• No results found

Een longitudinaal onderzoek naar ontwikkeling en opvoeding bij kwetsbare gezinnen met jonge kinderen: Een overzicht van onderzoeksopzet & instrumentarium

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een longitudinaal onderzoek naar ontwikkeling en opvoeding bij kwetsbare gezinnen met jonge kinderen: Een overzicht van onderzoeksopzet & instrumentarium"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Een longitudinaal onderzoek naar ontwikkeling en opvoeding bij kwetsbare gezinnen met jonge kinderen: Een overzicht van onderzoeksopzet & instrumentarium

Elien Lemmens en Steven Groenez 15 decemer 2015

VLAS-Studies <nr>

(2)

2

Het Vlaams Armoedesteunpunt is een samenwerkingsverband van UA, KU Leuven, KdG-Hogeschool en UGent.

Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:

Lemmens, E., Groenez, S. (2015), Een longitudinaal onderzoek naar ontwikkeling en opvoeding bij kwetsbare gezinnen met jonge kinderen: Een overzicht van onderzoeksopzet &

instrumentarium , VLAS-Studies 25, Antwerpen: Vlaams Armoedesteunpunt.

Voor meer informatie over deze publicatie: steven.groenez@kuleuven.be

Deze studie werd uitgevoerd in het kader van het Vlaamse armoedesteunpunt en werd gefinancierd door de Vlaams Minister bevoegd voor Armoedebestrijding, Liesbeth Homans.

De conclusies van deze publicatie vertolken niet noodzakelijk de visie van de opdrachtgever.

Het VLAS bestaat uit onderzoekers die vanuit verschillende disciplines en perspectieven samen werken. De inhoud en de conclusies van deze publicatie vertolken enkel de visie van de auteurs.

© 2015 Vlaams Armoedesteunpunt p.a. Vlaams Armoedesteunpunt Centrum OASeS

Sint Jacobstraat 2 (M232) 2000 Antwerpen

Deze publicatie is ook beschikbaar via www.vlaamsarmoedesteunpunt.be

(3)

3

Inhoud

1. Inleiding ... 4

2. Het JOnG! onderzoek: De basis ... 5

2.1. Algemeen ... 5

2.2. 0-jarige cohorte ... 5

2.3. Variabelen & instrumenten ... 6

3. Het VLAS onderzoek: Inzoomen op kwetsbaarheid ... 7

3.1. Overzicht dataverzameling ... 7

3.2. Rekrutering ... 8

3.2.1. Verenigingen waar armen het woord nemen ... 8

3.2.2. Perinatale diensten & voorschoolse voorzieningen ... 8

3.2.3. Kind & Gezin ... 9

3.3. Aanpassingen aan het instrumentarium ... 9

3.3.1. Variabelen & instrumenten ... 10

3.3.2. Een voorbeeld ... 13

4. Conclusie ... 17

5. Referenties ... 18

(4)

4

1. Inleiding

Onderzoekers die in Vlaanderen longitudinaal onderzoek willen doen naar de oorzaken en gevolgen van kansarmoede zitten vaak verlegen om gepaste data. Indien er bij de steekproeftrekking niet uitdrukkelijk aandacht besteed wordt aan het samplen en motiveren van kansarme gezinnen zijn de dataverzamelingen meestal te klein om op toevallige wijze voldoende kansarme gezinnen te bevatten voor diepgaande analyses. Dit VLAS onderzoek streeft ernaar deze lacune in te vullen door aan te sluiten bij een bestaande longitudinale dataverzameling (JOnG!-data) en deze uit te breiden met een sample van kansarme gezinnen.

Het JOnG!-onderzoek is een longitudinaal onderzoek naar ontwikkeling, opvoeding, gezondheid en gedrag bij 0-, 6-, en 12-jarige kinderen en hun gezin. De JOnG! data bevat unieke longitudinale gegevens en hanteert een breed instrumentarium dat toelaat na te gaan wat de invloed van een veelheid aan factoren is op de ontwikkeling van kinderen in Vlaanderen. Gezien de focus van het VLAS onderzoek op armoede in de vroege levensjaren (0-3 jaar), en het belang van Early Childhood Education and Care (ECEC) hierbij, zal enkel de cohorte van 0-jarigen uitgebreid worden met een sample van kansarme gezinnen. De databank bevat immers veel informatie met betrekking tot voorschoolse ontwikkeling en opent de mogelijkheid om de invloed van verschillende voorschoolse trajecten op de latere ontwikkeling of schoolloopbaan te onderzoeken. Een nadeel van de huidige JOnG! steekproef is echter de disproportioneel lage vertegenwoordiging van kansarme gezinnen.

