou- den namelijk geen vaste aanstelling krij- gen, waardoor z1j niet onderworpen zou- den zijn aan het overplaatsingsbeleid dat kenmerkend is voor de integratie. Zo'n aanstellingsbeleid brengt echter ook na- delen mee, zoals we nog zullen zien.

Een Rijksdienst Uitvoering OS

Voor hen die de discussie over de organi- satie van OS in de afgelopen jaren hebben gevolgd is het idee van een Rijksdienst niet nieuw. In het verleden werd het bin- nen het CDA afgewezen, omdat het be- staan van zo'n dienst het de minister voor OS onmogelijk zou maken om zijn ministe- riele verantwoordelijkheid te dragen. Oat kwam omdat de eerdere voorstellen steeds verwezen naar het Zweedse model van zo'n dienst. De Zweedse dienst wordt geleid door een soort bestuur waarin zo- wel parlementariers als vertegenwoordi- gers van onder meer vakverenigingen en niet-gouvernementele organisaties zitting hebben. Daardoor wordt het inderdaad moeilijk de minister voor OS in het parle- ment ter verantwoording te roe pen. Het al- ternatief dat hier wordt besproken kent zo'n bestuur evenwel niet; de relatie tus- sen de voorgestelde Rijksdienst Uitvoe- ring OS en de minister voor OS zou volko- men analoog ziJn aan die tussen bijvoor- beeld de Rijksdienst voor de Studiefinan- Ciering en de minister voor Onderwijs.

De taken van de voorgestelde Rijks- dienst zouden bestaan uit het volgende pakket: het identificeren van projecten en programma's voor ieder van de program- malanden en -regia's in overeenstemming met de vierjarenprogramma's die door de minister voor OS zijn vastgesteld (de lan- denbeleidsdocumenten), het uitvoeren van die projecten en programma's even- als het doen van voorstellen voor nieuwe vierjarenprogramma's. Deze Rijksdienst zou projecten kunnen uitvoeren in eigen beheer of v1a u1tbesteding aan ingenieurs-

89

I I

II

(12)

bureaus, of dit nu Nederlandse bedrijven zijn of bedrijven in de Derde Wereld of combinat1es daarvan. De verantwoorde- lijkheid voor het vaststellen van het beleid en het daarover onderhandelen met rege- ringen van ontwikkelingslanden blijft in dit voorstel dus bij het ministerie. Ook de eva- luatie van het werk van de Rijksdienst zou bij het DGIS blijven berusten. Toezicht op de uitvoering ter plaatse zou echter de verantwoordelijkheid zijn van de RiJks- dienst.

In dit alternatief worden zowel professio- naliteit als continuHeit gewaarborgd. Daar- naast wordt geen van de drie in paragraaf 4 genoemde randvoorwaarden geweld aangedaan, zoals dat overigens ook met het vorige alternatief het geval is.

Slot

Het belangrijkste nadeel van het voorstel om het probleem via het personeelsbeleid op te lossen is dat het te weinig garanties geeft op het gebied van de continu1teit Het voordeel ervan is, dat het in principe binnen de nu bestaande mogelijkheden ligt om het door te voeren. De wankele po- sitie van de sectorspecialisten die een kenmerk vormt van dit alternatief IS echter rechtspositioneel noch bestuurskundig aantrekkel1jk, integendeel. Om de eerste reden kan men n1et veronderstellen dat zich veel goede specialisten zullen mel- den, tenzij het om detachering zou gaan.

Als detachering niet mogelijk zou zijn, zou het ministerie slechts specialisten van de tweede garnituur kunnen aantrekken, zo- dat dit aspect van het eerste alternatief om bestuurskundige redenen als verwerpelijk moet worden aangemerkt Hoewel aan- passing van het personeelsbeleid in ieder geval zal leiden tot verbetering van de kwaliteit van het te leveren werk is de oplossing niet doeltreffend genoeg om het probleem voor het DGIS op te lossen.

