• No results found

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd · dbnl"

Copied!
185
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ben Haes

bron

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd. N.V.G. Kolff & Co., Batavia z.j. [1941]

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/haes049moor01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

Hoofdstuk I.

De Moord op het kasteel.

Inspecteur Bolman van de Haagse Recherche legde het nummer van de ‘Nieuwe Rotterdammer’ met een zucht op 't grote bureau voor zich neer, schraapte z'n keel in drie toonhoogten, wreef zich de ogen uit, die te lang op de lettermassa's en cijferreeksen getuurd hadden, geeuwde lang, luid en lekker en keek op de hangklok, die juist zijn slagwerk op gang zette. Zes uur!

Nog zestig minuten, nog zès en dèrtig hònderd lange seconden en 't zat er voor vandaag al weer op. Dan zou hij, na een eindeloze en vervelende nachtdienst afgelost worden door z'n collega, die naar de toepasselijke naam van Piet Speur luisterde.

Inspecteur Bolman verkneuterde zich al in 't vooruitzicht van een pittig kopje morgenkoffie, de welkomstlach van z'n jonge ‘uitgeslapen’ vrouwtje (vandaag was hij net twee jaar getrouwd) en 't gekraai van Koning Hendrik de Eerste in de wieg.

Bolman zat zo'n beetje voor zich heen te glimlachen, peinzend over z'n jong, gelukkig gezinnetje. Dat: ‘Hendrik de Eerste’ had ie zo maar voor de grap op bureau gezegd! Maar hij had 't wat moeten hòren! Moet je net bij de collega's zijn. Ze hadden hem geducht in 't ootje genomen en quasi in volle ernst gevraagd, of hij wèrkelijk van plan was de hele Engelse Hendriken-galerij af te werken. Toen Mevrouw Bolman natuurlijk trouw enkele dagen later op de hoogte werd gebracht van de titulatuur, die den familie-stamhouder reeds te beurt was gevallen, had zij, angst-ogen opzettend, Winkler Prins'

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(3)

gloednieuwe Encyclopaedie opgeslagen - huwelijksgeschenk van 't Politiepersoneel, dat Bolman erg graag mocht - en opgezocht, hoeveel koningen van die naam over Albion de scepter hadden gezwaaid. Acht, notabene acht! ‘Hoor je 't, een serie van acht! Meer niet! En de achtste, dat was zeker die dikke Blauwbaard van de film?’

Ze had zich in wanhoop naar 't hoofd gegrepen, maar Bart (zoals z'n vrouw hem noemde, z'n collega's gooiden hem amicaal 't visitekaartje ‘Bol’ of in buitengewoon joviale buien ‘Bolletje’ toe), Bart dan had maar eens gelachen en gevraagd, of ze dan liever had gezien, dat hun spruit Lodewijk gedoopt was, pas op, zoek maar weer, daar zijn er niet minder dan achttien van geweest!

‘Lodewijk’, schamperde z'n vrouw, ‘wat 'n naam, eer ik m'n kind zo noemde!’

Ring!

De telefoon verstoorde Bolmans patriarchale overpeinzingen.

Automatisch ging zijn ene hand naar het toestel en enigszins gemelijk - 't zou immers wel weer de een of andere futiliteit zijn - zette z'n andere hand de potloodpunt op een haastig bijgeschoven blocnote.

Maar nauwelijks hadden de eerste woorden na zijn nuchtere: ‘Ja, hier

centrale-recherche’, in 't oor van den Inspecteur gezoemd of de slaperige trekken van zijn gezicht werden tot strakke aandacht gespannen en in zijn ogen verscheen dat felle lichtje, dat zijn collega's en ... slachtoffers zo goed kenden en beurtelings bewonderden of vreesden.

Driftig krabbelde de potlood op 't papier:

Jhr. Dudam van Holsteren Nieuw Valkensweerd.

6 u 7.

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(4)

‘Ja - Ja -’, klonk 't kort van z'n lippen in de microfoon, ‘de politie komt ogenblikkelijk.

Niets aanraken alsjeblieft! Niemand weg laten gaan. Binnen twintig minuten zijn we er. Ja zeker, de dokter moet ook even blijven!’

Ringg ...!

‘Sappristie, aan 't werk Bolletje’, suisde het door zijn hoofd. Hij drukte op een schelknop en even later verscheen een hoofdagent, die zich in stramme houding naast de deur posteerde.

‘Auto’, beval zijn chef, ‘snel; drie man plus chauffeur. En zorg voor de A 2!’

‘In orde, inspecteur!’

Over 't gezicht van den verdwijnenden agent gleed een air van gewicht. Hulpkist A 2! Dat was voor ‘grote’ gevallen. Voor moord op z'n minst!

Een hoek van de flinke kantoorruimte werd ingenomen door enkele grote houten bakken, die, opengeslagen, een indrukwekkend kaartsysteem ten toon stelden. De tijd, dat hij even op de politieauto moest wachten, maakte B.B. (initialen waarmee hij zich zelf graag aansprak), zich ten nutte, door uit dat kaartsysteem het doopceel van den eigenaar van Nieuw-Valkensweerd te lichten, over wien de stem door de telefoon, afkomstig van den huisknecht van 't kasteel, hem zo juist had meegedeeld, dat hij dood - vermoord - in zijn rookkamer gevonden was.

Jhr. A.P.J.M. Dudam van Holsteren. Enig representant in mannelijke linie van oud-adellijk nationaal geslacht. Uitstekende faam. Geboren 16 Maart 1882 te Philadelphia, U.S.A. Woonplaats: Kasteel van Nieuw-Valkensweerd bij Den Haag. Gedelegeerd commissaris der Hanborg-Wapenfabrieken N.V. Schrijver van ‘Moderne strategie en krijgstechniek’. Leiden 1934.

Reist veel in buitenland. Politiek zeer reactionnair. Gefortuneerd. Sociëteit:

De Witte.

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(5)

Juist was Bolman klaar, zich deze gegevens - op wier volstrekte betrouwbaarheid hij staat kon maken - in 't geheugen te enten, toen de claxon van de bestelde auto waarschuwend om de hoek van de binnenplaats klonk.

Een ogenblik later suisde de massieve wagen met de vijf politiemannen door de nog bijna geheel verlaten straten der grote stad; een park werd tegen alle

verbodsbepalingen in, over een betegeld wandelpad, doorsneden. De lantaarns pinkten nog in de September-ochtendschemer. B.B. keek op zijn horloge: tien voor half zeven. Zij passeerden nu lange rijen villa-park-achtige buitenwijken. De smaakvol opgetrokken huizen koesterden hun rode daken in het nauwelijks ontwaakte

ochtend-zonnetje. De tuintjes, vriendelijk aangelegd en besprenkeld met allerhande late bloemen, getuigden van Hollands vredige welvaart, van Neêrlands lieflijke geluk!

Uit een open raam, waaruit de helderwitte gordijntjes flauwtjes naar buiten fladderden, klonk vrolijke melodieuze muziek.

B.B. had zich een fijn sigaartje voor 't ritje gepermitteerd en blies de ijle rookwolkjes wellustig voor zich uit. ‘'t Allerbeste, wat ons goeie Vaderland

voortbrengt’, dacht hij. Maar bezorgd vroeg hij zich af, hoe lang dit eenzaam paradijs van vrijheid en gerieflijkheid nog behouden zou blijven. Men schreef 19 September 1939. De grote oorlog, ontketend door gewetenloze machtswellustelingen, die zich opwierpen als redders der wereld, als uitroeiers der ‘democratische corruptie’, had zijn donkere slagschaduwen over Oost-Europa gelegd. Polen kreunde onder het geweld der overweldigende militaire machten en de donkere wolken der

ongemotiveerde agressie naderden reeds dreigend de Lage Landen bij de zee.

Weinig vermoedde B.B., dat hij op 't punt stond, betrokken te worden in 't spel van een der talloos vele intriges, die de slagpinnen der internationale spanningen en ontploffingen vormden.

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(6)

De auto boog nu een buitenweg in, de stad hield met stukken en brokken op te bestaan.

Vlakke velden en weiden lagen onder lichte nevels de triomf der late zomerzon af te wachten. Rustig melkende boeren keken even van hun schuimende emmers op naar de voorbijschietende car. Een zwenk 'n zijweg in, een wit brugje over en daar tekende zich plotseling het hoge geboomte van Nieuw-Valkensweerd tegen de zwakblauwe, parelmoer doorstreepte morgenhemel af.

‘Je mist wat’, dacht B.B., ‘als je op zo'n afgesloten bureau moet zitten. Vóór achten kunnen daar de lampen nog niet uit. Brr!’

Een holle echo achterlatend klonk de claxon reeds onder 't gewelf der buitenste slotpoort.

Bolman kende 't gebouw zo'n beetje uit een illustratief weekblad. Hij had 't van verre ook al eens bekeken, maar meer ook niet. 't Was opgetrokken in de

semi-klassieke stijl van het begin der 18e eeuw, de tijd, dat onze vaderen schatten verdienden met handel op de gehele wereld en misschien nog meer met speculaties in actiën en in alles, wat maar waarde bezat of er toe kon worden opgeblazen, en zij deze rijkdom wilden manifesteren in de pompeuze luxe van een ‘nieuwe’ architectuur.

Voor een hoog, sierlijk bordes, dat tegen het gebouw was aangeplakt door latere generaties, die zich om de lijn van 't geheel al bitter weinig gestoord hadden, stapten de mannen uit, instinctief direct de omgeving scherp opnemend. Geen spoor van geweld of wanorde! Alles ademde diepe rust en deftigheid, nog geïntensiveerd door de rijzige statigheid der huizinge, de fijne doorzeving der stilte met het naïeve gekweel van vogeltjes in de zacht ruisende boomkruinen boven de daken, die een zo luguber element overkuifden als het vernietigde restant van een mensenleven.