Het doel van dit VLAS onderzoek is bijgevolg om de 0-jarige JOnG!-cohorte aan te vullen met een bijkomend sample zodat longitudinaal onderzoek naar de effecten van armoede op de vroege ontwikkeling ook in Vlaanderen mogelijk wordt. We besteden hierbij uitdrukkelijk aandacht aan de longitudinale follow-up van de gezinnen en streven eveneens naar het gebruik van methoden en instrumenten die aangepast zijn aan de noden van de doelgroep. Dit rapport biedt een systematisch overzicht van het opzet en instrumentarium gehanteerd in dit onderzoek. Specifieke aandacht gaat naar het rekruteren van de deelnemers en het aanpassen van het instrumentarium in functie van de doelgroep. We beginnen echter met een overzicht van het JOnG! onderzoek waar dit VLAS onderzoek op verder bouwt.

(5)

5

2. Het JOnG! onderzoek: De basis

JOnG! staat voor Jeugd, Ontwikkeling & Opvoeding, Gezondheid & Gedrag, verwijzend naar de belangrijkste speerpunten van het onderzoek. Het betreft een longitudinale studie uitgevoerd door het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Welzijn, Volksgezondheid & Gezin (SWVG) in de periode 2007-2011. Voor gedetailleerde informatie in verband met het onderzoek en bijbehorende onderzoeksrapporten, kan de Steunpunt website geconsulteerd worden:

https://steunpuntwvg.be/jong.

2.1. Algemeen

Bij het JOnG!-onderzoek zijn ongeveer 10.000 Vlaamse kinderen en hun ouders betrokken. Tijdens verschillende meetmomenten verspreid over een periode van 3 jaar werd er in dit onderzoek gepeild naar a) de ontwikkeling van kinderen en jongeren op verschillende domeinen, b) het samenspel van medische, psychologische en pedagogische aspecten van de ontwikkeling, c) ontwikkelingspaden van kinderen en jongeren en de verschillen daarin, en d) zorg- en hulpverleningstrajecten (SWVG, 2008)). Het betreft drie verschillende cohorten van deelnemers:

0-jarige, 6-jarige en 12 jarige kinderen, en hun ouders.

De deelnemende kinderen en ouders werden gerekruteerd in samenwerking met Kind & Gezin, vanuit 9 deelnemende regio’s verspreid over heel Vlaanderen. Het gros van de bevragingen verliep via postenquêtes. Daarenboven werd een deel van de deelnemers, de zogenaamde verdiepingsgroep, uitgenodigd voor bijkomende contactmomenten met onderzoekers en dokters.

De volgende sectie biedt een gedetailleerder overzicht van het opzet specifiek voor de 0-jarige cohorte, die het meest relevant is in het kader van dit VLAS onderzoek.

2.2. 0-jarige cohorte

Onderstaande figuur (Figuur 1) biedt een chronologisch overzicht van de dataverzameling bij 0- jarigen, die voor het merendeel van de deelnemers bestond uit 4 postenquêtes verspreid over 3 jaar. Bij de verdiepingsgroep werd er een bijkomende enquête uitgedeeld aan de ouders op 8, 18 en 24 maanden, en werd er een contactmoment georganiseerd op 8 en 24 maanden. De verzamelde data werd eveneens gematched met data uit de Kind & Gezin databank Ikaros (nu Mirage) en andere databanken.

Figuur 1: Chronologisch overzicht dataverzameling 0-jarige JOnG! cohorte (Bron: Grietens, Hoppenbrouwers, Desoete, Wiersema & Van Leeuwen, 2010)

(6)

6

De 0-jarige JOnG! cohorte werd gerekruteerd uit de populatie van zuigelingen geboren op een oneven dag tussen 1 mei 2008 en 29 april 2009. Bij de eerste enquête op de leeftijd van 0-3 maanden werden er 2106 deelnemers geteld. De deelnemers zijn afkomstig uit de volgende Vlaamse regio’s: Antwerpen Noord, Geel, Brussel Noord, Genk, Tielt-Winge, Gent, Oudenaarde, Ieper en Oostende (Guérin, Roelants, Van Leeuwen, Desoete & Hoppenbrouwers, 2011).

Volgens de Ikaros databank van Kind & Gezin (nu Mirage) leeft 5,1% van de initiële JOnG!

respondenten in kansarmoede, terwijl het kansarmoedecijfer voor heel Vlaanderen van de geboortejaren 2008 en 2009 respectievelijk 7,9% en 8,3% bedraagt. In de verdiepingsgroep ligt het kansarmoedecijfer nog lager, op slechts 2,6% (Devogelaer et al, 2012). Het is bijgevolg duidelijk dat er een disproportioneel laag aantal kansarme gezinnen betrokken is bij het JOnG!

onderzoek. Cijfers met betrekking tot eventuele uitval op latere leeftijd zijn niet onmiddellijk voorhanden, maar liggen in alle waarschijnlijkheid hoger dan bij de niet-kansarmen.

2.3. Variabelen & instrumenten

Onderstaand figuur (Figuur 2) biedt een overzicht van de verschillende categorieën van variabelen die bevraagd en onderzocht werden bij de cohorte 0-jarigen in het JOnG! onderzoek.

