• No results found

‘Omdat we de veiligheid van onze klanten belangrijk vinden, delen we u mee dat ons product dodelijk kan zijn.’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Omdat we de veiligheid van onze klanten belangrijk vinden, delen we u mee dat ons product dodelijk kan zijn.’"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

delen we u mee dat ons product dodelijk kan zijn.’

Een kwalitatieve studie naar het gebruik van ‘self-face’ strategieën bij product recall-advertenties.

- tweede versie -

Masterscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Letteren

Auteur:

Lennart de Vries

(2)

Masterthesis Communicatie‐ en Informatiewetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

   

(3)

Voorwoord 

Deze  masterscriptie  is  gemaakt  ter  afsluiting  van  mijn  Masteropleiding  Communicatiekunde  van  de  studie Communicatie‐ & Informatiewetenschappen aan de Faculteit Letteren van de Rijksuniversiteit  Groningen.  Deze  scriptie  beschrijft  een  analyse  van  product  recall‐advertenties,  ook  wel  terugroepadvertenties genoemd, op het gebruik van zogeheten ‘self‐face’ elementen en de eventuele  patronen  die  daarbij  zijn  te  ontdekken.  Recall‐advertenties  zijn  de  gedrukte  advertenties  waarbij  consumenten  worden  opgeroepen  om  een  bepaald  product  niet  meer  te  gebruiken  en/of  te  retourneren  aan  de  producent  dan  wel  verkoper.  Het  scriptie‐onderwerp  is  tot  stand  gekomen  in  overleg met mijn begeleider, Marcel Bax. Graag wil ik dan ook mijn begeleider, Marcel Bax bedanken  voor zijn feedback in de verschillende stadia van het schrijven van deze scriptie. 

Het  maken  van  deze  scriptie  is  geflankeerd  door  ingrijpende  ontwikkelingen  in  de  persoonlijke  levenssfeer  en  daardoor  niet  altijd  een  gemakkelijke  geweest.  Ik  ben  mijn  vrienden  en  mijn  familie  dan ook dank verschuldigd voor hun steun. Zij hebben er voor gezorgd mij gemotiveerd te houden en  naar mij te luisteren als het even vast dreigde te lopen. 

Hoewel dit kwalitatieve onderzoek observationeel en exploratief van aard is, biedt het meer inzicht in  hoe  ‘self‐face’  elementen  bij  product  recall‐advertenties  ingezet  worden.  Tevens  worden  hiaten  in  bestaande theorieën rondom dit onderwerp beschreven 

 

(4)

Samenvatting 

Product  recall‐advertenties  hebben  tot  doel  de  lezer  te  informeren  over  gebreken  of  veiligheidsrisico’s met betrekking tot gekochte producten. Door deze vorm van communicatie schaadt  de organisatie van het product haar imago en haar ‘face’.  

‘Face’ is een term ontwikkeld door Goffman (1975) en later verder uitgewerkt door Brown & Levinson  (1987) en Chen (2001). Onder ‘face’ kan worden verstaan hoe gespreksdeelnemers elkaar zien, hoe ze  gezien willen worden en hoe ze met elkaar omgaan. De artikelen van bovengenoemde auteurs staan  centraal  in  het  theoretisch  kader  van  deze  scriptie.  Hieruit  wordt  duidelijk  dat  het  ‘face’  op  verschillende manieren aangetast kan worden. Enerzijds kan het ‘negatieve face’ beschadigd worden.  Dit  houdt  in  dat  een  persoon  belemmerd  wordt  in  diens  handelingsvrijheid.  Anderzijds  kan  het  ‘positieve face’ beschadigd worden. Met het ‘positieve face’ wordt de wens van een persoon bedoeld  dat diens handelingen en karaktereigenschappen als wenselijk wordt ervaren door anderen. Schade  aan het ‘positieve face’ vindt plaats als er geen rekening wordt gehouden met deze wensen. De focus  ligt bij de behandeling van ‘self‐face’, in het geval van dit onderzoek het ‘self‐face’ van de spreker in  de advertenties. 

De  termen  ‘spreker’  en  ‘hoorder’  worden  veelvuldig  gebruikt  in  dit  onderzoek.  Onder  ‘de  spreker’  wordt de partij bedoeld die de advertentie plaatst, met uitzondering van advertentie 24. De spreker  communiceert een boodschap aan de hoorder door middel van de recall‐advertentie. ‘De hoorder’ is  de consument die de advertentie leest en (mogelijk) eigenaar is van het betrokken product. 

Om tot een corpus van betrouwbare grootte te komen zijn in totaal dertig advertenties verzameld. De  advertenties  komen  uit  de  periode  2009  tot  2013  en  betreffen  in  Nederland  gepubliceerde  advertenties.  Verder  is  geselecteerd  op  de  aanwezigheid  van  een  variëteit  aan  producttypen.  Alle  advertenties  zijn  geanalyseerd  op  de  aanwezigheid  van  drie  elementen,  ‘Self‐Face  Threatening  Acts’(SFTA’s),  ‘Self‐Face  Enhancing  Acts’(SFEA’s)  en  ‘Face‐Threatening  Acts’.  Respectievelijk  gaat  het  hier  om  elementen  die  het  ‘self‐face’  beschadigen,  het  ‘self‐face’  versterken  en  elementen  die  het  ‘face’  van  de  hoorder  aantasten.  Vervolgens  is  gekeken  door  middel  van  welke  beleefdheidsstrategieën  deze  elementen  geformuleerd  zijn.  Deze  beleefdheidsstrategieën  zijn  door  Brown  &  Levinson  en  Chen  opgesteld  om  de  verschillende  keuzemogelijkheden  weer  te  geven  waarmee een boodschap geformuleerd kan worden. 

Uit  de  analyse  en  resultaten  komt  naar  voren  dat  er  een  aantal  patronen  zijn  te  ontdekken  met  betrekking tot de plaatsing van SFTA’s en SFEA’s in een advertentie. Zo waren SFTA’s met betrekking  tot  de  erkenning  van  het  probleem  meestal  bij  het  begin  van  een  advertentie  te  vinden  en  SFTA’s  gericht op het aanbieden van verontschuldigingen vaak op het eind van een advertentie. Verder viel  op dat als een alinea een SFEA bevatte, deze ook altijd een SFTA bevatte maar andersom niet. 

(5)
(6)

1. Inleiding  

 

Inherent  aan  een  product  recall‐advertentie  is  dat  het  schade  zal  opleveren  aan  het  imago  van  de  betrokken  sprekende  partij.  Een  product  recall‐advertentie  wordt  geplaatst  wanneer  er  wordt  geconstateerd dat een product bijvoorbeeld niet voldoet aan wettelijk vastgestelde veiligheidseisen  of dat er productiefouten zijn ontdekt. 

De  organisatie  die  het  product  maakt  en/of  verkoopt  is  over  het  algemeen  de  partij  die  schade  ondervindt van het plaatsen van een recall‐advertentie. Door het plaatsen van de advertentie wordt  het ‘face’ beschadigd. ‘Face’ is de term die door Goffman (1975) is ontwikkeld om het conversationele  gezicht  van  spreker  en  hoorder  te  expliciteren.  Op  basis  van  het  werk  van  Goffman  en  Brown  &  Levinson (1987) werd door Chen (2001) ‘face’ verdeeld in ‘self‐face’ (de spreker) en ‘other‐face’ (de  hoorder). 

De eerder genoemde onderzoeken hebben gemeen dat ze uitgaan van een negatieve benadering van  ‘face’  en  ‘face‐work’.  Met  negatief  wordt  bedoeld  dat  volgens  deze  onderzoekers  uitingen  in  een  gesprek bedoeld dan wel onbedoeld tot verlies van ‘face’ leiden. ‘Face‐work’ betreft handelingen van  de spreker en hoorder om dit verlies te voorkomen of te verminderen om zo tot een rituele balans te  komen in het gesprek.  

‘Face‐work’ kan gedaan worden door bepaalde strategieën te hanteren. Brown & Levinson noemen  dit  ‘beleefdheidsstrategieën’.  Dit  betreft  keuzes  om  een  uiting  minder  beschadigend  te  formuleren.  De afweging welke strategie te gebruiken wordt bepaald door de ernst van de verwachte schade aan  het ‘face’. 

Er  zijn  onderzoekers  (Kerbrat‐Orecchioni,  1997;  Bayraktaroglu,  1991)  die  van  mening  zijn  dat  de  perspectieven in de artikelen van Brown & Levinson, Goffman en Chen niet alle aspecten van ‘face’  en  ‘face‐work’  behandelen.  Daarom  spreken  Kerbrat‐Orecchioni  en  Bayraktaroglu  naast  ‘Face‐ Threatening  Acts’  ook  van  ‘Face‐Enhancing  Acts’,  handelingen  met  tot  doel  het  versterken  van  het  ‘face’. In het corpusmateriaal van het onderhavige onderzoek gaat het  om versterking van het ‘self‐ face’ van de spreker.  