De Inspecteur kon zich echter nauwelijks even tijd gun-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(7)

nen, de aesthetische kwaliteiten van het gebouw te bewonderen. Even nam hij in zich op de grote rechthoekige ramen, weelderig gebeeldhouwde vruchtenguirlandes dragend, waartussen sierlijke pilasters oprezen, met hun pompeuze kapitelen een Griekse fries torsend. Typische schepping naar 't model der Vingboons of van Campens.

Bij het uitstappen had hij de zakelijke situatie reeds goed in zich opgenomen.

Links en rechts van 't bordes, waarboven een ook tamelijk uit de toon vallend balcon vrij nodeloos naar buiten stak, strekten zich de vlakke vleugels uit, aan de ene zijde begrensd door een lage toren met leidakken spits, aan de andere zijde tamelijk anachronistisch door een moderne garage.

Beneden waren de muren begroeid met klimop, dat de vredige, landelijke sfeer van 't huis nog accentueerde. Ondanks zichzelf voelden de doorgewinterde politiemannen een huivering over zich heen gaan, dat ze nu op 't punt stonden het verschrikkelijke resultaat van een bloedig nachtelijk drama te aanschouwen.

Een man in hemdsmouwen - blijkbaar een huisknecht - stond hen aan de trap van 't bordes op te wachten en stelde hen spoedig zenuwachtig voor - de man was totaal de kluts kwijt - aan een persoon van massale lichaamsomvang: dokter Steffens. Deze laatste had blijkbaar al een poosje ongeduldig staan wachten en maakte onmiddellijk min of meer aanstalten, om te vertrekken na den Inspecteur meegedeeld te hebben, dat Jonkheer Dudam ‘betoel-betoel’ vermoord was. Zich achter 't hoofd krabbend bromde hij nog zo iets van ‘soesah’ en hij had z'n koffertje reeds in de hand.

‘Ho ho, dokter’, glimlachte Bolman, ‘zò gauw gaat dat niet. We zijn hier niet in Jan Oost. Gaat U even mee, als U wilt, naar de bewuste kamer.’

‘Hoe weet U ...?’, verwonderde de dokter zich.

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(8)

‘Dat U uit Indië komt?’, vulde B.B. aan, terwijl ze den bediende een rijk beklede trap op volgden, ‘nou, ik zou al een beroerd onhandig detective zijn, als ik dat niet direct gemerkt had. Mensen uit Indië verraden zich binnen vijf minuten. Betoel-betoel!

Apropos, dokter, zijn alle lui in dat warme land zo haastig gebakerd, neem me niet kwalijk ...’

‘Hm - Uw speurdersdrift werkt al bij vooruitbetaling, merk ik.’

De arts stond even stil en pufte. ‘Die beroerde trappen hier in dat land! ... Ja, ik ben met verlof. Pas 'n maand terug. En nou denk je die smerige rommel voor 'n paar maanden achter je te hebben gelaten en daar trommelen ze je 's morgens voor dag en dauw uit je nest voor 'n lijk van zoveel uur - 'n kind kan 't zien. Luistert U eens inspecteur’, weer even stilstaand, ‘is 't niet mogelijk, dat U er een of andere officiële arts bijsleept? Ik wou er eigenlijk liever niets meer mee te maken hebben. Als ik geweten had ...’

‘Hier is 't heren’, onderbrak hen de huisknecht, die z'n aangeleerde decorum-eerbied verloochende onder de druk van een nervositeit, die hem de zweetpareltjes op 't voorhoofd perste.

Hij had een zware dubbele deur geopend en wachtte zielig voor zich uit starend in z'n lakeihouding tot de heren zouden binnentreden. Met één enkele oogopslag had de Inspecteur het grote vertrek, dat hij voorzichtig betrad, in zich opgenomen. Het strekte zich van vóór- tot achtergevel van 't slot uit. Aan beide zijden bevonden zich drie grote ramen, zwaar gedrapeerd. Het vertrek was weelderig, zij het ietwat pompeus gemeubileerd. Typisch deftige rooksalon met aangrenzende bibliotheek-werkkamer.

De grote hoge ruimte was in halfdonker gehuld - de gordijnen aan de achterzijde waren geheel, die aan de voorzijde half gesloten. De knecht knipte 't electrische licht van een kristallen kroon aan. De heterogene

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(9)

vermenging van kunst- en natuurlicht verkleurde het tafereel met een lugubere tint, het verschrikkelijke tafereel op de grond vóór hen.

Half tegen een zware clubfeauteuil weggezonken lag daar het verstijfde lichaam van den vermoorden slotheer. Zwijgend, onder de indruk van de kille sfeer van de dood, stonden de mannen een ogenblik roerloos te staren naar 't ontzielde lichaam, daar, als een hoopje afval, vóór hen. Het hoofd van den vermoorde, eerbiedwaardig nog en edel van snit ondanks de blauw-bleke tint en de kramp van de dood - smartelijk fel vertrokken de mond - was aan de slapen deerlijk geschonden en bebloed.

‘We hebben maar niets aangeraakt’, fluisterde de Indische dokter. Z'n stem trilde 'n weinig. ‘Ik heb slechts de dood kunnen constateren. Ik heb 't lijk nauwelijks beroerd.

En deze sobat hier’, wijzend op den huisknecht, die bleek en stom getuige op de achtergrond speelde, ‘heeft me verzekerd, dat hij zelfs de drempel van de kamer niet overschreden heeft. Hij is direct gaan opbellen. Ik woon hier dichtbij. Op de fiets was ik er binnen 'n kwartier’.

B.B. had intussen een zijner helpers naderbij gewenkt.

Naast het dode lichaam - als 't ware zich opdringerig manifesterend als corpus delicti - lag een grote zilveren kandelaar. Er kleefde geronnen bloed aan.

‘Direct vingerafdrukken nemen. Ja, van die kandelaar’. De man, wien dit bevel gold, had de hulpkist reeds geopend en zou nu wel binnen enkele minuten met dit belangrijke - doch door jarenlange routine volmaakt beheerste werkje klaar zijn.

Bolman nam het vertrek thans nauwkeuriger op en terwijl de felle lichten voor de foto-opnamen nuchter opvlamden, maten zijn geoefende ogen afstanden, verhoudingen en hoogten, bestudeerde hij de positie van 't meubilair. De brede, leren

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(10)

clubfeauteuil, waartegen het levenloze lichaam van den slotheer aangezonken lag, stond terzijde van een open haard - waarin om deze tijd van 't jaar echter nog geen vuur brandde - en waarboven een lage monumentale schoorsteenmantel vrij ver vooruitstak. Zijn blik viel op de pendant van de kandelaar, waarmee de moordenaar naar alle waarschijnlijkheid z'n sinister werk verricht had. Zelfs een tamelijk klein persoon kon gemakkelijk een voorwerp van de schoorsteenrichel afnemen. Op 't tafeltje tussen de beide feauteuils stond een asbak met enkele restjes van cigaretten en daarnaast een antieke tondeldoos. B.B. opende ze, ze bevatte echter slechts gewone lucifers. Op de schoorsteenmantel zelf prijkten nòg een paar antikiteiten: 'n mortel, 'n tuitlamp, 'n kan. B.B. constateerde, dat de kandelaar maar net op de richel paste, het voetstuk stak er zelfs een ietsje buiten uit. Een ogenblik dacht B.B. aan een ongeluk. De plaats, waar 't lijk lag - enkele meters terzijde van de plek, waarboven de dodende kandelaar wellicht tientallen jaren als pronkstukje had gestaan - deed Bolman echter ernstig de mogelijkheid van 'n ongeluk betwijfelen. De hele situatie duidde op geweld. B.B. bekeek de wond nauwkeuriger: ze was diep en moest zeker onmiddellijk funest zijn geweest. Toen hij den dokter aankeek, merkte hij dat deze zijn vraag reeds geraden had.

‘Ja, ja, met veel kracht toegeslagen!’

‘Dus kan deze wond volgens U niet veroorzaakt zijn doordat de kandelaar op een of andere manier naar beneden gevallen is en terechtgekomen op 't hoofd?’ De dokter nam de pendant van de schoorsteen, woog 't zware voorwerp in z'n hand, trok de schouders op. ‘Denkelijk niet. Ik kan de schedel nog wel even oppervlakkig onderzoeken, maar zekerheid kan U dat natuurlijk niet geven.’

‘Doet U dat even dokter. Ik kom zò weer bij U’. B.B. begaf zich nu naar de voorramen, schoof de zware over-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(11)

gordijnen verder open en overtuigde zich ten overvloede ervan dat de ramen goed gesloten waren. Ze lagen ongeveer zes meter boven de begane grond. Binnendringen langs deze weg moest zo goed als uitgesloten worden geacht. Hij keek neer op 't voorplein van 't slot met gazons en bloemperken, hier en daar verbroken door de grilliger lijnen van dichte heesterbosjes. Daartussen een kleine vijver waarin 'n dode fontijn melancholiek op water wachtte. 't Geheel was omgeven door een vrij hoge muur, een beetje dilettantisch bezet met groene glasscherven. In 't midden de poortopening, welke niet afgesloten kon worden en de brede oprijweg doorliet, die zij zo juist bij 't binnenrijden genomen hadden.

B.B. doorliep vervolgens het vertrek in de lengte, kwam eerst in het, iets smallere bibliotheekgedeelte en opende ook hier geheel de gesloten gordijnen. Zoals hij verwacht had, keek hij uit op een binnenplaats, voor 't grootste deel omringd door koetshuizen, keukens en bediende-gebouwen. Daarachter moesten zich de uitgestrekte tuinen en boomgaarden van het kasteel bevinden.

Omlaag kijkend, ontdekte hij een weinig naar rechts het platte zinken dak van een veranda, vanwaar een ijzeren brandtrap omlaag en een andere lelijk genoeg omhoog naar een balcondeur zigzagde. Hij besloot, straks na te gaan, waar deze balcondeur op uit kwam.

B.B. wendde zich wederom tot den dokter, die nog bezig was met zijn onderzoek.