Figuur 2: Overzicht variabelen 0-jarige JOnG! cohorte

(Bron: Van Leeuwen, Rousseau, Hoppenbrouwers, Wiersema & Desoete, 2011)

De lijst van instrumenten gehanteerd voor de 0-jarige cohorte is te extensief om hier volledig weer te geven, maar kan deels teruggevonden worden in het vergelijkingsoverzicht met de VLAS instrumenten in een later deel van dit rapport (zie 3.3.1. Variabelen & instrumenten). De volledige lijst is te vinden in de bijlagen van Grietens et al (2010).

(7)

7

3. Het VLAS onderzoek: Inzoomen op kwetsbaarheid

Dit VLAS onderzoek kadert binnen het bredere thema van kinderarmoede, dat een belangrijk speerpunt vormt in het meerjarenprogramma 2012-2016 van het Vlaams Armoedesteunpunt, gezien de almaar toenemende wetenschappelijke evidentie voor het belang van de eerste levensjaren in de latere menselijke ontwikkeling. Voor meer informatie in verband met het VLAS, VLAS onderzoek, rapporten en andere, kan de Steunpunt website geconsulteerd worden:

http://www.vlaamsarmoedesteunpunt.be/.

De aanpassingen aan het JOnG! opzet en instrumentarium in functie van de kansarme doelgroep gebeurden in nauwe samenwerking met verschillende verenigingen waar armen het woord nemen (Netwerk tegen Armoede; http://www.vlaams-netwerk-armoede.be/) en met ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting (TAO-De Link; http://www.tao- armoede.be/).

3.1. Overzicht dataverzameling

Onderstaand figuur (Figuur 3) biedt een chronologisch overzicht van de dataverzameling bij het additionele VLAS sample. Alle deelnemers in dit onderzoek maken deel uit van eenzelfde deelnemersgroep, eerder analoog aan de JOnG! verdiepingsgroep dan aan de basisgroep wat betreft meetmomenten. De dataverzameling bestaat uit een ontmoetingsmoment, gevolgd door 4 mondelinge bevragingen verspreid over een periode van 18 maanden. Uit praktische overwegingen, werden er geen doktersafspraken ingepland. De data werd nog niet (maar zal hopelijk in de toekomst) gematched worden met data uit Mirage (databank van Kind & Gezin) en andere databanken.

Figuur 3: Chronologisch overzicht dataverzameling VLAS sample

Armoedeverenigingen, perinatale diensten, voorschoolse voorzieningen, Kind & Gezin.

Mirage (Kind & Gezin), andere…

-9 – 3m

0 – 3 8 12 18 24

m m m m m

Organisaties,

verenigingen...

Ontmoeting

Vragenlijsten (mondeling)

Bestaande databanken

Dataverzameling VLAS sample

(8)

8

3.2. Rekrutering

Op basis van discussies met ervaringsdeskundigen en enkele verenigingen waar armen het woord nemen, opteerde de onderzoeksequipe ervoor om niet expliciet aan de deelnemers mee te delen dat ze gerekruteerd werden omwille van hun kwetsbare situatie, met de bedoeling stigmatisering zo veel mogelijk te vermijden. Het onderzoek werd gekaderd binnen het algemene JOnG!

onderzoek. Wanneer deelnemers echter expliciet vroegen naar de inclusiecriteria, werd er meegedeeld dat de onderzoekers het belangrijk vinden om ook mensen in moeilijkere situaties te betrekken bij het onderzoek om een beter zicht te krijgen op hoe hun situatie de ontwikkeling en opvoeding van het kind beïnvloedt.

De beoogde doelgroep werd heel algemeen omschreven als: aanstaande kwetsbare ouders in Vlaanderen die over een basiskennis Nederlands beschikken (aangezien de vragenlijsten enkel beschikbaar zijn in het Nederlands). De invulling van het begrip ‘kwetsbaarheid’ werd bewust opengelaten met de bedoeling een zo breed mogelijk spectrum aan gezinnen te rekruteren en met de intentie om de gezinnen het begrip zoveel mogelijk zelf te laten invullen. Onderstaand wordt het praktische verloop van het rekruteringsproces doorlopen. Voor een kritische reflectie met betrekking tot de definiëring van de doelgroep en de daaropvolgende rekrutering wordt er verwezen naar Lemmens en Groenez (2015b).

3.2.1. Verenigingen waar armen het woord nemen

Er werd in dit onderzoek expliciet aandacht besteed aan het beperken van uitval, dus koos de onderzoeksequipe ervoor om de rekrutering te starten via lokale verenigingen waar armen het woord nemen. Dit biedt het voordeel dat deelnemers deel uitmaken van een bestaand netwerk en omringd worden door vertrouwenspersonen die een vlottere toeleiding van de gezinnen kunnen bewerkstelligen en mogelijk uitval voorkomen; dergelijk netwerk zou ook nuttig kunnen blijken indien het onderzoek vragen oproept bij de deelnemers of ze verdere ondersteuning nodig zouden hebben. Deze rekruteringswijze heeft ook het voordeel dat mensen die zich aansluiten bij een lokale armoedevereniging in zekere zin erkend hebben dat ze tot de groep van kansarmen behoren of op zijn minst een kwetsbare positie hebben in de maatschappij, hetgeen het gevaar van stigmatisering aanzienlijk vermindert (zie Lemmens & Groenez, 2015b). Lidmaatschap van een armoedevereniging werd aldus het inclusiecriterium voor deelname aan dit onderzoek.