Het belangrijkste voordeel van het op- richten van een Rijksdienst Uitvoering OS is, dat daarmee de bestaande problema- tiek op adequate wijze het hoofd kan wor-

90

Ontw,kkellngssamenwerk,ng

den geboden. Zo' n dienst biedt meer ga- ranties voor het handhaven van continu'i'- teit en professionaliteit dan ooit voor een geintegreerd ambtenarencorps van Bui- tenlandse Zaken op het gebied van OS mogelijk zal zijn. Door de bele1dsaspecten van de huidige taken van het DGIS buiten de Rijksdienst te houden kan aan de mi- nisterlele verantwoordelijkheid geen af- breuk worden gedaan, te meer omdat het DGIS het werk van de Rijksdienst regel- matig zou blijven evalueren Het enige na- deel ervan is dat de kosten van de ontwik- kelingssamenwerking zouden stijgen. Ge- zien het belang van de zaak zou dit aspect niet mogen tellen. Ook h1er is het niet mo- gelijk om voor een dubbeltJe op de eerste rang te zitten. Maar ook wanneer voor het oprichten van een Rijksdienst Uitvoering OS wordt gekozen, is het probleem van het bestaande personeelsbeleid op Bui- tenlandse Zaken nog niet verdwenen.

Op bas1s van het bovenstaande zal het in- mlddeld duidelijk zijn dat het creeren van genoemde Rijksdienst het best gekop- peld zou kunnen worden aan een verbe- terd personeelsbeleid bij het ministerie, waarbij expliciet gebruik gemaakt wordt van de specialisatie van het personeel in bepaalde thema's. Omgekeerd zou men ook kunnen zeggen dat deze conclusie in- houdt een keuze voor het eerste alterna- tlef, met dien verstande dat de zwakke kant daarvan, te weten het beleid ten aan- zien van de specialisten die de kwaliteit in de uitvoering moeten garanderen, wordt vervangen door het oprichten van een Rijksdienst Uitvoering OS.

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 3189 c

(13)

Geloof en pol1t1ek

Prof. dr. D.F Scheltens

Taak van de kerken inzake mensenrechten

Het huldigen van de seculariteit van de idee der mensenrechten betekent niet dat de standpunten van de gelovtge wereld moeten worden prljsgegeven. Het bete- kent wei dat mensenrechten moeten wor- den bepleit met argumenten waarvoor elk rede!tjk denkend mens in principe ontvan- ke!tjk is.

Om zich een juiste opvatting te vormen over de taak van de kerken 1nzake men- senrechten, moet er met de aard van de idee der mensenrechten reken1ng worden gehouden. Doen we dat n1et, dan stellen we ons bloot aan het gevaar door onze ijver aan de goede zaak die we willen die- nen meer nadeel dan voordeel toe te brengen Het is daarom van wezenlijk be- lang ons terdege rekenschap te geven van de seculariteit die de idee der men- senrechten uiteraard kenmerkt.

Seculariteit der mensenrechten De idee der mensenrechten heeft te ma- ken met de grondslag en de doelgencht- heid van het recht en de politiek. Globaal gezien, kan worden gesteld dat de mens- heid zich altiJd 1n een mindere of meerdere mate van een ethische fmaliteit van het recht en de pol1tiek bewust is geweest. Het meest tirannieke systeem trachtte zich nog te leg1timeren door z1ch voor te stellen als een realisatie van de rechtvaardighe1d.

Che~sten Democrat•scl1e Verkenn1ngen 3189

Heel vaak ook werd het recht vanuit reli- gieuze gronden beoordeeld. Dit was en is het geval 1n aile theocrallsche regimes.

Het was ook, in zekere mate althans, het geval in die confess1onele staatsvormen, waarin de aanhangers van een bepaalde confessie officieel werden bevoorrecht, terwijl de anderen werden achtergesteld, verdrukt of vervolgd. ledereen weet tot welke wantoestanden zulke opvattingen hebben geleid. Het was om dergelijke si- tuaties te vermiJden dat ook geleerden zo- als bijvoorbeeld de vrome Hugo de Groot voor relig1euze tolerantie op basis van de neutraliteit van de staat op godsdienstig geb1ed hebben gepleit. De ethische be- gmselen waarop een rechtsorde diende te worden gebaseerd, moesten dan ook van elke religieuze overtuiging losgemaakt worden.1

Dezelfde secularisatietendens heeft zich in de verdere loop van de geschiede- nis sterk doorgezet. Ze was ook de nood- zakelijke voorwaarde om over gods-

Prof dr D.F Scheltens (1919) IS hoogleraar W•JSger~ge en theolog1sche antropolog,e en WIJSbegeerte van het recht aan de Kathol1eke Un1vers1te1t N11megen

