• No results found

Ondernemerschap in de provincie Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ondernemerschap in de provincie Groningen"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ondernemerschap in de provincie Groningen

Onderzoek naar netwerksturing toegepast op ondernemerschap

M. Nekeman

s1654896

RijksUniversiteit Groningen (RuG)

Faculteit Economie & Bedrijfskunde Master Small Business & Entrepreneurship 1e Begeleider: Prof. Dr. W. Dolfsma 2e begeleider: Dr. C. Lutz

In opdracht van:

(2)
(3)

Ondernemerschap in de provincie Groningen

Onderzoek naar netwerksturing toegepast op ondernemerschap

Master of Science in Business Administration Small Business & Entrepreneurship

Maarten Nekeman Korreweg 181a 9714 AK Groningen mnekeman@hotmail.com 06 - 41238725 November 2008

Faculteit Economie & Bedrijfskunde Afdeling Economische Zaken

Landleven 5 Sint Jansstraat 4

9747 AD GRONINGEN 9700 AP GRONINGEN

Eerste en tweede begeleider universiteit: Begeleiders provincie Groningen: Prof. Dr. Wilfred Dolfsma Drs. Geert Meijerink

(4)

Samenvatting

Eén van de doelstellingen van de provincie Groningen is het stimuleren van het ondernemerschap in de provincie. In 2006 is gekozen om ondernemerschap te stimuleren door middel van een netwerk, waarin ondernemers, kennisinstellingen, intermediairs en de overheid met elkaar verbonden worden. Tijdens bijeenkomsten komen de stakeholders met elkaar in contact en kunnen zij kennis delen. Dit kan leiden tot nieuwe initiatieven, waardoor extra bedrijvigheid ontstaat. Dit geeft het ondernemerschap een positieve impuls. Om de werking van het door de provincie Groningen opgezette netwerk te toetsen is dit wetenschappelijke onderzoek uitgevoerd. De doelstelling van het onderzoek is:

Het bestaande model voor netwerksturing evalueren en mogelijkheden geven voor doorontwikkeling, waarmee de beleidsdoelstellingen van de provincie Groningen op het gebied van ondernemerschap gerealiseerd kunnen worden.

Tevens is het netwerk van een theoretische onderbouwing voorzien, waarbij de begrippen netwerken, netwerksturing, netwerkkenmerken en ondernemerschap uitvoerig zijn beschreven.

De onderzoeksvraag die centraal staat tijdens het onderzoek luidt:

Hoe kunnen actoren het netwerk waarin (potentiële) ondernemers, overheden, intermediairs en kennisinstellingen samenkomen sturen, opdat het netwerk het ondernemerschap stimuleert?

De resultaten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen geven een goed beeld van het netwerk. Het ondernemersklimaat in Groningen wordt beoordeeld als goed. Netwerken wordt belangrijk gevonden door de geïnterviewden. De keuze voor een netwerkgestuurd beleid op ondernemerschap kan dan ook een juiste keuze genoemd worden. Het initiatief om het netwerk op te zetten kan hierdoor rekenen op een groot draagvlak onder de geïnterviewde personen. Uit de suggesties die gedaan zijn, komt sterk naar voren dat er concreter te werk gegaan moet worden. Het punt waarop er resultaten gepresenteerd moeten gaan worden, lijkt bereikt. De stakeholders willen antwoord op de vraag: 'Wat levert het op?'. Anders lijken met name de ondernemers het netwerk de rug toe te keren. De rol van de provincie zal naast faciliterend ook organiserend moeten zijn. Uit de interviews blijkt een zichzelf regulerend netwerk, zoals de provincie Groningen voor ogen heeft, op dit moment niet levensvatbaar.

(5)

Om het huidige netwerk door te ontwikkelen om de uiteindelijke doelstelling van de provincie Groningen op het gebied van ondernemerschap te realiseren zijn de volgende aanbevelingen gedaan.

Aanbeveling 1: Plateaubijeenkomsten integreren met stakeholdersbijeenkomsten. Aanbeveling 2: Neem ondernemerschap op als thema in het IAG-programma Aanbeveling 3: Betrek pro-actief nieuwe ondernemingen bij het netwerk Aanbeveling 4: Het netwerk meer richten op de 'Ommelanden'.

Aanbeveling 5: Bestaande netwerken met elkaar verbinden.

Aanbeveling 3 en 4 kunnen prima met elkaar gecombineerd worden. Dit betekent niet dat de ondernemers uit de stad niet betrokken moeten worden. Een proactieve houding richting de 'ommelanden' en een reactieve houding richting de stad is hier een goede optie.

Het antwoord op de onderzoeksvraag kan worden weergegeven als:

Door middel van een netwerkgestuurd provinciaal beleid kunnen de actoren van het netwerk zelf input leveren voor de ontwikkeling van projecten die het ondernemerschap daadwerkelijk bevorderen. Voorwaarde is wel dat het netwerk voldoet aan de volgende kenmerken;

- Fully connected kernstructuur met daaraan verschillende andere netwerkstructuren - Een weak tie netwerk

- Een hoge netwerkdichtheid in de kern en een lage netwerkdichtheid in de rand van het netwerk - Een formeel netwerk gericht op externe actoren

Zoals het onderzoek heeft aangetoond kan het ondernemerschapnetwerk nog steeds rekenen op veel draagvlak van de stakeholders. Een netwerkgestuurd beleid op het gebied van ondernemerschap is een goede keuze. Wel is het punt bereikt dat het netwerk zich moet doorontwikkelen, zodat het interessant en aantrekkelijk blijft voor met name de ondernemers. De implementatie van de genoemde aanbevelingen zal op dit punt zijn bijdrage leveren, zodat het ondernemerschap in de provincie Groningen haar, ruim aanwezige, kansen benut.

(6)
(7)

Voorwoord

Voor u ligt mijn afstudeerscriptie, geschreven ter afronding van mijn Master Small Business & Entrepreneurship aan de faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit van Groningen. In opdracht van de provincie Groningen heb ik gedurende vijf maanden onderzoek gedaan naar ondernemerschapstimulering in de provincie Groningen. Om het ondernemerschap in de provincie te stimuleren heeft de provincie een ondernemersnetwerk opgezet waarin ondernemers, kennisinstellingen, intermediairs en overheid samengebracht worden. Door middel van interviews met (vertegenwoordigers van) deze groepen en gesprekken met verantwoordelijke provinciale beleidsambtenaren heb ik dit netwerk geëvalueerd en in kaart gebracht wat de rol van de provincie Groningen hierin is en moet zijn. Om te komen tot het uiteindelijke doel van het onderzochte netwerk, het stimuleren van het ondernemerschap, heb ik een vijftal concrete aanbevelingen gedaan.

Hoewel ik de scriptie als de mijne mag en kan beschouwen, was dit resultaat niet mogelijk geweest zonder de steun en begeleiding die ik heb mogen ontvangen vanuit zowel de provincie Groningen als vanuit de Rijksuniversiteit Groningen. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om mijn begeleider vanuit de provincie Groningen, Geert Meijerink, hartelijk te bedanken. Vanaf het begin heb ik de vrijheid gekregen om mijn eigen plan te trekken, terwijl hij altijd bereid was om te klankborden. Dit geldt overigens ook voor Vincent Stulen en Karen Zwart, mijn kamergenoten op het Provinciehuis. Verder wil ik alle geïnterviewden hartelijk bedanken voor de medewerking die zij mij verleend hebben om het onderzoek naar tevredenheid uit te kunnen voeren. Ik heb de gevoerde gesprekken als erg prettig ervaren. Ook wil ik prof. dr. Wilfred Dolfsma bedanken voor mijn begeleiding vanuit de opleiding. Hij voorzag mij van opbouwende kritieken en praktische adviezen. Ten slotte gaat mijn dank uit naar ieder ander die op welke wijze dan ook heeft bijgedragen aan mijn scriptie.

Met vriendelijk groet,

(8)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 4 Voorwoord ... 7 1. Introductie ... 10 2. Context ... 12 2.1 Ondernemersklimaat ... 12

2.2 Rol provincie Groningen ... 14

3. Theorie ... 15

3.1 Ondernemerschap... 15

3.2 Netwerken ... 16

3.2.1 Netwerkkenmerken ... 16

3.3 Koppeling entrepreneurship met netwerken... 22

3.4 Sturing ... 22 3.4.1 Systeembenadering... 22 3.4.2 Contingentiebenadering ... 23 3.4.3 Netwerkbenadering ... 24 4. Methodologie ... 28 4.1 Procedure... 28 4.2 Meetinstrumenten... 30 4.2.1 Netwerksturing ... 30 4.2.2 Netwerk... 30 4.2.3 Entrepreneurship... 30 4.3 Data-analyse ... 30 5. Empirie ... 31 5.1 Interviewresultaten ... 31 5.1.1 Ondernemerschap ... 31 5.1.2 Netwerken... 32 5.1.3 Netwerkstructuur en netwerkdichtheid... 32

5.1.4 Netwerk tie strength ... 32

5.1.5 Netwerkcentraliteit ... 33

5.1.6 Netwerkrichting ... 33

5.1.7 Rol provincie Groningen ... 33

5.1.8 Suggesties ... 33

5.2 Beleid provincie in netwerktermen ... 34

5.2.1 Het hoofddoel ... 34

5.2.2 Rol provincie tijdens ontwikkeling ... 34

(9)

5.3 Voorwaarden voor netwerksturing... 37

5.3.1 Specifieke middelen ... 37

5.3.2 Onzekerheid naar de vraag ... 37

5.3.3 Taakcomplexiteit ... 37

5.3.4 Frequentie ... 38

5.4 Introductie netwerksturing bij de provincie Groningen ... 38

5.5 Interpretaties van de resultaten... 39

6. Conclusie en aanbevelingen ... 42

6.1 Conclusie ... 42

6.2 Aanbevelingen... 43

Epiloog ... 46

Referenties... 47

Bijlage 1 E-mail naar geselecteerde personen ... 52

(10)

1. Introductie

Al in 1929 stelde de Hongaarse schrijver Frigyes Karinthy dat er een zogenaamde 'six degree of separation' bestaat. Volgens deze theorie kent ieder persoon op aarde een willekeurig ander persoon op de wereld in maximaal vijf (tussen) stappen. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat ieder persoon andere mensen kent die weer andere mensen kennen. Zo kunnen twee willekeurige personen aan elkaar gelinkt worden in maximaal vijf (tussen) stappen. De groep mensen die iemand kent, kan beschouwd worden als zijn of haar netwerk. Hoewel de wetenschappelijke fundering voor de theorie van Karinthy discutabel is, wordt bijna 80 jaar later de 'six degree of separation' nog steeds veel genoemd als het om het belang van netwerken gaat.