De Inspecteur nam de kandelaar op en bekeek het voorwerp zorgvuldig. Hij had wel geen speciale studie van antiek zilver gemaakt, maar hij wist er toch wel genoeg van af, om te zien, dat dit lààt-18e eeuws Frans edelsmidswerk moest zijn. In zijn vrije tijd zat Bolman zo ongeveer altijd te neuzen in allerlei boeken over Geschiedenis, Aardrijkskunde, kunsthistorie enzovoort, hij bezocht musea, laboratoria, fabrieken, zoveel hij maar kon, werkte

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(12)

eigenlijk dag en nacht om zijn algemeene ontwikkeling, zijn kennis van talrijke levensgebieden zo hoog mogelijk op te voeren.

't Sieraad in zijn hand woog verscheidene kilogrammen, 't was half-massief en mat wel 'n halve meter. 'n Machtig wapen in de hand van een welbesloten vijand!

Van onderen liep het uit in vier voeten, gedreven in de vorm van leeuwenpoten met vergulde klauwen. Hij nam 't voorwerp in 't midden vast, zoals iemand zou doen, die er mee wil slaan en toen de neergeknielde arts opgestaan was van zijn onderzoek paste hij de voet van de kandelaar op de wonde aan 't voorhoofd.

Twee gouden klauwen pasten precies in de bloedige gaten aan de slaap. 't Slachtoffer moest met één slag neergeveld zijn, zonder zich te kunnen verdedigen.

Sporen van geweld waren in 't vertrek verder niet te ontdekken. B.B. merkte echter op, dat de vingers der rechterhand van den vermoorde krampachtig samengetrokken waren, met uitzondering van de lichtgebogen wijsvinger. ‘Precies de houding van een hand, die een revolver omklemt en op 't punt staat, de trekker over te halen’, flitste het door z'n brein. Hij bekeek nogmaals het lichaam op de vloer. De Jonker was in 't geheel niet tenger gebouwd en hoewel hij - volgens 't kaartsysteem - reeds ver in de vijftig was - moest hij toch wel 'n stootje hebben kunnen verdragen.

‘En, dokter, wat dunkt U?’

‘Nou, de hersenpan is tamelijk dun. Als U mij vraagt: 't ziet er erg oud-adellijk uit. 't Is een flinke klap geweest, de schedel is volkomen gespleten. Inwendige hersenbloeding. Duurt geen minuut. Nee, wat mij betreft’, en hij mat de hoogte van de schoorsteen. ‘geloof ik niet, dat een val van die hoogte zo'n wond kan

veroorzaken!’

‘Juist! En, kunt U mij ook vertellen, hoe lang het geleden moet zijn, dat 't slachtoffer de geest gaf?’

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(13)

‘Hm, lang heeft de arme kerel niet geleden. Globaal berekend, zou ik zeggen, dat hij ongeveer vijf uur dood moet zijn geweest, toen ik hier vanmorgen kwam. De moord moet dus tussen twaalf en twee uur vannacht gepleegd zijn.’

‘Tussen twaalf en twee’, mompelde Inspecteur Bolman, ‘kijkt U eens!’

En hij wees den verwonderden dokter op het polshorloge van den vermoorde. 't Klopte niet meer. De wijzers stonden stil op tien voor twaalf. Het glas was gebroken.

't Leek, alsof de kille hand van de dood het mechaniek van 't instrument en van zijn menselijken drager tegelijk had stilgezet. ‘Eigenaardig’, flitste het door Bolmans brein, ‘een horloge is nog wel te repareeren, ook al staat 't stil! Waarom een mens niet, als 't leven ook slechts 'n seconde geweken is uit 't geschokte lichaam?’

De dokter stond er stil bij met twijfelende ogen. B.B. voelde die twijfel en keek den arts onderzoekend aan: ‘Wat dunkt U dokter, klopt niet helemaal, wel?’

‘Nee - hoewel - maar als U 't mij vraagt, ik vind tien voor twaalf aan de zéér krappe kant. 't Kàn natuurlijk wel, maar e ...’

‘'t Valt U 'n beetje tegen, nietwaar,’ onderbrak hem B.B. ‘De tekenen van Uw onderzoek wezen er feitelijk op dat Jhr. Dudam zò lang haast niet dood kon zijn?’

‘Zo bout durf ik dat niet beweren. Zò precies kun je dat niet uitknobelen. 't Is altijd een beetje kira-kira! Maar 't lijkt me banjak vroeg!’

‘Nou dokter,’ glimlachte B.B. ondanks de ernst der situatie na deze tropisch geserveerde uitleg, ‘ik wil U niet langer ophouden en afhouden van Uw morgen-paitje.

Voorlopig heb ik waarschijnlijk Uw hulp niet meer nodig. Ik dank U wel. U houdt zich nog wel even ter beschikking, om zo nodig...?’

‘Natuurlijk, U belt maar op. Zo lang 't mooie weer aan-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(14)

houdt blijven we nog 'n beetje hier hangen.’ En zichtbaar blij, dat hij van het karwei af was, verdween hij met zijn geweldige omvang uit de kamer, niet zonder nog een ernstige blik op het lijk van den slotheer geworpen te hebben.

Nadat B.B. zijn helpers erop uit had gezonden, het kasteel zelf en de naaste omtrek grondig te verkennen en opdracht had gegeven hem van alles - ook de kleinste bijzonderheid - op de hoogte te stellen, besloot hij, het huispersoneel eens onder handen te nemen.

Tot dit personeel behoorde op de eerste plaats de reeds ten tonele verschenen huisknecht, die naar de meer voorkomende naam Willem Jansen luisterde, en dan waren er verder nog een dienstmeisje voor licht werk en 'n chauffeur. Meer bedienden had de Jonkheer er als vrijgezel niet op na gehouden.

't Eten, zo vertelde Willem, werd van buiten bezorgd, door 'n hotel in Den Haag en voor de tuinen en buitengewoon huisonderhoud werd telkens los personeel aangenomen, dat niet op het kasteel verbleef. Met z'n drieën konden ze het gewone werk op hun slofjes af, meneer de Inspecteur, en waarvoor is 't dan nodig ...?

‘Ja, natuurlijk, maar vertel me eens Willem, was er naar je weten, vannacht niemand anders hier op 't kasteel dan jullie drieën en de Jonker?’

‘Dà kè, dà kè 'k onmogelijk weten, meneer. Ik woon achter in de bediendegebouwe, ziet U, en ik heb venach geslape as 'n mermot. Ik wis niet eens, dat meneer thuis gekome was!’

‘Hm, dus de Jonkheer was gisteren niet thuis?’

‘Krek zoals U zeg meneer, la 's kijke, 't is vendaag Woensdag, nou,

Maandagmorrege is Meneer na Amsterdam vertrokke. Nou is t-ie zeker venach teruggekomme, anders had ie me wel geroepe. D'r is 'n bel, die loop naar me kamer.

Ik snap d'r niks van.’

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(15)

‘Troost je, Willem, ik ook nog niet. Maar dat komt wel in orde!’

‘'t Is te hope meneer, want dit, dit ... mot gewroke worre, zowaar God leef!’ En de ogen van den bejaarden man vulden zich met tranen.

‘Vertel me eens Willem, heb je vanmorgen al met 't dienstmeisje of den chauffeur gesproken?’

‘Nee meneer, dat is te zegge, eve, in de consternaasje. Je weet wel hè, je roept wat, ik was helegaar in de war, meneer!’

‘Natuurlijk. Nu moet ik je nog eens wat vragen. Hoe kwam 't eigenlijk, dat je al vóór zes uur vanmorgen in deze rookkamer was? Is dat niet een beetje ongewoon?’

‘Zeker, meneer de Inspecteur. Zò vroeg, benne we d'r nooit. De Jonkheer sliep altijd nog al lang en wij waren ook nooit zo materneus zel ik maar eerlijk bekenne.

Om 'n uur of zeven, hallef ach ete we same 'n stukkie brood in de keuke - daar koke we voor ons zellef - en às meneer d'r is moete we zorrege, dat ie om acht uur z'n ontbijt heef in de eetzaal, die leg hier beneje. Maar meneer was eergistere - zoas ik U al heb gezeg - vertrokken voor 'n vergadering en nou moste we met z'n tweeë en nog 'n hulpie in die tussetijd de hele boveverdieping een flinke beurt geve, want dat was al in geen tijje gebeurd. En nou hadde we gisterre ... nou ja - ziet U - eerlijk gezeg en gezwege ...’

De oude man aarzelde even en keek een beetje verlegen vóór zich.

‘Ja, ja’, glimlachte B.B., ‘ik begrijp 't wel. Zeg 't maar gerust: jullie hebben er een dagje of twee vacantie van genomen en nu moest je vandaag zeker vroeg beginnen, om de verloren tijd in te halen!’

‘Ik zel d'r niet om liege meneer, de politie mot de waarheid wete en niets dan de waarheid. We zouë vandaag om zes uur

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(16)

al beginne en de rooksalon hier 'n beurt geve. Maar nou hoef dat niet meer. Nou is alles voorbij ...’

Een smartelijke trek gleed over 't gezicht van den ouden man, wiens rustig voortglijdende leven door dit plotselinge geweldfeit was verstoord en zeker in een geheel andere bedding zou worden geleid.

‘Hoe lang ben je hier al in dienst, Willem?’

‘Veertien jaar meneer, met Driekoningen wordt 't vijftien, 'n hele tijd; ik had 't erg goed hier ... en wat nou?’

‘Kop op, Willem, 't zal wel terecht komen, hoor. En die andere twee, 't dienstmeisje en die chauffeur. Werken die hier al lang?’

‘'s Kijke; Netje is hier amper twee jaar, 't is nog 'n jong ding, 'n beetje hups as je 't mij vraagt, meneer, en dan Jan, de chauffeur, die hèt z'n vader 'n jaar of drie geleje opgevolg, toen die dat ongeluk kreeg ...’