In eerder gedaan onderzoek is echter nog niet gekeken naar hoe ‘Self‐Face Threatening Acts’ en ‘Self‐ Face  Enhancing  Acts’  samen  in  recall‐advertenties  functioneren.  Daarom  is  de  volgende  onderzoeksvraag geformuleerd: 

(7)

2. Theoretisch kader 

 

2.1 De begrippen ‘face’ en ‘face‐work’ 

In dit onderzoek ligt de nadruk op de functie van ‘self‐face’ elementen in advertenties. Als basis voor  al  het  onderzoek  rondom  ‘self‐face’  en  beleefdheidsstrategieën  geldt  het  werk  van  de  grondlegger  van beleefdheidsonderzoek, Erving Goffman. In diens studie (1976) onderzoekt hij de aanwezigheid  van  rituele  elementen  in  sociale  interactie.  Goffman  stelt  dat  een  persoon  die  aan  een  conversatie  deelneemt, al dan niet bewust, gebruik maakt van bepaalde patronen en conventies. Bij het gebruik  maken  van  deze  patronen  en  conventies  let  een  gespreksdeelnemer  op  de  impressie  die  op  dat  moment bij de andere gespreksdeelnemer heerst. 

Goffman introduceerde de termen ‘face’ en ‘face‐work’. Hij omschrijft ‘face’ als de positieve sociale  waarde  die  een  persoon  voor  zichzelf  claimt  in  een  gesprek.  Daarbij  moeten  deze  waarden  dus  getoond  worden  in  de  conversatie.  (Goffman,  1976:5‐7).  Met  ‘face‐work’  doelt  Goffman  op  conversationele  handelingen  die  door  een  persoon  worden  gedaan  om  diens  talige  uitingen  in  overeenstemming te laten zijn met diens ‘face’. Volgens Goffman dient ‘face‐work’ om te voorkomen  dat  een  bepaalde  uiting  het  ‘face’  beschadigt  (Goffman,  1976:12).  Verder  noemt  Goffman  handelingen  die  er  toe  dienen  om  de  beschadigingen  aan  het  ‘face’  tegen  te  gaan,  ‘face‐saving  actions’. Deze handelingen worden volgens Goffman vaak automatische gestandaardiseerde reacties  die afhankelijk zijn van de persoon zelf, de cultuur waar deze in leeft als ook van de maatschappelijke  omstandigheden (Goffman, 1976:13). 

In  hun  onderzoek  naar  patronen  met  betrekking  tot  boodschapformuleringen  hebben  Brown  &  Levinson  (1987)  gekeken  naar  de  fenomenen  die  Goffman  beschreef.  Ze  wilden  deze  op  methodologische  wijze  expliciteren  (Brown  &  Levinson,  1987:55).  Allereerst  herdefinieerden  ze  het  begrip  ‘face’  van  Goffman.  Volgens  hen  bestaan  er  twee  soorten  ‘face’,  het  ‘negatieve  face’  en  het  ‘positieve face’ (Brown & Levinson 1987:61). 

Met het ‘negatieve face’ wordt de handelingsvrijheid van een persoon genoemd en in het bijzonder  de  wens  van  een  persoon  om  niet  in  diens  handelingsvrijheid  beperkt  te  worden  door  anderen  (Brown & Levinson, 1987:62).  

Met  het  ‘positieve  face’  wordt  de  wens  van  een  persoon  bedoeld  dat  diens  handelingen  en  karaktereigenschappen als wenselijk wordt ervaren door anderen. Behalve de wenselijkheid van deze  elementen  vallen  hier  ook  andere  elementen  onder.  Bijvoorbeeld  dat  een  persoon  wil  dat  diens  mening  over  materiële  en  non‐materiële  zaken  gedeeld  en  niet  tegengesproken  wordt  (Brown  &  Levinson, 1987:63). 

 

2.2 Face‐Threatening Acts 

(8)

Bij FTA’s gericht op het ‘negatieve face’ wordt de handelingsvrijheid van een persoon beperkt. Hierbij  moet  gedacht worden aan het doen van een verzoek, het doen van een belofte of de  hoorder een  handeling  door  de  spreker  laten  accepteren.  Doordat  een  spreker  een  dergelijk  verzoek  of  belofte  doet, wordt door de spreker een reactie van de hoorder verwacht. De hoorder voelt dan ook druk om  een  (gewenste)  reactie  te  geven.  Het  ‘positieve  face’  kan  bijvoorbeeld  aangetast  worden  door  handelingen als het kritiek leveren van de spreker op de hoorder, het beledigen van de hoorder of het  meedelen van negatief nieuws (Brown & Levinson, 1976:66). Het zelfbeeld van de hoorder aangetast  doordat  deze  te  horen  krijgt  dat  bepaalde  aspecten  van  de  hoorder  niet  gewaardeerd  worden.  De  spreker kan diens eigen zelfbeeld ook aantasten, bijvoorbeeld door te erkennen dat de spreker een  fout heeft gemaakt. Brown & Levinson maken daarnaast nog een subverdeling binnen de hierboven  onderscheiden  FTA’s,  namelijk  FTA’s  die  primair  het  gezicht  van  de  spreker  aantasten  en  FTA’s  die  primair  het  gezicht  van  de  hoorder  aantasten.  Op  dit  onderscheid  wordt  later  meer  ingegaan  bij  paragraaf 2.4. 

Tot  slot  komt  in  het  artikel  van  Brown  &  Levinson  ook  naar  voren  dat  er  soms  talige  handelingen  worden  gedaan  die  niet  één  ‘face’  maar  zowel  het  ‘negatieve  face’  als  het  ‘positieve  face’  kunnen  aantasten.  Een  voorbeeld  hiervan  is  wanneer  een  spreker  excuses  aanbiedt.  Hier  wordt  niet  alleen  het  ‘positieve  face’  van  de  spreker  aangetast,  maar  ook  het  ‘negatieve  face’  van  de  hoorder.  Dit  omdat  bij  het  doen  van  excuses  de  hoorder  wordt  gevraagd  deze  wel  of  niet  te  accepteren  en  de  spreker tegelijkertijd verantwoordelijkheid erkent voor een misstap. 

2.3 Brown & Levinson’s beleefdheidsstrategieën 

(9)

De spreker gebruikt hierbij duidelijke en beknopte formuleringsoverwegingen die als direct en helder  worden ervaren door de hoorder. Hiervan is vaak sprake als de spreker denkt dat de hoorder het eens  is met de boodschap van de hoorder of dat het machtsverschil zo groot is tussen hoorder en spreker  dat de formulering van de boodschap niet van belang wordt geacht (Brown & Levinson, 1976:69).  Bij de tweede strategie, ‘met redress’ door middel van positieve beleefdheid (positive politeness) laat  de spreker aan de hoorder weten dat hij (een deel van) dezelfde wensen heeft als de hoorder. Deze  strategie  wordt  toegepast  als  het  ‘positieve  face’  aangetast  wordt  (Brown  &  Levinson,  1976:70).  Hierbij laat de spreker bijvoorbeeld weten dat de hoge eisen aan kwaliteit van het product ook van  belang is voor de spreker. 

‘Met  redress’  door  middel  van  negatieve  beleefdheid  (negative  politeness)  wordt  als  strategie  gebruikt  wanneer  het  ‘negatieve  face’  wordt  aangetast.  Bij  deze  strategie  probeert  de  spreker  de  aantasting van de handelingsvrijheid van de hoorder te minimaliseren, zodat deze eerder geneigd is  aan  het  verzoek  of  oproep  te  voldoen  (Brown  &  Levinson,  1976:70).  Voorbeelden  hiervan  zijn  wanneer een verzoek wordt voorzien van bijwoorden als het ‘even’ of van hulpwerkwoorden als ‘zou  kunnen’.   De vierde strategie, ‘off record‘, is te zien als de tegenhanger van de ‘bald on record’ strategie. Bij ‘off  record’ probeert de spreker juist zo dubbelzinnig en vaag mogelijk te zijn richting de hoorder, om zo  niet verantwoordelijk te zijn voor de interpretatie van de boodschap (Brown & Levinson, 1976:71).  Ten slotte wordt de vijfde strategie, de FTA niet doen, gebruikt als de spreker verwacht dat de schade  zo groot is dat het geen nut heeft om te proberen deze te minimaliseren. Om die reden is het voor de  spreker beter de FTA helemaal niet te doen (Brown & Levinson, 1976:72).  Om de zwaarte van een FTA te bepalen hebben Brown & Levinson de volgende formule ontwikkeld:  Wx = P(H,S) + D(S,H) + R  Hierbij staat P voor het machtsverschil tussen H(hoorder) en S(spreker), in het bijzonder de mate van  macht  die  de  spreker  over  de  hoorder  heeft.  D  geeft  de  sociale  afstand  tussen  de  spreker  en  de  hoorder aan ten tijde van de interactie. R geeft tot slot de rangorde aan van de zwaarte van uitingen  aan. Deze rangschikking vindt plaats op basis van de mate van belemmering die het voor de hoorder  oplevert (Brown & Levinson, 1976; pp. 76‐77). 

(10)

2.4 Self‐face 

Zoals eerder is vermeld ligt de nadruk van dit onderzoek bij het analyseren van ‘self‐face’ elementen  in het corpusmateriaal. Naast de theorieën van Goffman en Brown & Levinson is het onderzoek die  Chen (2001) heeft uitgevoerd daarvoor van belang. 

Op basis van dat onderzoek stelt Chen dat de artikelen van Leech (1983) en Brown & Levinson (1987)  geen  aandacht  hebben  voor  ‘self  politeness’  ofwel  zelfbeleefdheid.  Volgens  Chen  wordt  in  hun  artikelen  de  focus  gelegd  op  het  redden  van  het  ‘face’  van  anderen  en  is  er  geen  systematische  aandacht  voor  het  redden  van  het  ‘self‐face’  (Chen,  2001:90).  Als  argumentatie  voor  de  kritiek  op  Leech geeft Chen aan dat de maximes van Leech’s beleefdheidsprincipes (Leech, 1983:132) vooral op  het  ‘other  face’  gericht  zijn.  Bij  Brown  &  Levinson  is  het  volgens  Chen  zo  dat  de  door  Brown  &  Levinson opgestelde formule gericht is op ‘other politeness’ ofwel het ‘face’ van de hoorder en niet  op die van de spreker (Chen, 2001:90‐92). 