Hoewel vele verenigingen enthousiast waren over het onderzoek en bereidheid toonden om mee te werken, verliep de rekrutering via deze weg moeizaam gezien de eerder kleine aantallen van aanstaande ouders in de verenigingen. Bovendien namen de verenigingen regelmatig de rol van

‘gatekeeper’ op zich en ontzegden ze de onderzoekers toegang tot gezinnen die naar hun mening te kwetsbaar zouden zijn om deel te nemen aan het onderzoek. Bijgevolg verliep de rekrutering via lokale armoedeverenigingen niet als voorzien en werden andere opties geëxploreerd.

3.2.2. Perinatale diensten & voorschoolse voorzieningen

Vervolgens werden de rekruteringskanalen uitgebreid naar perinatale diensten en voorschoolse voorzieningen met een specifieke focus op kansarmoede. Het gevaar was echter – naar de initiële verwachtingen van de onderzoeksequipe – dat de deelnemers minder ingebed zouden zijn in een netwerk, bijgevolg minder bijkomende ondersteuning zouden kunnen genieten en dat de kans op uitval groter zou zijn. Gezien de specifieke focus van de organisaties wordt het kansarmoede- aspect echter nog steeds impliciet, al dan niet expliciet, erkent door de deelnemers. Ook deze rekruteringswijze was echter weinig succesvol, gezien de eerder beperkte schaal van de

(9)

9

gecontacteerde organisaties. Bovendien werd er via de voorschoolse voorzieningen vooral contact gelegd met ouders die kinderen hadden die reeds te oud waren voor het onderzoek en dus niet in aanmerking kwamen, tenzij met een volgend kind.

3.2.3. Kind & Gezin

Vervolgens werd de hulp ingeroepen van Kind & Gezin, meer bepaald in regio’s in Vlaanderen waar zich prenatale steunpunten bevinden die zich specifiek richten tot de doelgroep van kansarme gezinnen (i.e. Antwerpen, Oost-Vlaanderen). De rekrutering werd echter niet beperkt tot bezoekers van de prenatale steunpunten maar werd opengesteld naar alle kansarme gezinnen in de betrokken regio’s die door Kind & Gezin begeleid worden. De voordelen van deze rekruteringswijze zijn vanzelfsprekend: het gaat om een grote pool van potentiele kandidaten die haast representatief is voor kansarme gezinnen met kinderen in Vlaanderen (96.6% van de gezinnen in Vlaanderen heeft minstens één huisbezoek met Kind & Gezin in de eerste drie levensmaanden; Kind & Gezin, 2013). Dit potentieel vertaalde zich snel in een gestage instroom in het onderzoek.

Er zijn uiteraard ook nadelen verbonden aan deze methode van rekrutering. Hoewel de Kind &

Gezin medewerkers vaak meerdere contacten hebben met een gezin, is er niet noodzakelijk een sterke vertrouwensrelatie en maakt het cliënteel niet zozeer deel uit van een sterk netwerk waarop ze kunnen terugvallen indien nodig. Het voornaamste nadeel is echter dat deelnemers zich niet noodzakelijk bewust zijn van het kansarmoede-aspect van het onderzoek, aangezien zij net zoals bijna elk gezin in Vlaanderen door Kind & Gezin geadviseerd worden. De implicaties hiervan worden uitgebreid besproken in Lemmens en Groenez (2015b).

De combinatie van de verschillende kanalen heeft geleid tot een zeer diverse deelnemersgroep. Er werd tijdens de gesprekken wel uitgebreid gepeild naar inkomen, opleiding, en andere risicofactoren, zodat een gedetailleerd kansarmoedeprofiel van de deelnemers ex-post opgesteld kan worden. Al bij al verliep de rekrutering van de deelnemers dus veel moeizamer dan gehoopt en verwacht. Hoewel het initiële opzet was om 100 kansarme gezinnen te rekruteren, zijn er uiteindelijk 26 gezinnen ingestapt in het onderzoek.

3.3. Aanpassingen aan het instrumentarium

In samenspraak met de armoedeverenigingen en de ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting werd er kritisch gekeken naar de JOnG! instrumenten die voorhanden waren, en werd er gereflecteerd over hoe die aangepast zouden kunnen worden om de deelname van de kansarme doelgroep te vergemakkelijken.

Wat betreft de selectie van instrumenten en de inhoudelijke aanpassingen, werden de volgende criteria gehanteerd:

1. Relevantie: De focus in dit onderzoek ligt vooral op opvoeding en ontwikkeling en het belang van de sociale context en kwetsbaarheid hierbij. De vragen daaromtrent werden uitgebreid terwijl vragen m.b.t. zwangerschap en gezondheid deels geschrapt werden.