‘Was Meneer Dudam goed gezond?’, onderbrak B.B. de woordenstroom van den knecht, ‘vertel me daar eens wat van. Wie was de huisdokter?’

‘Nou, huisdokter? Die hadde we eigelijk niet, ziet U. Als ie ziek was, nou en dat gebeurde haas nooit, dan werd er een speesjalis uit de stad geroepe. Maar da's al jare geleje’.

‘Kreeg meneer vaak bezoek, van vrienden of familie of zo?’

‘Zelde, meneer, zelde! Wel 's van de directeur van de fabriek, waar meneer in zat.

Maar verders ... Femilie heeft meneer niet veel, behalve de freule, da's z'n nicht van Vaderszij, die hèt geen ouwers meer.’

‘Hoe heet die freule?’

‘Julie meneer, zal ik maar zegge. Maar ... e.’

‘Nou spreek je hart maar uit Willem. Je zegt 't zelf: de volledige waarheid, he!’

‘Zo is 't meneer. Nou dan, volges mij ging 't niet zo bes

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(17)

tusse die twee. Dat kwam zo van weges de freule d'r galant, meneer Kauning, ...

die eh ...’

‘Was de Jonkheer dus tegen die verloving?’

‘Nou en of! Hij mos d'r niks van hebbe. De afkoms zat de Jonker erg hoog. Ze noeme dat 'n meeselianse.’ En de oude knecht keek den Inspecteur aan, of hij zeggen wilde: je moet me niet voor 'n boertje verslijten, ik kèn m'n stadhuiswoorden. ‘Zo Willem, nu, ik moet zeggen: je bent goed op de hoogte. En ... e ... kwam die meneer Kauning ook wel eens hier, op 't kasteel?’

‘Hier? Nou, nee meneer, dat is te zegge ...’

B.B. wachtte zwijgend en keek den man rustig vertrouwend aan.

‘Siet U - dat mag ik eigenlijk niet vertelle, dat noeme ze beroepsgeheim. Maar U ben van de pelitie. Siet U - hij kwam wel eens 'n dachie over as de freule hier logeerde, maar alléén als meneer niet thuis was. Ik vind 't erg sjenant tegenover de freule.

Meneer zal 't toch niet in de krant late zette?’

‘Maak je maar niet ongerust, beste man. Als jullie zelf maar niet je mond voorbij praten tegenover de journalisten, die je straks wel op 't dak zullen vallen en ongevoelig bent voor hun fooien, dan blijft elk schandaaltje voor 't grote publiek verborgen.’

‘Ik kan zwijge als 'n mof meneer, as 't moet!’

‘Dat moet, Willem! En nou nòg een vraag: heb je enig vermoeden, wie deze laffe moord gepleegd kan hebben?’

‘Maar, meneer, hoe ken ik dat nou raje. Ik weet d'r net zoveel af als U? 't Zelle wel dieve, rovers geweest zijn. Meneer droeg altijd een dikke portefeuille met geld in ze zak, as ie op reis ging. Kijk U maar 's, of die d'r nog is!’

‘Hm, dank je voor je raad. Nou, dat heb ik al gezien, Willem, de portefeuille is weg. 't Zijn zeker dieven geweest, en ge-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(18)

haaide ook. Dus meneer had zover jij weet, geen openlijke vijanden?’

‘Vijanden, nee hoor, nooit iets van gemerk!’

‘En, nog één ding, weet je ook, waar je overleden meester z'n geld en kostbaarheden opborg?’

De man werd rood, twijfelde eerst, of hij wel antwoorden zou, maar dan plofte hij er uit:

‘U mot niet denke, dat ik insecreet ben, meneer de Inspecteur, maar je mot wel eens wat zien, of je wil of niet. Een eigelijke brandkas had meneer niet, maar de rechterkant van z'n bureau, wat U daar ziet staan, was spesjaal as brandkas ingerich.

Die heef meneer zo late make, al 'n jaar of zes geleje, toen ie bij die kenonnefabriek kwam. Daar bewaarde ie allerlei papiere in, daar konde we nooit bijkomme.’

‘Hm, 't zou al rààr zijn, als je dat niet wist, Willem. Zo, je kunt nu wel gaan. Ik dank je voor je inlichtingen hoor. En wat je nu nog doet: vraag 't dienstmeisje en den chauffeur, of ze dadelijk in de antichambre komen en daar op me wachten.’

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(19)

Hoofdstuk II.

Verkenningen.

Nadat de wijdsprakige huisknecht verdwenen was, had Bolman binnen weinige minuten met behulp van een serie up-to-date inbrekerswerktuigen de ‘safe’ van het bureau geopend zonder een spoor van inbraak achtergelaten te hebben. Inderdaad ontdekte hij, dat 't rechtergedeelte van het monumentale meubelstuk een door houtpaneeloplegsel gecamoufleerde stalen brandkast was. De vakken waren volkomen leeg. Uit 'n hoekje grabbelde hij echter een klein stukje lak, dat waarschijnlijk van een brief was losgeraakt. Hoewel B.B. om zulke aanwijzingen - die in zovele detective-romans ongelooflijk belangrijke rollen spelen - weinig gaf, borg hij het toch in z'n portefeuille op. ‘Je kunt tenslotte nooit weten, al is 't maar voor de aardigheid!’, dacht hij. Zijn aandacht was reeds vroeger gevallen op een groot portret in zilveren lijst, 't enige sieraad, dat de grote schrijftafel droeg. 't Stelde 'n jonge vrouw voor, knap van uiterlijk met grote, grijze, sprekende ogen.

‘Dat is de freule,’ had Willem hem gezegd, ‘dat petret had ie altijd vóór zich. Hij was gek op z'n nich, nou, cheweldig. Mot U 't album zien, allegaar kieke van d'r, fendat se so'n kind was.’

B.B. bladerde nu 't album door. Tientallen foto's, zorgvuldig opgeplakt, allen van de bevallige nicht. Even bleef z'n oog rusten op een amateurkiekje van de freule in badcostuum, zeker gemaakt in een of andere Franse badplaats. De jonge vrouw stond er verlokkend lachend op in haar gedurfde badpak ...

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(20)

‘Sappristi’, dacht B.B., ‘wat 'n armen, wat 'n benen! Zou ...?’; maar hij bewaarde die opkomende gedachte zelfs voor zichzelf.

Alvorens nu over te gaan tot het verhoor der andere bedienden, ontving B.B. eerst rapport van de rechercheurs, die teruggekomen waren van hun inspectie. Ze waren stuk voor stuk geroutineerde vakmensen, aan wie Bolman zulke werkjes gaarne en met een gerust hart overliet. Het spaarde tijd uit, en tenslotte moesten ook anderen het ambacht leren. B.B. dankte de hemel, dat hij (zoals bijvoorbeeld de beroemde Geoffrey Gill) geen bête meesters in de rechten om zich heen hoefde te dulden, die nog onnozele vragen stellen, als de hele situatie reeds zo helder is als 'n glas pompwater, maar dat hij kon steunen op degelijk hulpwerk voor allerlei bijkomstig onderzoek. Het materiaal voor de oplossing van moeilijke criminele vraagstukken werd op deze wijze snel, deskundig, systematisch en volgens een te voren vastgesteld schema samengebracht. Bolman zelf concentreerde zijn aandacht meer op belangrijke, persoonlijkheid vereisende onderdelen - zoals de verhoren - en het grotere

recherchewerk, dat culmineerde in het samenvatten van het bijeengebrachte materiaal, het schiften daarvan en de constructie van 't grote tableau der misdaad. Zijn hartstocht, zijn speurderspassie was het om uit de oorspronkelijk nog onduidelijke, verwarde lijnen de eenvoudige, krachtige constructie te tekenen, die voor geen twijfel

hoegenaamd vatbaar was. Als hij het van de Justitie gedaan kon krijgen, en er geen bijzondere gevaren aan verbonden waren, ging hij pas daarnà tot arrestatie over. En wel, omdat hij meermalen had meegemaakt, hoe een foutieve of een voor-tijdige arrestatie soms een heel onderzoek in de war kon sturen, kon leiden in doodlopende sloppen, om nog te zwijgen van 't verdriet en de schande, die doodonschuldige of louter ongelukkige mensen door zulke voor-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(21)

barigheden ‘in 't belang der instructie’ soms moesten ondergaan.

Wel liet hij verdachte personen onbemerkt schaduwen of bewaken, doch hij belemmerde hen zo weinig mogelijk in hun bewegingsvrijheid, want daardoor - zo redeneerde hij - bleef de spanningsuitwerking van de verkeerde daad intact. En juist zoals men uit de concentrische golfrimpels op een weinig bewogen watervlak de plaats kan berekenen, waar de steen neerplonste, zo kan de politieman de kring der verdenking vernauwen, door de rimpels der ongerechtigde daad vrij uit te laten werken en er als 't ware de loodlijnen op te construeren, op wier snijpunt de oplossing gevonden kan worden.

Het onderzoek der rechercheurs had tot de volgende resultaten geleid:

1e. Een schetskaartje van de gebouwensituatie plus de naaste omgeving. Dit zag er aldus uit:

Op dit schetskaartje was de situatie der boven verdieping aangegeven. In de benedenverdieping lagen links en rechts van de hal met 't trappenhuis de antichambres, verder eetzaal, salon, tuinkamer en de veranda beneden 't balcon. 't Geheel maakte een beetje 'n op elkaar gedrongen indruk, samengeperst als 't lag tussen de oude grote weg en een riviertje aan de achterzijde van het complex.