Door de opkomst van goedkope, maar uiterst bekwame concurrentie uit Azië en Oost Europa en de revolutionaire ontwikkelingen van telecommunicatie en microprocessen is de 'managed economy', waar schaalvoordelen en kapitaal belangrijke concurrentievoordelen zijn, veranderd naar een 'entrepreneurial economy' (Audretsch en Thurik, 2001). In deze entrepreneurial economy hebben MKB-bedrijven een belangrijke rol gekregen, waarin kennis en innovatie centraal staan in het proces om (duurzaam) concurrentievoordeel te behalen (Audretsch en Thurik, 2001).

Innovatie is een belangrijke factor van ondernemerschap (Schumpeter, 1947). Onderzoek heeft aangetoond dat een groot en divers netwerk een Midden- en Kleinbedrijf (MKB) meer mogelijkheden biedt om te innoveren (Burt, 1992). Netwerken is dan ook een hot item. Wanneer er gegoogled wordt op de woorden 'netwerk' en 'MKB' vindt men circa 625.000 hits. Veel van deze hits leiden naar een site waarin MKB-bedrijven de krachten gebundeld hebben in een netwerk waarin kennis en ervaringen met elkaar gedeeld worden. Voorbeelden van dergelijke sites zijn www.mkb.nl, www.mkbnoord.nl of www.mkbnetwerk.nl. Zoals uit tabel 1 is op te maken, staat ruim 99 % van alle bedrijven als MKB-bedrijf te boek. Deze bedrijven zorgen voor 38 % van de werkgelegenheid (www.mkb.nl).

Kerngegevens MKB in 2007

Aantal bedrijven: 786.000

Aandeel mkb: 99,7%

Werknemers totaal (excl. overheid): 7,4 miljoen

Werknemers in mkb: 4,4 miljoen

Omzet totaal bedrijfsleven: € 1394,6 miljard

Omzet mkb: € 817,2 miljard

(11)

In de politiek wordt veel aandacht besteed aan werkgelegenheid. Ondernemerschap levert werkgelegenheid op. Hierdoor subsidieert de overheid projecten waarbij ondernemerschap gestimuleerd wordt. Dat kan op internationaal (EU), nationaal (regering), provinciaal (Provinciale Staten) of lokaal (gemeente) niveau.

De provincie Groningen heeft netwerksturing en het belang van het MKB geïntegreerd door een netwerk tussen MKB bedrijven en kennisinstellingen op te zetten met als doel het ondernemerschap in de provincie Groningen te stimuleren. Maar wat houdt ondernemerschap in? Wanneer kan er van succesvol ondernemerschap gesproken worden? Wat houdt netwerksturing in? Waarom heeft de provincie Groningen hiervoor gekozen?

Dit onderzoek betreft een evaluatie naar het netwerk dat de provincie Groningen opgezet heeft om ondernemerschap te bevorderen. De doelstelling van het onderzoek is als volgt:

Het bestaande model voor netwerksturing evalueren en mogelijkheden geven voor doorontwikkeling, waarmee de beleidsdoelstellingen van de provincie Groningen op het gebied van ondernemerschap gerealiseerd kunnen worden.

De onderzoeksvraag die centraal zal staan tijdens het onderzoek luidt:

Hoe kunnen actoren het netwerk waarin (potentiële) ondernemers, overheden, intermediairs en kennisinstellingen samenkomen sturen, opdat het netwerk het ondernemerschap stimuleert?

(12)

2. Context

In dit hoofdstuk zal de situatie beschreven worden waarin het onderzoek gedaan wordt. Als eerste wordt een cijfermatig overzicht gegeven van het aantal ondernemers in Nederland en hoe dit aantal opgebouwd is. Hierbij zal het ondernemersklimaat in de provincie Groningen besproken worden. Ook de rol die de provincie Groningen heeft, zal aan de orde komen. Vervolgens zal ingegaan worden op de aanleiding van de provincie Groningen om ondernemerschap te stimuleren en de manier waarop zij dit doen.

2.1 Ondernemersklimaat

Ondernemerschap is een groeiend fenomeen. Het aantal ondernemingen is in Nederland de afgelopen twintig jaar voortdurend gestegen. Ondernemen wordt naast het werknemerschap steeds meer als een nieuw carrièreperspectief gezien (EIM, 2008). Elk jaar publiceert de Kamer van Koophandel cijfers over het aantal startende ondernemers in Nederland. Zoals uit figuur 1 blijkt, had Nederland na het jaar 2000 te kampen met een lichte daling van het aantal startende ondernemers. In 2003 bereikte deze tendens het dieptepunt en sindsdien stijgt het aantal startende ondernemers gestaag. In 2007 is de grens van 100.000 startende ondernemingen overschreden tot bijna 102.000 startende ondernemingen.

Figuur 1: Aantal startende ondernemers per jaar. Bron: KvK, 2007

(13)

de afgelopen jaren veel ZZP'ers om deze reden voor zichzelf begonnen (de Volkskrant, 2008). De ex-werknemer wordt aangemerkt als startende ZZP'er, maar er wordt weinig ondernemerschap vertoond. Hierdoor wordt het beeld van het ondernemerschap enigszins vertroebeld.

Figuur 2: Aandeel ZZP'ers. Bron KvK, 2007

Het stijgende aantal startende ondernemingen lijkt een positieve ontwikkeling voor het ondernemerschap in Nederland. Toch blijft het ondernemerschap in Nederland op verschillende aspecten achter in vergelijking tot andere landen (Hessels e.a., 2008).

Wanneer het aantal startende ondernemingen onderverdeeld wordt naar provincie, kan het volgende geconstateerd worden. Tabel 2 laat zien dat van de startende ondernemers 3.069 zich in de provincie Groningen vestigden. Doordat er 1.066 overige oprichtingen waren en er 2.008 opheffingen waren komt de netto bedrijvengroei in de provincie Groningen uit op 2.127. Met slechts een kleine 3 % van de startende ondernemingen, lijkt de provincie Groningen wat achter te lopen in vergelijking met de landelijke tendens.

periode regio component aantal

2007 jaartotaal Provincie Groningen starters 3069

overige oprichtingen 1066

opheffingen 2008

saldo 2127

Tabel 2: Bedrijvengroei provincie Groningen; Bron: www.economieinhetnoorden.nl

(14)

Een voorbeeld hiervan is de wegenbouw in Nederland. Nederland heeft rijkswegen, provinciale wegen en gemeentelijke wegen. Het spreekt voor zich dat het rijk, de landelijke overheid, verantwoordelijk is voor de rijkswegen, de provincies voor de provinciale wegen en de gemeenten voor de gemeentelijke wegen. Zo kunnen de verschillende overheidslagen elk een eigen bijdrage leveren aan het thema ondernemerschap.

2.2 Rol provincie Groningen

Bevordering van het ondernemerschap is een speerpunt uit het collegeprogramma van Gedeputeerde Staten. De provincie Groningen vindt dat op het terrein van ondernemerschap in de provincie Groningen nog veel te winnen valt. Volgens de provincie Groningen heerst er onder meer een ‘gebrekkige ondernemerscultuur’. Een van de oorzaken is dat er een gebrek aan informatie bestaat bij ondernemers, onderwijsinstellingen en intermediairs. Zij weten vaak onvoldoende van elkaar waar ze zich mee bezig houden.

(15)

3. Theorie

Om een gedegen onderzoek te doen is het van belang om een goed sluitend theoretisch kader te hebben. Voor dit onderzoek zullen de begrippen ondernemerschap en netwerksturing theoretisch uitgewerkt worden. Wat wordt in dit onderzoek verstaan onder ondernemerschap en welke soorten netwerken bestaan er? Welk netwerk past het beste bij de provincie Groningen? In dit hoofdstuk wordt op deze vragen antwoord gegeven.

3.1 Ondernemerschap

Ondernemerschap kan uit verschillende perspectieven bekeken worden. Zelfstandigen zijn verplicht om zich in te schrijven in het handelregister van de Kamer van Koophandel. Maar ben je een ondernemer als je ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel? Of komt er meer bij kijken om als ondernemer aangemerkt te worden?