2. Praktische haalbaarheid: Er werd voor gekozen om enkel schriftelijke vragenlijsten op te nemen en geen consultaties met dokters of observaties zoals in JOnG! vanuit praktische overwegingen. Vragenlijsten werden ingekort op basis van overlap met andere vragenlijsten en door inconsistente en minder relevante subschalen te schrappen.

(10)

10

3. Taalgebruik: Abstract taalgebruik werd zo veel mogelijk vermeden en waar mogelijk werd een alternatief gezocht. Complexe woorden werden vervangen door gemakkelijkere equivalenten.

4. Gevoeligheid: Extreem gevoelige vragen werden geschrapt. Naar de initiële verwachtingen van de onderzoekers, verenigingen en ervaringsdeskundigen, bevat het instrumentarium echter nog steeds gevoelige materie die soms enigszins geherformuleerd werd, soms voorzichtig ingeleid werd.

3.3.1. Variabelen & instrumenten

Onderstaand figuur (Figuur 4) biedt een overzicht van de verschillende categorieën van variabelen die bevraagd en onderzocht worden in het VLAS onderzoek.

Figuur 4: Overzicht variabelen VLAS sample

In de onderstaande tabel (Tabel 1) worden de VLAS variabelen opgedeeld per meetmoment en wordt het bijbehorende instrumentarium toegelicht. De tabel geeft eveneens de mate van overlap met het JOnG! instrumentarium weer.

KIND

Gezondheidsproblemen Taalontwikkeling Gedragsproblemen Motorische ontwikkeling

Temperament

GEZIN

Gezinssamenstelling Meegemaakte gebeurtenissen

Gezinsproblemen

OUDER

Levenskwaliteit Welbevinden Opvoedingsverleden

Herkomst

Demografische kenmerken

OMGEVING

Perinatale risicofactoren Sociaal netwerk

Kinderopvang Zorgbehoefte en -gebruik

OPVOEDING

Opvoedingsgedrag Opvoedingsbeleving Opvoedingsattitudes

Emotionele beschikbaarheid

(11)

11

Tabel 1: Vergelijking VLAS variabelen en instrumenten met JOnG! per meetmoment

Onderstaande tabel (Tabel 2) biedt een algemeen overzicht van de instrumenten die in het VLAS instrumentarium opgenomen werden en het type aanpassingen dat er op uitgevoerd werd in vergelijking met de JOnG! instrumenten of originele instrumenten. De anderstalige instrumenten werden reeds in het kader van het JOnG! onderzoek (of andere voorgaande onderzoeken) vertaald naar het Nederlands.

Meetmoment 1 (0-3 maanden)

Meetmoment 2 (8 maanden)

Meetmoment 3 (12 maanden)

Meetmoment 4 (18 maanden) Gezinssamenstelling

Zwangerschap

Meegemaakte gebeurtenissen (VMG) Opvoedingsgedrag (SOG)

Opvoedingsgedrag (PTC)

Emotionele beschikbaarheid (EA-DSR) Zorgbehoefte en -gebruik

Gezondheidsproblemen kind Opvoedingsbeleving (POPI) Opvoedingsbeleving (NVOS) Pedagogisch besef (AAPI) Levenskwaliteit ouders (MANSA) Mentale gezondheid ouders (GHQ-12) Gezinsproblemen (VGP)

Opleiding, beroep, inkomen Sociaal netwerk ouders Opvoeding ouders (s-EMBU) Kinderopvang

Ontwikkeling kind (ASQ) Afkomst ouders

Borstvoeding

Gedragsproblemen kind (ECBS) Temperament (IBQ-R)

Temperament (ECBQ) Taalontwikkeling kind (SNEL)

aanwezig in VLAS onderzoek aanwezig in JOnG! onderzoek

(12)

12

Tabel 2: Overzicht VLAS instrumenten met type aanpassingen

Type aanpassing

Instrument

Introductie aangepast:

eenvoudiger, informeler, waarschuwingen ingebouwd.

Taalgebruik aangepast:

eenvoudiger, informeler, minder abstract.

Antwoordcategorie ën aangepast:

gereduceerd, taalgebruik vereenvoudigd.

Items weggelaten:

volledige schalen of items.

Item volgorde veranderd:

negatieve en positieve stellingen gespreid.

