• No results found

1e jaargang nummer 4 jan. - febr. - maart 1969 DE WATERSCHANS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1e jaargang nummer 4 jan. - febr. - maart 1969 DE WATERSCHANS"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE WATERSCHANS

1e jaargang nummer 4 jan. - febr. - maart 1969

(2)

IN HOUD:

M€dedelingen

Fons Gieles: Ghelaesmakers te Bergen op Zoom van 1398/1586 Drs. W. H. Th. Knippenberg : Zilver en zilversmeden te Bergen op Zoom

Publicaties betreffende Bergen op Zoom

GESCHIEDKUNDIGE KRING

J

i1~gfi\~f~Jt~

MEDEDELINGEN

Met voldoening presenteert de Redactie het vierde nummer van de eerste jaargang.

We zijn verheugd over de medewerking van Drs. W. Knippenberg uit St. Michielsgestel.

Hij schreef, speciaal voor ons blad, een rijk gedocumenteerd artikel over Bergs zil- ver. Daarvoor zijn we hem bijzonder dankbaar en erkentelijk.

Vervolgens werd de Redactie van de Waterschans verrijkt met een pakket kranten- knipsels en andere originele documenten, welke Henri Overhoff ons toezond vanuit Amsterdam.

Deze springlevende Bergenaar, die een excellente goodwill-ambassadeur voor onze stad is, die te Amsterdam het Carnaval joyeus doet vieren en daar alle belangstel- ling wekt voor het zuidelijk karnaval, leeft met hart en ziel mee met onze vereniging.

Wij zijn hem uitermate dankbaar voor zijn spontaan gebaar! Uit deze, door hem ge- schonken gegevens, is menig artikel voor de Waterschans te destilleren. Wij zullen dit dan oog gretig doen.

Wij gaan thans op naar de tweede jaargang. Tegenslagen werden ons niet bespaard.

Maar wie Bergen op Zoom als inspiratiebron voor prachtige studies heeft, werkt mede aan de vergroting van de kennis van onze stad en aan de verrijking van zich zelve. Moge velen van U hun lidmaatschap zien als een bijdrage tot het behouden en voort doen leven van wat goed en schoon is in ons rijk historisch verleden.

Fons Gieles, voorz.

Van meerdere zijden bereikten de redactie de opmerking, dat, met alle respect voor de doorwerkte studies, welke tot op heden in de Waterschans verschenen, er ook een behoefte bij onze lezers bestaat aan meer informatie betreffende de vondsten welke te Bergen op Zoom worden gedaan. Eveneens de vraag of we niet meer

"historische melange" kunnen presenteren, zodat het geheel wat lichter verteerbaar voor de lezer zou worden.

Geachte lezer, wij doen ons best. Maar een aardige spreuk schoot te binnen, welke te lezen stond op de zoldermuur van het heerlijke rusitieke hotel te Hoornaar.

"Nog nooit werd er een kok gevonden, die koken kon naar alle monden".

Waarmee wij ons niet willen verontschuldigen !

In de tweede jaargang openen wij een aantal rubrieken waarin veel wetenswaardigs op smakelijke wijze zal worden opgelepeld.

(3)

RESTAURATIE VAN DE GROTE KERK

Het bijzonder heugelijke nieuws, dat, onze Grote of St. Gertrudiskerk gerestaureerd gaat worden, is al geen nieuws meer voor de Bergenaar. Door de brand van druk- kerij de Zoom, kunnen wij er eerst nu melding van maken, en wij doen dit met grote vreugde.

Door de bijzondere inspanningen welke de Burgemeester, de heer Drs L. v.d. Laar, zich getroostte, kon de kerk Gemeentelijk bezit worden. Ook de financiële aspecten van de restauratie werden bekeken en door hem rond gemaakt.

Dat eerst in 1969 deze erbarmelijk vervallen tempel van de ondergang wordt gered, moge ons tot nadenken stemmen. Van de andere kant kunnen we zeggen, dat door de grote ervaring van Monumentenzorg, opgedaan bij menige Kerkrestauratie sedert 1945, Bergen op Zoom mag rekenen op een zeldzame restauratie. Ook voor de Geschiedkundige Kring kunnen hier hopen/ijk studieaspecten naar voren komen, zodat meerderen onder U zich eens kunnen verdiepen in nog onbetreden gebieden van het Bergse Verleden.

RESTAURATIE POORTGEBOUW TE HUYBERGEN.

Van geheel ander karakter is de restauratie van het Poortgebouw, welke thans in alle stilte te Huybergen plaats vindt. Géén subsidie, weinig spectaculair van archi- tectuur en tamelijk verscholen liggend, wordt een brok geschiedenis met liefde be- houden voor onze streek.

De Broeders van Huybergen, die met hun voorgangers, de Wilhelmieten, ge- durende vele eeuwen voor Bergen op Zoom grote betekenis hebben, namen de res- tauratie zelf ter hand. Hier past een woord van lof voor dit, wat men zou mogen noe- men, particulier initiatief.

BESTUUR : Fons Gieles, voorzitter

Br. A. van Rijckevorsel, sekretaris Dr. E. G. H. Hártel, lid

C. H. J. van Niftrik, lid.

REDACTIE : Br. A. van Rijckevorsel.

Brieven en stukken voor de redactie gelieve men te zenden naar Hoogstraat 23

ABONNEMENT : Het abonnementsgeld bedraagt voor niet-leden voor vier nummers

f

10,- per jaar. Voor België en overig buitenland

f

11,-.

BETALINGEN: Abonnementen van niet-leden, advertenties, enz.

te betalen via de Algemene Bank Nederland nr.

1120357.

ADMINISTRATIE: Adreswijzigingen enz. te zenden aan de sekretaris Br. A. van Rijckevorsel, Hoogstraat, Bergen op Zoom.

(4)

G HE LAE SMAK ERS TE BERGEN OP ZOOM van 1398-1586

De glasvondst aan het Bleekveldje (1968) wierp o.m. de vraag op, welke aktiviteiten Bergen op Zoom op het gebied van glasverwerking in het verleden heeft gekend.

Dit artikel wil hier nader op ingaan.

HET was op de eerste lentedag van het jaar 1398, dat Lodewîjc Wareman, van beroep "ghelaesmaker" zijn intrede deed binnen de muren van Bergen op Zoom.

De beroepsaanduiding "ghelaesmaker" doelt op een bekwaamheid, te vergelijken met die, welke heden ten dage wordt toegekend aan de kunstenaar-glazenier. In Frankrijk spreekt men, sedert de dertiende eeuw, nog steeds van "ma"itre-verrier".