Aan  de  hand  van  Brown  &  Levinson  heeft  Chen  een  model  gemaakt  voor  ‘self  politeness’  ofwel  zelfbeleefdheid.  Handelingen  die  het  ‘self‐face’  beschadigen  noemt  Chen  vervolgens  Self‐Face  Threatening Acts, afgekort SFTA’s (Chen, 2001:95). 

Voor  het  beperken  van  de  schade  van  de  hierboven  genoemde  SFTA’s  zijn  er  volgens  Chen  vier  superstrategieën.  Het  verschil  met  de  strategieën  van  Brown  &  Levinson  is  dat  die  van  Chen  geen  onderscheid maken tussen het ‘positieve face’ en het ‘negatieve face’. Volgens Chen kunnen alle vier  de superstrategieën zowel op het ‘positieve face’ als het ‘negatieve face’ gericht zijn, afhankelijk van  de  context.  Brown  &  Levinson  stellen  dat  het  gebruik  van  positieve  of  negatieve  beleefdheidsstrategieën afhankelijk is van de zwaarte van de FTA en Chen stelt het afhankelijk van het  soort FTA (Chen, 2001:96).  

De  eerste  superstrategie  van  Chen  is  ‘Baldly’,  vergelijkbaar  met  de  ‘Bald  on  record’  strategie  van  Brown  &  Levinson.  Deze  strategie  wordt  gebruikt  als  de  spreker  verwacht  dat  er  geen  of  verwaarloosbare  schade  zal  zijn  aan  het  ‘self‐face’.  Het  gaat  hierbij  volgens  Chen  vaak  om  het  ‘negatieve  face’  van  de  spreker,  dus  handelingen  die  de  bewegingsvrijheid  van  de  spreker  zouden  kunnen aantasten.  

(11)

Dit wordt gebruikt als de spreker kritiek wil ontwijken door er humoristisch op te reageren. Het doel  is de hoorder op de humor te laten focussen in plaats van op de door de spreker gemaakte fout. Bij  substrategie  zes  en  zeven  van  de  superstrategie  ‘met  redress’  probeert  de  spreker  volgens  Chen  zichzelf  wenselijke  (karakter)eigenschappen  aan  te  meten.  Bij  de  zesde  strategie  ‘be  confident’,  presenteert  de  spreker  zich  als  capabel  en  het  hebben  van  zelfvertrouwen  als  het  gaat  om  het  oplossen van het probleem. Substrategie zeven ‘be modest’ is het tegengestelde van substrategie zes.  Bij ‘be modest’ stelt de spreker zich juist bescheiden op over het aan hem toegedichte vermogen om  het  probleem  op  te  lossen  (Chen,  2001:100).  Bij  strategieën  acht  en  negen  gaat  het  om  primair  ‘negatieve face’ strategieën, zoals het doen van een belofte. Bij strategie acht gaat het om het tonen  van ‘hesitation’ ofwel aarzeling. Bij de negende strategie gaat het om ‘attaching conditions’ ofwel het  verbinden van condities aan een belofte. Het moeten opsturen van een verkoopbewijs voordat aan  de belofte wordt voldaan om het aankoopbedrag te retourneren, is een voorbeeld van een ‘attaching  condition’.  De derde superstrategie is ‘Off record’, die wederom lijkt op de gelijknamige strategie van Brown &  Levinson.  Deze  wordt  voornamelijk  gebruikt  als  de  eerdere  twee  strategieën  niet  bruikbaar  zijn  omdat er teveel schade aan het ‘self‐face’ wordt verwacht. Bij de ‘Off record’ strategie probeert de  spreker de mogelijke schade en bijbehorende gevolgen zo impliciet mogelijk te houden om deze zo  veel  mogelijk  te  vermijden  (Chen,  2001:101).  In  lijn  met  de  maximen  van  Grice  (1975)  kan  deze  strategie op vier manieren worden uitgevoerd. Namelijk door het overtreden van of het maxime van  kwantiteit(1), kwaliteit(2), relatie(3) of wijze(4). Bij de eerste wordt er of te veel of te weinig gezegd.  Bij  de  tweede  wordt  er  gebruik  gemaakt  van  metaforen,  ironie  en  overdrijvingen.  Bij  de  derde  substrategie worden vragen bijvoorbeeld ontweken of onbevredigend beantwoord. De relatie tussen  vraag en antwoord wordt dus geschonden. Ten slotte wordt bij de vierde substrategie, schending van  het maxime van wijze, opzettelijk ambigue en vaag gedaan door de spreker bij het formuleren van de  boodschap aan de hoorder (Chen, 2001:102). 

De  vierde  en  laatste  superstrategie  heet  ‘Withhold  the  SFTA’  en  is  ook  weer  vergelijkbaar  met  de  tegenhanger van Brown & Levinson, ‘Don’t do the FTA’. In tegenstelling tot die van Brown & Levinson  is de strategie van Chen zichtbaarder. Het niet doen van een SFTA valt namelijk op als deze, gezien de  situatie,  wel  op  zijn  plek  is.  Het  ontbreken  van  een  excuus  bijvoorbeeld,  na  het  erkennen  van  een  grove fout (Chen, 2001:103). 

2.5 Het behouden of versterken van ‘face’ 

In  de  hiervoor  behandelde  literatuur  ligt  de  nadruk  van  conversaties  en  het  gebruik  van  beleefdheidsstrategieën  op  het  voorkomen  of  minimaliseren  van  schade.  Alle  sub‐  en  superstrategieën  van  Chen  (2001)  hebben  altijd  als  doel  om  schade  te  minimaliseren  of  te  voorkomen. Zelfs substrategie zes ‘be confident’ van de ‘met redress’ superstrategie is hierop gericht.  Locher & Watts (2005:10) stellen in dat verband dat de kern van het onderzoek van Brown & Levinson  ligt bij het minimaliseren van schade en niet bij beleefdheidsstrategieën zoals wordt geclaimd. 

(12)

Waar Bayraktaroglu het over FBA’s heeft, stelt Kerbrat‐Orecchioni(1997) een andere benaming voor,  die  inhoudelijk  vrijwel  gelijk  is  aan  die  van  Bayraktaroglu.  Face‐Enhancing‐Acts(FEA’s)  zijn  volgens  Kerbrat‐Orecchioni talige handelingen die het ‘face’ versterken. Daarbij stelt Kerbrat‐Orecchioni dat in  tegenstelling  tot  het  mitigerende  karakter  van  FTA’s,  FEA’s  juist  verhardend  en  vergrotend  zijn  qua  formulering (Kerbrat‐Orecchioni, 1997:14). Een voorbeeld hiervan is de toevoeging van ‘heel erg’ aan  een dankwoord als ‘bedankt’. 

Deze  visie  van  Kerbat‐Orecchioni  maakt  het  mogelijk  om  Chen’s  (2001)  SFTA’s  uit  te  breiden  met  SFEA’s. Met SFEA’s worden talige handelingen van een spreker verstaan die bedoeld zijn om het ‘self‐ face’ te versterken. De operationalisatie van deze elementen is beschreven in hoofdstuk 3. 

Als  bijvoorbeeld  wordt  gekeken  naar  de  substrategie  ‘impersonalize’  van  de  ‘met  redress’  substrategie  en  deze  naast  de  rol  van  SFEA’s  legt,  valt  een  tegenstrategie  te  ontwikkelen  voor  ‘impersonalize’, namelijk het juist wel personaliseren van de boodschap dat als functie heeft om de  solidariteit  tussen  de  spreker  en  de  hoorder  te  vergroten.  Door  er  bewust  voor  te  kiezen  om  persoonlijk voornaamwoorden als ‘wij’ en ‘ons’ te gebruiken kan de spreker een (persoonlijke) band  met de hoorder opbouwen. Deze mogelijke ‘personalize strategie’   blijft buiten  beschouwing in  het  artikel van Chen.  

2.6 Recent onderzoek naar ‘self‐face’ elementen bij recall‐advertenties 

Een  met  deze  scriptie  vergelijkbaar  onderzoek  (Redeman,  2012)  is  gedaan  aan  de  Rijksuniversiteit  Groningen.  Hoewel  daarbij  de  focus  niet  specifiek  lag  op  ‘self‐face’,  maakte  dit  wel  een  aanzienlijk  deel van het onderzoek uit. In het betreffende onderzoek is gekeken naar de mogelijke patronen en  overeenkomsten die er zouden kunnen zijn tussen beleefdheidsstrategieën (Brown & Levinson, 1987;  Chen, 2001) en imagobeschermingsstrategieën (Benoit, 1997). Hierbij bestond het corpus ook uit in  Nederland gepubliceerde product recall‐advertenties. 

Uit  het  onderzoek  van  Redeman  blijkt  dat  er  inderdaad  patronen  te  ontdekken  waren  tussen  beleefdheidsstrategieën en imagobeschermingsstrategieën en dat elementen als het aanbieden van  excuses  en  compensatie  veelvuldig  werden  gebruikt.  Verder  kwam  de  tweezijdige  werking  van  bepaalde FTA’s naar voren, bijvoorbeeld dat een verzoek zowel het ‘face’ van de hoorder als die van  de spreker aantast. 