1 De VCIJilelo van godsd enst was een van de eerste off1·

c1eel erkende mensenrechten Ze werd al vernoemd voor de term ·mensenrechten· werd gebru1kt De geest van de ooen sooety d e dRardoor ontstaat biiJft een van de voornaamste kenmerken van de daadwerkeiiJke real1·

sat1e van de mensenrechten

91

I I

II

(14)

dienstvrijheid te kunnen spreken, een vriJ- heid die al vanaf de eerste verklaringen der mensenrechten uitdrukkelijk werd ver- kondigd. Diezelfde secularisatie en gods- dienstvrijheid ligt trouwens bevat in de idee zeit der mensenrechten. Die idee wordt immers daardoor gekenmerkt, dat enkel het mens-zijn als zodanig, datgene namelijk wat aile mensen met elkaar de- len, kan en moet gelden als de basis van het recht, zodanig dat elke rechtsorde erop gericht moet zijn het mens-ziJn van aile mensen - in hun individuele zelfstan- digheid en hun onderlinge solidariteit - maximaal te bevorderen.

Wie de idee der mensenrechten wil aan- vaarden, moet uiteraard elke particuliere steer verlaten. De eerbiediging van het mens-zijn als zodanig duldt geen enkele beperking of uitsluiting. Wat op basis van het mens-zijn geldt, geldt ook voor aile mensen, zonder enige discriminatie van ras, godsdienst, sekse enzovoort. Het kan uiteraard door geen enkele particuliere le- vensvisie of godsdienst worden bepaald.

De idee der mensenrechten vraagt dat aile relaties tussen 1ndividuen en volkeren vanuit het standpunt van het universele mens-zijn worden beoordeeld en daar- mee worden verzoend Waar er tussen ka- pitallstische Ianden en ontwikkelingslan- den conflicten ontstaan, zal de oplossing niet kunnen worden gezocht 1n typisch ka- pitalistische rechtsopvattingen, noch 1n

een visie eigen aan ontwikkelingslanden.

Ze zal vanuit een standpunt dat boven de respectieve standpunten uitstijgt moeten worden benaderd. Waar Europa met an- dere continenten problemen heeft, zullen noch de Europese mentaliteit, noch d1e van het andere continent eenzijdig de doorslag kunnen geven. Waar christenen met moslims problemen krimen, kan de oplossing noch in de Bijbel, noch in de Ko- ran worden gezocht, maar wei in overwe-

g~ngen die in principe kunnen worden aanvaard door elke mens en die dus voor het forum van de menselijke rede als zo-

92

Geloof en polrtrek

danig beargumenteerbaar zijn.

Uit wat voorafgaat moge blijken dat de idee der mensenrechten inhoudelijk niet vanuit een confessionele v1sie - vanuit het christendom als zodanig, de islam als zodanig, het atheisme als zodanig enzo- voort - kan worden bepaald. Grondslag kan enkel zijn wat aan aile mensen ge- meenschappelijk is en de normen die op grand daarvan v66r het forum van de menselijke rede als zodanig kunnen wor- den beple1t. De idee der mensenrechten is in die zin seculier en niet chnstelijk, boed- dhistisch of islam1tisch en geen enkele van deze godsdienstige richt1ngen kan of mag de idee der mensenrechten met haar ty- pisch eigen 1nhoud proberen te vullen.

De taak van de kerken

Wie zich van de seculariteit der mensen- rechten goed doordrongen heeft, zou tot de conclusie kunnen komen dat tussen de inzet voor de mensenrechten en de op- dracht van de kerken geen enkele relatie meer kan bestaan. Die conclus1e zou ech- ter zeer noodlottig en verkeerd zijn. Wan- neer de kerken als zodanig dan ook geen eigen inbreng hebben inzake de inhoude- lijke bepal1ng der mensenrechten, als ze dan ook nooit vanuit hun typisch eigen confessioneel standpunt argumenten kunnen hanteren die voor niet-christenen waardeloos zijn, dan betekent dit hele- maal niet dat kerken zich afzijdig mogen opstellen tegenover de taak die in de idee der mensenrechten besloten ligt. Elke godsdienstige mens is veeleer door zijn geloof in God gehouden z1ch met aile mo- gelijke kracht voor de realisat1e der men- senrechten in te zetten. Wie het 'Onze Va- der' bidt, plaatst zich toch vanaf de twee eerste woorden in de gemeenschap met aile mensen en erkent daardoor de univer- sele broederschap. Wie niet zou trachten diezelfde woorden waar te maken in het concrete Ieven, ook in de maatschappe- lijke, politieke, nationale en internat1onale verhoudingen maakt ziJn geloof n1et waar 1n het concrete Ieven, beperkt het tot de

Chnsten lJemocratrsche Verkennrngen 3/89

2

c

t

\

c

~

~

\

c c c

c

(15)

Geloof en polrtrek

loutere innerlijke gezindheid die met zich- zelf in tegenspraak moet komen. Een ge- lovige is dus aan zijn geloof zelf verplicht bu1ten zijn eigen geloofssfeer te treden om het standpunt van de universele erken- nlng van aile mensen en van de volledige religieuze vrijheid te kunnen innemen.