In Wallonië van .volrier", terwijl in het middeleeuwse Vlaanderen de term "glase · werker" werd gebezigd. In het hertogdom Brabant was de gangbare benaming ,,gelaesmakere". Oude kerkelijke documenten, alsmede die, uit latiniserende peri- odes, noemen hem plechtig .vltritex". Ook Dirc Crabeth, werkende in Gouda en Utrecht, noemt zich in een eigenhandig schrijven uit 1540 nog "glaesmaker" 1).

Glaesmakers waren vaklieden, die hun métier volledig beheersten. Zij sneden en beschilderden het glas. Stookten de ovens, waarin het glas gebrand werd. De con- tourverven vervaardigden zij zelf. De loodstrippen trokken ze eigenhandig en ze soldeerden en kitten het samengestelde glaspaneel. Hun breekbare geesteskinde- ren werden dan tenslotte in de gapende vensteropeningen geplaatst waardoor het licht zijn !overspel beginnen kon. Zij waren voortreffelijke ontwerpers. Een perfect geschoolde tekenhand vormde, met een fijn gevoel voor kleur en maat, hun kost- baarste bezit.

Naast de term "ghelaesmaker" komen we (voor het eerst vermeld in 1514 te Gouda)2) de "glaesscrivers" tegen. Zij zijn specialisten in het schilderen op glas met penseel en ganzeveer. Kenmerkend is aanvankelijk het zeer kleine formaat waarop zij werk- zaam zijn. Miniaturisten op glas zouden wij hen kunnen noemen. In het Schnütgen- Museum te Keulen worden prachtige specimen van dit soort vroege glasschrijvers- kunst bewaard.

Wanneer voor het eerst in 1514 te Gouda de term "glasscriver" wordt gesignaleerd,

Geraéldpleegde Literatuur.

1) Dr. A. v.d. Boom: ,,Monumentale Glasschilderkunst in de Nederlanden".

2) Bulletin v.d. K. Ned. Oudheidkundige Bond : Speciaal nummer over Glasschil- derkunst 1953. Blz. 126.

(5)

wil dat niet zeggen, dat eerst dán dit type vakman geboren zou zijn. Reeds op menig schilderij van Vlaamse Primitieven zien we in de medaillons, welke zich in de glas- vensters op de achtergrond bevinden, het werk van de glasscriver. Op een paneel van Robert Campin 1375-1444, waar hij "De Annunciatie" uitbeeldt, zijn duidelijk twee wapens te zien in de bovenlichten van het halfopenstaande venster. De glas- scriver bedient zich er o.m. van heraldische kleuren. In moderne terminologie ge- sproken wordt daar de glasscriver een "mini-glazenier". Engelse kunsthistorici bezigen voor dit soort glas-in-loodkunst de term "domestic-glass painting". Ge- doeld wordt op het intieme karakter van deze kunstvorm.

Een ander schilderij, waarop, naast heraldische motieven, ook figuraal werk in het vensterglas werd aangebracht, is het meesterstuk dat Hans Memlinc maakte in op- dracht van Martinus van Nieuwenhoven. Een tweeluik, genaamd "De Madonna met de appel" (1485). We zien er Sint Joris, de Draak bevechtend en een Sint Christoffel.

Met de opkomst van de Renaissance gaat zich een geheel nieuwe ornamentiek ont- wikkelen. De bijzondere kenmerken daarvan zijn o.a. de grote plasticiteit en uitvoe- righeid. In de glasvensterkunst, ten nauwste verbonden met de architectuur, worden de renaissancistische stijlmotieven opgenomen. Van de glasschrijvers wordt dan bijzondere bekwaamheid gevraagd in het tekenen op glas. Daarom zien we hen nog- al eens in de leer gaan bij de Meester-schilders, onder wier strenge leiding zij zich bekwaamden in het tekenen met pen en penseel. Zo ging Marinus van Rijmerswaal (1497-1568) op les bij de glasschilder Simon van Daele te Antwerpen. Marinus wa"' toen twaalf jaar (1509) 3).

Op de werkplaatsen van de meester-schilders waren, behalve de gebruikelijke leer- jongen, ook de z.g. ,,maent- of jaerjonghens, die begeren te leren conterfeyten met- ter penne omme andere ambachten te leeren, als goutsmeden, off gelaesscryven off dieregelycken" 4). Eind vijftiende- en de hele zestiende eeuw zijn het doorgaans de paneelschilders, die de richting in de glasschilderkunst bepalen. Zo ontwerpen b.v.

Barend van Orley, Jan van Scorel, Lucas van Leyden, Jan van Mabuse de tekening voor glasvensters. De glasschilders zijn, met hun collegae paneelschilders, lid van het St. Lucasgilde. Bergen op Zoom vermeldt in 1487 nog geen Lucasgilde. Op de lijst van gilden, welke dat jaar in de Kruisommegang meetrekken, treffen we het ten- minste niet aan. 5)

Dat hoeft niet te betekenen, dat Bergen op Zoom van kunstenaars was verstoken.

Ze konden ondergebracht zijn bij andere groeperingen. In Brussel b.v. treffen we in 1357 leden van verschillende ambachten aan (waaronder ook vier glasschilders) in ,,de Broederschap van St. Jacob". Eerst in 1387 vormen zij echter een officiële or- ganisatie n.l. ,,De corporatie der schilders, gouddrijvers en glaswerkers".

Te Gent bestaat in 1355 de "Neringhe van de schilders, waarin o.a. glasschilders .!ijn opgenomen. In Diest komen de glasschilders eerst voor onder "Het Gilde van de vier Gekroonden", dat vooral uit metselaars bestaat. Later wordt dit toch een Lucas Gilde.

3) H. Hijmans: ,,Marin, Ie Zelandais de Romerswaal". 1884.

4) Mr. W. Bezemer: ,,Ordonnantiën van het St. Lucasgilde te 's-Hertogenbosch".

In Oud-Holland. 1894.

5) C. Slootmans : ,,De Heilig Kruis Ommegang van Bergen op Zoom. 1946.

(6)

LODEWIJC WAREMAN

Na deze korte toelichting op "ghelaesmaker" en "glasscriver"

lijkt het mij reëel, om in de figuur van onze Lodewijc Wareman een all-round vakman te mogen zien.