Vragenlijst Meegemaakte Gebeurtenissen (VMG)

Veerman, Janssen, ten Brink, van der Horst & Koedoot, 2003

Schaal voor Ouderlijk Gedrag (SOG)

Van Leeuwen, 2002

Parenting Tasks Checklist (PTC)

Sanders & Wooley,

2001

Emotional Availability Dutch Self Report (EA- DSR)

Vliegen et al, 2005

Perceptions of Parenting Inventory (POPI)

Lawson, 2004

Nijmeegse Vragenlijst voor de Opvoedings- situatie (NVOS)

Wels &

Robbroeckx, 1996

Adult Adolescent Parenting Inventory (AAPI)

Bavolek & Keene,

1999

Manchester Short Assessment of Quality of Life (MANSA)

Priebe, Huxley, Knight & Evans, 1999

General Health Questionnaire 12 items (GHQ-12)

Goldberg &

Williams, 1988

Vragenlijst Gezinsproblemen (VGP)

Koot, 1997

Short Egna Minnen Beträffande Uppfostran (s-EMBU)

Arrindell et al, 1999

Ages and Stages Questionnaire (ASQ)

Squires, Bricker &

Potter, 1997

Early Childhood Behaviour Screen (ECBS)

Holtz & Fox, 2012

Infant Behaviour Questionnaire (IBQ-R)

Gartstein &

Rothbart, 2006

Early Childhood Behaviour

Questionnaire (ECBQ)

Putnam, Gartstein

& Rothbart, 2006

Spraak- en taal Normen Eerste Lijn (SNEL)

Luinge, 2005

(13)

13

3.3.2. Een voorbeeld

In deze sectie wordt een meer gedetailleerd voorbeeld gegeven van de aanpassingen doorgevoerd op de originele JOnG! instrumenten. Het voorbeeld heeft betrekking op de Vragenlijst Gezinsproblemen (Koot, 1997). De aanpassingen aan de andere instrumenten verliepen analoog aan dit voorbeeld. De originele JOnG! vragenlijst wordt gevolgd door de aangepaste VLAS vragenlijst en een nota over de doorgevoerde aanpassingen.

JOnG! versie

(14)

14

(15)

15 VLAS versie

Dit deel gaat over het hele gezin en over hoe je denkt over je gezin. Met het gezin bedoel ik hier iedereen die bij je thuis woont, jezelf inbegrepen. Ik ga enkele uitspraken voorlezen over dingen die gezinnen doen en ga jou dan vragen of dit bij jullie gebeurt of niet. Elk gezin is anders, dus het is normaal als er dingen tussen staan die jullie niet doen. Je kan antwoorden met nee, soms of ja.

1. Sommige gezinsleden kunnen goed met elkaar opschieten.

Nee Soms Ja

2. Elkaar belangrijke dingen vertellen is moeilijk in ons gezin.

Nee Soms Ja

3. Elkaar begrijpen of aanvoelen is moeilijk in ons gezin.

Nee Soms Ja

4. Sommige gezinsleden doen veel samen.

Nee Soms Ja

5. Aandacht voor elkaar hebben is moeilijk in ons gezin.

Nee Soms Ja

6. Ruimte krijgen om te doen wat je zelf wilt is moeilijk in ons gezin.

Nee Soms Ja

7. Sommige gezinsleden geven andere gezinsleden een veilig gevoel.

Nee Soms Ja

8. Het eens worden over de regels in huis is moeilijk in ons gezin.

Nee Soms Ja

9. Elkaar kritiek geven of kritiek krijgen; zeggen wat je dwars zit is moeilijk in ons gezin.

Nee Soms Ja

10. Sommige gezinsleden zorgen ervoor dat het thuis gezellig is.

Nee Soms Ja

11. Ons leven aanpassen als de omstandigheden dat nodig maken is moeilijk in ons gezin.

Nee Soms Ja

12. Sommige gezinsleden laten niet genoeg merken dat ze van anderen in ons gezin houden.

Nee Soms Ja

13. Sommige gezinsleden luisteren naar persoonlijke problemen van andere gezinsleden.

Nee Soms Ja

14. Sommige gezinsleden bemoeien zich te weinig met de andere gezinsleden.

Nee Soms Ja

15. Sommige gezinsleden gaan andere gezinsleden uit de weg.

Nee Soms Ja

16. Sommige gezinsleden lijken nooit blij als ze de anderen weer zien.

Nee Soms Ja

17. Sommige gezinsleden hebben liever niet dat de anderen hen aanraken of knuffelen.

Nee Soms Ja

(16)

16 Aanpassingen

Inleiding:

Voor de aangepaste inleiding werd informeler en simpeler taalgebruik gehanteerd.

Taalgebruik:

De hoofdstelling ‘De volgende dingen vormen een probleem in ons gezin’ werd aangeduid als een te extreme formulering die defensieve reacties zou kunnen oproepen bij de deelnemers. Bijgevolg werd de stelling geherformuleerd tot ‘De volgende dingen zijn moeilijk in ons gezin’.

Omwille van de mondelinge afname van het instrument zou het voor de deelnemers niet altijd duidelijk zijn dat er steeds terug verwezen diende te worden naar de hoofdstellingen ‘De volgende dingen zijn moeilijk in ons gezin’ en ‘Sommigen in ons gezin…”. Daarom werden de hoofdstellingen geïntegreerd in elke onderliggende stelling, zodat deze telkens herhaald zouden worden voor de deelnemers.

Antwoordcategorieën:

De originele antwoordcategorieën ‘helemaal niet van toepassing’, ‘een beetje of soms van toepassing’, ‘duidelijk of vaak van toepassing’ werden vervangen door opties die simpeler bevonden werden en een soortgelijke betekenis hebben: ‘nee’, ‘soms’, ‘ja’.