Al in 1947 formuleerde Joseph Schumpeter (1883-1950) kenmerken waaraan een goede ondernemer moet voldoen. Volgens hem is een ondernemer voortdurend bezig met innovaties, die tot stand komen door nieuwe combinaties van de productiefactoren. Ondernemen is voor Schumpeter (1947) identiek aan innoveren.

In het wetenschappelijke artikel ”entrepreneurship” van Montanye uit 2006 wordt de volgende definitie gegeven van entrepreneurship: “Entrepreneurship is the process by which individuals

acquire ownership (property rights) in economic refits of their creation.” Deze definitie beschrijft het

proces van het verkrijgen van eigendomsrechten door individuen over eigen creaties. Dit is om economische winsten te kunnen behalen. Timmons e.a. (1987) zien ondernemerschap als het ontdekken, evalueren en exploiteren van kansen welke omgezet worden in nieuwe ondernemingen.

De Europese Commissie heeft eveneens een definitie van ondernemerschap opgesteld. Zij verstaan onder ondernemerschap iemands vermogen om ideeën in daden om te zetten. Het omvat creativiteit, innovatie, het nemen van risico's en het vermogen om te plannen en projecten te beheren om doelstellingen te verwezenlijken (http://www.zzpweb.com).

(16)

3.2 Netwerken

In de literatuur worden netwerken op verschillende manieren gedefinieerd. Freeman (1991) definieert een netwerk als een gesloten reeks van doelgericht geselecteerde verbindingen met belangrijke partners in de bedrijfsomgeving die toevoegende middelen en marktkennis hebben, met als doel onzekerheid te verminderden. Hufen en Ringeling (1990) hebben hun definitie aangepast aan beleidvoerders en stellen onder netwerken; "sociale systemen waarbinnen actoren interactie- en communicatiepatronen ontwikkelen, die enige duurzaamheid vertonen en gericht zijn op beleidsproblemen of beleidsprogramma's". Klijn en Teisman (1992) definiëren beleidsnetwerken vanuit dit uitgangspunt als "veranderende patronen van sociale relaties tussen wederzijds afhankelijke actoren die zich formeren rondom beleidsproblemen en/of beleidsprogramma's en die worden gevormd, in stand gehouden en veranderd door reeksen van interacties." Hierbij is afhankelijkheid een voorwaarde voor het ontstaan en het voortbestaan van netwerken (Hanf en Scharpf, 1978; Aldrich, 1979). De interactie- en communicatiepatronen worden gezien als een onderlinge relatie tussen de afhankelijke actoren.

Een actor kan simultaan actief zijn in meerdere, niet aan elkaar gerelateerde netwerken (Granovetter, 1985, 1992). Hiermee kan deze actor netwerken met elkaar verbinden. Deze verbindende actoren zijn 'structural holes' (Burt, 1992). Dit betekent dat een actor verschillende netwerken met elkaar verbindt die zonder deze actor niet met elkaar verbonden zouden zijn. Deze 'structural holes' kunnen hierdoor controle uitoefenen over de informatiestroom tussen de door hen verbonden netwerken. Zij kunnen bepalen welke informatie beschikbaar is en welke informatie niet. Ook zijn zogenaamde 'structural holes' in een betere positie om zelf nieuwe ideeën te ontwikkelen (Burt, 2004). De interactie tussen verschillende actoren is voor dit onderzoek van belang, omdat de overheid bij de beleidsbepaling rekening kan houden met andere actoren met toegevoegde middelen en marktkennis. Zo vermindert onzekerheid en wordt draagvlak voor beleid creëert.

De in dit onderzoek gehanteerde definitie voor netwerken is dan ook; sociale systemen waarbinnen onderling afhankelijke actoren interactie- en communicatiepatronen ontwikkelen, die enige duurzaamheid vertonen met als doel het toevoegen van middelen en marktkennis en zo onzekerheid te verminderen bij het bepalen van beleid.

3.2.1 Netwerkkenmerken

Een netwerk heeft verschillende kenmerken. In deze paragraaf zullen achtereenvolgens de volgende netwerkkenmerken besproken worden; tie strength, dichtheid, centraliteit, richting en structuur.

Netwerk tie strength

(17)

twee actoren hebben sporadisch en ongepland contact, dan is er sprake van een zwakke onderlinge relatie (weak tie). De sterkte van onderlinge relaties wordt meestal gemeten aan de hand van het aantal interacties tussen twee actoren (Dolfsma en Aalbers, 2008). Aan zowel strong ties als weak ties zijn voor- en nadelen verbonden. Strong ties hebben als voordeel dat twee actoren elkaar beter kennen en daardoor geneigd zijn elkaar meer te vertrouwen, wat nodig is voor het overdragen van tacit knowlegde (Bouty, 2000). Het nadeel van strong ties is dat het onderhouden ervan veel tijd en moeite kost. Hierdoor worden strong ties als kostbaar gezien. Een actor zal slechts een beperkt aantal strong ties kunnen onderhouden. Hierdoor is het van belang dat een actor strategisch, de juiste strong ties koestert.

Vergeleken met strong ties vergt het onderhouden van weak ties relatief weinig tijd en moeite. Hierdoor kunnen meerdere weak ties onderhouden worden, waardoor de netwerkomvang (networksize) toe kan nemen. Granovetter (1973) stelt dat een netwerk met een groot aantal (en daardoor weak) ties voordeel heeft op het gebied van het verspreiden en verkrijgen van nieuwe, diverse informatie en op het gebied van mobilisatie van andere actoren in het netwerk. Voor de uitwisseling van complexe informatie heeft een netwerk met strong ties de voorkeur (Hansen, 1999).

Netwerkdichtheid

De netwerkdichtheid (network density) is het aantal ties dat tussen de actoren zit. Als alle actoren met elkaar in verbinding staan is er sprake van een fully connected netwerk. Het voordeel van een hoge netwerkdichtheid is dat er (vaak) een directe link naar de juiste actor is. In de praktijk komen deze netwerken weinig voor, omdat in een fully connected netwerk overbodige ties (redundancy) aanwezig zijn. Deze overbodige ties zijn kostbaar en daardoor wellicht ongewenst in een netwerk (Dolfsma en Aalbers, 2008). Overbodige ties zorgen wel dat een netwerk sterk en krachtig is. De afhankelijkheid van verbindende actoren is minder groot als er meerdere verbindingen zijn.

(18)

Netwerkcentraliteit

De centraliteit (centrality) geeft een indicatie van de invloed die een actor in een netwerk heeft ten opzichte van de andere actoren in het netwerk (Brass en Burckhardt, 1992). Centraliteit kan gemeten worden door; (1) het aantal ties van een actor, (2) de afstand van een actor tot de andere actoren in een netwerk, (3) de plek waar een actor is gepositioneerd op de kortste weg tussen een ander paar actoren in het netwerk en (4) in termen van eigenfactor (Dolfsma en Aalbers, 2008). Hierbij moet wel opgemerkt worden dat niet zonder meer alle netwerken waar centraliteit, die op dezelfde wijze is gemeten, met elkaar te vergelijken zijn. Het voordeel van een actor met een hoge centraliteit is de invloed die de actor heeft. Via slechts een paar stappen kan hij veel andere actoren bereiken en hierdoor is zijn afhankelijkheid laag. Het nadeel van een hoge centraliteit is dat er veel ties te onderhouden zijn en dat het onderhouden van deze ties kostbaar is. Een lage centraliteit is goedkoop, doordat er maar weinig ties onderhouden moeten worden. Een actor met een lage centraliteit is hierdoor wel afhankelijk van de verbindende actoren.

Netwerkrichting

Onderzoek heeft aangetoond dat zowel formele als informele netwerken zorgen voor kennisoverdracht, maar formele netwerken dragen hier meer aan bij. Vandaar dat voor kennisoverdracht een centrale rol in een formeel netwerk belangrijker is dan een centrale rol in een informeel netwerk (Dolfsma en Aalbers, 2008). Als voorbeeld van een formeel netwerk kan lidmaatschap van een brancheorganisatie genoemd worden, maar ook een samenwerkingsverband tussen bedrijven kan als formeel netwerk aangemerkt worden. Informele netwerken zijn netwerken die niet vastgelegd zijn. Een voorbeeld hiervan is een groep mensen die elkaar spreekt als er buiten gerookt wordt of ouders die elkaar spreken als zij hun kinderen van school ophalen. Het voordeel van een formeel netwerk is dat het een gestructureerd netwerk is, waarin de onderlinge relaties duidelijk zijn. Het nadeel is dat achter elk formeel netwerk een informeel netwerk schuil gaat (Freeman, 1991). Hierin kunnen de nodige lobbies plaatsvinden, waardoor het formele netwerk zijn doel wellicht voorbij schiet. Naast een onderscheid in formele en informele netwerken kan er ook een onderscheid gemaakt worden in interne en externe netwerken en horizontale netwerken en verticale netwerken (McGee, 2005). Een intern netwerk behelst de contacten binnen een organisatie en een extern netwerk de contacten buiten een organisatie. Hoewel bij een intern netwerk gedacht kan worden dat hier slechts de onderlinge tevredenheid en een goede teamprestatie nagestreefd wordt, blijkt uit onderzoek dat ook personen binnen het interne proces zich proactief extern wenden om informatie en bronnen te vinden, signalen op te vangen en een externe opinie vormen (Ancona en Caldwall, 1992).