(13)

2.7 Product recall‐advertenties 

Een inherent gevolg van een recall‐advertentie is dat de partij die als verantwoordelijke wordt gezien,  schade ondervindt van de recall‐advertentie. In het overgrote deel van de advertenties is diegene die  de advertentie plaatst tevens de maker / verkoper van het betreffende product en daarmee aan te  merken als de partij die in het theoretisch kader als ‘de spreker’ wordt aangeduid. Hierop zijn echter  uitzonderingen, zoals in advertentie 24, die door een derde partij is opgesteld. 

Recall‐advertenties  vallen  onder  de  noemer  crisis‐communicatie.  Op  het  gebied  van  crisiscommunicatie  geldt  Benoit  (1997)  als  grondlegger  als  het  gaat  om  het  ontwikkelen  van  beschermingsstrategieën. Waar Redeman (2012) er voor koos om de beschermingsstrategieëen van  Benoit  bij  haar  onderzoek  te  betrekken,  is  er  bij  deze  scriptie  voor  gekozen  om  deze  strategieën  buiten het kader van het onderzoek te laten.  

(14)

3. Methode 

 

Bij  dit  onderzoek  ligt  de  focus  op  de  aanwezigheid  en  het  gebruik  van  ‘self‐face’  elementen  bij  product  recall‐advertenties.  In  het  bijzonder  hoe  SFTA’s  en  SFEA’s  in  recall‐advertenties  worden  gebruikt. 

Door  middel  van  een  kwalitatieve  analyse  van  een  dertigtal  recall‐advertenties  wordt  getracht  hier  meer inzicht in te krijgen. Babbie & Baxter waarschuwen in hun boek ‘The Basics of Communication  Research’ voor de valkuilen van kwalitatieve studies. Een van de gevaren, volgens Babbie & Baxter, is  dat de onderzoeker vast komt te zitten in zijn eigen denkpatronen en hierdoor belangrijke observaties  mist of verkeerd identificeert. Om deze reden is het van belang de analyse zo transparant mogelijk te  houden,  zodat  andere  onderzoekers  de  gedane  stappen  kunnen  volgen  om  deze  observaties  te  controleren. 

Volgens Babbie & Baxter (2004: 297‐298) moet een kwalitatief onderzoek aan vier criteria voldoen,  namelijk;  credibility  (geloofwaardigheid),  dependability  (betrouwbaarheid),  confirmability  (confirmeerbaarheid)  en  transferability  (overdraagbaarheid).  In  de  hierna  volgende  paragrafen  is  beschreven op welke wijze getracht is aan deze criteria te voldoen. 

3.1 Materiaal 

Bij  het  verzamelen  van  bruikbaar  materiaal  is  geselecteerd  op  de  aspecten  visuele  kwaliteit  (de  leesbaarheid),  de  diversiteit  aan  productcategorieën  en  het  betreft  in  Nederland  gepubliceerde  advertenties. Daarnaast is het aantal van dertig advertenties gekozen om tot betrouwbare resultaten  te komen.  

Allereerst  de  visuele  kwaliteit  van  de  advertentie.  Tijdens  de  verzamelfase  van  het  materiaal  is  gebleken dat niet alle digitaal beschikbare advertenties nog goed leesbaar zijn. In tegenstelling tot het  onderzoek van Redeman (2012) is niet gekozen voor advertenties uit één categorie (non‐food) maar is  voor een diversiteit aan producttypes gekozen. Variërend van Fast Moving Consumer Goods, afgekort  FMCG’s (Çelen et al, 2005), zoals etenswaren, tot duurdere luxeproducten. De reden om niet mee te  gaan met Redeman’s keuze voor de begrenzing  van  het  corpusmateriaal is dat Langeweg (2002) uit  diens corpusverzameling geconcludeerd heeft dat er geen systematisch patroon viel te ontdekken bij  het gebruik van beleefdheidsstrategieën bij recall‐advertenties op basis van producttype.  

Doordat Redeman’s onderzoek redelijk vergelijkbaar is, dient het bovendien als controlemiddel om de  correctheid  van  de  analyse  te  waarborgen.  Hierdoor  wordt  de  betrouwbaarheid  en  confirmeerbaarheid (Babbie & Baxter, 2004:297‐298) vergroot. Doordat het corpusmateriaal uit een  gevarieerd aanbod van recall‐advertenties bestaat, is de overdraagbaarheid van de bevindingen ook  bruikbaar voor andere advertenties. 

Het  materiaal  is  van  twee  websites  gehaald  met  informatie  over  product‐recall‐advertenties.  De  website  van  de  Nederlandse  Voedsel‐  en  Warenautoriteit  (www.nvwa.nl)  en  www.productwaarschuwing.nl.  Een  website  met  als  doel  het  verzamelen  van  en  informeren  over  product recall‐advertenties.

 

(15)

3.2 Analysemethode 

Bij de analyse is de volgende methode gehanteerd. Op basis van de theorieën van Brown & Levinson  (1987), Chen (2001), Bayraktaruglu (1991) en Kerbat‐Orecchioni (1997) worden ‘face’ en ‘face‐work’  als volgt gecategoriseerd:   Self‐face  o Self‐face Threatening Acts (SFTA’s)   Gericht op het ‘positieve face’   ‘bald on record’, ‘met redress’, ‘off record’ en ‘de SFTA niet doen’   Gericht op het ‘negatieve face’   ‘bald on record’, ‘met redress’, ‘off record’ en ‘de SFTA niet doen’  o Self‐face Enhancing Acts (SFEA’s)   Gericht op het ‘positieve face’   Gericht op het ‘negatieve face’   Other‐face  o Face Threatening Acts (FTA’s)   Gericht op het ‘positieve face’   ‘bald on record’, ‘met redress’, ‘off record’ en ‘de FTA niet doen’   Gericht op het ‘negatieve face’   ‘bald on record’, ‘met redress’, ‘off record’ en ‘de FTA niet doen’    Daarnaast worden afwijkende of opvallende elementen aan de advertentie, ook al vallen deze buiten  de bovengenoemde categorieën, altijd benoemd in de analyse.  3.2.1 Operationalisatie ‘self‐face’ elementen  De ‘self‐face’ elementen kunnen gericht zijn op het ‘positieve face’ of het ‘negatieve face’. Deze zijn  door  het  gebruik  van  de  volgende  criteria  te  herkennen.  ‘Positieve  self‐face’  elementen  hebben  betrekking op de spreker en diens (aan zichzelf toegekende) eigenschappen. Vaak gaat het hierbij om  eigenschappen  die  als  wenselijk  worden  gezien  door  de  hoorder.  Chen’s  (2001)  substrategieën  ‘be  confident’  en  ‘be  moderate’  vallen  onder  SFTA’s  die  het  ‘positieve  self‐face’  aantasten.  Dit  door  respectievelijk  vertrouwen  te  uiten  in  het  oplossen  van  een  probleem  of  juist  in  mindere  mate  zelfvertrouwen  uiten  over  het  kunnen  oplossen  van  het  probleem.  Voorbeelden  hiervan  zijn  ‘we  hebben  vertrouwen  in  het  uitvoeren  van  deze  terughaalactie’  en  ‘hoewel  het  moeilijk  is,  zullen  we  proberen deze fout zo snel mogelijk te corrigeren’. Het eerste voorbeeld straalt vertrouwen uit over  de  oplossing  van  ‘het  probleem’  (de  Threat),  de  tweede  stelt  juist  een  gematigde  maar  toch  wenselijke houding (het zo snel mogelijk corrigeren) van de ‘fout’. 

(16)

Beide  vormen  hebben  een  inherent  probleemoplossend  karakter.  Daarnaast  zijn  er  ook  elementen  die niet vanuit een probleem redeneren, maar vanuit het versterken van het positieve imago van de  spreker. Dit zijn de SFEA’s die door Bayraktaruglu (1991) en Kerbat‐Orecchioni (1997) zijn beschreven.  Deze  SFEA’s  hebben  vaak  de  vorm  van  het  omschrijven  van  de  spreker,  bijvoorbeeld  door  een  persoonsvorm als ‘wij’ of de naam van de betrokken organisatie, en deze te koppelen aan positieve  karaktereigenschappen.  Een  voorbeeld  hiervan  is:  ‘Wij  vinden  kwaliteit  en  veiligheid  belangrijk’.  Hierbij wordt niet (direct) gerefereerd aan een fout of negatief element. 

3.2.2 Operationalisatie ‘other‐face’ elementen 

(17)

4. Analyse 

 

Zoals  beschreven  in  paragraaf  3.2  bestaat  het  analysemodel  uit  twee  hoofdpunten;  ‘self‐face’  en  ‘other‐face’  elementen.  Deze  hebben  elk  een  aantal  subcategorieën.  In  lijn  met  deze  categorisering  zal de analyse in een aantal stappen worden gedaan.  

Allereerst worden van een advertentie alle ‘self‐face’ en ‘other’ face elementen bepaald. Vervolgens  wordt  van  alle  ‘self‐face’  elementen  nagegaan  of  het  om  SFTA’s  of  SFEA’s  betreft.  Bij  SFTA’s  wordt  daarna  gekeken  of  het  negatieve  of  positieve  ‘self‐face’  wordt  aangetast  en  met  welke  beleefdheidsstrategieën dit gedaan worden. 