Heeft de kerk dan ook geen eigen inhou- delljke bljdrage ter zake van de mensen- rechten, dan kan ze loch n1et anders dan de gedachte van de un1versele solidarite1t stimuleren en wei uit naam van het geloof in God. Zouden we ons God trouwens niet het beste kunnen 'voorstellen' als de uni- versele band die aile mensen van overal en altijd met elkaar verbindt.2 Er IS echter nog veel meer. Kerken Ieven vanuit een lange religieuze traditie waarin belangrijke menselijke waarden werden en worden beklemtoond. In de Westerse wereld is het zonder meer duidel1jk dat ten aanz1en van heel wat belangrijke problemen zich een tegenstell1ng aftekent tussen de confes- sionele en de niet-confess1onele wereld.

De seculariteit van de mensenrechten hul- dlgen betekent n1et dat in al deze conflic- ten de standpunten van de gelovige we- reid moeten worden prijsgegeven. Het betekent aileen dat die standpunten moe- ten worden bepleit met argumenten waar- voor elk redelijk denkend mens 1n princ1pe ontvankelijk is3

We kunnen nog een slap verder gaan.

W1e de seculariteit van de mensenrechten verded1gt, moet het standpunt aanvaar- den dat Hugo de Groot (met heel veel an- deren) verded1gde: 'Zelfs als we aanvaar- den dat God n1et zou bestaan, dan zou de natuurwet haar geldigheid nog behou- den'. lmmers wie de idee der mensen- rechten verded1gt, huldigt de stelling dat de rechtsnormen die daarin besloten lig- gen door een reflectie op het mens-zijn kunnen worden gekend en niet u1t het ge- loof in God kunnen of hoeven te worden gededuceerd. De normen die het mens- Zijn als zodanig stelt kunnen niet uit het ge- loof 1n (of de kennis van) God worden af- geleld. Deze stelling word! nagenoeg

Cllr ster1 Democrat,sche Verkermrngen 3/89

door aile grote filosofen verdedigd, van Plato tot en met Hegel, hoezeer ze ook vele gelovigen tegen de haren in strijkt. Er is echter een tweede stelling die evenzeer door nagenoeg aile grote filosofen uit het verleden wordt verkondigd (van Plato tot en met Hegel en ook nog een aantal he- dendaagse filosofen) en in deze stelling wordt beweerd dat ethische normen on- denkbaar zijn buiten het geloof in God om.

Locke, Rousseau en Hegel vonden het athe'lsme

sociaal onaanvaardbaar.

Volgens deze opvatting zou ook de idee der mensenrechten een geloof in God im- pliceren4 Die implicatie kan terecht wor- den verdedigd. Het kan zelfs worden be- toogd dat onze huidige seculiere rechts- cultuur in de Iucht hangt en geen wortels heeft, zolang ze die implicatie niet erkent.

Oat was trouwens de reden waarom ook denkers als Locke, Rousseau en Hegel het atheisme sociaal onaanvaardbaar achtten. Wij hebben intussen echter ge- leerd dat een maatschappelijke en mondi-

2 De chrrstelr1ke tradrt1e heeft altr1d de spann1ng gekend tussen de transcendentre en de rmmanent1e van God Een eenziJdrge beklemtonrng van de transcendentre rs welrswaar nret makkelr1k te ontwr1ken. maar slurt nrettemrn het gevaar rn te komen tot karrkaturale voorstellrngen 3 Te gemakkelrJk wordt door sommrge gelovrgen gedacht

dat over levensbeschouwelrJke vraagstukken (abortus euthanasre. vrede en rechtvaardrgherd. rntegrrtert van de

schepprng) enkel vanurt de Br1bel of het geloof rn God kan worden gesproken

4 Hrer wordt dus een overgang gemaakt vanurt het gebred van de ethrek naar de sfeer van het relrgreuze en deze overgang rs nret zozeer een overgang naar ·rets anders·

dan wei een dreper doordrrngen rn hetzelfde

93

I I

II

(16)

ale eensgezindheid niets anders dan een seculiere basis nodig heeft en dat het mo- gelijk is op basis van de erkenning van de mensenrechten samen te Ieven in een plu- ralistische en tolerante gemeenschap.