(19)

behartigt en BOVAG dat het belang van garagehouders behartigt. Een verticaal netwerk omvat juist de contacten die op een ander niveau opereren. Hierbij kan gedacht worden aan de leveranciers of klanten van een organisatie (McGee, 2005). Het voordeel van een verticaal netwerk is dat de leverbetrouwbaarheid omhoog gaat als er goed contact is met een leverancier. Ook een samenwerkingsverband met een leverancier behoort tot de mogelijkheden. Goed contact met klanten zorgt voor een hoge klantloyaliteit. Het risico dat leveranciers en klanten met elkaar in contact komen, waardoor de oorspronkelijk verbindende actor overbodig wordt, kan als nadeel van een verticaal netwerk worden gezien. In figuur 3 zijn deze relaties schematisch weergegeven.

Netwerkstructuur

McGee (2005) beschrijft verschillende netwerkstructuren. Deze netwerkstructuren zijn in figuur 4 weergegeven. Bij een 'star' structuur is één actor de spil in het netwerk. Deze actor verbindt de andere actoren met elkaar. Het voordeel hiervan is dat elke actor via één stap met de andere actoren verbonden zijn en dat er weinig redundantie is in het netwerk. Door slechts een verbinding met de centrale actor te hebben is de star structuur goedkoop voor de actoren die niet de centrale actor zijn. Het nadeel is dat de centrale actor veel invloed heeft, waardoor de andere actoren afhankelijk van hem zijn.

Een 'chain' structuur is een soort kettingachtig netwerk. Actor A staat in verbinding met actor B, die vervolgens weer in contact staat met actor C. Zo kan het netwerk eindeloos doorgaan. Wanneer de actor A met actor B contact heeft wil dat overigens niet zeggen dat dan automatisch actor B contact opneemt met actor C. Het voordeel van de chain structuur is dat elke actor een verbindende functie heeft, waardoor geen enkele actor een monopolie heeft. Het nadeel is wel dat een actor altijd

Industry Outsiders (Complimentors) Indirect Horizontal Relations Firm Buyers Downstream Vertical Relations Suppliers Upstream Vertical Relations Industry Insiders (Competitors) Direct Horizontal Relations

(20)

Een 'ring' structuur werkt in feite hetzelfde als een chain structuur, maar nu is de laatste actor weer verbonden met de eerste. De voor- en nadelen van de ring structuur zijn hetzelfde als bij de chain structuur. Wel kan bij een ringstructuur de weg naar een andere actor via twee kanten gaan, waardoor de afhankelijkheid minder wordt.

Bij de 'fully connected' structuur zijn alle actoren binnen een netwerk met elkaar verbonden. Het voordeel van een fully connected structuur is dat er directe toegang is tot elke andere actor. Hierdoor is er geen afhankelijkheid van andere actoren. Zoals bij de netwerkdichtheid al aangegeven zorgt een fully connected structuur voor veel redundantie, hetgeen de structuur kostbaar maakt. Opgemerkt moet worden dat dit basisstructuren zijn en dat er verschillende structuren met elkaar in verbinding kunnen staan of één actor in meerdere netwerken en daarmee in meerdere netwerkstructuren zit.

Chain

Star Ring

Fully Connected

(21)

In tabel 3 staan de genoemde voor- en nadelen van de verschillende netwerkkenmerken en netwerkstructuren schematisch weergegeven.

Netwerkkenmerk Typering Voordelen Nadelen

Strong tie - onderling vertrouwen - kostbaar

- beperkt netwerkomvang sterkte onderlinge relatie

(tie strenght)

Weak tie

- makkelijk te onderhouden - mogelijkheid tot grote netwerkomvang

- oppervlakkig contact

Hoog - directe link tot (alle) andere actoren - overbodige ties (redundancy) Dichtheid

Laag - verbindende actoren hebben veel invloed

- afhankelijk van verbindende actoren

Hoog - veel invloed

- niet afhankelijk van andere actoren - kostbaar Centraliteit

Laag - goedkoop - afhankelijk van andere

actoren

Formeel - gestructureerd - aanwezigheid zwakke schakels

Informeel - laag drempelig - moeilijk

zichtbaar/meetbaar Intern - organisatiebrede kennisdeling - tijdrovend

Extern - informatie uit de omgeving - verspreiding eigen kennis

Horizontaal

- samenwerking met concurrenten - samenwerking met bedrijven uit andere industrieën

- belangenbehartiging

- weinig invloed op andere niveaus

- concurrentie risico Richting

Verticaal - leverbetrouwbaarheid

- klantloyaliteit - risico tot overbodigheid

Star

- via 1 tussenstap toegang tot alle andere actoren

- weinig redundantie

- afhankelijk van centrale actor

Ring - verbindende actor - afhankelijk van andere actoren

Fully connected

- direct toegang tot alle andere actoren

- overbodige ties (redundantie) Structuur

(22)

3.3 Koppeling entrepreneurship met netwerken

De ontdekking en de benutting van ondernemerschap hangt samen met het verbinden van zowel persoon als plaats. Dit is voor het oprichten van een onderneming afhankelijk van de acties van individuen en de structuur van de omgeving (Schoonhoven en Romanelli, 2001). Volgens Jansen (2002) wordt communicatie met andere partijen buiten de eigen organisatie als noodzakelijk gezien om tacit knowledge te ontvangen en over te dragen. Ondanks internet is daarom de fysieke nabijheid van soortgelijke bedrijven en kenniswerkers van groot belang (Jansen, 2002). De omgeving van ondernemers bevat bloeiende en ondersteunende netwerken (Malecki,1997). Deze netwerken verbinden individuele ondernemers en geven toegang tot middelen en verschaffen de mogelijkheid te leren. Dolfsma en Aalbers (2008) stellen dat het waarschijnlijk is dat een ondernemer die behoorlijk netwerkt eerder zal slagen. Een goed netwerk lijkt cruciaal te zijn voor een ondernemer. Doordat kennis steeds belangrijker wordt, is het creëren en onderhouden van relaties binnen en buiten de organisatie een noodzaak (Jansen, 2002). De literatuur toont aan dat samenhangende netwerken, waarin vertrouwen wordt gestimuleerd, een omgeving vormt waarin informatie makkelijk stroomt. Als de netwerken individuen, groepen of ondernemingen aan elkaar verbinden of een verbinding vormen tussen actoren van twee of meer van deze categorieën, zullen zij sociale middelen, financiële middelen en mankracht verstrekken, hetgeen ondernemerschap bevordert (Thronton en Flynn, 2003).

3.4 Sturing

Er zijn voor een organisatie verschillende benaderingen voor het bepalen en voeren van de strategie. Om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen zullen systeembenadering, contingentiebenadering en netwerkbenadering besproken worden. Aangezien in dit onderzoek netwerksturing bij de provincie Groningen centraal staat, zullen de verschillende benaderingen toegepast worden op overheidsorganen en zal netwerksturing verder uitgediept worden.

3.4.1 Systeembenadering

(23)

Een sturingsmodel dat bij de systeembenadering past is het hiërarchische sturingsmodel. Hierbij staat de relatie tussen een sturende en bestuurde actor centraal (De Bruijn, Kickert en Koppenjan, 1993). Uit de literatuur komt veel kritiek op het hiërarchische sturingsmodel (Van Gunsteren, 1976; Simonis, 1983; Van de Graaf en Hoppe, 1989; Maarse, 1989; O'Toole en Hanf, 1990; De Bruijn en Ten Heuvelhof, 1991; Van Vliet, 1992; Klijn en Teisman, 1992; De Bruijn en Hufen, 1992; Godfroij en Nelissen, 1993; Smits, 1995).

Smits (1995) noemt vijf punten van kritiek; het uitgangspunt van de centrale doelstelling van de sturende actor en de daarvan afgeleide en uit te voeren beleidsacties impliceert volledige en juiste informatie over het beleidsveld, maar aan deze voorwaarde zal zelden kunnen worden voldaan. Een tweede kritiekpunt is dat de veronderstelde gezagsverhouding minder sterk blijkt dan wordt aangenomen. Het stellen van een norm leidt nog niet tot het naleven ervan. Het derde punt van kritiek luidt dat de belangen, behoeften, percepties en doelstellingen van andere actoren in de samenleving worden genegeerd, terwijl deze net zo legitiem kunnen zijn als die van de overheid. Het exclusief centraal stellen van de doelstellingen van de overheid als sturende actor zien de critici als normatief eenzijdig. Punt vier van kritiek is dat de benadering andere pogingen om problemen op te lossen onderdrukt, waardoor andere mogelijk meer doeltreffende, (zelf)reguleringsvormen al bij voorbaat uitgesloten worden. Dat de oplossingsrichtingen van het hiërarchisch sturingsmodel het risico van bureaucratisering en daarmee juist inefficiëntie en ineffectiviteit in zich dragen is het vijfde punt van kritiek (Smits, 1995). Mede door deze punten van kritiek hebben andere sturingsconcepten hun intrede gedaan. Voorbeelden hiervan zijn het marktconforme sturingsmodel en het model voor netwerksturing. Hierop wordt later verder in gegaan.

Als sturingsstijl bij de systeembenadering past de hiërarchische sturingsstijl. Deze stijl van sturing hanteert een top-down principe, waarbij strikt volgens de in het beleid gestelde doelen of in wet- en regelgeving vastgelegde normen gehandeld wordt (Smits, 1995). In figuur 5 wordt het systeembenaderingsmodel weergegeven.