2e. In de linkerantichambre was de ruit van 'n raam, dat naar buiten uitkwam volgens alle regelen der kunst ingedrukt. Absoluut beroepswerk, verricht volgens de nieuwste methodes. De kanten van de ruit waren met een - eerst sinds kort in de ‘zware’

misdadigerswereld aangewende - chemische vloeistof bestreken en vervolgens met een diamant doorgesneden. Voor het lostrekken was ook geen stopverf of trekleertje of iets dergelijks gebruikt, want daarvan was niet 't minste

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(22)

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(23)

spoor te ontdekken, doch waarschijnlijk een, voor dergelijke karweitjes speciaal geconstrueerd apparaat, dat de politie ook reeds kende. Het liet zelfs niet 't geringste spoor achter en verraadde zichzelf juist dààrdoor! Het glas was er zo mooi gaaf uitgekomen, alsof de ongeroepen gast een werkstukje aan een Opleidingsinstituut voor Meester Inbrekers had moeten afleveren ter verkrijging van 't vakdiploma. De deur der antichambre werd nooit afgesloten - de zware tapijten in de hal, op de trap en in de gangen dempten elk geluid ... Sporen van voetstappen waren noch voor 't huis, noch in de voortuin ontdekt. Trouwens, die worden bij voorkeur door zulke linke jongens, als hier zeer zeker aan de arbeid waren geweest, niet achtergelaten.

‘Geen enkel visitekaartje, chef’, grapte de rechercheur, die met dit onderdeel belast was geweest, ‘zelfs niet zo'n klein pestvingerafdrukkie, al was 't maar voor de aardigheid, om ons 'n beetje moed te geven.’

‘Als we de heren snappen’, zei Bolman, ‘zullen we ze de eer geven, die ze toekomt.

Een compliment voor dit staaltje specialistenwerk hebben ze wel verdiend, behalve de rest natuurlijk.’

‘En jij, van Kleef?’

Deze had slechts één enkele bijzonderheid gevonden, overigens van twijfelachtig gehalte: een afdruk van een schoenzool onder een der bomen, die vóór de

bediendekamers groeiden. De afdruk was nog vrij vers en goed geconserveerd, daar de grond onder de bomen 'n weinig week was van aangehouden vochtigheid. Van Kleef had hem reeds keurig gereproduceerd. Maat 40 à 41, nog niet lang gedragen, slank model, waarschijnlijk avondschoenen; voorvoet sterkst ingedrukt, waaruit opgemaakt kon worden, dat de persoon, die hem achterliet, enigszins op de tenen gelopen had.

‘Net echt,’ bromde B.B. ‘zet 'm maar op sterkwater Kleefie.

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(24)

Bestudeer 'm maar goed. En als je nu de wortel trekt uit 't schoenenummer en dat getal vermenigvuldigt met 't quadraat van de afstand van de afdruk tot de ingedrukte ruit, wat weet je dan?’

‘Niks chef.’

‘Juist, zeer verstandig opgemerkt. Met zulke medewerkers moet zelfs de geslepenste boef er op de duur aan geloven. En, zoals Julius Caesar zei of een van die andere Griekse afgoden, ik weet, dat ik niks weet, dat is 't begin van alle wijsheid, ook in ons vak Kleef; knoop dat in je gummiestok!’

De man meesmuilde eens en knipte z'n kameraad 'n oogje. Ze kenden hun chef wel en wisten, dat ie graag de spot dreef met would-be Sherlock-Holmesje spelen.

De derde man kon slechts melden, dat het achterpoortje op slot was, maar dat de sleutel zich in 't bediendenhuis bevond en dat de twee andere poorten - een naar de moestuin en een naast de toren - steeds op slot waren. Deze sloten had hij onderzocht:

ze hadden zeker in weken niet gefunctioneerd. Het wegje naast de garage - weke grond nogal - vertoonde geen enkele voetafdruk. De brandtrap achter 't huis leidde eerst naar het raam, dat uitkwam op de bovengang. Wonder boven wonder kon dit raam ook van buiten door 't simpel omdraaien van 'n kruk geopend worden.

‘Zo’, knikte B.B. ernstig, ‘en heb je ook onderzocht of zich op die brandtrap kleine stukjes opgedroogde modder bevonden, die precies passen in de figuurtjes van de rubberhakken van de voetafdruk die Kleef gevonden heeft?’

‘Nè ... nee meneer ... ik ...!’

‘Mooi zo, jij leert 't ook al. En waarom niet?’

‘E ... ik dacht!’

‘Juist, alweer prachtig, je dacht en dat is 't beste. Je dacht: dansschoenen hebben geen rubberhakken! Mannen, m'n compliment.’

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(25)

Bestudeering van 't schetskaartje leerde B.B. al spoedig, dat er waarschijnlijk tussen de twee feiten: ingedrukte ruit en voetafdruk weinig of geen direct verband moest worden gezocht. Denkelijk had hij hier te doen met twee afzonderlijke personen of groepen en hij neigde dan ook naar de veronderstelling, dat aan de afdruk in de achtertuin wellicht geen betekenis moest worden gehecht. Hoewel: hij hield 't feit toch goed in petto: 't verhoor der bedienden zou hier wellicht opheldering geven.

Dat de ruitengymnasten door de achtertuin zouden zijn afgetrokken, leek uitgesloten.

Waartoe deze moeilijke weg te kiezen, als de aftocht langs de grote poort zò ideaal is? De omgekeerde gang van zaken was zelfs geheel uitgesloten, daar de ruit van buiten af doorgesneden was. Even flitste 't door B.B.'s brein: een rendez-vous van twee afzonderlijk opererende partijen? De veronderstelling was te dwaas. Toch hield deze gedachte hem nog even vast. Er zijn ook onvrijwillige rendez-vous'! Maar voorlopig moest hij al deze conclusies, getrokken uit zo vage aanduidingen, naar 't rijk der fantasie verbannen.

‘Eerst vaste grond onder de voeten, Bolletje, kom, laten wij die andere knapen eens aan de tand voelen. Roep eerst den chauffeur!’ Een bescheiden tikje op de deur, en daar vertoonde zich voor Bolmans scherpe blik het weldadig type van een ronden Hollandsen jongen: open, blozend gezicht, waarin 'n paar lichte ogen frank de wereld inkeken. Hij deed z'n best er zo gewichtig en ernstig uit te zien, als de treurige situatie dat van hem vereiste en streek met 'n grote werkershand verlegen door de blonde vlammen van z'n haar.

‘Zo Jan, je hebt 't beroerde nieuws al gehoord, niewaar?’

‘Tuurlijk meneer. Willem heit 't me verteld. 't Is toch wat hè.’

De goeie jongen was nog geheel overstuur.

‘Jan, ik heb gehoord, dat jij meneer gisterenavond met de auto thuisgebracht hebt.

Nou moet je me eens precies uit-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(26)

leggen, wat er gebeurd is. Begin maar bij het vertrek van hier, twee dagen geleden, Maandag dus.’

‘Nou meneer, d'r is eigelijk niks bizonders gewees hè. Om kort te gaan,

eergisteremorge, hoe laat zal 't zijn gewees, 'n uur of tien, kreeg ik opdrach van de Jonker hè, om hem naar Amsterdam te rije voor een conferensie in 't Amstel-Hotel.’

‘Logeerde meneer Dudam daar altijd?’

‘Krek meneer, nou, ik rij d'r gewoon heen hè en meneer zeg zo tege me: stal de wagen maar, we blijve hier een dag of drie, vier. Nou 't had hard geregend onderweg hè en de kar zat onder 't vuil en ik an 't spuite van je welste. Maar gisteremiddag meneer, begrijp U, ik was net klaar met de Siemenijs, daar moste we al weer optrommele. Eers in de stad wat heen en weer gereje, naar de kapper en zo en 's aves trug naar de Haag.’

‘Hoe laat was dat.’

‘Nou, 's effe kijke, hoe laat sel 't geweest zijn, meschien elf uur, nee 'n beetje later, want we hadde 't net hore slaan op de Roomse kerk, toen reje we de stad binne. Nou en daar pikte we de freule nog op, die stond daar op 't hoekie, krek of 't afgesproke werk was, te wachte, zal ik maar zegge, hè! Nou, om kort te gaan, toen benne we hierheen gereje, anders niks.’

‘Waar pikten jullie freule Julie op?’

‘Nou, das ook wat. Waar was 't ook weer? Ik geloof meneer, in de Kerkstraat. Of wach es effe. Nou wéét ik 't weer: 't mot gewees zijn op de hoek van de Kerkstraat en de Voorgracht

*)

, want 't was vlak voor de winkel van “De Vlijt”, daar kèn ik 't an!’

*) De schrijver heeft hier en ook elders zowel persoonsnamen als straataanduidingen uit de documenten van B.B. door andere, gefingeerde vervangen.

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(27)

‘Stond de freule daar te wachten, alleen?’

‘Krek zoals U zeit meneer, dat wil zegge, ze kwam eigelijk net anlope!’

‘Zo, waar vandaan?’

‘Nou vraag U me meer ... of 's denke ... nee, ze kwam van de Grach!’

‘Had de Jonker je gezegd, hoe je rijden moest?’

‘Nee hoor. Ik ree de korste weg, zoas altijd gewóón he!’

‘Hoe zag de freule er uit.’

‘Nou, net as anders he. Een beetje geagerteerd zou ik zegge, he!’

‘Hoe was ze gekleed?’

‘Ja gekleed! Chique hè, net as altijd. Avondtwalet, zou ik zegge met van die zilvere schoene en zo'n lange mantel van beestevelle an, U weet wel!’

‘Hm, ga verder. Wat gebeurde er tijdens de rit.’

‘Nou, niks ... niks bijzonders!’

‘Ik bedoel: heb je nog gelet op wat ze tegen elkaar zeiden, of zwegen ze maar steeds!’

‘Nee, nou hoor, dat niet. Maar, wàt ze zegge, dat hoor ik in persiepe nooit hè! Dat mot U niet van me vrage meneer. Daar let ik niet op. Ik heb me oge op de weg en me ore benne reméties geslote, om zo te zegge. Maar efin, U ben van de pelitie, en U wil uitvisse welke ploert dat bove gedaan heit en daarom zal ik 't U maar niet kwalijk neme!’

‘Hm, da's aardig van je Jan. Maar ik bedoelde eigenlijk niet zozeer, wàt ze tegen elkaar zeiden, maar, of ze soms hoge woorden hadden, ruzie of zo!’