Daarom kan ook van ongelovigen niet worden geeist, dat ze de bovenvermelde implicatie zouden erkennen. We kunnen en moeten een pragmatisch standpunt in- nemen dat erin bestaat ons enkel te beroe- pen op de normen die door een reflectie op het mens-zijn worden ontdekt, terwijl we de vraag naar de diepere wortels van die normen overlaten aan de discussie in de wereld der filosofen en theologen en aan de hele maatschappij5 De staat als staat en de rechtsorde als zodanig hou- den zich wat levensbeschouwelijke pro- blemen aangaat op de vlakte. Ze houden aan de burgers geen geloof of levenshou- ding voor tenzij men de normen besloten in de idee der mensenrechten zeit als zo- danig zou beschouwen. Helmut Schmidt drukte dit eens goed uit toen hij er in de Bundestag van beschuldigd werd aan het Duitse volk geen levensmotieven te bie- den. Hij zei: 'De regering is er niet om le- vensmotieven aan te bieden, maar om de toestand te handhaven waarin de discus- sie over de verschillende levensvisies vrije- lijk kan verlopen.'6 De seculiere houdmg vanwege staat en recht is dus geen geslo- ten seculariteit. Deze zou de bevestiging insluiten dater achter de idee der mensen- rechten niets te zoeken valt. Er bestaat echter ook een open secularite1t. Deze ai- leen kan de ware levensbeschouwelijke neutralite1t worden genoemd. De staat be- moeit zich n1et met de vraag naar de ach- terliggende grondslagen van de mensen- rechten. Hij vertrouwt die problemen toe aan de burgers die hun verantwoording ter zake onmogelijk kunnen ontwijken. Die vragen die aan de burgers zijn toever- trouwd strekken zich uit tot aan de laatste fundamenten. Ze betreffen ook het geloof in God. lmmers ook het geloof in God mag geen aanleiding worden tot onverdraag- zaamheid tegenover diegenen die dat ge-

94

Geloof en pollttek

loot niet delen. Zulk een onverdraagzaam- heid zou zelfs met het geloof in God niet te verenigen zijn.

Praktische consequenties

Wanneer de seculariteit der mensenrech- ten wordt hooggehouden en ook de on- verdraagzaamheid ten opzichte van de ongelovige wereld wordt veroordeeld, dan is daarmee toch geen negatief oor- deel over elke denkbare bemoeienis van de kerken inzake mensenrechten uit- gesproken. Om dit punt te verduidelijken is het noodzakelijk op het gebied van de mensenrechten enige onderscheiding aan te brengen. Op dat gebied moeten we vooreerst wijzen op de meest fundamen- tele alles-bepalende maar tegelijk ook de meest abstracte kern van de 1dee der mensenrechten de erkenning van elk mens-in-gemeenschap-met-anderen (uit- eindelijk aile anderen) als grondslag van elke rechtsorde. Wat beslissend is voor een rechtsorde is niet de gemeenschap (de staat, het volk, de economie) zonder rekening te houden met de individuele

5 Het belang van deze problemen wordt h•ermee n1et on- derschat. Er wordt enkel beweerd dat een eensgeZtnd- held op d1t terre•n n1et wordt vere1st opdat de verschll- lenoe groepen ,n de maatschapp1J zouden kunnen sa- menleven en samenwerken 1nzake mensemechten M1s- sch1en kan het volgende 1ets verdu1del11ken Beaufort Nederlands afgevaard1gde biJ de voorbere1dende besorek1ngen van de Un1versele Verklanng van de Recll- ten van de Mens Wilde een amendement 1ndienen om aan de woorden u1t de preambule ,nherentd!Qnlty' toe te voegen based on man's d1v1ne ongm and Immortal dest1ny' Van een Franse collega kreeg hiJ als antwoord dat het beter IS geen overeenstemm1ng te veron- derstellen over de vraag naar de oorsprong van de mens en elke controverse op dat geb1ed te verm11den. De com- m1ss1e (de comm1ss1e d1e de tekst van de VN-verklanng besprak) moet het als haar wezenl11ke taak z1en eensge- z1ndhe1d te bere1ken over de pnnc1pes en deze m prakt11k te brengen D1e gedragsl11n kan worden gevolgd door gelov1gen en ongelov1gen De bekende katholteke fllo- soof Jacques Manta1n. heeft naar aanle1d1ng van dtt pro- bleem verklaard dat de nat1es moeten trachten een ak- koord te bere1ken over een verklanng van de mensen- rechten en dat het nutteloos ts te streven naar eensge- ztndheld over de oorsprong van d1e rechten

6 Om 1ets te verdutdeiiJken van heel de problemat1ek dte daartn verscholen ztt. kan 1k verWIJZen naar een art1kel dat n d1t t11dschnft IS verschenen mr L.B M Wust Medtabe- letd en de waarde van de 1ntermensei1Jke communtcatte'.