3.4.2 Contingentiebenadering

Waar bij de systeembenadering een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen de overheid en haar omgeving, wordt bij de contingentiebenadering het accent gelegd op de tweezijdige interactie tussen systeem en omgeving (Nelissen, 1972; Smits, 1995). Het systeem past zijn vorm aan bij de eisen van de omgeving, hetgeen congruentie genoemd wordt (Lawrence en Lorsch, 1967; Scharpf e.a., 1976; Mintzberg, 1983; Smits, 1995). Door zich aan te passen kan de overheid beter inspringen op de veranderingen van de omgeving. Eventueel falen wordt dan ook toegeschreven aan onvoldoende congruentie (Smits, 1995).

(24)

Krogt en Vroom, 1991). Organisaties die een monopoliepositie bezitten kunnen relatief inert zijn voor omgevingsinvloeden (Smits, 1995). Ten tweede is er in probleemsituaties niet één beste oplossing. Er is geen sprake van een beste, maar van een afdoende organisatievorm bij een gegeven context (O'Toole, 1990; Van der Krogt en Vroom, 1991). In de praktijk is de congruentie tussen omgeving en organisatie en de effectiviteit van de organisatie moeilijk vast te stellen (Kapteyn, 1986; Rosenthal, Van Schendelen en Ringeling, 1987; Koppenjan, 1990; Hall, 1991; Lammerts, 1993; Smits, 1995). Als derde en laatste punt van kritiek wordt de eenzijdige oriëntatie op de sturende actor genoemd, waardoor het belang van het sturend vermogen van andere actoren wordt onderbelicht (Smits, 1995). In complexe situaties waarbij sprake is van meerdere (tegenstrijdige) doelen, problemen en inter-organisatorische relaties, schiet de contingentietheorie tekort (O'Toole, 1990; Nelissen, 1992).

Het marktconforme sturingsmodel past bij de contingentiebenadering. Dit model wordt gezien als eerste reactie op het hiërarchische sturingsmodel. De doelen en belangen van de actoren uit de markt staan hier centraal. De sturingsstijl kan getypeerd worden als bottom-up. Er komt een soort vraag vanuit de markt en de overheid schept, middels financiële, communicatieve of sociale instrumenten, voorwaarden die de markt nodig heeft. Hierbij kan gedacht worden aan subsidies, heffingen, fiscale maatregelen of voorlichting (Smits, 1995). In figuur 5 wordt het Contingentiebenaderingsmodel weergegeven.

3.4.3 Netwerkbenadering

De netwerkbenadering is gebaseerd op de interactie tussen het centrale systeem en de omgeving. Uitgangspunt is dat bij een beleidsprobleem verschillende actoren met uiteenlopende belangen, doelstellingen en percepties zijn betrokken (Smits, 1995). De interactie tussen de verschillende actoren bepaalt de doeltreffendheid van beleid. Toenemende complexiteit van de beleidsterreinen, toenemende onderlinge afhankelijkheid tussen relatief autonome actoren en een proces van erosie van de rol van de overheid hebben nieuwe netwerken tot stand gebracht (Godfroij, 1993; Smits, 1995). Informatie over factoren in de omgeving is vaak onvolledig en complex, waardoor onzekerheden ontstaan (Klijn en Teisman, 1992).

(25)

netwerksturing. Dit model is een reactie op het klassieke hiërarchische sturingsmodel. De sturingsstijl betreft een combinatie van enerzijds het top-down principe en anderzijds de bottom-up benadering.

Sinds begin jaren negentig van de 20e eeuw is netwerksturing een gangbaar beleidsarrangement (Van de Peppel, 2004). Volgens Van de Peppel (2004) kan netwerksturing bijdragen aan het commitment van doelgroepleden bij de doelstellingen van de beleidsvoerder. Beleid wordt door Klijn en Teisman (1992) in dit perspectief gezien als een resultante van interacties van meerdere actoren. Partijen formuleren tijdens de interactie hun doelen. Volgens de literatuur passen overheden netwerksturing toe wanneer zij over onvoldoende macht en kennis beschikken om via wetgeving naleving van beleid af te dwingen (Van de Peppel, 2004). Bressers e.a. (1994) stellen dat bij de uitvoering van beleid de gebundelde kracht van verschillende inter-afhankelijke actoren blijkbaar vaak nodig is. Kenis en Schneider (1991) voegen daar aan toe dat netwerksturing daarom wel beschreven wordt als een vorm van hulpbronmobilisatie in situaties waar sturende actoren over onvoldoende middelen beschikken.

Hoewel netwerksturing breed erkend wordt als sturingsvorm waaruit belangrijke economische voordelen voortvloeien, zijn er slechts vage beschrijvingen van de mechanismen die deze voordelen mogelijk maken (Uzzi, 1996). Marktwerking en hiërarchische werking zijn veel beschreven mechanismen in de literatuur. Dolfsma en Van der Eijk (2009) belichten nog een derde, wat minder in de literatuur genoemd, mechanisme. Hoewel er termen als sociale relaties (Adler en Kwon, 2002), communities (Adler, 2001; Bowles en Gintis, 1998), clans (Ouchi, 1979;1980) of (sociale) netwerken (Powell, 1990; Miles en Snow, 1986; Thorelli, 1986) aan dit mechanisme gegeven worden, komt de werking op hetzelfde neer; de coördinatie tussen individuen is in plaats van op markt of hiërarchische mechanismen gebaseerd op socio-culturele mechanismen (Dolfsma en Eijk, 2009). Dit derde mechanisme noemen Dolfsma en Van der Eijk (2009) 'gift exchange' in sociale netwerken. Met name bij kennisontwikkeling en -verspreiding blijkt 'gift exchange' vaak een goed coördinatiemechanisme te zijn (Dolfsma en Eijk, 2009). Eerder onderzoek over de transactiekosteneconomie (TKE) heeft aangetoond dat relationele aanbesteding de basis is voor een alternatieve bestuurvorm tussen markt en bestuur (Eccles, 1981; Jarillo, 1988; Mariotti and Cainarca, 1986). Relationele aanbesteding kan gezien worden als het gunnen van een opdracht aan een netwerkrelatie.

(26)

middelen, (2) er is onzekerheid naar de vraag, (3) de taak complexiteit is hoog en (4) de frequentie is hoog.

Specifieke middelen zijn unieke middelen, processen of kennis, ontwikkeld door de deelnemers van de gehele uitwisseling. Dit zorgt voor een intensieve coördinatie tussen organisaties (Jones e.a., 1997).

Onzekerheid in de vraag kan duiden op schommelingen in de vraag, waardoor het voorspellen van de vraagcurve moeilijk is. Er kan ook onzekerheid zijn op het gebied van de mogelijkheden die er zijn om aan de vraag te voldoen.

Taak complexiteit komt voort uit het aantal verschillende specialistische inputs die nodig zijn om een product of dienst te leveren. Netwerksturing vergemakkelijkt het integreren van meerdere autonome partijen met verschillende vaardigheden om onder intensieve tijddruk complexe producten of diensten tot stand te brengen (Jones e.a., 1997). De behoefte om producten en diensten snel te vermarkten is een kritieke voorwaarde voor netwerken (Powell, 1990).

De frequentie is van belang om drie verschillende redenen. In de eerste plaats zorgt een hoge frequentie voor de overdracht van tacit knowlegde, zeker bij de uitwisseling van kennis of processen. De tweede reden is dat een hoge frequentie voorwaarden voor relationele en structurele inbedding opleveren met als resultaat de fundering voor sociale mechanismen, zoals het effectief aanpassen, coördineren en beschermen van uitwisselingen. De derde reden is dat een hoge frequentie interacties kostenefficiëntie oplevert voor het gebruik van gespecialiseerde sturingsstructuren (Williamson, 1985).

Indien de genoemde voorwaarden aanwezig zijn heeft netwerksturing voordelen ten opzichte van hiërarchie en marktoplossingen op het gebied van aanpassing, coördinatie en bescherming van (informatie) uitwisselingen. Netwerksturing kan toegepast worden op verschillende thema's. In figuur 5 wordt het netwerkbenaderingsmodel weergegeven.

Aan de hand van de theorieën valt te verwachten dat de provincie Groningen zal kiezen voor een netwerksturing indien aan de vier voorwaarden van Jones e.a. (1997) voldaan wordt. Als de keuze voor netwerksturing gemaakt is, zal er een keuze gemaakt moeten worden hoe er invulling wordt gegeven aan het netwerk. Hierbij spelen de netwerkkenmerken een essentiële rol. De provincie Groningen zal aan de hand van haar beleidsdoelstellingen per netwerkkenmerk een keuze moeten

Overheid

Markt

Figuur 5: Systeem-, Contingentie- en Netwerkbenaderingsmodel Overheid Overheid

(27)

maken. Wil de overheid de spin in het web zijn, zodat ze kunnen stimuleren en controleren, willen ze slechts deel uitmaken van een fully connected netwerk of willen ze de verbinding zijn tussen twee basisstructuren? De spin in het web heeft weliswaar de controle over een netwerk, maar door de vele strong ties die het moet onderhouden is deze positie erg kostbaar.