Van de ‘other‐face’ elementen wordt bepaald of deze het ‘negatieve face’ of het ‘positieve face’ van  de  hoorder  aantasten.  Vervolgens  wordt  geanalyseerd  hoe  deze  aantasting  met  behulp  van  beleefdheidsstrategieën mogelijk wordt geminimaliseerd. 

De  volgende  stap  is  dat  een  advertentie  wordt  geanalyseerd  op  de  aanwezigheid  van  visuele  of  tekstuele elementen die buiten de boven genoemde categorieën vallen en of deze relevant zijn voor  het  onderzoek.  Dit  is  voor  alle  dertig  advertenties  gedaan.  Bij  de  volledige  analyse  van  de  dertig  advertenties, te vinden in bijlage I, is de tekstvolgorde in de advertenties gekozen en niet een indeling  per observatiecategorie. Op deze wijze laten patronen zich gemakkelijker herkennen. 

Het  voorbeeld  in  de  volgende  paragraaf  kent  een  andere  indeling.  Deze  is  wel  per  categorie  en  bijbehorende subcategorieën ingedeeld. Dit is gedaan om te verhelderen waarom uitingen in de tekst  tot een bepaald ‘self‐face’ of ‘other‐face’ element zijn gerekend en dient daarmee als middel om de  credibility, dependibility en comfirmability van het onderzoek te vergroten.  

(18)

4.1 Voorbeeldanalyse: Advertentie 1 BEKO Condensdroger 

 

(19)

4.1.1 ‘Self‐face’ elementen  

Om  de  verschillende  elementen  van  ‘self‐face’  te  onderscheiden,  is  de  analyse  gedaan  per  (sub)categorie.  In  de  volledige  analyse  (bijlage  I)  is  dit  niet  gedaan.  Daar  is  de  volgorde  van  verschijnen in de tekst van de advertentie aangehouden om zo beter mogelijke patronen te kunnen  herkennen. Allereerst zullen hieronder de ‘self‐face’ elementen behandeld worden.  4.1.1.1 SFTA’s  In de BEKO condensdroger advertentie zijn de volgende SFTA’s te onderscheiden:  1. ‘Informeren wij u langs deze weg dat een bepaalde productie condensdrogers van 7 kg een  risico zou kunnen vormen.’ 

2. ‘Een  mankement  aan  één  van  de  elektronische  elementen  zou  kunnen  teweegbrengen  dat  deze oververhit waardoor er kans bestaat op brandgevaar. ‘ 

3. ‘Hebben wij vrijwillig beslist om een aanpassing uit te voeren aan alle toestellen die mogelijk  dit mankement zouden kunnen vertonen.’ 

4. Het ontbreken van verontschuldigingen door de spreker. 

Bij element 1 en 2 gaat het om een beschadiging van het ‘positieve self‐face’ van de spreker. Bij de  derde  verplicht  de  spreker  zich  om  een  handeling,  de  ‘uit  te  voeren  aanpassing’,  te  doen.  Dit  beschadigt de handelingsvrijheid en dus het ‘negatieve self‐face’ van de spreker. 

(20)

Bij  drie  elementen  op  de  vorige  pagina  gaat  het  om  versterking  van  het  ‘positieve  self‐face’  van  de  spreker.  Deze  uitingen  zijn  op  zichzelf  positief  van  aard.  Waar  Chen  woordgebruik  als  ‘hoog  in  het  vaandel draagt’ ziet als een teken van zelfvertrouwen om ernst van de schade te verminderen, is het  hier  juist  bedoeld  voor  de  versterking  van  het  ‘positieve  self‐face’.  Dit  omdat  het  puur    betrekking  heeft  op  de  spreker  en  niet  het  probleem.  Hierdoor  onderscheidt  het  zich  ook  van  een  SFTA.  Het  tweede element, in het bijzonder het gebruik van ‘desalniettemin’, heeft als doel de hoorder ervan te  verzekeren dat de spreker het beste met de hoorder voor heeft. Het noemen van ‘de statistisch kleine  kans’ op schade dient om de handelingswijze zo positief mogelijk aan de hoorder te presenteren. Het  derde element presenteert een positieve eigenschap die los te zien is van het probleem.  4.1.2 ‘Other‐face’ elementen  In het voorbeeld van BEKO zijn er vijf FTA’s gevonden die gericht zijn op de hoorder, twee bedreigen  het ‘negatieve face’ van de hoorder  doordat het om verzoeken gaat van de spreker. Bij het tweede  element  bestaat  het  FTA  uit  een  aaneenschakeling  van  drie  uit  te  voeren  handelingen;  het  product  niet meer gebruiken, het product loskoppelen en het controleren van het product. In het voorbeeld  zijn ook drie FTA’s te vinden die het ‘positieve face’ van de hoorder beschadigen. 

4.1.2.1 FTA’s die het ‘negatieve face’ aantasten. 

1. ‘Zouden we u willen vragen even het model en het serienummer van uw toestel na te gaan.’  2. ‘Vragen  wij  uw  condensdroger  niet  meer  te  gebruiken,  deze  los  te  koppelen  van  het 

stroomnetwerk  en  na  te  gaan  op  de  website  www.bekorep.eu  of  uw  toestel  moet  worden  aangepast.’ 

Beide  elementen  worden  in  de  advertentie  gemitigeerd.  Bij  element  1  wordt  dit  gedaan  door  de  hoorder van extra informatie te voorzien om de gevraagde handeling uit te voeren. De spreker doet  dit met de tekst:  

‘Zoals  hieronder  afgebeeld,  wordt  deze  informatie  vermeld  op  een  typeplaatje,  dat  u  terugvindt  op  het front van uw toestel, bij het openen van de deur. De eerste twee cijfers geven het bouwjaar van  uw toestel weer, de twee laatste de maand van productie De mogelijke betrokken toestellen werden  geproduceerd tussen mei en november 2012. De overeenkomstige modellen en serienummers worden  in de tabel hieronder weergegeven.’  Daarnaast wordt ‘even’ gebruikt om aan te geven dat de handelingsvrijheid van de hoorder maar op  minimale wijze wordt beperkt. ‘Even’ suggereert dat het slechts een minimale hoeveelheid tijd vergt  om aan het verzoek te voldoen. Het tweede element wordt voorzien van extra informatie en wel door  het gebruik van ‘vragen wij’. Door deze formulering wordt de hoorder indirecter verzocht tot actie en  tast  het  de  handelingsvrijheid  minder  aan  dan  bij  een  meer  gebiedende  formulering.  Hier  is  dus  sprake van de strategie ‘met redress’. 

4.1.2.2 FTA’s die het ‘positieve face’ aantasten. 

1. ‘Een bepaalde productie condensdrogers van 7 kg een risico zou kunnen vormen.’ 

2. ‘Een  mankement  aan  één  van  de  elektronische  elementen  zou  kunnen  teweegbrengen  dat  deze oververhit raken waardoor er kans bestaat op brandgevaar. ‘ 

(21)

Bij  de  drie  op  de  vorige  pagina  genoemde  elementen  wordt  het  ‘positieve  face’  van  de  hoorder  aangetast.  Bij  element  1  en  element  2  wordt  het  vertrouwen  van  de  hoorder  beschadigd  doordat  deze  te  horen  krijgt  dat  het  gekochte  product  mogelijk  defect  is  en  bovendien  schadelijk  kan  zijn.  Hiervan kan gezegd worden dat de spreker niet voldoende rekening heeft gehouden met de wensen  van  de  hoorder,  bijvoorbeeld  de  wens  om  kwalitatief  goede  producten  zonder  defecten  te  kunnen  kopen.  Bij  het  derde  element  wordt  het  ‘positieve  face’  van  de  hoorder  beschadigd  doordat  een  verwachte actie, het aanbieden van excuses, achterwege blijft. Hiermee voldoet de spreker niet aan  de verwachtingen van de hoorder.  4.1.3 Overige observaties  Een type observatie die niet binnen de theorieën rondom ‘face’ en ‘face‐work’ behandeld wordt, is  het gebruik van visuele elementen zoals tekeningen en foto’s. Deze elementen kunnen verschillende  functies vervullen. Van het aangeven waar bepaalde informatie over een product te vinden is tot het  aangeven  op  welke  wijze  een  product  schadelijk  kan  zijn.  Een  voorbeeld  hiervan  is  advertentie  29  waar de lezer er op wordt gewezen dat door foutief gebruik het product schadelijk kan zijn. Door een  foto van het foutieve gebruik te laten zien wordt de schuld voor een deel bij de gebruiker gelegd. Een  strategie die lijkt op de ‘contradict’ substrategie van Chen.

 

(22)

5. Resultaten 

5.1 ‘Self‐face ‘ 

In  het  onderzoek  is  ‘self‐face’  onderverdeeld  in  elementen  die  het  ‘self‐face’  beschadigen  dan  wel  versterken,  respectievelijk  SFTA’s  en  SFEA’s.  De  daarop  toegesneden  analyse  van  de  recall‐ advertenties laat zien dat in alle advertenties SFTA’s voorkomen maar dat dit niet geldt voor SFEA’s. 