Chnsten Democrat1sche Verkenntngen 2188. 7 4-89

Chnsten Democrat1sche Verkenntngen 3189

(17)

Geloof en pol1t1ek

mensen; het is echter ook niet de asociale vrijhe1d van de individuen. Het uitelnde- lijke subject en norm van het recht is het in- dlvidu-in-gemeenschap. De zelfstandig- held van elke mens en zijn solidaire ver- bondenheid met ziJn medemensen ziJn de twee polen die de idee der mensenrech- ten bepalen. Deze gedachte is zo wezen- lijk dat ze n1et ter discuss1e kan worden ge- steld zonder de 1dee der mensenrechten zelf 1n de kern en 1n haar geheel aan te tas- ten en zonder de humane finaliteit en de eth1sche orientat1e van het wereldgebeu- ren te betwisten. Het moet voor de kerken gelden als een categonsche imperatief zich voor die idee 1n te zetten. Het geloof zelf - zoals reeds gezegd - spoort ertoe aan het universele standpunt van de hele mensheid in te nemen.

Uit dit meest fundamentele en meest abstracte beginsel volgen een aantal con- crete toepassmgen die zo wezenlijk z1jn dat ze door geen enkel redelijk mens kun- nen worden betwist. De 1dee der mensen- rechten vraagt bijvoorbeeld dat elke maat- schappelijke, nationale of mondiale orde of instelling tegenover elk individu of elk volk in principe moet kunnen worden ver- antwoord. Het zal echter duidelijk ziJn, dat een maatschappelijke of mondiale situatie waann een deel van de bevolking of de wereld door een ander deel zonder meer wordt geknecht, verdrukt, geexploiteerd met de idee der mensenrechten in flag- rante tegenspraak is. Waar zulke situaties ontegenzeggelijk aanwijsbaar zijn, hoeft de kerk niet bevreesd te z1jn, heeft ze ook de plicht al haar gezag in de weegschaal te werpen om dergelijke situaties aan te klagen. Het is onverdedlgbaar dat een econom1sche wereldorde die op exploita- tie berust zonder meer in stand wordt ge- houden. De kerken hebben de taak op die 1mmorele situaties te w1jzen en op te roe- pen om daarin verandering te brengen.

Zeker mogen de kerken ook niet onver- schlllig en achteloos voorbiJQaan aan de dramatische wereldproblemen van onze tijd. Het is dan ook een verheugend feit

Chr~sten Democrat1sche Verkenmngen 3/89

dat zovele kerken zich actief inzetten voor de integriteit van de Schepping en de vrede en de rechtvaardigheid in de we- reid. Zeer terecht willen ze hun gelovigen en de hele bevolking sensibiliseren voor de dreigende gevaren en oproepen tot de vereiste offerbereidheid om de wereld voor het ergste te behoeden. De kerken zouden een kankatuur maken van zichzelf en de God die zij verkondigen, indien ze de aandacht gericht zouden houden op een 'andere wereld' terwijl de wereld on- der de voeten der mensen vergaat. De kerken zullen tegenover hun gelovigen een beroep doen op hun religieuze le- vensvisie als motivatie voor hun inzet.

Maar ook dan, zal geen enkel redelijk mens hen ervan kunnen beschuldigen hun eigen levensvisie aan anderen op te dringen.

Het is hier niet mijn bedoeling - en het zou ook onmogelijk ziJn - aile probleem- gebieden aan te wijzen waarop de kerken hun zorgende aandacht mogen, kunnen en moeten richten. Mijn bedoeling is eer- der de terreinen waarop de kerk als kerk zich kan en moet uitspreken op een princi- pieel-abstracte manier af te bakenen.