In een fully connected netwerk is iedereen met elkaar verbonden, maar zijn er veel overbodige ties. Door zich aan de rand van het netwerk te positioneren neemt de provincie Groningen geen centrale plek in het netwerk in, maar kan wel in een paar stappen de juiste schakel bereiken. Zo kan de provincie Groningen aan de rand van verschillende netwerken gaan zitten die zodoende via de provincie Groningen met elkaar in contact staan. De provincie Groningen hoeft dan slechts een paar 'kostbare' strong ties te onderhouden om toch gemakkelijk andere schakels te kunnen bereiken.

Bovenstaande theorie is terug te brengen in een conceptueel model, waarbij de keuze voor netwerksturing getoetst wordt en bepaald wordt aan welke netwerkkenmerken het netwerk moet voldoen, wil het de juiste effecten behalen. De keuze voor netwerksturing kan gezien worden als modererend effect op het verband tussen netwerkkenmerken en entrepreneurship. In figuur 6 is dit conceptuele model weergegeven.

Figuur 6: Conceptueel model

(28)

4. Methodologie

4.1 Procedure

Het onderzoek is uitgevoerd ter afronding van de studie Bedrijfskunde met als specialisatie Small Business en Entrepreneurship aan de Rijksuniversiteit Groningen. De geïnterviewde personen zijn ondervraagd over onder meer het ondernemersklimaat in de provincie Groningen en het netwerk dat de provincie Groningen heeft opgezet ter stimulering van bedrijvigheid en ondernemerschap in de provincie. Bij de selectie van de te interviewen personen is uitgegaan van het huidige bestand van ondernemers en vertegenwoordigers van kennisinstellingen of intermediair in het ondernemerschapnetwerk van de provincie Groningen. In totaal zijn er 21 personen geselecteerd. De selectie vond als volgt plaats.

Er zijn drie selectiecriteria gehanteerd voor de selectie van de te interviewen personen; netwerkpositie, lidstatus en activiteitsstatus. De netwerkpositie is opgesplitst in drie posities van het netwerk; de kern, de rand of geen. De lidstatus is onderverdeeld in drie categorieën; mogelijk knooppunt, gewoon lid, of potentieel lid. De activiteitsstatus bestaat uit drie groepen; actief, inactief en nieuw. In tabel 4 zijn deze criteria schematisch weergegeven.

Er zijn elf actieve personen geselecteerd. Van deze elf personen bevinden zich er zes in de kern van het huidige netwerk en vijf in de rand van het netwerk. Van de zes personen in de kern zijn drie personen mogelijke knooppunten en drie personen zijn gewone leden. Van de vijf personen die zich in de rand van het netwerk bevinden zijn drie personen mogelijke knooppunten en twee personen gewone leden. Verder zijn er vijf inactieve personen geselecteerd. Zoals de inactieve status al doet vermoeden, bevinden al deze personen zich aan de rand van het netwerk. Van deze vijf personen zijn er drie gewone leden en twee mogelijke knooppunten. Tenslotte zijn er nog vijf personen geselecteerd die geen deel uitmaken van het netwerk, maar wel in het netwerk zouden passen. Deze personen hebben geen positie in het netwerk en zijn potentiële leden, waarvan één persoon ook een mogelijk knooppunt is.

Doordat de geselecteerde personen bijna allemaal beslissers zijn, behoren ze tot de categorie personen waar het netwerk naar op zoek is. De selectiecriteria hebben gezorgd voor een juiste vertegenwoordiging van de netwerkdoelgroep, waardoor het onderzoek wetenschappelijk gestoeld kan worden.

(29)

intermediairs en één vertegenwoordiger van een financiële instelling. In tabel 4 zijn de geïnterviewde personen weergegeven met de organisatie waarin zij werkzaam zijn en in welke functie. Verder is weergegeven wat de huidige positie in het netwerk is en waarom zij geselecteerd zijn om te interviewen.

Persoon Organisatie Functie N-positie* Selectie criteria Status 1 Adri Mertens Alfa college Progr.leider

Kennisconc. Ond

kern gewoon lid Actief 2 Gea Vellinga Q-modus Alg. Directeur kern mogelijk k. punt** Actief 3 Sible Harmsma ReGister Directeur rand gewoon lid Actief 4 Bert Jan Hakvoort Boelens Jorritsma Alg. Directeur kern mogelijk k. punt** Actief 5 Theo Hoeksema Accepté Alg. Directeur rand mogelijk k. punt** Actief 6 Kirstin Smid Puur Idee Strateeg & Cop. rand mogelijk k. punt** Actief 7 Dick Siersma Siersma Bouw Alg. Directeur rand gewoon lid Actief 8 Jan vd Bremer KvK Adv. Reg+Voorl. kern mogelijk k. punt** Actief 9 Niek Huizinga YEAH Alg. Directeur rand mogelijk k. punt** Actief 10 Lily Stap Noorderpoort Coll Projectl. Ond.ac kern gewoon lid Actief 11 Hero Tolsma Rabobank Gr Directieadv. Retail kern gewoon lid Actief 12 Henk Smid Variass Alg. Directeur rand mogelijk k. punt** Inactief 13 Arno Gielen TCNN Alg. Directeur rand mogelijk k. punt** Inactief 14 Thijs Helfrich The factor E Crea. Directeur rand gewoon lid Inactief 15 Erwin Haan Rodenstock Salescontroller rand gewoon lid Inactief 16 Janika Horváth Syntens Reg. Inn. mgr. rand gewoon lid Inactief 17 Susanne Snijder No boring events Alg. Directeur geen potentieel lid Nieuw 18 Ivo van de Boer Store support Directeur geen potentieel lid Nieuw 19 Auke Oosterhof MKB Noord Regiomanager geen mogelijk k. punt** Nieuw 20 Schelte Meinsma BekenT Alg. Directeur geen potentieel lid Nieuw Tabel 4: geïnterviewde personen. * = Netwerkpositie, ** = mogelijk knooppunt

(30)

vertegenwoordigers van kennisinstellingen houden zich bezig met ondernemerschap voor studenten en kunnen daardoor een beeld schetsen van wat er speelt bij potentiële ondernemers.

4.2 Meetinstrumenten 4.2.1 Netwerksturing

De mate in hoeverre de provincie Groningen voldoet aan de vier criteria die Jones e.a. (1997) geven waarbij netwerksturing het beste tot zijn recht komt is onderzocht aan de hand van interne gesprekken met het hoofd van de afdeling Economische Zaken van de provincie Groningen, de projectleider 'Bevorderen Ondernemerschap' en de Webber ondernemerschap van de provincie Groningen.

4.2.2 Netwerk

Het netwerk is onderzocht door een combinatie van interne gesprekken met het hoofd van de afdeling Economische Zaken van de provincie Groningen, de projectleider 'Bevorderen Ondernemerschap' en de Webber ondernemerschap van de provincie Groningen en externe interviews. Hiermee zijn de kenmerken structuur, tie strenght, dichtheid, centraliteit en richting van het netwerk in kaart gebracht.

4.2.3 Entrepreneurship

Het ondernemerschap is eveneens in kaart gebracht door een combinatie van interne gesprekken met het hoofd van de afdeling Economische Zaken van de provincie Groningen, de projectleider 'Bevorderen Ondernemerschap' en de Webber ondernemerschap van de provincie Groningen en externe interviews.

4.3 Data-analyse

Het onderzoek tracht kennis te vergaren die een bijdrage levert aan de praktijk van de bedrijfsvoering van de provincie Groningen en voldoet daarmee aan de voorwaarden van De Leeuw (2001) om als een bedrijfskundig praktijkonderzoek omschreven te kunnen worden. Tevens kan het onderzoek getypeerd worden als beleidsondersteunend, doordat het concrete kennis vergaart die bruikbaar is in een specifieke situatie en een deel van de totale kennisbehoefte bevredigt (De Leeuw, 2001). Het is een verkennend onderzoek dat antwoord probeert te geven op een open vraag, namelijk de probleemstelling. Hiermee heeft het onderzoek een exploratief karakter (De Leeuw, 2001).

Tijdens dit onderzoek staat de werking van het netwerk centraal. Er is uitdrukkelijk niet gekozen voor het in kaart brengen van het hele netwerk, omdat het netwerk aan een continue verandering onderhevig is. Bij de figuren 7, 8, 9 en 10 moet dan ook worden opgemerkt dat het een model betreft, waardoor de weergegeven randstructuren niet op empirisch onderzoek berusten.

(31)

5. Empirie

In dit hoofdstuk zullen de onderzoeksresultaten weergegeven worden. Als eerste zal beschreven worden met welke kenmerken het netwerk volgens de geïnterviewden het beste tot zijn recht komt. De teksten tussen haakjes geven quotes weer die tijdens de interviews gegeven zijn. De getallen tussen haakjes geeft het aantal geïnterviewden weer die hetzelfde (of een soortgelijk) antwoord gaven. Het beleid en de doelstellingen van de provincie Groningen zullen vertaald worden naar in de theorie genoemde termen, zodat beter in kaart gebracht kan worden waar de provincie Groningen naar toe wil. Dit gebeurt in de tweede paragraaf. De voorwaarden voor netwerksturing worden in de derde paragraaf beschreven. Vervolgens wordt de keuze van de provincie Groningen voor netwerksturing beschreven. In de vijfde paragraaf zal een interpretatie van de resultaten gegeven worden.

5.1 Interviewresultaten

De resultaten van de afgenomen interviews zullen hieronder worden beschreven. Om de resultaten goed te kunnen interpreteren is een rangschikking gemaakt naar de in hoofdstuk 3 beschreven netwerkkenmerken.