5.1.1 SFTA’s / ‘self‐face’ beschadiging 

In  alle  advertenties  zijn  SFTA’s  gevonden  en  ook  altijd  meer  dan  één.  De  drie  vaakst  voorkomende  SFTA’s  zijn  het  erkennen  van  een  probleem,  de  gevolgen  van  het  probleem  en  het  aanbieden  van  verontschuldigingen of excuses. Bij deze SFTA’s wordt het ‘positieve self‐face’ beschadigd doordat de  spreker  aan  de  hoorder  kenbaar  maakt  dat  de  spreker  erkent  fouten  te  hebben  gemaakt  die  schadelijk kunnen zijn voor de hoorder. Daarnaast zijn er ook SFTA’s die het ‘negatieve self‐face’ van  de spreker beschadigen. Dit gebeurt vaak doordat de spreker beloftes doet om bepaalde handelingen  uit  te  voeren  ten  bate  van  de  hoorder,  zoals  het  retourneren  van  een  aankoopbedrag  of  andere  vormen  van  compensatie  voor  de  hoorder.  Vaak  worden  deze  SFTA’s  met  de  beleefdheidsstrategie  ‘met redress’ (Chen, 2001) gedaan om de schade te minimaliseren.  

Hieronder  volgen  drie  voorbeelden  van  advertenties  die  SFTA’s  gericht  op  het  ‘positieve  self‐face’  laten zien. 

Advertentie 2: 

‘Ondanks onze zorgvuldige veiligheidsprocedures hebben wij geconstateerd dat de ark  van  Noach  welke  is  verkocht  tussen  april  2010  en  maart  2011  niet  voldoet  aan  de  gestelde veiligheidseisen.’ 

In  dit  voorbeeld  krijgt  de  hoorder  de  boodschap  dat  de  spreker  niet  kan  voldoen  aan  wenselijke  eigenschappen  zoals  het  leveren  van  kwalitatief  goede  producten.  Door  dit  te  erkennen wordt het ‘positieve self‐face’ geschaad. De ‘met redress’ strategie wordt duidelijk  door het  gebruik van ‘niet voldoet aan  de  gestelde veiligheidseisen’. Door deze formulering  wordt  er  wel  verteld  dat  er  een  probleem  of  fout  is,  maar  de  details  worden  achterwege  gelaten. 

Advertentie 7: 

‘Consumptie  van met salmonellabacterie besmette  gerookte zalm kan schadelijk  zijn  voor  de  gezondheid.  Consumenten  worden  dringend  verzocht  de  producten  niet  te  eten en weg te gooien. Dit geldt ook voor producten die u in de vriezer heeft liggen.’ 

In  bovenstaand  voorbeeld  wordt  de  schadelijkheid  van  het  erkende  probleem  expliciet  omschreven  voor  de  hoorder.  Hierdoor  stelt  de  spreker  zichzelf  negatief  op  en  beschadigt  deze diens ‘positieve self‐face’. Door te stellen dat het besmette product schadelijk ‘kan’ zijn,  wordt  dit  meer  als  een  risico  dan  een  zekerheid  gepresenteerd.  Dit  heeft  tot  doel  om  de  schade te mitigeren.  

(23)

Advertentie 30: 

‘Onderstaande bedrijven verontschuldigen zich voor het ongemak.’ 

Door  het  aanbieden  van  verontschuldigingen  erkent  de  spreker  diens  verantwoordelijkheid  voor het probleem en de gevaren. Dit accentueert diens falen met betrekking tot het product  en schaadt daarbij het ‘positieve self‐face’. 

Hoe een spreker diens ‘negatieve self‐face’ kan beschadigen wordt in de volgende twee voorbeelden  verduidelijkt. 

Advertentie 7: 

‘Om  uw  aankoopbedrag  vergoed  te  krijgen,  verzoeken  wij  u  de  productcode  op  de  verpakking  uit  te  knippen  en  dit  op  te  sturen  naar:  Foppen  Paling  en  Zalm,  Postbus  303,  3840  AH  Harderwijk  met  vermelding  van  uw  naam,  woonplaats  en  bankrekeningnummer. Uw porto wordt ook vergoed. Was uw handen goed met zeep  als u in contact bent gekomen met de gerookte zalm.’ 

De spreker beschadigt diens ‘negatieve self‐face’ tweemaal in de bovenstaande advertentie.  Allereerst  door  te  beloven  dat  de  klant,  na  het  uitvoeren  van  bepaalde  handelingen,  het  aankoopbedrag  vergoedt  zal  krijgen.  De  handelingsvrijheid  van  de  spreker  wordt  hierdoor  beperkt.  De  spreker  verwacht  als  gevolg  van  diens  belofte  dat  de  hoorder  de  voorgestelde  handeling ook uitvoert. Vanuit het perspectief van de spreker is het ook aannemelijk dat de  spreker  de  verwachting  van  de  hoorder  door  heeft.  Daarnaast  belooft  de  spreker  ook  de  gemaakte  kosten  (de  porto)  voor  het  uitvoeren  van  de  handeling  te    vergoeden.  Hierdoor  creëert  de  spreker  wederom  bij  de  hoorder  verwachting  een  bepaalde  handeling  uit  te  voeren, wat de handelingsvrijheid van de hoorder en dus het ‘negatieve self‐face’ wederom  aantast. 

Advertentie 11: 

‘In  het  meest  ongunstigste  geval  kan  er  voor  de  gebruiker  een  levensgevaarlijke  situatie  ontstaan,  waarbij  de  monitor  onder  stroom  kan  komen  te  staan.  Deze  fout  mag in geen enkel geval zelf verholpen worden. TARGA verzoekt alle klanten, die de  LCD‐monitor hebben gekocht, deze niet meer te gebruiken. De betreffende monitor is  vanaf 8 juli 2010 door Lidl Nederland  GmbH verkocht. Klanten kunnen deze monitor  bij  een  van  de  Lidl‐filialen  in  Nederland  afgeven.  Vanzelfsprekend  wordt  de  aankoopprijs terugbetaald, ook wanneer u geen aankoopbewijs meer heeft.’ 

(24)

5.1.2 SFEA’s / ‘self‐face’ versterking 

De plaatsing van de SFEA elementen in de tekst van de advertenties is zeer verschillend. Ze zijn zowel  aan het begin, midden als ook het eind van een advertentie te vinden. Dit geldt ook binnen alinea’s.  Voorbeelden van SFEA elementen aan het begin van een alinea zien:  

Advertentie 18:  

‘Freeflame B.V. werkt  continu  aan de kwaliteit en veiligheid van  haar producten. Op  basis  van  de  meest  recente  veiligheidsnormen  voor  sfeerlantaarns  hebben  wij  geconstateerd  dat  het  model  Siena  van  het  merk  Lambretti  onvoldoende  waarschuwingen  bevat  om  de  gebruiker  te  behoeden  voor  de  mogelijke  gevaren  en  risico’s bij het gebruik van de sfeerlantaarn.’  Advertentie 19:   ‘Tiny Love ziet kwaliteit en veiligheid in haar producten als hoogste prioriteit! Helaas  zijn er een aantal klachten binnen gekomen van consumenten betreffende de kwaliteit  van onze “Wind Chimes”. Een productlijn waarvan er wereldwijd meer dan 2,5 miljoen  zijn verkocht. De Wind Chimes worden terug geroepen omdat er in een paar gevallen  het  “lichaam”  was  geopend,  waardoor  er  metalen  staafjes  vrijkomen.  Er  zijn  geen  serieuze verwondingen gemeld, één baby had kleine schaafwondjes.’ 

Voorbeelden van SFEA elementen op andere plekken binnen een alinea zien:   Advertentie 22: 

‘Tiger.dk  betreurt  alle  schade  en/of  verwondingen  door  deze  waterkruiken  zeer.  Tiger.dk. werkt continue aan de kwaliteit van haar producten en het voldoen aan alle  veiligheidseisen, want zij hecht er zeer aan dat klanten zich veilig kunnen voelen met  de producten die zij bij Tiger.dk aanschaffen.’ 

Advertentie 27: 

‘Het  is  mogelijk  dat  het  pluchen  bolletje  aan  de  kerstmuts  los  laat.  Bij  het  inslikken  hiervan door baby’s kan mogelijk verstikking optreden. Kruidvat stelt hoge eisen aan  de kwaliteit en veiligheid van haar producten. Kruitvat verzoekt klanten dit het artikel  hebben  gekocht  dit  terug  te  brengen  naar  de  winkel.  Bij  inlevering  van  het  artikel  wordt  het  aankoopbedrag  vergoed.  Voor  nadere  inlichtingen  kunnen  klanten  van  maandag  t/m  vrijdag  contact  opnemen  met  de  servicelijn  van  Kruidvat,  telefoonnummer 0900‐57843828.’ 

(25)

5.1.3 Other‐FTA’s 

In het corpusmateriaal worden tal van FTA’s gebruikt die gericht zijn op het ‘face’ van de hoorder, dan  wel  het  ‘positieve  face’  dan  wel  het  ‘negatieve  face’.  Meestal  zijn  deze  FTA’s  halverwege  of  op  het  eind van de advertentietekst geplaatst. Bij een enkele begint de advertentie al met een FTA. Bij deze  FTA’s wordt  gebruik  gemaakt van  beleefdheidsstrategieën zoals  beschreven door Brown & Levinson  (1987). Een aantal voorbeelden hiervan zijn hieronder vermeld. 

Advertentie 12: 

‘Als  u  eigenaar  bent  van  een  van  deze  muziekdozen,  controleert  u  dan  of  het  een  muziekdoos is met een klein houten kraaltje aan het trekkoord, zoals op de afbeelding  onderaan de pagina is weergegeven.’ 