Deze afbaken1ng kan in de volgende be- ginselen worden vastgelegd:

a De kerken moeten zich met aile kracht inzetten voor de mensenrechten naar hun algemene inhoud beschouwd. De idee der mensenrechten is immers de onbetwistbare grondslag van vrede en rechtvaardigheid en het is een elemen- taire en permanente plicht van de ker- ken zich daarvoor vanuit hun geloof te engageren. Dit engagement heeft niet aileen betrekking op eventuele noodsi- tuaties. Het betreft veeleer de blijvende en effectieve mentaliteit van aile gelovi- gen om de eenheid en de onderlinge erkenning van aile volkeren en indivi- duen als het binnenwereldse doel van heel de gesch1edenis te erkennen.

b De kerken moeten zich ook uitspreken ten overstaan van eisen die uit de idee

95

I I

II

(18)

der mensenrechten resulteren en die voor geen redelijke discussie vatbaar zijn. Zo zouden kerken hun afkeuring moeten uitspreken over evident on- rechtvaardige toestanden, bijvoor- beeld wanneer in een land enorme luxe en rijkdom bestaan naast honger en ellende.

c Deze beginselen zijn echter geen legiti- matie voor een voortdurende inmen- ging van de kerken, om met eigen ker- kelljk gezag allerlei d1scussies te be- slechten. Wanneer we te maken knjgen met problemen die v66r het forum van de menselijke rede werkelijk bediscu- teerbaar biijven, zo dat beide tegenge- stelde standpunten met redelijke argu- menten worden verdedigd, kan een kerk, zich baserend op haar eiger1 leer- gezag niet als een arbiter van hogere rang de discussie beslechten.

In de Westerse Ianden ontstonden en be- staan er meningsverschillen inzake de concrete interpretatie van de mensen- rechten, in verband met vredesvraagstuk- ken, atoomenergie, sociale zekerheid, pri- vacy, doodstraf enzovoort. Zolang par·

tijen met redelijke argumenten tegenge- stelde meningen verdedigen kan en mag een kerk haar aan het geloof ontleende autoriteit niet willen inzetten om die discus- sies te beslechten. Wanneer iemand het soc1aal beleid van een regering wil aankla- gen, dan zal dit moeten gebeuren door het bedoelde beleid te analyseren en te

96

Zolang tegengestelde standpunten met redelijke argumenten worden

verdedigd, kan de kerk niet als arbiter van hogere rang de discussie slechten.

Geloof en pol1t1ek

beoordelen met adequate argumenten.

Op die manier wordt de discussie gesl- tueerd waar ze thuishoort en wordt er van het geloof geen misbruik gemaakt. Er wordt dan ook niet de valse schijn gewekt als zou het geloof een bron van informatie bieden waarover ongelovigen n1et be- schikken. Wanneer het geloof ten aanz1en van dergelijke discussies iets te zeggen heeft, dan blijft haar inbreng zeer formeel alhoewel ook zeer belangrijk het bevat de opdracht ook in de problemen van het profane vlak in waarheid en onpartijdig- heid te striJden voor een rechtvaardige zaak. De concrete invulling van deze for- mele opdracht moet de mens met rede- lijke middelen uitmaken.

Stimulerende taak

De houding van de kerken zal er 1n con- creto in bestaan om zonder aarzelen de bestaande en onbetwistbare onrechtsi- tuaties aan te wijzen. Dit zal meestal moe- ten gebeuren zonder dat de kerken be- kwaam zijn of zich competent mogen ach- ten om de wegen aan te wijzen waarlangs de heersende wantoestanden kunnen worden gecorngeerd. Maar ook al kunnen ze het werk van de nationale of de mon- diale politiek n1et naar zich toe trekken, dan zijn ze loch door hun godsgeloof zelf verplicht de zorg voor humaniteit, voor vrede en rechtvaardigheid in de wereld wakker te houden en de aandacht te vesti- gen op noodsituaties.

In de Oost-West verhoudingen zal de kerk met behoedzaamheid dienen op te treden. Zoals intussen algemeen bekend is, stammen de eerste verklaringen van de mensenrechten uit een Westerse mentali- teit en dragen ze de sporen van een Ult- gesproken 1nd1vidual1sme. De marxis- tlsche Ianden hebben daar aanvankelijk een streng collectlvisme tegenoverge- steld. Alhoewel een zekere toenadering tussen beide systemen zich aftekent, bllj- ven de accenten verschillend. De kerken zullen z1ch er voor moeten hoeden onge- nuanceerd voor een richting te opteren.