De toevoeging achter zijn naam, ,,WAREMAN", is m.i. een vervorming van de uit- spraak "VOIREMAN" hetwelk afkomstig zou kunnen zijn van voirier, warnier, ware- nier). De poorterslijst vermeldt niet, vanwaar Lodewijc kwam en wat hem naar Ber gen op Zoom voerde. Namen van glazeniers uit het Brabant van de veertiende-eeuw zijn maar uiterst weinig bekend. Nu noemt J. Helbig, de man met het meeste gezag op 't gebied van de glaskunst der Zuidelijke Nederlanden, het plaatsje OUDERGEM, alwaar een zekere Lodewijc, ghelaesmaekere, in 1384 een raam maakt. Opdracht- gever was het Brabants Hertogelijk Domein. Het venster werd qeplaatst in het Do- minicanerklooster van Hertoginnendal.

De rekening vermeldt, dat in de maand Maart 1384-1385 het hertogelijk Domein "8 Peters de 38 gros de Flandre" aan Lodewijc, den ghelaesmaker betaalde. Het kloos- ter verbrandde in 1563. Van Lodewijks oeuvre bleef jammer genoeg niets bewaard.

We kunnen derhalve slechts gissen, welke onderwerpen hij in zijn glas-in-lood- vensters heeft uitgebeeld. De kloosterkerk had destijds drie altaren, waarvan het hoofdaltaar was toegewijd aan de H. Drie-eenheid. De twee andere, wat kleinere al- taren, aan de H. Maagd en de H. Genoveva. Bovendien waren er talrijke muurschil- deringen, geïnspireerd op het thema "Les mystères du Rosaire".

Het zou mij niet verbazen, als één van deze thema's door Lodewijc werd behandeld.

A. Wauters vermeldt verder in zijn "Histoire des environs de Bruxelles" (1855-derde deel), dat dit klooster het oudste Dominicanenklooster van België is. In 1262 werd het gesticht door Aleyde van Bourgondië, weduwe van graaf Hendrik 111. In deze kloosterkerk bewaarde men o.m. een doorn van de kroon, waarmee Christus zou zijn gefolterd. Saint Vincent de Ferrier zou deze gekregen hebben van een Franse koning.

Om aan te geven, dat het er nog niet zo slecht toeven was te Audergem vermeldt de geschiedschrijver, dat "de voet van het klooster werd omspoeld door een vijver van 5 hectares en 77 ares groot, waarvan de ontelbare vette karpers alom gercemd werden om hun voortreffelijke smaak". (Voeg daar een heerlijk glas witte wijn aan toe, of een goedgebrouwen beker gerstenat, en het Gregoriaans moet uit deze monnikenkelen zeer welluidend en vloeiend geklonken hebben).

Wie weet hoeveel karpers onze Lodewijc daar te Oudergem verorberd heeft ! Ik acht het vrij zeker, dat we in onze oudste poorterslijst dezelfde Lodewijc ontmoeten als die te Oudergem.

Allereerst treffen we bij Helbig in zijn geweldig gedocumenteerd en doorwrocht werk onder alle, door hem opgespeurde glasmakers, er maar één aan, die luistert naar de naam Lodewijc. Helbig vorste van 1943 tot 1951 alle archiefgegevens na betreffende Zuid Nederlandse glazeniers. Natuurlijk is dit nog geen wetenschappe- lijk bewijs voor onze stelling. Maar het feit, dat Bergen op Zoom ressorteerde onder

6) J. Helbig: ,,De Glasschilderkunst in België". (1943-1951). 2 dln.

(7)

het Brabants Hertogelijk Domein, evenals Oudergem, versterkt onze mening. Toen in 1397 een felle brand het merendeel van Bergen in de as had gelegd, stond Hen- drik van Boutershem voor de zware opgave de herstelwerkzaamheden ter hand te nemen. De representatieve gebouwen en kerken dienden weer zo snel mogelijk voor functioneren gereed gemaakt te worden. Nu we weten, dat Lodewijc kerkven- sters beglaasden, kan het goed mogelijk zijn geweest dat Hendrik van Boutershem Il onze Lodewijc naar Bergen nodigde voor het maken van glasvensters voor de Grote Kerk.

De brand zal het schip en priesterkoor zeker niet onberoerd hebben gelaten. Of Lodewijc assistenten met zich mee naar Bergen voerde, kan uit de poorterslijst niet met zekerheid worden afgeleid. Wel zien we, dat enige maanden later, op 30 augus- tus 1398, Pieter Willems sone van Akeren poorter wordt. Het geslacht van Akeren vermeldt omstreeks 1450 enkele glazeniers.

WILLEM.

Dat in de gevel van het hof te Bergen glaswerk was aangebracht, weten we met ze- kerheid. Onze betrouwbare gids in deze materie vormt het boek Jan Metten Lippen van oud-archivaris Corneel Slootmans. 7) Dit boek, dat een schat aan moeizaam opgespeurde gegevens bevat inzake de geschiedenis van onze stad, gaat steeds meer waarde krijgen voor verdere studieën betreffende facetten van ons middel- eeuws Berghen op ten Zoem.

We vinden er vermeld, dat omstreeks 1440 de vernieuwde voorgevel van het huis te Bergen beglaasd wordt. Een zekere Willem, ghelaesmaker, levert de vensters.

Aan nieuw glas mag hij dertig en een halve voet glas leveren, terwijl diezelfde Wil- lem 25 vt oud glas repareert. Een brandende vraag is nu : waar haalde die Willem dat nieuwe glas vandaan ? Werd het te Bergen op Zoom vervaardigd of werd het geïmporteerd ? Doornik en Rouen produceerden veel glas. Rouen bezat destijds de grootste industrie. Per schip werd het glas in manden vervoerd. Glas, dat verwerkt werd, kon eventueel afkomstig zijn uit Hessen, Meckelenburg, Bronswijk, Holstein.

Maar ook uit Frankrijk, wel genaamd Frans of Bourgonjens glas. In de ordonnantieën van het St. Lucasgilde te 's Hertogenbosch (1546) lezen we : ,.dat de gelaesmakers noch en sullen eg een Hessens gelass moegen leveren onder Bargoens gelass".

Protectie of kwaliteitsverschil ? Wanneer er in den Bosch glas werd aangevoerd en te koop aangeboden, dan "mach een yegelick van den ghelaesmaeckers mede comen deylen, soeverre hy ghelt by leegt ende aenpaert mede betaalt ende intyts spreecken voir den coop" 4).

Of er in de Bergse haven glasmanden op de wal zijn gezet, is tot nu toe niet onder- zocht. Voor onze studie is momenteel van belang te weten, dat sedert 1398 tot 1440 in Bergen op Zoom een glaswerkplaats gevestigd is. Gezien de noodzakelijkheid van het branden van ovens, zal deze werkplaats zich aan de stadsrand en bij het water gevestigd hebben. De omgeving van de Verloren Costpoort, waar stadsgracht en Grebbe stroomden, voldeed aan deze eisen van veiligheid.