Advertentie 13: 

‘Wij  vragen  consumenten  die  één  van  de  bovengenoemde  afzuigkappen  in  gebruik  hebben contact met ons op te nemen.’  Advertentie 29:  ‘Als U in het bezit bent van deze travel adaptor kit  STOP DAN ONMIDDELLIJK MET HET GEBRUIK ERVAN.’    Bij advertentie 12 en 13 betreft het een tweetal verzoeken die met de beleefdheidsstrategie  ‘met  redress  met  negatieve  beleefdheid’  zijn  gedaan.  Bij  advertentie  12  is  deze  strategie  te  zien doordat het verzoek wordt voorzien van extra informatie om zo de belemmering voor de  hoorder te verminderen. Bij advertentie 13 gebeurt dit door het verzoek in te kleden met ‘wij  vragen’. Bij advertentie 29 wordt echter een andere strategie toegepast, de ‘bald on record’  beleefdheidsstrategie.  Deze  FTA  is  direct  van  aard  en  gebeurt  door  middel  van  een  gebiedende wijs. In het corpusmateriaal zijn geen toepassingen gevonden van de strategieën  ‘off record’ en ‘don’t do the FTA'. 

 

5.2 Patronen 

Een  opvallend  resultaat  van  de  analyse  is  dat  een  SFEA  binnen  een  tekstelement,  zoals  een  alinea,  altijd  vergezeld  wordt  van  een  SFTA.  Daarentegen  zijn  SFTA’s  wel  zonder  SFEA’s  in  een  alinea  te  vinden. Dit patroon, SFEA’s plus SFTA, heeft geen specifieke volgorde. Het is niet dat zo de SFEA altijd  voor of altijd na een SFTA komt, zoals ook te zien is in paragraaf 5.1.2. 

 

(26)

5.3 Overige observaties 

Een  onderwerp  waar  zowel  Brown  &  Levinson  als  Chen  geen  aandacht  aan  besteden,  zijn  visuele  elementen. Omdat zij vanuit de conversatieanalyse redeneren is dit begrijpelijk, maar desalniettemin  moeten  deze  visuele  elementen  wel  behandeld  worden.  Visuele  elementen  zoals  foto’s  en  tekeningen zijn immers een wezenlijk onderdeel van recall‐advertenties. 

Voorbeelden hiervan zijn advertentie 12 en 13. De afbeelding van het product bij advertentie 12 is,  ter  illustratie  van  het  gevaar,  een  essentiële  informatiebron  voor  de  hoorder.  Door  de  afbeelding  wordt de schade door het gevaar gemitigeerd, omdat de hoorder nu weet waar het gevaar in zit en  hier rekening mee kan houden. 

Bij  advertentie  13  biedt  de  afbeelding  van  een  etiket  belangrijke  visuele  ondersteuning  aan  de  hoorder om te bepalen of deze ook werkelijk het bedoelde product in bezit heeft. 

 

(27)

6. Conclusie & Discussie 

6.1 Conclusie 

Voor dit onderzoek is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: 

Op  welke  wijze  wordt  in  product  recall‐advertenties  gebruik  gemaakt  van  ‘self‐face’  versterkende  (SFEA’s) en ‘self‐face’ beschadigende elementen (STFA’s)? 

Om antwoord op de onderzoeksvraag te geven moet gekeken worden naar de analyse. Uit de analyse  zijn  de  volgende  zaken  naar  voren  gekomen  met  betrekking  tot  het  gebruik  van  SFTA’s  en  SFEA’s.  SFTA’s en SFEA’s hebben  geen vaste volgorde ten opzichte van elkaar. Alinea’s met daarin  een SFEA  worden ook altijd vergezeld van een of meer SFTA’s. Er zijn ook alinea’s met alleen SFTA’s, maar geen  alinea’s  met  alleen  SFEA’s.  Veel  van  de  SFTA’s  zijn  geformuleerd  volgens  de  ‘met  redress’  beleefdheidsstrategie van Chen. Een veel voorkomend voorbeeld hiervan is het gebruik van modale  hulpwerkwoordsvormen  zoals  ‘kan’,  ‘kunnen’  en  ‘zou’  om  de  schade  aan  het  ‘positieve  self‐face’  te  mitigeren. Daarnaast wordt het gevaar vaak geminimaliseerd door het ‘een risico’ te noemen of dat  het ‘mogelijk’ kan gebeuren. Schade aan het ‘negatieve self‐face’ ontstaat veelal door het doen van  beloftes met betrekking tot het retourneren van het aankoopbedrag of omruilen van het product.  De strategieën ‘bald on record’ en ‘de SFTA niet doen’ komen ook voor in het corpusmateriaal, maar  beduidend  minder  vaak  dan  de  ‘met  redress’  strategie.  De  ‘de  SFTA  niet  doen’  strategie  wordt  zichtbaar  bij  advertenties  waar  wel  schuld  erkend  wordt,  maar  vervolgens  geen  excuses  of  verontschuldigingen  worden  aangeboden.  Het  is  echter  in  een  conversatie  aannemelijk  dat  de  hoorder excuses voor een fout verwacht als de spreker wel de fout erkent. De strategie ‘off record’ is  niet gevonden in het corpusmateriaal. 

Verder  valt  op  dat  FTA’s  die  primair  op  het  ‘face’  van  de  hoorder  gericht  zijn,  zoals  verzoeken  en  opdrachten, ook het ‘negatieve self‐face’ van de spreker aantasten. FTA’s die het ‘negatieve face’ van  de hoorder aantasten komen vaker voor dan FTA’s die het ‘positieve face’ van de hoorder aantasten.  Een goed voorbeeld is een verzoek om de hoorder een bepaalde handeling uit te laten voeren, vaak  wordt gemitigeerd door een belofte van compensatie in de vorm van geld of vervanging. Door deze  belofte  aan  de  hoorder  wordt  de  handelingsvrijheid  van  de  spreker  aangetast.  Immers  wanneer  de  hoorder de actie uitvoert, moet de spreker als reactie de gedane belofte ook waarmaken. De hoorder  verwacht dat dan ook op dat moment van de spreker. 

De ‘self‐face’ versterkende elementen (SFEA’s) onderscheiden zich zichtbaar van SFTA’s. Waar SFTA’s  vaak  neutraal  (bald  on  record)  of  mitigerend  (met  redress)  worden  geformuleerd,  zijn  SFEA’s  juist  voorzien  van  krachtversterkende  formuleringen.  Bijvoorbeeld  het  gebruik  van  bijvoeglijke  naamwoorden  als  ‘hoogste’,  ‘grootste’  en  ‘belangrijkste’  om  positieve  eigenschappen  verder  te  versterken. 

(28)

6.2 Discussie 

Om het maken van fouten door subjectiviteit te vermijden, is uitgebreid gekeken naar de criteria die  door  Redeman  (2012)  zijn  gebruikt  om  elementen  in  te  delen  in  de  categorieën  van  Brown  &  Levinson  en  Chen.  De  operationalisatie  tot  op  het  niveau  van  de  superstrategieën  van  Brown  &  Levinson  en  Chen  bleek  daarbij  transparanter  en  beter  controleerbaar  voor  het  onderzoek  dan  het  geval is bij operationalisatie tot op het niveau van de daarbij horende substrategieën. 

Bij  de  theorieën  van  Brown  &  Levinson  en  Chen  rondom  ‘self‐face’  gaan  de  auteurs  uit  van  een  daadwerkelijk gesprek als setting. Het genre productrecall‐advertentie kenmerkt zich echter door een  eenzijdige communicatie waarbij er geen directe repliek komt van de hoorder.  

Brown  &  Levinson  en  Chen  gaan  er  bij  de  beleefdheidsstrategieën  van  uit  dat  een  boodschap  schadelijk  is  voor  de  spreker  of  hoorder  en  dat  de  schade  gemitigeerd  kan  worden  door  beleefdheidsstrategieën. De elementen die in de analyse tot ‘Self‐face Enhancing Acts’ (Byraktaroglu,  1991;  Kerbrat‐Orecchioni,  1997)  worden  gerekend,  hebben  dan  ook  geen  plek  in  de  modellen  van  zowel  Brown  &  Levinson  als  Chen.  Deze  elementen  hebben  een  andere  functie,  namelijk:  het  vergroten van het imago van de spreker. Dit houdt in dat, hoewel recall‐advertenties inherent schade  oplevert  aan  het  ‘self‐face’,  niet  alle  elementen  in  de  advertentie  beschadigend  van  aard  (hoeven)  zijn.  Dit  laat  ook  de  samenhang  zien  tussen  SFTA’s  en  SFEA’s.  Enerzijds  mitigeren  beleefdheidsstrategieën  de  schade  die  door  SFTA’s  veroorzaakt  wordt.  Hierbij  kan  gedacht  worden  aan  een  defect  product.  Anderzijds  wordt  het  imago  van  de  spreker  vergroot  door  het  gebruik  van  SFEA’s.  Deze  twee  elementen  functioneren  naast  elkaar  om  het  imago  van  de  spreker  zo  optimaal  mogelijk te houden na het zien van de recall‐advertentie. 

(29)

7. Bibliografie 

  Bayraktaroglu, A. (1991). Politeness and interactional imbalance. In New Perspectives on Linguistic  Etiquette, Florian Coulmas (ed.), International Journal of the Sociology of Language 92: 534.  Bayraktaroglu, A, & Sifianou, M. (2001) Linguistic Politeness Across Boundaries: The Case of Greek  and Turkish. John Benjamins Publishing Company, Pragmatics and Beyond New Series 88  Baxter, L. A., & Babbie, E. (2004). The basics of communication research. Belmont: Wadsworth.  Benoit, W.L. (1997). Image Repair Discourse and Crisis Communication. Public Relations Review, 23  (2), p. 177‐186. 