‘O, das wat anders. Ruzie zeit U? Nou, ruzie, da's 'n groot woord, maar erg lief ware ze niet tege mekaar, dat mòs ik wel merke. 't Ging nog al heffetig toe met permissie en toen ze uitstapte was de freule zo kwaad, dat ze 't portier met 'n

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(28)

smak dichtgooide, nou, dat doe je ook niet, as alles kitskats is, wat zeit U d'r van?’

‘Nee, zeker niet! En toen? Je moest zeker wachten?’

‘Nou, dat heb U niet mis meneer. Ik mos voor 't bordes blijve staan. 't Was nogal frissies en ik ben achter me stuur blijve zitte met de raampies dich! Zo tege twaalve heb ik de freule weer na huis gereje.’

‘Bracht de Jonker z'n nicht naar buiten of kwam ze alléén 't huis uit?’

‘Nou meneer, al sla je me dood, dat ken ik niet zegge. Ik had zo'n beetje zitte maffe, hè, hoe gaat dat as je 'n lange dag achter je rug heb en opeens meneer krijg ik 'n tikkie op me schouwer van de freule. Ze zat d'r al in en zei: ‘Na huis.’

‘Kun je je precies herinneren, hoe laat dat was?’

‘Nee, meneer, da's te zeggen, toch hè! Want krek toen we buite de poort op de grote weg kwame, sloeg d'r 'n tore erges in de stad net twaalf.’

‘Hoe lang doe je over de afstand van hier naar 't huis van de freule?’

‘Nou, as 't 'n stille weg is, 'n minuut of tien, hè! Want de freule woont an 't Hertogspark. Anders 'n kertier.’

‘Heb je nog iets bijzonders aan de freule opgemerkt, bij 't uitstappen of zo?’

‘Nou meneer, nee, netuurlijk niet. U denkt toch niet, dat de juffrouw? ... Nee meneer, dat ken niet ... maar nou U 't zeg, ze was zo bleek as 'n pasgestorreve lijk en ze zei niks, geneens 'n fooi!’

‘Denk eens goed na Jan. Kun je je nog iets bijzonders herinneren uit de laatste dagen, iets, dat de politie zou kunnen helpen bij de opsporing?’

‘Nee ... niks, ik zou nie wete ... ze hebbe 'm vermoord, niewaar meneer, de ploerte. As ik ze tusse me klauwe krijg,

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(29)

zeg ik al tege Netje, ik bedoel, ziet U, 't dienstmeisie hier, nou dan wurg ik 'm meneer!

...’

‘Dat is niet nodig hoor. Je kunt ons 't beste helpen, door zo volledig mogelijk alles te vertellen, wat van belang kan zijn, en niets achter te houden, dat snap je wel he?

Nu nog iets: brandde 't licht boven nog, toen je wegreed, of niet?’

‘Nou, 's kijke. Je let daar niet zo op he. Toen we wegreje, ja, toen brandde 't nog, dat weet ik zeker, dat heb ik met me eige oge gezien, maar toen ik terugkwam, nou ik zat 'n beetje te suffe achter me stuur, ik ken de weg wel drome. Maar ik zou zo zegge met me boere verstand: às 't nog brandde, dan mos ik 't gezien hebbe en wat gedàch, hè!’

‘Dat heb je goed opgemerkt Jan! Hier, steek je een sigaartje op?’

‘Graag meneer. Ik zal 'm met permissie in me vessie steke tot straks!’ Tik aan de plaats, waar gewoonlijk de chauffeurspet zat, ‘maar as ik nou ook 's wat vrage mag?

...’

‘Ga je gang Jan, hoe meer, hoe liever!’

‘Ja, ziet U, hoe zal ik 't zegge, maar ... U denkt toch niet, dat freule Julie ...’

‘Iets met de moord te maken heeft, Jan?’

‘Dat ken niet meneer! Bestaat niet hoor! De freule was wel 'n beetje - hoe zal ik 't zegge - wulps hè, verexcuseer meneer voor zo'n artistecratische dame, maar 'n mòòrd meneer, nee hoor, daar was ze veels te goed voor. Ze liet zich zelfs voor Piet Snot gebruike, as ik 't zegge mag, door die mooie gelant van d'r. Ze had die vent al lang de bons motte geve.’

‘Zo? Waarom?’

‘Och meneer, ik heb me oge ook niet in me zak, ze is veels te goed voor zo'n vrouwejager. Die loop achter alles an, wat rokke draagt. En dan maar na de cabarets lope en zuipe, met permissie. En maar lache met z'n mooie smoel, neem me niet kwalijk meneer, maar ...’

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(30)

‘Je maakt van je hart maar geen grafkelder, Jan! Heb je dat zo van horen zeggen allemaal, of heb je zelf ook wel eens meegemaakt eh ... van die dingen?’

‘Meegemaakt. Me hande hebbe gejeuk meneer. Hier, Netje, die kon die ook al niet met rus late. Niet, dat ik jeloers ben, ze ken voor mijn part ... maar late ze bij d'r eige sosjale klasse blijve.’

B.B. keek den nijdigen chauffeur eens half onderzoekend, half schertsend aan en zag, hoe de eenvoudige vent kleurde tot achter z'n, min of meer als luchtvangers uitstaande oren, en wist precies, hoe laat 't was op Jans amoureuze uurwerk. ‘Nog iets, Jan; droeg meneer wapens bij zich?’

‘Wapes? Nou, daar ken ik U eigelijk niks van zegge. Dat heef-t-ie me glad verboje.

Maar nou is-t-ie toch dood, hè, dus wat geeft 't! Nou 'n poossie geleje, messchien twee jaar sou 'k zegge, hadde we 'n aanrijding, niks erg hoor, maar 't gaf 'n schokkie en meneer zat met ze kop ... met se ... met se hoof bedoel ik tege de voorruit. 'n Schram hoor, meer niet, 't bloedde 'n beetje. Maar ie was effe beduusd, 't was 'n warm dachie en ik leg 'm in 't gras naas de weg, d'r was gemens te zien. Nou en toen rolde d'r zo'n plat moordijzertje uit se zak voor seve pilletjes. Ik moch d'r met niemand over prate, ik heb 't statig motte belove. Maar nou ...’

‘Hm, nou, roep dan Netje maar!’ en hij gaf den vertrekkenden knaap 'n knipoogje, zo veelzeggend, dat Jan begon te grijnzen met heel z'n blozende, gezonde snuit. ‘Ja meneer, goed meneer, maar zo mag ik ze eigelijk niet noeme tege vreemde, ziet U, want d'r is niks tusse ons. Dus nou weet U d'r van af hè!’

Bolman moest, na dit korte kijkje in 't meer intieme leven van 't huispersoneel, inwendig lachen en dacht: ‘'n Fijne kerel. Zo lang de Nederlandse natie zulke eenvoudige, naar lichaam en geest gezonde kerels produceert, is er nog niets

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(31)

verloren, dan krijgen ze ons er nooit onder, wat er ook mag gebeuren!’

*

*

*

Netje Kremers was wel een heel ander type dan de grote, vrij grofgebouwde chauffeur.

Op 't eerste oog reeds manifesteerde haar uiterlijk zich als 't product van talrijke bioscoopbezoekjes, filmsterrenadoratie en Bazar-schoonheidsmiddeltjes. De lipjes waren 'n beetje te rood, om natuurlijk te zijn en de wenkbrauwen lijnden te hoog en te smal en te sierlijk boven de ietwat brutale ogen. Ondanks 't feit, dat Bolman pas en gelukkig getrouwd en de bewondering voor zijn vrouwtje nog in 't geheel niet verflauwd was door jarenlange sleur van huwelijksintimiteiten, keek hij toch met welgevallen even naar het sierlijke halsje en de fraaie ronding van de boezem van 't jonge meisje vóór hem. Een der misselijkste termen uit de Amerikaanse terminologie vond hij 't woord: sex-appeal, maar 't drong zich onmiddellijk bij hem op, toen hij dit slanke en toch mollige wezentje zag verschijnen. Arme Jan de chauffeur, dacht hij, als je je gezonde zinnen op dit geraffineerde exemplaartje van 't verleidelijke geslacht hebt gezet ...

‘Zo, juffrouw Kremers, U hebt natuurlijk ook al gehoord, wat er gebeurd is?’

Een knikje, 'n nauwelijks hoorbaar: ‘ja.’

Bolman - na eerst de woordenstroom van de mannelijke getuigen over zich heen te hebben moeten laten gaan - kon nu, geheel tegen de regels der traditionele anthropologie in, elk woord uit 't wantrouwige dienstmeisje trekken. Toch wist zij wel iets, dat voelde B.B. niet alleen instinctief, doch dat liet zij ook ongewild blijken door haar àl te stugge houding. Toen 't met een zoet lijntje niet lukte, viel B.B. haar met een vraag-à-bout-portant op 't dak:

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(32)

‘Ontvangt U 's avonds wel eens herenbezoek?’

De mooie ogen flikkerden even op, ze stond op 't punt een fel, wellicht ondoordacht antwoord te geven, doch ze bedwong de woorden op 't puntje van de tong. Den inspecteur strak en een weinig triomfantelijk aankijkend, sprak ze:

‘Nee meneer, ik heb geen vrijjer. Als ... de chauffeur U dat misschien verteld heeft, dan liegt ie, dat ie zwart ziet!’

Zo liet kwansuis iets op de grond vallen en bukte zich zo, dat de welving van haar mooie jonge borst een beetje bloot kwam. B.B. moèst wel even kijken in haar tamelijk lage halsje. ‘Sappristi, dat is een geraffineerd kreng’, dacht Bolman, ‘die heeft 't méér bij de hand gehad.’ Kalm, simulerend dat hij haar geste niet eens gemerkt had, peilde hij nog even naar haar reactie:

‘Ik bedoel ook niet of je een vaste vrijjer hebt, maar, of er wel eens een hèèr op visite komt. Ik waarschuw je, me precies en volledig antwoord te geven, want met een moord valt niet te spotten, juffrouw. 'n Beschuldiging van medeplichtigheid ligt in een buitengewoon klein hoekje, zelfs al zou 't òngewild, òngeweten zijn!’