7) C. Slootmans: ,.Jan Metten Lippen". 1945.

(8)

Maar er zijn nog meer kostelijke gegevens ! In het jaar 1436 vinden verbouwingen plaats aan het kasteel van Wouw. De kapel ondergaat een verandering. We lezen :

"In de voirscrevene capelle maakt Pieter van Rijmerszwale twee ge1asen vensteren van dubbele werke ende heeft int meeste (het grootste) gemaect een crucifix Onse Vrouw ende sente Jan ende int andere sente Joris beelden".

PIETER VAN RIJMERSZWALE

Het totaal oppervlak bedroeg 123 voet glas. Hoe groot één voet genomen moet wor- den, is een variabele zaak ! In zijn boek .D'alqernene Bouwkunde volgens d'Antyke en Hedendaagse manier" spreekt Willem Goeree (1681) over de "glazemaekersvoet, die in zommige steden vrij klein is". Nemen we als gemiddelde een voet op 28 cm.

dan leverde Pieter van Rijmerszwale negen en een halve vierkante meter glas-in- lood. Beschilderd en wel !

Graag hadden wij Pieters' Calvarieschildering gezien. Pieter moet wel een meester zijn geweest. En het treft ons, dat een goede zeventig jaar later (1509) Marinus van P.eimerswalen eveneens het glasschilderen gaat leren. Allerwaarschijnlijkst wordt hier een ambacht in de familie gecontinueerd. De vader van Marinus, genaamd KLAAS van ZIERIKZEE, is n.l. in 1475 opgenomen als meester schilder in het St.

Lucasgilde te Antwerpen. En misschien zijn ook Daneel van Rommerswale (leerjon- gen bij Jasper van Kikxem) en Jacob van Rommerswale (vrij meester in 1478) zonen van Pieter. 8)

Hoe de Calvarie, door Pieter ge- maakt, eruit gezien zal hebben is maar moeilijk vast te stellen. Maar gaan we uit, van het veel voorkomende feit, dat de glasschil- der zich inspireert op bestaande af- beeldingen, dan gaan we voor de tijd waarin Pieter leefde te rade bij de z.g. DOEK- DRUKKEN. Dat zijn

uit notenhout ge- sneden lineaire ta- frelen in hoogdruk, bestemd voor het bedrukken van stoffen.

Zulk een Kruisberg, daterend uit circa 1400, drukken we

8) P. H. Rombouts en Th. van Lerius : ,,De Liggeren van het Antwerpse St. Lucas Gilde". Deel 1. 1453-1629.

(9)

ter oriëntering af. Sterk decoratief en lineair van karakter, is de achtergrond nog niet perspectivisch doorbroken. Aan het Bourgondische Hof waren doekdrukken rijkelijk aanwezig. 9)

Invloed van de houtsnedetechniek alsmede de daarin gebezigde composities op de kunst der glazeniers in vijftiende- en zestiende eeuw is een reeds veelvuldig vastge- steld gegeven. De invloed welke Dürer b.v. te Antwerpen heeft uitgeoefend tijdens zijn bezoek in 1521 moge blijken uit het ontmoeten van drie Antwerpse glasschil- ders, te weten Meester Dietrich, waarmee de beroemde Dirck Vellert wordt bedoeld, Aart van Oort en een zekere meester Honig (waarschijnlijk Hendrik doghen). Dürer geeft hen afdrukken van zijn .Apocalypse" en afdrukken uit het "Marienleben". 10)

Over de plaats waar Pieter van Rijmerszwale zijn atelier had, lezen we bij Slootmans geen nadere gegevens. Maar het moet gezegd, dat onze oud-archivaris door het publiceren van deze opdracht uit 1436, een prachtige steen heeft bijgedragen aan de geschiedenis van de glasvensterkunst in de Zuidelijke Nederlanden.

Noemden we zojuist het tijdperk 1398 tot 1440 als periode van glasvensterwerk- zaamheden, het is zeker, dat deze periode wordt voortgezet tot circa 1586. De bouw van de machtige St. Gertrudiskerk en ook het onderhoud ervan, geelt de glaesma- kers regelmatig werk.

Soms kon het beglazingswerk wel eens stagneren. Meestal had dit twee oorzaken.

Ofwel de glazeniers konden, in periodes van grote bouwaktiviteiten, de metselaars niet bijhouden ofwel was er niet voldoende geld. De lege vensters werden voorlopig gedicht met stro. Dat was nu niet bepaald een bekoorlijk zicht. Daarom beijveren zich veel steden om de benodigde gelden bijeen te krijgen. Er wordt belasting ge- heven op vreemde nederzettingen, zoals Spanjaarden en uitheemse handelaars.

Als aanzienlijke personen de wet hadden overtreden, moesten zij, bij wijze van boete, opdraaien voor de kosten van een glas-in-lood raam. Zo moest de stad Lier, vanwege een bepaalde gepleegde opstandigheid, 200 voet glas betaren aan de ker- ken van Antwerpen, Brussel en Luyk.

Ook door z.g. ,,soenpenningen" werden ramen bekostigd. In de Gulden Roos van 1956 vermeldt Slootmans een dergelijk gegeven, waaruit tevens namen van glaes- makers opduiken.

PETER VAN AKEREN, ghelaesmeker, belooft in 1494 tegenover de schepenen "te makenen ende gemaict te levren een gelasvenster met eenen crucifix overeenko- mend met dat, wat hij de kerk van Bergen op Zoom voor Servaes de Rouckx coer had geleverd". Deze opdracht was een uitvloeisel van een vonnis, waarbij de moor- denaar van wijlen Jans Peters Coggens veroordeeld was de kosten van dit venster te betalen. Het venster was bestemd voor de kerk te Etten. Uit verdere tekst van de akte blijkt, dat de vader van Peter, genaamd CORNELIS VAN AKEREN, eveneens glasmaker is. 11)

9) Louis Lebeer: ,,De Geest van de Graveerkunst in de 15e eeuw". 1945. Diest.

10) P. T. A. Swillens: ,,Albrecht Dürer, zijn dagboek van de reis door de Neder- landen". 1520-21.

1 ·1) Protocol van Rentbrieven en Recognitiën v.d. Schepenbank te Bergen op Zoom.

20 april 1494.