Items weggelaten:

Met het oog op inkorting van de vragenbundel werden bepaalde schalen en items uit dit instrument weggelaten. De subschaal ‘problemen in de partnerrelatie’ van de JOnG! versie werd volledig weggelaten aangezien de vragen uit deze subschaal grotendeels overlappen met vragen uit andere instrumenten, waaronder de POPI, de NVOS en de MANSA.

Op basis van de JOnG! analyses werden verder sterk op elkaar gelijkende items binnen elke subschaal aangeduid en waar mogelijk werd het meest abstract geformuleerde alternatief geschrapt. Het aantal items in de subschaal ‘gebrek aan steun en communicatie’ werd zo gereduceerd van 13 naar 7. Het aantal items in de subschaal ‘betrokkenheid’ werd gereduceerd van 8 naar 5. Het aantal items in de subschaal ‘mate van geborgenheid in het gezin’ werd gereduceerd van 6 naar 5. Volgende items werden op deze manier weggelaten:

-

Subschaal ‘gebrek aan steun en communicatie’

-

Wie de baas in huis is

-

Elkaar vertrouwen

-

Hulp of steun van elkaar krijgen

-

De manier waarop problemen opgelost worden

-

Afspraken maken over dingen die we samen doen

-

Weten hoe de andere gezinsleden zich voelen

-

Subschaal ‘betrokkenheid’

-

Willen niets met andere gezinsleden te maken hebben

-

Staan onverschillig tegenover de anderen in ons gezin

-

Leven te weinig met de andere gezinsleden mee

-

Subschaal ‘mate van geborgenheid in het gezin’

-

Geven hulp en steun als dat nodig is

Item volgorde veranderd:

De volgorde van de items werd veranderd zodat de eerder negatief klinkende stellingen niet allemaal aan het begin van de vragenlijst aan bod zouden komen, aangezien dit een defensieve reactie zou kunnen oproepen bij deelnemers. De negatief klinkende stellingen werden verspreid over de vragenlijst en afgewisseld met de positiever geformuleerde stellingen.

(17)

17

4. Conclusie

Dit rapport heeft getracht om op een beknopte en duidelijke manier het onderzoeksopzet en instrumentarium van het longitudinaal VLAS onderzoek naar ontwikkeling en opvoeding bij kwetsbare gezinnen met jonge kinderen voor te stellen. De rekrutering van de gezinnen is intussen afgelopen en het onderzoek bevindt zich in een laatste fase van dataverzameling bij de deelnemende gezinnen.

Hoewel de eerste kwantitatieve data-analyses wellicht nog even op zich zullen laten wachten, is er intussen reeds heel wat kwalitatieve meta-informatie voorhanden die stof tot nadenken biedt wat betreft het doen van onderzoek met mensen in armoede. In een aanvullend VLAS rapport (Lemmens & Groenez, 2015b) wordt dieper ingegaan op deze bevindingen. Er wordt kritisch gereflecteerd over de moeilijke definitie en operationalisering van het kansarmoede-concept, de asymmetrische relatie tussen onderzoeker en deelnemers, en de rol van verbale en non-verbale communicatie. Het rapport vormt een oproep tot meer reflectie met betrekking tot de sociale en ethische implicaties van onderzoek.

(18)

18

5. Referenties

Arrindell, W. A., Sanavio, E., Aguilar, G., Sica, C., Hatzichristou, C., Eisemann, M., Recinos, L. A., Gaszner, P., Peter, M., Battagliese, G., Kállai, J., & van der Ende, J. (1999). The development of a short form of the EMBU: Its appraisal with students in Greece, Guatemala, Hungary, and Italy. Personality and Individual Differences, 27, 613–628.

Bavolek, S. J., & Keene, R. G. (1999). Adult-Adolescent Parenting Inventory-AAPI-2: Administration and development handbook. Park City, UT: Family Development Resources, Inc.

Devogelaer, N., Guérin, C., Roelants, M., Van Leeuwen, K., Desoete, A., Hoppenbrouwers, K., De Cock, P. (2012). JOnG!-0 IN ONTWIKKELING: Samenstelling en sociaal-demografisch en perinataal profiel van de verdiepingsgroep, en kencijfers van vroegkinderlijke in Vlaanderen aan de hand van de Ages and Stages Questionnaires op de leeftijd van 8 en 12 maanden. SWVG-Rapport 31.

Gartstein, M. A., & Rothbart, M. K. (2003). Studying infant temperament via the Revised Infant Behavior Questionnaire. Infant Behavior and Development, 26 (1), 64-86.

Goldberg, D., & Williams, P. (1988). A user’s guide to the General Health Questionnaire. Windsor, UK: NFER-Nelson.

Grietens, H., Hoppenbrouwers, K., Desoete, A., Wiersema, R., & Van Leeuwen, K. (2010). JOnG!

Theoretische achtergronden, onderzoeksopzet en verloop van het eerste meetmoment.