Het meisje verbleekte even, doch herstelde zich direct.

‘Ik heb niets te verzwijgen. Ik ben hier dienstmeisje en “heren” ken ik niet. Ze hebben over me gekletst, ik begrijp 't wel, maar U heb 'n fatsoenlijke vrouw tegenover U!’

‘De politie vraagt alleen naar feiten. U ontkent dus? Ja, of neen.’

‘Ik ontken.’

‘Hm ..., je hebt zeker wel gezien, dat m'n mensen bezig waren met 't bekijken van 'n voetafdruk? Is die niet vlak voor de deur van jouw afdeling gevonden?’

‘Mijn afdeling? Ouwe Willem woont daar ook, d'r is maar één buitendeur. Wat wil U daarmee zeggen?’

‘Vragen worden hier alleen door mij gesteld! En wel deze

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(33)

nog voor 't laatst: Ken je 'n zekere meneer Emile Kauning?’

‘Ja ... van gezicht ... Die kwam hier wel eens voor de nicht van meneer.’

Het antwoord kwam er zo argeloos en ongecompliceerd uit, dat B.B. de keuze kreeg tussen: geraffineerde comedie of nietsvermoedende nozelheid ... Hij keek haar uitvorsend aan, doch ze wendde de ogen niet af.

‘Je bent verplicht, de politie in 't algemèèn ook alle inlichtingen te verstrekken, die tot de ontdekking van den moordenaar kunnen leiden. Weet je nog iets, dat voor ons van belang kan zijn, een afwijking van de gewone gang van zaken? Een

bijzonderheid?’

‘Ik zou niet weten ... nee!’

‘Zo, ga dan maar. Blijf 'n beetje in de buurt en praat er met niemand over, begrepen?’ 't Kwam er kort en bits uit.

Het meisje bloosde, zoals een vrouw bloost, die uit de toon van den man opmaakt, dat haar vrouwelijke opzet in de kiem gesmoord is. Met 'n houding van beledigde onschuld verliet ze 't vertrek.

*

*

*

Op 't ogenblik viel natuurlijk de aandacht van den speurder allereerst op freule Julie.

Hij kende haar zeer vaag, had haar naam enkele keren gelezen in verslagen van sportwedstrijden. Ze verkeerde echter niet veel in de kringen der Haagse haute chique, doch meer aan de periferies met lichtelijke Bohemien-inslag. B.B.'s gedachten richtten zich erg moeilijk in de richting van verdenking van haar persoon, ook al wist hij nog weinig van dit familielid en van haar omstandigheden af. Ze was echter tot

middernacht in gezelschap van den vermoorden Jonker geweest en de aanslag op diens leven moest om die tijd of niet veel later hebben plaats ge-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(34)

vonden. Hij was blij, de freule nog niet aangetroffen te hebben en besloot eerst haar doopceel te lichten benevens dat van den snuiter, met wien ze blijkbaar omgang had.

Kauning ... Kauning ... waar heb ik die naam meer gehoord? Eigenaardige naam, niet zuiver Hollands! Hij werd in de naspeuringen van zijn geheugen gestoord door 't gerinkel van de telefoon.

't Was Speur, z'n collega, die hem 's morgens had afgelost en voor wien B.B. in de gauwigheid nog een korte mededeling van de moord plus een verzoek had achtergelaten.

‘En, Speurtje?’

‘Alles in orde hier. Boffert! Heb je weer groot werk onderhanden? Ik zal me hier wel met aanrijdingen en pekelmisdrijfjes amuseren hoor. Vang jij maar

roofmoordenaars!’

‘De bliksem zoekt altijd de hoogste toppen, Speurlief, natuurwet niet?’

‘Hoor hem! Apropos. Ik heb Uwedeles bevel opgevolgd en alle posten opgebeld.

Reuze succes voor je behaald Bol. 't Verdere onderzoek van de zaak is nu een perkara ketjil.’

‘Wat betekent dat, is dat Rotterdam sling?’

‘Hou je beledigingen voor je. Dat is raszuiver passar Maleis! Betekent zoiets als:

'n kleinigheid, zie je.’

Speur was uit Rotterdam, maar in Indië geboren. Z'n vader had er 'n poos in de cultures gewerkt, maar door een of andere malaise was hij vroegtijdig gerepatrieerd.

De zoon woonde nog thuis in en doorspekte z'n Rotterdams aanhoudend met Indische slagwoorden, een bijzondere phonetische combinatie.

B.B. spitste de oren; wat Speur meedeelde was inderdaad niet zonder belang.

De vorige avond, omstreeks half elf was er namelijk vanuit het cabaret ‘De Fazant’, een bekend chique nachtlokaal, dat 't hele jaar open was in verband met de badgasten, naar

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(35)

post VII getelefoneerd, dat een dame haar handtasje bij het verlaten van de tingeltangel had laten liggen, later was teruggekeerd, om 't te halen doch 't niet meer had

aangetroffen. Toen de politie in het cabaret een onderzoek instelde - het tasje bevatte wat geld en enige dingen, waar de dame zeer aan hechtte - kwam 't ‘verloren’

voorwerp echter voor de dag. 't Was verstopt in een der toiletten. Dader nergens te bekennen, die had 't bij nadering der politie natuurlijk ongemerkt weten weg te moffelen. 't Geval liep met 'n sisser af en zou 't vermelden niet waard geweest zijn, als de naam van de eigenares van 't bewuste tasje niet geweest was: Freule Julie Dudam van Holsteren!

‘Hm. Heb je al opgezocht in de kartotheek?’

‘Ja, niets bijzonders. Heb je niets aan. 23 jaar, niet onbemiddeld en zo!’

‘O, noem je dat niets? ... Stop! ... en zoek dan nog even me op. Emile Kauning.’

‘Kauning? Rare naam!’

‘Mijn schuld niet Speur! Spellen? K van komkommer, a van augurk, U van ulevel, n van notemuskaat, n van nassi en g van goreng!’

‘Laat me niet watertanden man! Heb je zo'n honger, Bol?’

‘Nou en of! Heb je 't al?’

‘Even ... even!’

‘Ja? Emile John René Kauning heet ie precies. Internationale tjampoeran als je mij vraagt. Woont in Amsterdam, Parkstraat 46 B. Geboren te Nizza 18 Januari 1908, zoon van den gefailleerden directeur der Credietvereniging “Holland - Frankrijk”, die in de wereldoorlog wapenleveranties financierde aan beide partijen. Beroep:

Secretaris van de directie der Hanborg Wapenfabrieken. Weinig gefortuneerd, doch flink inkomen. Sportman. Staat waarschijnlijk in connectie met

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(36)

buitenlandse geheime politie, mogelijk Gestapo. Bezoekt vaak elegante gelegenheden.’

‘Elegante ...?’

‘Tja, 't stààt er. Maar je begrijpt wel ...’

‘'t Is fraai. Zeg Speur, doe me 'n plezier en laat onmiddellijk de gangen van dat heerschap nagaan. Volkomen ongemerkt natuurlijk. Er op letten, dat hij zich niet uit 't land verwijdert. Zodra hij Mokum tracht uit te rijden, direct nagaan en mij

waarschuwen. O ja, 't zelfde geldt voor die freule Julie Dudam van Holsteren, die in het Hertogpark woont. Laat ze schaduwen.’

‘In orde. Zeg B.B., er heeft hier al een persmuskiet opgebeld. Die lui ruiken gewoon bloed he! Ze willen nog copie hebben voor de middag-editie van 11 uur vanmorgen.

Wat denk je er van.’

‘Nou, 'n summier berichtje kunnen ze wel krijgen. Vraag even of 't snoezige privé-secretaresje van je schoot wil afgaan en 't volgende stenogram wil opnemen.’

‘Stik!’

‘Tegen wie heb je 't, tegen 'n dame?’

‘Nee, tegen 'n ouwe nènè! Kom op.’

‘Hedenmorgen vroeg werd, op zijn Kasteel Nieuw-Valkensweerd, in een zijner appartementen dood aangetroffen Jonkheer A.P.J.M., de A. van Adjar ...’

‘Ja, schiet maar op, ik heb 't al A.P.J.M. ...’

‘Dudam van Holsteren. Hoewel een ongeluk niet geheel uitgesloten moet worden geacht - hèhè - gaan de gedachten der Politie toch in de richting van moord. Het onderzoek wordt door de plaatselijke recherche met kracht voortgezet. Kuch je? Ben je verkouden? Nadere bijzonderheden kunnen in 't belang van 't onderzoek,

enzovoort!’

‘Zeg B.B.?’

‘Ja!’

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(37)

‘Wat kun jij liegen zeg!’

‘Of 't gedrukt staat. Nou, je geeft 't wel dòòr he?’

‘'t Zal geschieden, gelijk gij beveelt, Hoogheid. Zeg Bolman, weet je, wat B.B. in Indië beteekent?’

‘Ja, Ben Bezet!’ - Ringg!

Hij had opgehaakt, voor hij de verdere sappigheden van z'n kameraad kon opvangen. De beide Inspecteurs zaten elkaar graag in 't haar, maar waren overigens de beste vrienden en hielpen elkaar steeds zonder een zweem van ‘jalousie de métier.’

Juist kwamen daar de resultaten der dactiloscopische foto's reeds binnen. Kon Bolman nog nèt meepikken om in de auto te bestuderen, want op 't kasteel had hij voorlopig niets meer verloren en liet hij het terrein gaarne een poosje aan de officiele justitie-instanties over.