(10)

We leiden voorts uit de akte af, dat in de Grote Kerk een glasvenster zat met een Calvarie, in het koor van Servaes de Rouck. (1480-1490 ?). Maar wanneer in 1476 de kerk, in nieuwe glorie, wordt gewijd door de suffragaan bisschop van Luik, mag men aannemen, dat, geheel overeenkomstig de gewoontes in die tijd, er veel gebrand- schilderd glas was aangebracht. Slootmans zegt. dat in 1522 gebrandschilderde ra- men geplaatst worden in het nieuwe koor. 12)

Een bronvermelding voor dit gegeven wordt niet gevonden. Men kan zich afvragen cl dit splinternieuwe glasramen zijn, dan wel overplaatsing van de vensters uit het oude koor, dat inmiddels ingebouwd was geraakt.

In 1580 zijn er op 15 aug. en 8 nov. ,,plunderingen door soldaten ende gereformeer- den". De grote kerk moet het ontgelden. Vanzelfsprekend krijgen de glasvensters de nodige beschadigingen. In 1586 worden "de gelasen, staende in den nywen choor gebruikt om daermede te repareren de oude hoofdkercke". 13)

Al bijeen wel redenen om aan te nemen, dat in 1586 de oorspronkelijke beglazing danig verminkt zal zijn geweest.

Als zesde ontmoeten we de glaesmaker :

WILLEM DE ROUCK.

Hij krijgt in 1496 een venster te maken voor het klooster der Observanten. Heer Jan, die hem deze opdracht gaf, betaalde hem 2 pont-10 scell Brabants. Het was een goede gewoonte van vele Heren een geschenk te geven, wanneer het nieuwe bouw- werken betrof binnen de grenzen van hun eigen gebied. Heer Jan Is op dit gebied wat men noemt, werkelijk royaal geweest. Zo krijgt Oosterhout in 1496 een raam cadeau. Het Bergse Minderbroederklooster in 1497, Zandvliet in 1501, Hoeven 1519, huybergen in 1521, alsook het Begijnhof alhier. Voor de glaesmakers een welvarende tijd! 7)

Slootrnans zegt, dat de meeste ramen gemaakt zijn door Anthonis Scenck. Uit de archieven blijkt, dat de familie de Rouck bezittingen had ter hoogte van het Bleek- veldje. Het is voorbarig om nu te beweren, dat de glasvondst verwijst naar de werk- plaats van Willem de Rouck. Maar wel stellen we vast, dat archiefgegevens en bo- demvondsten het Bleekveldje tot plaats van glasateliers kunnen bestempelen. Nog niet werd nagegaan, of Willem de Rouck dezelfde Willem is, genoemd in het jaar 1440. Vermoedelijk is dil Willem van Akeren !

Ais zevende glasmaeker wordt dan genoemd, de man welke een grote productiviteit aan de dag heeft gelegd n.l. :

ANTHONIS SCENCK,

die in de domeinrekeningen wordt betiteld als : ,,mijns Heeren gelasmaker". Hij moet wel bijzonder in de gunst van zijn opdrachtgever hebben gestaan. Zijn grote bekwaamheid in het portretteren zal daar ongetwijfeld toe bijgedragen hebben. An-

12) C. Slootmans : ,,Bergen op Zoom, een stad als een huis". 1966. Blz. 146.

13) Ir. C. L. Temmink Grol : •. De Sint Geertruidskerk te Bergen op Zoom".

K.N.O.B. 1956.

(11)

thonis maakte portretten van "d'oude Vrouwe van Berghen ende oec mijns Heeren Vrouw, saliger memoriën". 14)

Omstreeks 1520-21 heeft Anthonis glasvensters gemaakt voor de kerk van Wouw.

In deze ramen lieten de Heeren van Bergen, gehee: in laat-middeleeuwse zin, zich afbeelden, vaak in gezelschap van hun patroonheiligen alsmede een krans van schitterende wapens van die gebieden, waarover zij heersten.

Anthonis Scenck beglaest in 1522 een kruisvenster voor de schout van Bergen op Zoom, genaamd Coelgene. Dat glas wordt gehonoreerd met 2 pont-15 scell. Over het loon, dat glasmakers ontvingen, weet Joep Nicolas te vertellen, aat op het eind der 14e eeuw de maitre-verrier FI. 50,- ontving voor één vierkante meter ornamen- taal glas en FI. 100,- voor een vierkante meter gefigureerd glas.

De glazeniers behoorden destijds tot de welgestelde lieden en stonden in zeer hoog aanzien. Anthonis Scenck mocht bovendien een glas leveren voor de eetkamer van de lijfarts van Heer Jan, ,,den medicijn Peteren". Dit glas kostte 12 scell-6den. Ge- zien het grote kostprijsverschil met het kruisvenster, gezien ook de duidelijke loka- lisering van het glas, (eetkamer) zou men kunnen spelen met de gedachte, dat het 'lier mogelijk een zeer fraai drinkglas zou kunnen betreffen. Op het Bleekveldje werd een fragment van een geslepen drinkglas gevonden. Maar deze hypothese lijkt me alsnog zeer gevaarlijk.

f,Jagegaan wordt, of Anthonis Scenck een nakomeling is van de Antwerpse schilder Jasper Schenck, die in 1465 vrij meester schilder werd. 3)

Hoewel enigermate buiten het bestek van dit artikel vallend omdat ik tot op heden zijn naam nog niet genoemd zag in verband met glaswerkzaamheden alhier, zij ver- meld, dat in de vijftiende eeuw sprake is van een glazenier, wiens naam voor Ber- gen op Zoom zeker een bekende klank moet hebben n.l.

ROMBOUT VAN MANSDALE, genaamd KELDERMANS, zoon van Jan, meester der metselarijen van de stad Leuven. Vensters welke hij o.a. maakte bevinden zich te Lier. Verder blijkt, dat NICOLAAS ROMBOUTS voor de overgangsjaren van Gothiek naar Renaissance voor de meridionale Nederlanden de meest bexrante glaswerk- plaats bezat. Zijn atelier stond te Brussel, waar Margaretha van Oostenrijk hem tot glasschilder had aangesteld. 6)

Kleinere glaswerkzaamheden vinden we vermeld in 1492. In de Sint Quirijnskapel te Halsteren wordt een venster geplaatst. De Keldermansen zorgen voor het natuur- stenen lijstwerk.

In 1495 wordt op het Sint Jansplein (huidige Beurspleintje) een lantaren geplaatst.

Hoewel stallantarens met perkament werden gedicht, zijn straat- en devotielantaarns doorgaans voorzien van glas. Het zijn producten in eerste instantie van de smid, in samenwerking met de glasmaker, die het ontwerp geschetst kan hebben. Op het Sint Janspleintje plaatste de stad een beeldje ter ere van de patroonheilige van Heer Jan. Een devotielantaarn completeerde het geheel.