Brown,  P.  &  Levinson,  S.C.  (1987).  Politeness.  Some  Universals  in  Language  Usage.  Cambridge:  Cambridge University Press. 

Çelen,  A.  Erdoğan,  T.  Taymaz,  E.  (2005).  Fast  Moving  Consumer  Goods  Competitive  Conditions  and 

Policies, Economic Research Center, Middle East Technical University. 

Chen, R. (2001). Self‐politeness: A proposal. Journal of Pragmatics, 33, p. 87‐106. 

Goffman, E. (1967). Interaction ritual: essays in face‐to‐face behavior. New York: Anchor Books.  Coulter, R.A. Price, L.L. Feick, L. (2003), Rethinking the origins of involvement and brand commitment:  insights from postsocialist central Europe, Journal of Consumer Research, Vol. 30 No. 2, pp. 151‐70.  Langeweg,  N.  (2002).  Consumptie  kan  leiden  tot  misselijkheid.  Een  onderzoek  naar  tekstkenmerken 

van product‐recall advertenties. Doctoraalscriptie Nederlandse Taal en Cultuur, Universiteit Utrecht.  

Locher,  M.  A.,  &  Watts,  R.  J.  (2012).  Politeness  theory  and  relational  work.  Journal  of  Politeness 

Research, 1 (1), p. 9‐33. 

O’Driscoll,  J.  (2007).  What’s  in  an  FTA?  Reflections  on  a  chance  meeting  with  Claudine.  Journal  of 

Politeness Research, 3, p. 243‐268. 

Kerbrat‐Orecchioni,  C.  (1997)  A  multilevel  approach  in  the  study  of  talk  in  interaction.  Pragmatics  7(1): 1‐20.  

Kreps,  A.J.,  Meurs,  F.  van  &  Planken,  B.  (1997).  Van  waarschuwing  tot  excuus.  Vorm‐  en 

inhoudskenmerken  van  Nederlandse  product  recall  advertenties.(pp  109‐145)  In:  M.  Gerritsen  &  D. 

Springorum (Eds) Bedrijfscommunicatie. Nijmegen: Nijmegen University Press.   

Redeman,  L  (2012)  De  verschillende  gezichten  van  product  recalls.  Een  onderzoek  naar  het  gebruik 

van  beleefdheidsstrategieën  en  imagobeschermingsstrategieën  in  product  recall‐advertenties. 

Rijksuniversiteit Groningen.   

(30)
(31)
(32)

Bijlage 1: Volledige analyse advertenties 

 

Advertentie 1:     BEKO Condensdroger      Pag. 33 

Advertentie 2:     Ark van Noah      Pag. 35 

Advertentie 3:     All2gether Bakfiets      Pag. 36 

Advertentie 4:     Bio‐ethanolbrander      Pag. 37 

Advertentie 5:     Riverdale Buitenhaard      Pag. 38 

Advertentie 6:     Cruesli      Pag. 39 

Advertentie 7:     Maaltijd‐ en zalmsalades      Pag. 40 

Advertentie 8:     ING Solar zaklamp      Pag. 42 

Advertentie 9:     LEOPARD kinderstoel      Pag. 43 

Advertentie 10:   Mini kersthondjes      Pag. 44 

Advertentie 11:   LCD Monitor      Pag. 45 

Advertentie 12:    Muziekdoos      Pag. 47 

Advertentie 13:   Afzuigkappen      Pag. 48 

Advertentie 14:   Wagner pizza      Pag. 50 

Advertentie 15:   Kinderromper      Pag. 51 

Advertentie 16:   Unox Rundvlees Ragout       Pag. 52 

Advertentie 17:    Jumbo Hollandse Stoofpeertjes         Pag. 53  Advertentie 18:   Lambretti Sfeerlantaarn      Pag. 55  

Advertentie 19:   Kinderrammelaar      Pag. 56 

Advertentie 20:   Euroshopper hagelslag      Pag. 57 

Advertentie 21:   Warmwaterkruiken      Pag. 58 

Advertentie 22:   Van Cranenbroek theeglazen      Pag. 60  Advertentie 23:   Trä Present kindertrompet      Pag. 61  Advertentie 24:   Scheuten Solar Systems zonnepanelen        Pag. 62  Advertentie 25:   Jan Linders koude (etens)schotel        Pag. 63  Advertentie 26:   KidsWorld Kinderknuffels      Pag. 65 

Advertentie 27:   Kruidvat babysloffen      Pag. 66 

Advertentie 28:   Henzo Steps fotobox      Pag. 67 

Advertentie 29:   HAEHNEL Travel adaptor kit      Pag. 68  

Advertentie 30:   Handdoekhaken      Pag. 69 

(33)

Advertentie 1: BEKO condensdroger 

‘PRODUCT RECALL (TERUGROEPACTIE) BEKO CONDENSDROGER 7 KG’ 

*Tabel productserienummers en technische tekening locatie serienummer* 

‘Omdat BEKO kwaliteit en zekerheid hoog in het vaandel draagt, informeren wij u langs deze  weg dat een bepaalde productie condensdrogers van 7 kg een risico zou kunnen vormen.’ 

De  advertentie  begint  met  het  woord  ‘omdat’.  Door  hier  mee  te  beginnen  en  vervolgens  positieve  eigenschappen  op  te  noemen  doet  BEKO  een  SFEA.  Vervolgens  wordt  het  ‘positieve  self‐face’  beschadigd door de boodschap dat het product een risico zou kunnen vormen. Deze beschadiging van  het  ‘self‐face’  wordt  gemitigeerd  door  de  formulering  ‘zou  kunnen  vormen’.  Dit  heeft  dezelfde  strekking als ‘risico’. Beide geven een kans op een defect aan in plaats van het defect als zekerheid te  presenteren.  Om  deze  reden  valt  het  onder  de  superstrategie  ‘met  redress’.  In  deze  zin  wordt  dus  eerst het ‘positieve self‐face’ versterkt en vervolgens, ondanks dat er sprake is van een mitigerende  handeling,  beschadigd.  Daarnaast  wordt  het  ‘positieve  face’  van  de  hoorder  ook  geschaad,  omdat  niet aan de wenselijkheid van correct werkende aankopen wordt voldaan. 

 ‘Een  mankement  aan  één  van  de  elektronische  elementen  zou  kunnen  teweegbrengen  dat  deze oververhit raken waardoor er kans bestaat op brandgevaar. Vanuit statistisch oogpunt is  de kans hierop bijzonder klein.’ 

In  de  bovenstaande  zin  wordt  het  ‘self‐face’  beschadigd  door  de  boodschap  dat  het  product  zou  kunnen  oververhitten  met  als  brandgevaar  mogelijk  gevolg.  Deze  ‘self‐face’  beschadiging  wordt  op  verschillende  plekken  gemitigeerd.  Allereerst  de  formulering  ‘zou  kunnen’,  dit  verzwakt  de  kans  op  het probleem in vergelijking met een directere formulering. Daarbij zegt het impliciet dat het ook niet  zou kunnen gebeuren. Het gevaar wordt verder gemitigeerd door te zeggen dat ‘er kans bestaat’ dat  de oververhitting leidt tot brandgevaar. Ten slotte wordt de genoemde kans, die zelf al mitigerende  functie  had,  nog  verder  gemitigeerd.  Dit  door  te  zeggen  dat  de  kans  vanuit  statistisch  oogpunt  bijzonder klein is. De beschadiging van het ‘positieve self‐face’, oververhitting met brandgevaar, wordt  dus  op  drie  plekken  gemitigeerd,  driemaal  met  behulp  van  ‘met  redress’.  Ten  slotte  wordt  ook  het  ‘positieve  face’  van  de  hoorder  geschaad  omdat  diens  vertrouwen  in  het  product  door  het  defect  aangetast wordt. 

‘Desalniettemin  willen  wij  als  fabrikant  onze  verantwoordelijkheid  nemen  en  hebben  wij  vrijwillig  beslist  om  een  aanpassing  uit  te  voeren  aan  alle  toestellen  die  mogelijk  dit  mankement zouden kunnen vertonen. ‘ 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

denk er dan aan dat je niet alleen bent maar dat overal rondom jou mijn liefde is om je naar huis te leiden.. Als je maar in me gelooft komt alles goed ik zal eindeloos van

RTL7 besteedt in het programma Ondernemend Nederland kort aandacht aan de retailvisie van de Leidse regio.. Kijk daarom op zondag 22 januari om 10 uur

We vinden dat de gemeente zijn best moet doen voor mensen die het moeilijk hebben.. We willen dat iedereen die dat wil, mee kan praten over de eigen buurt en andere dingen in

In 2017 worden extra middelen ingezet voor de bestrijding van invasieve exoten.. Dit zijn uitheemse planten die zich buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied vestigen,

Op een dag vraagt Jezus aan zijn leerlingen: „Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Ze antwoorden: „Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent, anderen Elia en weer anderen Jer-

We onderscheiden hierbij drie aandachtsgebieden die van belang zijn voor het onderwijs aan deze leerlingen: schoolcultuur en een aangepast aanbod, differentiëren en doelen stellen,

Dingen waar men vaak niet bij stil staat, maar die zo belangrijk zijn voor kinderen en jongeren om aan de slag te kunnen gaan met de rugzak die ze dagelijks moeten dragen..

- Begeleiders/ouders/toeschouwers: deze mogen in de speelzaal aanwezig zijn mits de regels voor 1,5 meter afstand dit toelaten en mits zij geplaceerd worden (tenzij er sprake is