‘Tjonge, hoe is 't mogelijk, zò iets moois heb ik nog nooit gezien.’ Op de kandelaar was aangetroffen een complete serie van vijf fijne damesvingertopjes. Zo fraai, dat je er een standaardartikel voor 't Politieblad op zou kunnen baseren. ‘Sappristie’, dacht B.B. ‘dat ziet er voor die adellijke dame allesbehalve safe uit. Enfin, we zullen haar voorlopig nog even met rust laten en de reactie bestuderen. Thans op weg naar de holen van 't zondige vermaak.’

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(38)

Hoofdstuk III.

Het cabaret ‘De Fazant’.

Het cabaret ‘De Fazant’ stond in Den Haag bekend als een meer dure, dan chique gelegenheid, hoewel ze door de uitgaande upper-ten toch geprefereerd werd vanwege de internationale allures en de ongedwongen, quasi-bohemien sfeer, die er vaak hing.

De programma's waren altijd op 't kantje af, maar er werd veel Engels en nog meer Frans afval van de pikante productie aan de markt gebracht, dat toch volkomen ongenietbaar was voor de ‘man in the street’, en zo kon de politie wel iets méér tolereren, dan eigenlijk volgens de voorschriften door de beugel der strenge Hollandse censuur kon.

't Was intussen half negen geworden en Bolmans maag begon aardig te jeuken.

Hij had z'n vrouw vanuit Valkensweerd reeds opgebeld en gewaarschuwd, dat hij niet kon komen ontbijten en ze hem waarschijnlijk vóór de middag ook niet

verwachten kon. 't Jonge vrouwtje had nog even de stamhouder uit de wieg gehaald en met kunst- en vliegmiddelen geprobeerd, 't kind een of ander geluid te ontrukken.

Maar Hendrik, die anders een keel kon opzetten, of hij levend gevild werd, vertikte het nu straf, ook slechts 't geringste teken van leven te geven, en hierover was de moeder nog meer teleurgesteld geweest, dan over haar mans uitblijven. ‘Zo gaat 't in 't leven’, dacht B.B., terwijl de auto voortsuisde naar de stad, maar zijn gepieker draaide toch weer spoedig in de richting der moord-affaire. 'n Grote zaak! 't Rustige Haagje zou van de sensatie smullen, vooral als bijzonderheden bekend werden.

Hu! Hij geeuwde z'n bruingerookte tanden bloot tot ver-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(39)

maak van de andere mannen in de wagen. Die hadden echter hun nachtrust niet gemist als hij en hadden bovendien, terwijl hij druk bezig was met de verhoren, rustig hun boterhammetje, door moeder de vrouw meegegeven, opgepeuzeld.

‘Kees, zet me hier maar af’, gebood hij den politieman aan 't stuur.

Ze bevonden zich op 't zelfde punt in de stad, waar de vorige avond freule Julie door haar oom was opgepikt.

‘Rijden jullie maar naar kantoor jongens en zeg tegen Inspecteur Speur, dat ik naar dat lokaal ben. Dan weet ie 't wel. Over een uur ben ik weer op 't bureau. Ik wil niet opgebeld worden, behalve als 't natuurlijk uiterst perloe is. “Perloe” he, hoor je!’ en met 'n knipoogje tegen z'n mannen, die hem glimlachend begrepen, stapte hij uit. Hij stond dus nu op de hoek van de Voorgracht en de Kerkstraat en controleerde op z'n horloge, hoe lang 't lopen was naar 't cabaret, dat een eind verder aan de gracht lag. De afstand bedroeg nauwelijks vijf minuten.

Aan de straat zag het gebouw, waarin ‘De Fazant’ z'n kleurige veren ontplooide, er in 't geheel niet uit als een nachtelijk oord des vermaaks. 't Was een vrij oude, deftige herenbehuizing met een trappenportiek, waarvoor een deftig gedrapeerde luifel boven 't trottoir uitstak. De ramen waren behangen met zware overgordijnen, het geheel maakte meer de indruk van een selecte sociëteit, waarin gepensioneerde hoge ambtenaren hun politieke kletspraatjes uitwisselden, dan van een danshol, waar de blasé haut-monde genotterde van half ontklede meisjes en aanverwante artikelen.

B.B. stapte binnen, alsof hij een doorgewinterde habituée was. De Portier keek hem stom verwonderd en een weinig argwanend na. Wie kwam er nu op zo'n onmogelijk uur binnen? De benedenverdieping van 't cabaret werd ingenomen door een café met restaurant, annex biljartzaaltje.

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(40)

Ochtendgasten golden hier echter zeker voor een zeldzaamheid, want de tafeltjes waren slechts summier gedekt en er stonden zelfs stoelen op elkaar voor schoonmaak.

't Geheel maakte zelfs op den - in figuurlijke en letterlijke zin - nuchteren

politie-inspecteur een desillusionnerende indruk. Niets zo armzalig als lege café's en restauranten. Naast de brede glazen deuren, die tot dit benedencomplex toegang gaven, leidde een zogenaamde modern-luxueuse trap - zwaar met rode tapijten belegd - naar de eigenlijke ‘tempel der lichte muse’ boven. De rode treden met de glinsterende roeden en de goudbespikkelde wanden van 't trappenhuis, allemaal ontwerp van een bekenden Haagsen binnenhuisarchitect, beloofden al bij voorbaat gouden bergen van chique- en geraffineerd amusement aan de bezoekers, maar moesten niet bijzonder dik beslagen gasten ook wel een preliminair gevoel van pecuniair onbehagen geven.

‘Hier worden je de centen op twaalf verschillende manieren uit je zak geklopt’, dacht B.B., terwijl hij 't restauratie-gedeelte binnenstapte, ‘mij niet gezien Roosje!’ En achteloos nam hij plaats aan een tafeltje, dat er niet zo erg koud-negerend uitzag, getuige een enkel mes en 'n vork op 't overigens niet eens geheel smetteloze linnen.

Een kellner, die B.B. al zo'n beetje had zien rondscharrelen tussen de tafeltjes, kwam, met stijf verholen verbazing op z'n slappe aangezicht, gerokte lichaam in plooi van bevelafwachting op B.B. aanplatvoeten en trok z'n eigenwijze kunstwenkbrauwen nog 'n verdieping hoger op naar z'n zwartgeduco'de pruik toen hij den speurder herkende. Want in gelegenheden als deze had B.B. natuurlijk reeds lang z'n meestal weinig welkome visitekaartje gepresenteerd. Naar de schuin-glurende vissenblik te oordelen, waarmee hij de eerste woorden van den eenzamen gast afwachtte, bereidde de kellner zich reeds voor op 'n informele ondervraging, maar 't lege tafeltje werkte juist stimulerend op Bolmans appetijt en

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

(41)

hij bestelde kort en bondig koffie, brood, kaas en ‘flink wat vlees’, hoopte alleen maar, dat 't niet al te lang op zich zou laten wachten. Om vast 'n beetje in de stemming te komen draaide hij voor een dubbeltje een fijne sigaar uit een flesautomatiek en blies de geurige rookwolkjes behaaglijk voor zich uit, zoals het ieder rechtgeaard detectieve-op-'t-oorlogspad sinds onheuglijke tijden betaamt. 't Ontbijt smaakte hem uitstekend, wat misschien meer lag aan Bolmans uitzonderlijke eetlust dan aan de kwaliteiten van 't gepresenteerde voedsel.

Versterkt, bevredigd, begon B.B. de aanval. Onder de indruk van een fooi, zo royaal als hij ze ‘in deze slechte tijden’ maar zelden in de vingers gestopt kreeg begon 't uiterlijk van den eerst volledig bevroren kellner al wat te ontdooien. De verstarde plooien van z'n blasé facie vertrokken in 'n half mislukte poging, belangstelling te huichelen.

B.B. trof het. Deze man bleek achter z'n mummie-masker van stands-chagrijn de psyche van 'n kwebbelaar te barricaderen. Bovendien had hij toevallig de afgelopen nacht tot sluitingsuur in 't cabaret-zelf bediend en nu had hij dagdienst van negen tot tweeën. Met z'n drieën hadden ze dat zo om de beurt, jawel m'neerr, 's morgens was 't nooit zo druk, 'n enkele verdwaalde tourist, en zo!

‘Nou, een verdwaalde toerist ben ik niet. Ik kom hier in functie en zou graag van je vernemen, wat hier gisteravond precies gebeurd is ... ik bedoel in verband met dat vermiste damestasje.’

Hier loog B.B. een beetje, maar 'n leugentje om bestwil moet elke speurder zich op z'n tijd kunnen veroorloven. Want op de eerste plaats was hij niet in functie en had hij met dat zaakje van de vorige avond - dat overigens in de kiem gesmoord was - niets te maken en ten tweede interesseerde het hem ook maar zeer matig. Bovendien zou hij alle gege-

Ben Haes, Moord op kasteel Valkensweerd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En terwijl hij daaraan dacht en daarover, gesteund door Arend, praatte, keek hij telkens naar zijn vriend die ernstig en kinderlijk voor zich uit tuurde en hij voelde dat hij de

Zondagavond gebeurde het dan: de vader van Annelies Donckers kreeg

- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel

‘Dat bij den moord in den trein, den moord op A, van Amsterdam, R, van Rotterdam, de navolgende heeren betrokken zijn, of er direct en indirect mee te maken hebben - te weten: J,

Thans staat Frans op zonder dralen Uit zijn kleeren lekken stralen, Moeder zegt: ‘nou niet in huis Met die broek en 't natte buis.’. 't Woudvogeltje, De

'Ik vraag mij af waar men, wanneer de spelling zo wordt dat niemand meer kans heeft een fout te maken met zijn beoordeling blijft over iemands prestaties.’ En zo is het ook: de

dat er is Christus vlees geworden, - prent zich mijn sprakeloze ziel, drukt zij haar roodgekrijte spoor, wordt zij een glinsterend fossiel, en gillen de vogels door.. Jos De

Hoewel hij dus geen zin meer had, oefenden anderen niettemin aandrang op hem uit, ‘groote heeren ende andere goede vrienden’ - let op hoe zorgvuldig hij zich hier als goede vriend