14) C. Slootmans : ,,Het Kasteel van Wouw". De Gulden Roos.

(12)

HERMANNE COENRAET.

Als laatste man, die we bij Slootmans vinden met betrekking tot glaswerkzaamheden, treffen we in 1517 o.a. aan een Hermanne Coenraet. Hij levert een glas, dat diende voor het beschermen van een perkamenten oorkonde achter in de Grote Kerk. De rekening spreekt van "een groot ghelas". Hermanne plaatste dit glas tevens in 't scrijnwerk. Kosten van het geheel bedroegen 3 scell-6 den.

WANNEER ER SPRAKE IS VAN EEN GROOT GLAS IN 1517, KAN DITBETEKENEN, DAT HET GLAS, VERVAARDIGD VOLGENS DE STREKMETHODE ZOALS DIT TE VENETlë WERD ONTDEKT, DOORGEDRONGEN IS TOT BERGEN OP ZOOM.

Het onderzoek der glasscherven verwijst sterk naar deze datum. Maar mogelijk is, dat Herman Coenraet een soort vóórverkoper van glas kan zijn. Blijft nochthans het feit, dat hij zelf het glas weet te snijden en in de lijst te plaatsen.

In mijn slotartikel wil ik trachten de glasvensterwerkzaamheden in een breder kunsthistorisch perspectief te plaatsen. Deze studie wordt echter uitermate bemoei- lijkt, doordat Bergen op Zoom aan authentieke glaspanelen niets, maar dan ook niets bezit.

Enkele scherfjes gevonden aan het Bleekveldje en in de Thalia-tuin tijdens een op- graving tegen de Grote Kerk, is al wat we bezitten. Onze stad heeft oorlogen, be- schietingen, plunderingen en stadsbranden gekend. En dan sneuvelen allereerst de uiterst kwetsbare en kostbare glasvensters.

Nu volgens het heugelijke nieuws de restauratie van de Grote Kerk in het verschiet komt. zal men uitermate zorgvuldig alle glasscherfjes, waarop glasschilderwerk waarneembaar is, bijeen moeten garen. Dat dit gebeuren gaat weten we zeker. Want de leiding van de restauratie is in prima handen.

Het zullen deze kleine, soms nietige fragmenten zijn. welke de sleutel vormen voor

&en prachtig hoofdstuk uit een kunstzinnig en groots verleden, dat momenteel nog voor ons versluierd ligt.

Fons Gieles.

Juli 1969.

15) F. Gieles : •• Tien Kuub Thalia", Verslag van een opgraving door leerlingen v.h.

Moller-Lyceum te B.o.Z. 1964.

(13)

ZILVER EN ZILVERSMEDEN TE BERGEN OP ZOOM

De oudste thans bekende edelsmid was "Olivier Janss. die goudtsm1t", die in mei 1940 als poorter van Bergen werd ingeschreven 1). In de gehele 15de eeuw had Ber- gen echter een drukke handelsrelatie met Antwerpen 2), en veel zilverwerk werd door het Bergense stadsbestuur te Antwerpen gekocht. Wie de ciborie maakte, die Jan Il van Glymes, bijgenaamd "Metten Lippen", heer van Bergen, rn 1440 aan de kerk van Wouw schonk, is niet bekend. Voor zijn huwelijksuitzet werden drie zilveren kandelaars en gouden sieraden geleverd door "Lieven den goutsmit t' Antwerpen", terwijl een goudsmid te Brugge voor hem een gouden collier vervaardigde. Verder bestelde hij nog zilveren gespen, valkenringen, kroesen, kannen, geldpotten en nachtspiegels; voor het hof te Bergen werd een zilveren Christoffelbeeldje gemaakt.

De edelsmeden zijn niet met name bekend, maar in 1445-46 gaf de nieuwe Vrouwe van Bergen aan .Nvctaes van Stapele, goutsmit te Bergen" opdracht allerlei gouden en zilveren sieraden voor haar te maken. Verscheidene juwelen, zilveren potten, ver- gulde kroesen, zilveren waterbekkens en een vergulde waterpot werden later door Jan Il verpand, om zijn in 1468 gevangen genomen zoon vrij te kopen, maar in 1476 schonk de stad een dozijn verguld-zilveren schalen aan een van zijn zonen; zijn opvolger, Jan 111, ontving van de stad in 1480 zes zilveren schalen 3).

Tot het einde van die eeuw gingen telkens nieuwe bestellingen naar Antwerpen en Brugge. Te Brugge bestelde Bergen in 1488 kostbaar tafelzilver. De Antwerpse zil- versmid Claus de Costere leverde in de jaren 1473-1475 zes zilveren prijskannen, verguld en van wapens voorzien, en hij vermaakte de "bossen" (waarschijnlijk be- doeld "brotse"), ,,die Jan de Pottere der Stadtbode draeght". In 1488-1499 zorgde de Antwerpse juwelier Gheerde Willemssoon voor zes zilveren kroesen, die aan de kanselier van Brabant door Bergen werden aangeboden; dezelfde juwelier verving in 1508-1509 een dozijn oude zilveren stadskroesen en een dozijn oude zilveren scha- ien, die ingeleverd werden, door nieuwe 4). Toch werkte in die jaren te Bergen de zilversmid Jan de Costere. Deze werd in 1500 aangeklaagd omdat hij "webben"

(weefsels), paternosters, goud en zilver verkocht zou hebben. Hij meende dit te mo- gen doen als lid van het ambacht van de goudsmeden, maar de stad besliste, dat verkopers van weefsels en paternosters lid behoorden te zijn van het gilde "der Meersche", dat in 1440 was ingesteld 5); tot in de 18de eeuw behoorde het goud- smedenambacht tot het "gilde de Meersch" 6).

Krachtens een resolutie van 1528 moest iedere nieuwbenoemde magistraat te Ber-

1) H. Levelt in Sinte Geertruydtsbronne 5, 1928, p. 125.

2) J. Cornelissen, Uit de geschiedenis van Bergen op Zoom in de 15de eeuw, 's- Gravenhage 1923.

3) C. J. F. Slootmans, Jan metten Lippen, Rotterdam 1945, p. 14, 16, 38-39, 41, 46,

so. ss. zos.

4) C. Slootmans, De verhouding Antwerpen-Bergen op Zoom in het verleden, Sinte Geertruydtsbronne 10, 1933, bijlage p. XXVI, XXXIV en XXXVI.

5) Slootmans, 1933, p. 60.

6) C. J. F. Slootmans in Ta.xandria 50, 1943, p. 262-263.