SWVG-Rapport 11.

Guérin, C., Roelants, M., Van Leeuwen, K., Desoete, A., & Hoppenbrouwers, K. (2011). Sociaal- demografisch profiel, perinatale gezondheid en gezondheid tijdens de eerste levensweken van de Vlaamse geboortecohorte JOnG! SWVG-Rapport 17.

Holtz, C. A., & Fox, R. A. (2012). Behavior problems in young children from low-income families:

The development of a new screening tool. Infant Mental Health Journal, 33, 82-94.

Kind en Gezin (2013). Jaarverslag Kind en Gezin 2013. Geraadpleegd op:

http://www.kindengezin.be/img/jaarverslag-2013.pdf.

Koot, H. M. (1997). Handleiding bij de vragenlijst voor gezinsproblemen. Rotterdam: Erasmus Universiteit.

Lawson, K. L. (2004). Development and psychometric properties of the perceptions of parenting inventory. The Journal of Psychology, 138, 433–455.

Lemmens, E., & Groenez, S. (2015b). Stilstaan bij de implicaties van armoedeonderzoek: Kritische reflecties over een VLAS onderzoek met kansarme gezinnen. VLAS-Studies, Antwerpen:

Vlaams Armoedesteunpunt.

Luinge, M. R. (2005). The language-screening instrument SNEL. Ph.D. thesis, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen.

(19)

19

Priebe, S., Huxley, P., Knight, S., & Evans, S. (1999). The Manchester Short Assessment of Quality of Life (MANSA). In Priebe, S., Oliver, J, & Kaiser, W. (Eds.), Quality of Life and Mental Health Care. Petersfield, UK: Wrightson Biomedical Publishing.

Putnam, S. P., Gartstein, M. A., & Rothbart, M. K. (2006). Measurement of fine-grained aspects of toddler temperament: The Early Childhood Behavior Questionnaire. Infant Behavior and Development, 29 (3), 386-401.

Sanders, M. R., & Woolley, M. L. (2001). Parenting Tasks Checklist . Brisbane: PFSC.

Squires, J., Bricker, D., Potter, L. (1999). Ages and Stages Questionnaires User's Guide. 2nd edition.

Baltimore: Paul Brookes Publishing.

SWVG (2008). Het onderzoek. Geraadpleegd op: http://steunpuntwvg.be/2007- 2011/jong/nl/onderzoek/onderzoek.html.

Van Leeuwen, K. (2002). Beknopte handleiding voor het praktisch gebruik van de Schaal Ouderlijk Gedrag (SOG). Gent: Universiteit Gent, Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie.

Van Leeuwen, K., Rousseau, S., Hoppenbrouwers, K., Wiersema, R., & Desoete, A. (2011). JOnG!

Opvoedings- en gezinsvariabelen bij de Vlaamse geboortecohorte 0-jarigen. SWVG- Rapport 24.

Veerman, J. W., Janssen, J., ten Brink, L. T., van der Horst, H. & Koedoot, P. (2003). Vragenlijst Meegemaakte Gebeurtenissen (VMG). Voorlopige handleiding 3e herziening. Nijmegen:

ACSW/Praktikon.

Vliegen, N., Bijttebier, P., Boulpaep, N., Luyten, P., Cluckers, G., & Biringen, Z. (2005). De EA-DSR.

Een zelfrapporteringsschaal voor het meten van emotionele beschikbaarheid bij ouders van jonge kinderen (0-1jaar). Diagnostiekwijzer, 8(4), 137-147.

Wels, P. M. A., & Robbroeckx, L. M. H. (1996). Nijmeegse Vragenlijst voor de Opvoedingssituatie (NVOS): Handleiding. Amsterdam: Harcourt Publishers.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Technology affects well--‐being, I will argue, when the use of technological artifacts has systemic effects on users and other stakeholders by either enabling,

Dat de angstig gehechte groep lang over deze taak doet lag in de verwachting, maar dat deze hierbij vergezeld wordt door de algemeen als optimaal geziene groep van veilig

Met deze kennisagenda maken we inzichtelijk welke thema’s (aanstaande) ouders en kinderen, professionals uit de gezondheidszorg, educatie en het sociale domein, en andere relevante

Deze studies rapporteren geen effecten van het bezoeken van de kinderopvang, maar wel effecten van – of eigenlijk: relaties met – de pedagogische kwaliteit en de

Wanneer men echter aandacht wil besteden aan kenmerken, voor- en nadelen die typerend zijn voor longitudinaal onderzoek, dus waarin deze vorm van onderzoek zich onderscheidt

The study revealed that women more than men seemed to disclose their status in order to relieve themselves of the burden of being HIV positive and as such get

Bij dagverlengingen werkt soms overwegend rood licht het best, soms ook is een com- binatie van Rood + Ver-rood (deze combinatie komt alleen voor in de gloeilamp) beter, vooral

The research findings sufficiently presented evidence to prove that three (3) key elements are vital to optimizing rotating equipment maintenance management in