Chnsten Democrat,sche Verkenn1ngen 3189

(19)

Geloof en polrtrek

Tenslotte zullen de kerken hun gelovl- gen moeten aansporen om zich met zorg voor waarheid en recht te beg even op het terrein van de profane problemen. Ze zul- len bij aile volkeren de bere1dhe1d moeten aanwakkeren om zich voor de realisatie van de mensenrechten in de wereld, des- noods met de vereiste zelfopoffering, in te zetten.

Hegel heeft in zijn tljd het ontstaan van de idee der mensenrechten - waarvan hij trouwens heel duidelijk de individualisti- sche eenzijdigheid bekntiseerde - be- groet als de grootste gebeurtenis in de ge- schiedenis. Op d1t moment beleven we, al- thans op theoretisch vlak, de universele verspre1ding van de 1dee der mensen- rechten. Deze algemeen beleden idee geeft uitdrukking aan het ene levensbe- schouwelijke grondbeginsel dat heel de wereld - helaas hoofdzakelijk nog met woorden - verenigt. De taak van de ker- ken kan en mag er niet in bestaan dit uni- versele geloof te verdr1ngen en zichzelf er- voor in de plaats te stellen. Die taak zal veeleer worden vervuld wanneer de ker- ken uit naam van het eigen geloof zich in- zetten voor dat ene geloof dat de hele we- reid kan veren1gen

Door de ernst waarmee de kerk zich in- zet voor een algehele verdraagzaamheid (die niets uitsluit tenziJ de onverdraag- zaamheid) en een mondiale realisat1e van de mensenrechten, zal ze haar eigen waar- achtigheid het duidelijkst manifesteren

Chnster1 Dernocratrsche Verkenr1rngen 3189

De ernst waarmee het volstrekte respect voor elke mens - waar ook ter wereld - wordt gehuld1gd, is wellicht een betere toegang tot de sfeer van de religie dan de omgekeerde richting. Er bestaat geen vrees voor - en het 1s zeker niet de stel- lmg van dit artikel - dat de geloofswereld, door het aanvaarden van een universeel standpunt, de christelijke godsdienstige levensvisie, zou worden gemarginali- seerd. Het christendom zal z1jn vitalite1t het best Iaten erkennen aan de stimulans d1e er van Ultgaat om mee te werken aan de eenhe1d van de wereld die in de idee der mensenrechten besloten ligt.

Literatuur

- E W Bockentorde Staat-Gesel/schaft-K!rche (Chrrstlr- cher Glaube ·n rnoderner Gesellschatt. Terlband 15) Her- der Frerburg. 1982

- J Schwartlander (urtg) Modernes Fre1hertsethos und chnstl!cher Glaube Bertrage zur JUrrstrschen phrlosophr- schen und theologrschen Bestrrnrnung der Menschen- rechte. Karser. Grunewald. Munchen & Marnz. 1981 - 0 F. Scheltens Mens en mensenrechten. Sarnsorn Al-

phen aan den Rr1n. 1981

- Concord1a 9 - lnternatronale Zertschrrft fur Phrlosophre Phrlosophre und Menschenrechte. 1986

- M Vrlley ·ooctr:ne socrale et corrceptron chretrenne de I homrne Actual!te de Ia doctnne soC!ale de legl!se (Confederatron des 1ur•stes Catholrques de France. Actes du Colloque 21-22-23 novembre 1980) 42-60 - M Vrlley. Le dro1t et /es drorts de lhomme. PUF. Coli

·ouestrons·. 1983

97

I I

II

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’

From Table 7.6 and 7.7 it is evident that real GDP growth increases under both diversity scenarios on an annualised basis, though the increase is more significant under the scenario

The general aim of this research is to establish the relationship between sense of coherence, coping, stress and burnout, and to determine whether coping strategies and job

bijstellen Voorkeursstrategieën en Deltaplannen Thema- specifiek of DP- breed Nationaal Bestuurlijk Overleg Stuurgroep Delta- programma Regionale stuurgroepen / platforms

Door ook in de conclusie te verwijzen naar de drie onderling samenhangende processen van economische ont- wikkeling, militaire hervormingen en staatsvorming wordt de indruk van

Samenvatting van de geschatte aantallen (miljoen individuen) en biomassa (miljoen kg versgewicht) van de commercieel meest belangrijke soorten in de Nederlandse kustzone in

Uit de relatie tussen opbrengst in vers gewicht, waterverbruik en gemiddelde vochtspanning van de grond blijkt, dat indien een uitdrogingsgrens van p F 2,6 of hoger