(14)

gen een zilveren kroes schenken, zodat het stadszilver van jaar tot jaar toenam; in :Je jaren 1572-1577 is dit zilver echter gebruikt om geld te maken 7). Kort daarna vertrokken drie Bergense edelsmeden naar Antwerpen. Jacques Domis en zijn zoon Franchois werden poorter te Antwerpen op 28-9-1590, terwijl Andries de Keyser Peeterss, zilversmid van Bergen en meester geworden in 1590, op 1-2-1591 poorter van Antwerpen werd 8). Andere namen van zilversmeden zijn Cornelis Arnold, die in 1568 te Bergen woonde, en Jan de Clerck de Jonge, die in 1601 met een roos merkte 9). De voormalige gemeentearchivaris, H. Levelt, ontdekte in het archief "een register houdende keuren der Goudsmeden anno 1557" 10), die voor het onderzoek van de merken van groot belang zijn.

In de stadsrekeningen van 1599 wordt een huis genoemd in de "Silversmidthstrate", begrensd door het huis "den gulden toren" en het huis "van den Juwel.erspant" 11).

Deze laatste naam roept herinneringen op aan de "juwelier Nicolaas", door Albrecht Dürer getekend, toen hij in december 1520 enige dagen Bergen op Zoom bezocht.

Het is opvallend, dat Dürer, die zelf stamde uit een geslacht van goudsmeden en in zijn jeugd op het goudsmidsatelier van zijn vader had gewerkt, niet alleen te Ant- werpen maar ook o.a. te 's-Hertogenbosch, waar hij overigens maar kort verbleef, telkens spoedig contact had met goudsmeden ter plaatse; te Bergen is dit niet het geval. Wel kocht hij daar een Nederlandse hoofddoek voor zijn vrouw, drie paar schoenen, een ivoren kam en enige stukken tin, maar het schijnt, dat te Bergen toen geen grote meesters van het goudsmedenambacht woonden 12). De juwelier Nicolaas was waarschijnlijk commissionair voor Antwerpen en Brugge.

Uit de 17de eeuw zijn enige stukken bewaard gebleven. Uit 1601 dateert een lepel met gegraveerd wapen, vervaardigd door de bovengenoemde Jan de Clerck de Jonge 13); waarschijnlijk kwam hij uit Antwerpen, waar een Jan de Clerck (zijn va- der?) in 1565 in het goudsmedenambacht als meester werd aangenomen 14). Een tazza met het wapen van Bergen, gedragen door twee wildemannen op bergachtige grond, is door de inscriptie gedateerd "3 october 1622"; deze schaal, thans bewaard in het Rijksmuseum te Amsterdam, heeft een meesterteken, waarvan slechts drie bollen herkenbaar zijn 15). Een tweede tazza of offerande-schaal bevindt zich in het bezit van het kerkbestuur van de kerk van de H. Johannes de Doper te Roosendaal en dateert waarschijnlijk uit 1629 (jaarletter P); het meesterteken, een naar links ge- wende zittende vogel in een schild, is nog niet aan een bepaalde goudsmid toe te

7) Slootmans, 1943, p. 254.

8) D. Schlugleit, Alphabetische naamlijst op de goud- en zilversmeden te Antwer- pen vóór 1600, Bijdragen tot de geschiedenis 27, Antwerpen 1936, p. 21 en 38.

9) Catalogus van de tentoonstelling Brabants Zilver, 's-Hertogenbosch 1965, nr.

21 (J. de Clerck). Taxandria 39, 1932, p. 280 (C. Arnold).

10) H. Levelt in Sinte Geertruydtsbronne 7, 1930, p. 82.

11) H. Levelt in Sinte Geertruydtsbronne 10, 1933, p. 16.

12) P. T. A. Swillens, Albrecht Dürer. Zijn dagboek van de reis door de Nederlan- den in 1520-1521, Maastricht z.j., p. 102-106. - Over de tekeningen van Bergen op Zoom : zie Swillens, p. 275-276 en plaat 9, en Cornelissen, l.c., 18-20.

13) Zie nota 9. 14) Schlugleit, l.c., p. 17.

15) Rijksmuseum Amsterdam. Catalogus van goud- en zuveernerxen, Amsterdam 1952, nr. 95. Catalogus Brabants Zilver 1965, nr 19 met twee am.

J. W. Frederiks, Dutch silver, dl. 1, p. 45-46 en afb. 27.

(15)

kennen 16). De stadskeur van Bergen, de jaarletter I en een zespuntige ster in een cirkel als meesterteken komen voor op een zilveren avondmaalsbeker in de Ned.

Hervórmde kerk te Scharendijke op Schouwen; de juiste datering is nog niet be- kend 17).

Dezelfde merken, stadskeur, jaarletter D ( = 1595) en een ster, komen voor op de bekende beker van het Sint-Jacobsgilde te Sint-Maartensdijk op Tholen 18). Dit gilde bestond al in 1574 als feestgezelschap en terwijl de gilden van de Kloveniers en van de Kruisboog in 1579 werden ontbonden en hun zilver te Antwerpen werd verkocht, bleef het Sint-Jacobsgilde met enige andere gilden voortbestaan ondanks de Hervorming. Nadat in 1594 was besloten een beker te laten maken, vertrokken in 1595 vier leden, o.a. Mr. Jan Liens, rentmeester voor de Prins van Oranje, Mr. Pieter Cuper, in 1586 burgemeester van Sint-Maartensdijk, en Marinus Werckendet, dros- saard aldaar, naar Santiago de Compostela; hun overgang tot de Hervorming was in dit ietwat afgelegen gebied blijkbaar geen beletsel om oude katholieke tradities te handhaven. De heren Liens en Werckendet hadden bovendien nog Rome en enige andere bedevaartplaatsen bezocht. Op de beker staan de namen van de drie ge- noemde heren gegraveerd met het jaartal 1595 en het bijschrift: ,,Hi tres fuerunt Compostellae". De beker bevat nog 17 andere namen bij de jaartallen 1604 en 1611, terwijl aan de binnenzijde nog zes namen staan met het jaartal 1694. Het Sint-Jacobs- gilde is eerst in 1754 door het overlijden van het laatste lid uitgestorven. De bezit- tingen en de beker werden eigendom van de gemeente; in 1922 werd de beker aan- geboden aan het museum van het Zeeuws Genootschap 19).

Tot het Bergens zilver van de 18de eeuw behoren o.a. een beker, een dobbelbeker en twee theelepels, die zich in de collectie van de heer Chr. Rogier te Bergen op Zoom bevinden 20).