5.1.1 Ondernemerschap

(32)

basisschool") is daar een rol voor weggelegd. Drie personen vinden dat een ondernemer zichzelf moet redden, maar dat initiatieven altijd welkom zijn (2) of dat de focus vooral op potentiële ondernemers moet liggen. Het initiatief van de provincie Groningen om via een ondernemersnetwerk op te zetten, waar ondernemers, kennisinstellingen, intermediairs en overheid elkaar ontmoeten, wordt door zestien geïnterviewden als een goed initiatief gezien. Drie personen vinden het geen goed initiatief. De huidige bestuurlijke drukte wordt als reden daarvoor gegeven (2). Slechts één respondent had er geen mening over, omdat het voor zijn onderneming niet interessant is. Wel werden er kanttekeningen gemaakt. Zo moet de opbrengst aantoonbaar gemaakt kunnen worden (3) ("Wat heeft het concreet opgeleverd?") of moeten er meer ondernemers bij betrokken raken (2).

5.1.2 Netwerken

Alle twintig geïnterviewden vinden netwerken belangrijk ("Het belangrijkste dat er is"). Twee daarvan zien het echter wel als een noodzakelijk kwaad. Het belang van netwerken zit volgens veertien personen in het opdoen van contacten ("interessante mensen ontmoeten"). Volgens dertien personen zorgt netwerken voor het op de hoogte blijven van ontwikkelingen. Slechts vijf personen geven aan te netwerken voor het binnenhalen van business ("Daar gaat het uiteindelijk toch om"). Het netwerk van de provincie Groningen kent geen overduidelijke nadelen ("netwerken heeft eigenlijk geen nadelen"). Vijf respondenten geven aan de tijd die een bijeenkomst vraagt te zien als een nadeel. Drie personen zien in het ons-kent-ons gehalte een risico dat niet de hele doelgroep bereikt wordt ("Er zouden mensen buitengesloten kunnen worden"). Vier personen zien geen nadelen van het provinciale netwerk en vijf respondenten noemen een ander nadeel ("Je moet uitkijken voor parasieten").

5.1.3 Netwerkstructuur en netwerkdichtheid

Veertien geïnterviewden zien het netwerk van de provincie Groningen als een grotendeels ons-kent-ons netwerk ("De kern is ons-kent-ons-kent-ons-kent-ons"). Toch geven tien geïnterviewden aan dat er ook vaak nieuwe mensen aanwezig zijn. Het merendeel van de geïnterviewden (18) geeft aan van meerdere netwerken deel uit te maken. Voorbeelden die zijn genoemd zijn: VNO-NCW, MKB Noord, JBN, NMNH en McMen. Negen personen kennen meerdere leden van het netwerk van de provincie Groningen ("Ik ken wel 70% bij bijeenkomsten") en vier personen kennen slechts een paar andere leden. Vijf geïnterviewden geven aan geen leden te kennen.

5.1.4 Netwerk tie strength

(33)

provincie jaarlijks organiseert een prima aantal ("Het is goed zoals het nu is"). Slechts zeven personen gaan ook bijna altijd naar de bijeenkomsten van de provincie Groningen ("Je wordt er voor uitgenodigd en het lijkt altijd wel interessant") en elf personen gaan soms naar de bijeenkomsten ("Als het programma me aanspreekt"). Twee geïnterviewden zijn nog nooit bij een bijeenkomst van de provincie Groningen geweest.

5.1.5 Netwerkcentraliteit

Elf geïnterviewden gaven aan dat zij meerdere personen kennen die ook deel uit maken van het netwerk van de provincie Groningen ("Ik heb een stuk of 20 vrienden op Groninc." (www.groninc.nl is de community website van het netwerk)). Vier personen kennen slechts een paar andere leden en vijf respondenten kennen geen andere leden van het netwerk. Van de geïnterviewden die weinig tot geen andere leden kennen zitten vier personen in meer dan drie andere netwerken, drie in één tot drie andere netwerken en zitten twee respondenten niet in een ander netwerk.

5.1.6 Netwerkrichting

Negen geïnterviewden geven aan dat zij het liefst andere ondernemers ontmoeten tijdens een netwerkbijeenkomst. Van deze negen zijn er drie die een soortgelijke ondernemer hoopt te treffen ("Een ZZP'er die net begonnen is, is te klein om iets voor ons te betekenen"). Zes personen gaven aan een goede mengeling van mensen te willen zien tijdens netwerkbijeenkomsten ("Eigenlijk wil ik elke interessante persoon ontmoeten natuurlijk"). Twee personen willen voornamelijk beslissers zien en drie respondenten gaven een afwijkend antwoord.

5.1.7 Rol provincie Groningen

Zestien ondervraagden vinden dat de provincie in ieder geval moet faciliteren. Met faciliteren wordt bedoeld dat de provincie moet zorgen voor een goede infrastructuur voor ondernemers ("De provincie moet voorwaardenscheppend zijn"). Naast een faciliterende rol zien zeven personen voor de provincie ook nog een andere rol weggelegd; namelijk een regisserende (4), coördinerende (2) of informerende (1) rol. Acht geïnterviewden zien de (stimulerende) rol die de provincie nu inneemt als de juiste ("Zoals ze het nu doen is het prima").

5.1.8 Suggesties

(34)

trekker zijn (2) ("Laat ondernemers het netwerk trekken, geen ambtenaren"), meer publiciteit (1), meer humor (1) en meer richten op interne communicatie (1). Drie geïnterviewden hadden geen suggesties. Het idee om plaats te nemen in een soort denktank van de provincie Groningen, waarin in een kleine specialistische formatie rond de tafel gezeten wordt en waarbij concrete projecten bedacht en uitgevoerd worden, wordt door zeventien ondervraagden gesteund. Twee personen zijn voor op voorwaarde dat de provincie ook een bedrag garandeert, zodat het daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Voor één persoon is het thema van doorslaggevend belang. Volgens vier geïnterviewden kan de promotie van de leefbaarheid in Groningen (rust, ruimte, veiligheid en bereikbaarheid) ingezet worden om meer ondernemers naar het noorden te trekken.

5.2 Beleid provincie in netwerktermen

Uit het projectplan 'bevorderen ondernemerschap' zijn de volgende doelstellingen van de provincie Groningen bij het project ter bevordering van het ondernemerschap gehaald:

5.2.1 Het hoofddoel

De provincie Groningen wil het ondernemerschap in de provincie ‘opstuwen’, zodat de bedrijvigheid en de (duurzame) werkgelegenheid binnen de regio toeneemt (structuur versterkende economie).

De afgeleide doelen

• Mogelijke barrières voor (potentiële) ondernemers beslechten, wat nieuwe kansen voor ontwikkeling en werkgelegenheid biedt.

• Onderlinge netwerkverbindingen tussen verschillende bestaande en nieuwe stakeholders.

• Bij het netwerk aangesloten stakeholders delen dezelfde filosofie. Ze delen kennis, inzichten en contacten en zijn daarmee innovatief. Stakeholders zijn er op uit om elkaar helpen, en niet alleen eigenbelang.

• Netwerkproducten inzetten om mogelijke barrières voor ondernemers te beslechten.

• Inzicht creëren naar de behoeften van (potentiële) ondernemers.

• Meer inzicht in netwerksturing en een breder draagvlak voor netwerksturing in de organisatie.

Deze doelstellingen kunnen worden vertaald naar de in de theorie genoemde termen van netwerksturing en netwerkkenmerken. Er is een onderscheid gemaakt in de rol die provincie Groningen inneemt tijdens het ontwikkelen van het netwerk en de uiteindelijke rol van de provincie Groningen in een zelfregulerend netwerk.

5.2.2 Rol provincie tijdens ontwikkeling

(35)

provincie Groningen is een situatie geschetst van de rol van de provincie Groningen tijdens de ontwikkeling van het netwerk. Hieronder zijn de netwerkkenmerken en de netwerkschets (figuur 7) weergegeven.

Structuur: Star met daaraan verschillende andere netwerken Tie strength: Strong

Dichheid: Laag Centraliteit: Hoog

Vorm: Extern/formeel

Zoals figuur 7 aangeeft neemt de provincie een centrale rol in. Door contacten met leden die zelf ook weer deel uitmaken van andere netwerken wordt het netwerk van de provincie snel uitgebreid. Figuur 7 is een model, waardoor de weergegeven randstructuren niet op empirisch onderzoek berusten. In werkelijkheid gaat dit proces eindeloos door. Maar niet elk contact heeft zelf een groot netwerk. Er is een soort eerste ring leden, waarmee de provincie een goed contact heeft en waar dus een strong tie van toepassing is. Tevens is er een soort tweede ring waarmee de provincie via een ander contact in verbinding staat. De dichtheid is relatief laag, omdat de eerste ring contacten slechts beperkt deel uit maakt van elkaars netwerk. De provincie verbindt de eerste ring contacten met elkaar.

5.2.3 Eindrol provincie

De gevoerde gesprekken met het hoofd van de afdeling Economische Zaken van de provincie Groningen, de projectleider 'Bevorderen Ondernemerschap' en de Webber ondernemerschap van de provincie Groningen leverden ook een beeld van de eindrol van de provincie Groningen. In deze eindrol voldoet het netwerk aan de volgende netwerkkenmerken.

(36)

Structuur: Ring met daaraan verschillende andere netwerken Tie strength: Weak

Dichheid: Laag Centraliteit: Laag

Vorm: Extern/formeel

In figuur 8 is de eindrol van de provincie Groningen weergegeven. Ook hier geldt dat het een model is, waardoor de weergegeven randstructuren niet op empirisch onderzoek berusten. De werkelijkheid biedt oneindig veel mogelijkheden. De rol van de provincie Groningen is echter veel minder groot. De provincie blijft wel betrokken, maar door weak ties te onderhouden en een decentrale positie in het netwerk in te nemen, zullen andere leden het netwerk moeten onderhouden.

Uiteindelijk is het doel van het netwerk een dynamisch zelforganiserend netwerk te ontwikkelen: - waarin niet één, maar meerdere stakeholders de regie voeren.

- waarbij vele personen en organisaties betrokken zijn.

- waarin stakeholders kennis, inzicht en contacten delen om zo gezamenlijk innovatief te kunnen zijn.

- waarbinnen gebruik gemaakt wordt van veel ogen en oren, hierdoor is het mogelijk om projecten en initiatieven te versnellen en constant blijven vernieuwen.

Met de weergegeven situatie in figuur 8 kunnen deze einddoelen bereikt worden.

(37)

5.3 Voorwaarden voor netwerksturing

Zoals in hoofdstuk 3 beschreven staat zal aan een viertal voorwaarden moeten worden voldaan, wil de keuze voor netwerksturing competitieve voordelen opleveren ten opzichte van hiërarchische sturing of marktsturing. Per voorwaarde zal worden nagegaan in hoeverre de provincie Groningen aan de voorwaarden voldoet.

5.3.1 Specifieke middelen

De provincie Groningen vormt de bestuurlijke tussenlaag tussen het Rijk en de gemeenten. Hierdoor heeft de provinciale overheid een unieke bestuurlijke rol in de provincie. De provincie maakt provinciaal beleid dat dus gemeenteoverschrijdend is. Bepaalde thema's worden wettelijk als uitvoerende taak bij de provincies neergelegd, maar een provincie kan besluiten ook beleid te maken op een niet wettelijk bepaald thema. Ondernemerschapstimulering in de provincie Groningen is hier een voorbeeld van. Onder specifieke middelen worden unieke middelen, processen of kennis verstaan. De provincie Groningen voldoet aan deze voorwaarde doordat de provincie Groningen gemeenteoverschrijdend beleid kan maken op regionaal niveau.

5.3.2 Onzekerheid naar de vraag

Ondernemerschapstimulering is op dit moment één van de speerpunten van de landelijke politiek. Deze speerpunten komen terug in het provinciale beleid van de provincie Groningen. Om de vier jaar zijn er zowel landelijke als provinciaalse verkiezingen. Dit kan een politieke verschuiving tot gevolg hebben, waardoor het te voeren beleid mogelijk verandert. Hierdoor kan de vraag naar ondernemerschapstimulering als onzeker bestempeld worden. Daarnaast bestaat er onzekerheid over de perceptie van betrokken externe organisaties over ondernemerschapstimulering. Door bij de bepaling van de beleidsdoelstellingen rekening te houden met verschillende organisaties buiten de provincie Groningen zelf, worden onzekerheden over de percepties van de betrokken organisaties verkleind en creëert de overheid draagvlak voor het te voeren beleid.

5.3.3 Taakcomplexiteit

(38)

5.3.4 Frequentie

Als laatste voorwaarde noemen Jones e.a. (1997) een hoge frequentie. De frequentie bij de provincie Groningen op het gebied van ondernemerschapstimulering kan op twee manieren bekeken worden. In principe worden er eens per vier jaar verkiezingen gehouden. Dit geldt zowel voor de nationale als de provinciale overheid. De gekozen partijen benoemen een aantal beleidspunten tot speerpunt voor de komende vier jaar. Deze beleidspunten kunnen natuurlijk wel wijzigen, maar een hoge frequentie heeft de beleidsvoering niet. Een tweede manier hoe naar de frequentie gekeken kan worden is het analyseren van het netwerk dat door de provincie Groningen is opgezet. Dit netwerk heeft vier maal per jaar een stakeholdersbijeenkomst en om de drie maanden een plateaubijeenkomst. Wel is er 24 uur per dag toegang tot de online community internetsite www.groninc.nl, dat plaats biedt voor discussies op het forum en het versturen van privé boodschappen aan één of meerdere leden van het netwerk. Een face-to-face contactmoment is dit echter niet. Al met al moet de frequentie dan ook als beperkt bestempeld worden.

5.4 Introductie netwerksturing bij de provincie Groningen

De provincie Groningen heeft in 2004 een externe organisatie benaderd om netwerksturing te introduceren binnen de provincie Groningen. Deze externe organisatie was MeetingMoreMinds dat onder leiding van Annemieke Roobeek staat. Roobeek is werkzaam als professor aan de universiteit Nijenrode en heeft meer dan 20 jaar ervaring op het gebied van technologie en kennismanagement, strategie ontwikkeling en complexe managementvraagstukken. Ze wordt gezien als een soort van goeroe op het gebied van netwerksturing. Roobeek ziet in netwerksturing dé oplossing voor het behouden van de zogenaamde top potential medewerkers in een organisatie. Een transformatie naar een netwerkorganisatie begint bij het interactief formuleren van de strategie (Roobeek, 1995; Roobeek e.a., 2005). De top potentials kunnen hierbij hun creativiteit en ondernemerschap aanwenden volgens Roobeek (2005).

(39)

duur zelfregulerend moeten worden. De rol van de provincie Groningen kan zich dan beperken tot slechts een faciliterende rol, zodat in de toekomst de provincie Groningen functioneert als één van de stakeholders.

5.5 Interpretaties van de resultaten

De interviews geven een goed beeld van wat de geïnterviewden vinden van ondernemerschap en ondernemerschapstimulering in de provincie Groningen. Uit de theorie bleek dat met ondernemerschap het proces van het bedenken of het zien van een kans in de vorm van iets nieuws

en/of iets anders in de omgeving bedoeld wordt. Gezien het feit dat negen personen het

ondernemerschapklimaat als goed bestempelen geeft aan deze personen ondernemerskansen zien. Het stijgende aantal ondernemingen in de provincie Groningen versterkt dit beeld. Ook al betreft het hier een toename van het aantal inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel. De zes personen die het ondernemerschapklimaat voor verbetering vatbaar vinden zien kennelijk genoeg potentie om te verbeteren. Deze gedachte wordt ondersteund door het feit dat alle geïnterviewden vinden dat ondernemerschap gestimuleerd moet worden. Met name voor de overheid is hier een taak voor weggelegd.

Alle geïnterviewden vinden netwerken van essentieel belang. Zoals Dolfsma en Aalbers (2008) al stelden is het waarschijnlijk dat een entrepreneur die behoorlijk netwerkt eerder zal slagen. Netwerken zorgt voor contacten, kennis en business, waardoor het belang ervan meteen aangetoond is. Dit legitimeert de keuze van de provincie Groningen voor het opzetten van een netwerk waar ondernemers en vertegenwoordigers van kennisinstellingen, intermediairs en overheid met elkaar verbonden worden ter stimulatie van het ondernemerschap. De keuze het netwerk een provinciaal karakter te geven wordt gelegitimeerd doordat, ondanks de technologische ontwikkelingen, fysieke nabijheid van soortgelijke bedrijven en kenniswerkers essentieel is voor het ontvangen en overdragen van tacit knowledge (Jansen, 2002). Door bestaande samenhangende netwerken met elkaar te verbinden wordt een omgeving gecreëerd, waarin informatie makkelijk stroomt. Als de netwerken individuen, groepen of ondernemingen aan elkaar verbinden of een verbinding vormen tussen actoren van twee of meer van deze categorieën, zullen zij sociale middelen, financiële middelen en mankracht verstrekken, hetgeen ondernemerschap bevordert (Thronton en Flynn, 2003).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze brief had betrekking op de maatregelen die genomen moesten worden ten aanzien van horeca naar aanleiding van de zorgelijke situatie binnen de Diepenring in de stad Groningen

Het project maatschappelijke effecten van de veiligheidsregio bijvoorbeeld, waarover u in de vorige informatiebrief bent geïnformeerd, blijft daarom doorgaan, waarbij we steeds

De RES regio Groningen wil een hele ambitieuze bieding maken: ze wil 20% van de hoeveelheid duurzame elektriciteit die voor heel Nederland nodig is, gaan opwekken.. Gekozen wordt

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling pilot karakteristieke panden Overschild provincie Groningen 2019.. Toelichting behorende bij de Subsidieregeling

gelukkig zijn er ook veel mensen (ook mensen met dementie en hun mantelzorgers) die – misschien niet altijd zichtbaar – hun eigen leven blijven leiden en tevreden zijn over hun

Binnenkort treedt de Tijdelijke Wet Maatregelen COVID-19 (hierna: ‘covidwet’) in werking. De Eerste Kamer heeft hiermee op 27 oktober jl. De huidige planning is dat de covidwet op

U heeft ons verzocht om op basis van artikel 2.42.1, tweede lid, onder f, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 de locatie Eekerpolder aan te wijzen voor het

pAargelaten dat het belang van een bewoner die in aanmerking komt voor een persoonsgebonden ontheffing veelal vooral financieel van aard zal zijn, hebben dergelijke argumenten