Bergen op Zoom had vroeger diverse gilden. In 1456 werden nieuwe voorschriften gegeven aan de Oude Voetboog van St. Joris, de Oude Handboog van St. Sebasti- aan, de schutters van de Jonge Handboog, het Gilde van de Jonge Voetboog of van ,,den pauvere"; dit laatste gilde werd reeds in 1413 genoemd en heette in 1533 "ge- selscape van den scutteren van sint Jorys van den groenen berge buyten der Steen- berchscher poorte". Verder was er nog "het gheselscape van den gulden van den croone van den zweerde ter eere ende weirdicheyt des heiligen ingel Gods sinte Michiele" 21), een Lieve-Vrouwegilde 22), een Sacramentsgilde (1507-1572) 23) en

16) Catalogus Brabants Zilver 1965, nr 20. B. H. Stolte en R. van Hasselt, Roosen- daal en Nispen, Roosendaal 1965, p. 35. - Deze tazza was aanwezig op de tentoonstelling van Westbrabants Zilver in het raadhuis te Roosendaal 16-26 mei 1968. Catalogus Nat. Tentoonstelling Oude Kerkelijke Kunst te 's-Hertogen- bosch 1913, nr 275 (met monogram AH ? ; hier ten onrechte aan Breda toege- schreven). J. W. Frederiks, Dutch silver, dl. 111, p. 27 en afb. 79.

17) W. H. Th. Knippenberg in Brabantia 15, 1966, p. 132.

18) Catalogus Brabants Zilver 1965, nr 4 met afb.

19) C. Hollestelle, Iets over oude gebruiken en de gilden te Tholen en omgeving (met Naschrift), Sinte Geertruydtsbronne 7, 1930, p. 131-138 met foto. Cf. Sinte Geertruydtsbronne 11, 1934, p. 176. - Hollestelle kent de beker toe aan een Bredase edelsmid. J. W. Frederiks, Dutch silver, dl. 1, Den Haag 1952, p. 26-27 en afb. 78.

20) Catalogus Brabants Zilver 1965, nr 340-343; cf. nr 70 en 71.

21) Slootmans, 1945, p. 30-32 en 484. 22) Slootmans, 1945, p. 82.

23) Sinte Geertruydtsbronne 7, 1930, p. 81; cf. 4, p. 87.

(16)

een Sint-Antoniusgilde, in 1470 genoemd en in 1582 bij de invoering van een her- vormd stadsbestuur verdwenen 24). Het "Sint Jacopsghulde", in 1502 genoemd, was gevestigd in de Sint-Jacobskapel, die vóór 1593 werd afgebroken. In de nabij- gelegen godshuisjes werd aan pelgrims onderkomen verschaft; nog in de 17de eeuw waren er pelgrims naar Compostela 25). Zeker hebben enige van de genoemde gilden gildezilver gehad, maar voorzover bekend is er niets meer over. Wel kocht de stad in 1933 op de veiling-Claes te Antwerpen een van de vaandels van het voor- malig Sint-Ambrosiusgilde; het ander Bergens vaandel werd bezit van het Neder- lands Openluchtmuseum te Arnhem 26).

Van de edelsmid J. J. Verduyn te Bergen bevinden zich enige gildeschilden in het Centraal Noordbrabants Museum te 's-Hertogenbosch; een schild van het voormalig Sint-Sebastiaangilde te Huybergen uit 1853 met de jaarletter V ( = 1855) werd door Verduyn gemaakt 27). In hetzelfde museum bevindt zich een koningsschild van het nog bestaande "Gilt van S. Bastiaan" te Woensdrecht uit 1821 met de jaarletter M

( = 1821) 28); ook dit schild draagt het meesterteken van Verduyn.

W. H. Th. Knippenberg.

24) Slootmans in Taxandria 50, 1943, p. 275-279.

25) G. C. A. Juten, Beschrijving van Bergen op Zoom en omstreken, 1924, p. 54.

C. J. F. Slootmans in Taxandria 49, 1942, p. 300 ( .. voetboege ende hantboghe schutters" reeds genoemd in rekeningen van 1413-1414). W. H. Th. Knippen- berg, Oude pelgrimages vanuit Noord-Brabant, Oisterwijk 1968, p. 97.

26) J. A. Jolles, De schuttersgilden en schutterijen van Noord-Brabant, 's-Herto- genbosch 1933-1934, dl. 11, p. 12.

27) W.H.Th. Knippenberg, Brabants Gildezilver IV, in De Gildetrom jg. 15, 1968, p. 22.

28) Cf. Jolles Il, p. 221-224.

PUBLICATIES BETREFFENDE BERGEN OP ZOOM

*

,,Een blikopener op het Markiezenhof". - J. Sanders :

E8n suggestief boekwerkje met interessante tweelingfotografie ter instructie van de restauratie voortgang. Het werd uitgegeven door de stichting : .. Vrienden van het Markiezenhof". De vlotte tekst verraadt de warmbloedige, geëngageerde historicus.

:'.<

,,Het Huis genaamd "Onse Vrouwe". 1968. - W. Kramer :

Bij de opening van hun zaak in het gerestaureerde pand op de Markt, hoek Kremer- straat, deden de juweliers Herbers en Jenniskens een bijzonder fraai boekwerk ver- schijnen. Het werd geschreven door de heer W. Kramer, architect bij de Rijksdienst voor Monurnentenzorq.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The analysis of the expenditure by festinos from the rest of South Africa indicates that the direct effect represents 35.9%, the indirect effect 28.3% and the induced effect 35.8%

Using philosophical tools (taking a normative approach) helps public administrators to think rationally and to be ethical policy-makers. The relationship between

The medieval tradition of the signs of the Messiah opens many perspectives of which three will be discussed in this article: on Jewish expectations of the coming of the Messiah,

Cathy: Look, I think it is very important when you are in a, in a management position, that you have to know what people think and say, because, uh, one moves a bit,

The primary aim of this study was to assess the role of high-sensitivity cardiac troponin T (hs-cTnT) as marker to detect silent myocardial ischemia (SMI) and target organ damage

BSA: Bovine serum albumin; D24 systems: Silicon dioxide diatom shells functionalized with gold nanoparticles; DE: Diatomaceous earth; MO: Mineral oil; SERS: Surface-enhanced

rigting plaasvind. Die status van die afrigter. Die professionalisering van sportafrigting .. Die beheer en koordinering van afrigting ... Die opleidingsisteem vir

Stokvis (1979:vii) beweer tereg dat sport soveel nuanses vertoon dat daar dikwels groat verskille in die omskrywing daarvan voorkom. Dit is 'n w1keldwoord wat in