• No results found

Kijk op de praktijk!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kijk op de praktijk!"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Storch, N. (2005). “Collaborative writing: Product, process, and students’ reflections.”

In: Journal of Second Language Writing, jg. 14, nr. 1, p. 153-173.

Tynjälä, P., L. Mason & K. Lonka (2001). ‘Writing as a learning tool: An introduc- tion’. In: G. Rijlaarsdam (series ed.), P. Tynjälä, L. Mason & K. Lonka (volume eds.). Studies in Writing: Volume 7: Writing as a Learning tool: Integrating Theory and Practice. Kluwer Academic Publishers, p. 7-22.

Van den Akker, J., K. Gravemeijer & S. McKenney (eds.) (2006). Educational Design Research. New York: Taylor & Francis Ltd.

Vass, E., K. Littleton, A. Jones & D. Miell (2014). “The affectively constituted dimen- sions of creative interthinking”. In: International Journal of Educational Research, jg.

66, p. 63-77.

Vass, E., K. Littleton, D. Miell & A. Jones (2008). “The discourse of collaborative cre- ative writing: Peer collaboration as a context for mutual inspiration”. In: Thinking Skills and Creativity, nr. 3, p. 192- 202.

Wegerif, R., N. Mercer & L. Dawes (1999). “From social interaction to individual rea- soning: an empirical investigation of a possible sociocultural model of cognitive development”. In: Learning and Instruction, nr. 9, p. 493-516.

Weinberger, A. & F. Fischer (2006). Analyzing argumentative knowledge construction. A framework to analyze argumentative knowledge construction in computer-supported collaborative learning. Tubingen: Knowledge Media Research Center.

Ronde 5

Maaike Vervoort

Saxion Academie Pedagogiek & Onderwijs, Hengelo Contact: m.vervoort@saxion.nl

Kijk op de praktijk!

1. Inleiding

Lerarenopleidingen willen studenten optimaal voorbereiden op de beroepspraktijk. In de Nederlandse lerarenopleiding primair onderwijs neemt de Kennisbasis Pabo een prominente plaats in. Het is belangrijk dat aanstaande leraren een theoretische kennis- basis verwerven, ook voor het vakgebied Nederlands. Maar dat alleen is niet voldoen- de. Lerarenopleiders verwachten dat studenten de geleerde vakdidactische inzichten beredeneerd toepassen in hun lespraktijk. Voor studenten blijkt dat problematisch,

5

(2)

vooral als de inzichten uit het Pabo-curriculum vernieuwend zijn ten opzichte van de bestaande onderwijspraktijk. Deze aloude theorie-praktijkkloof vormde de aanleiding voor mijn promotieonderzoek. Een hoofdvraag was: ‘hoe kunnen aanstaande leraren worden ondersteund bij het toepassen van vernieuwende vakdidactische inzichten uit het opleidingscurriculum in hun lespraktijk?’ Het onderzoek bestond uit het systema- tisch ontwerpen en evalueren van een interventie waarbij rich media-cases worden inge- zet in het opleidingscurriculum Nederlands. In deze bijdrage worden de opbrengsten van dit ontwerponderzoek belicht vanuit het perspectief van de lerarenopleider Nederlands. Voor details over de onderzoeksmethoden wordt verwezen naar het proef- schrift (Vervoort 2013).

2. Rich media-cases in de lerarenopleiding

Rich media-cases bestaan uit videobeelden van onderwijssituaties, die in een digitale omgeving zijn verbonden met audio, video of tekst die aanvullende informatie geeft.

Deze videobeelden zijn praktijkvoorbeelden: ze geven een beeld van de mogelijke of gewenste onderwijspraktijk. Uit de onderzoeksliteratuur blijkt dat het gebruik van rich media-cases in de lerarenopleiding de aansluiting tussen theorie en praktijk kan verbe- teren (Barnett-Clarke 2001). Maar alleen naar videobeelden kijken is niet genoeg.

Wanneer we cases inzetten als leermiddel, is het belangrijk om ze te verbinden aan een specifieke opdracht die studenten richt op de casusinhoud (Blijleven 2005).

Bovendien is wat studenten leren van praktijkvoorbeelden afhankelijk van de context waarin ze die bestuderen (Hatch & Grossman 2009). Het is dus van belang waar en met wie studenten de videobeelden bestuderen.

3. Het ontwerp

Hoe kunnen deze inzichten worden vertaald naar het Pabo-curriculum? Deze vraag stond centraal in de eerste onderzoeksfase en leidde tot een ontwerp over vakdidactiek voor beginnende geletterdheid. De kern van het ontwerp is een lesvoorbereidingsge- sprek tussen mentor en student, waarbij ze rich media-cases gebruiken voor een geza- menlijke lesvoorbereiding. De naam VILMS verwijst naar het gebruik van Video voor Interactieve Lesvoorbereiding door Mentor en Student.

In VILMS zijn de rich media-cases ‘Werken aan tussendoelen beginnende geletterd- heid’ (De Blauw e.a. 2000) gebruikt. Deze cases tonen leeractiviteiten en docentgedrag dat medio 2000 relatief vernieuwend is. Immers, het vroegtijdig stimuleren van gelet- terdheid breekt met de in Nederland gevestigde tradities dat kleuters moeten spelen.

Drie cases zijn geselecteerd bij de tussendoelen ‘Functie van geschreven taal’, ‘Relatie tussen gesproken en geschreven taal’ en ‘Taalbewustzijn’. Selectiecriteria zijn ontleend

(3)

aan het concept ‘interactief taalonderwijs’: er is sprake van functioneel en betekenisvol lezen/schrijven, interactie tussen leerlingen (en leraar) over lezen/schrijven en voor- beeldgedrag van de leraar voor lezen/schrijven.

VILMS wordt ingezet in een onderwijseenheid voor tweedejaars Pabo-studenten:

• Na drie inleidende colleges ‘vakdidactiek’ voeren studenten een lesvoorbereidings- gesprek met hun mentor, waarbij ze samen de cases bekijken en verwerken in een les.

• Studenten voeren deze les uit en maken een videoportfolio waarin ze videofrag- menten uit hun les schriftelijk verantwoorden.

• Studenten presenteren hun videoportfolio aan medestudenten.

Figuur 1: Uitvoering van VILMS in het pabo-curriculum.

VILMS is in drie opeenvolgende studiejaren uitgevoerd. Evaluatiestudies leverden ver- beterpunten op, zoals de toevoeging van een rolinstructie voor mentoren en aanscher- ping van de selectiecriteria voor de cases. Ook bleek VILMS praktisch bruikbaar in de begeleidingspraktijk van de basisschool.

4. Leeropbrengsten

Leidt VILMS tot toepassing van vernieuwende inzichten door studenten? Om de leer- opbrengsten van VILMS te bepalen, is nagegaan of het lesvoorbereidingsgesprek tus- sen mentor en student leidt tot uitvoering van de ideeën uit de cases. Dat was het geval. Daarmee was een belangrijke stap gezet. Echter, in het lesvoorbereidingsgesprek vond selectie plaats. Dat kon betekenen dat niet alle ideeën uit de cases (direct) toe-

5

(4)

pasbaar zijn in bepaalde contexten. Om rekening te kunnen houden met die context, is context-specifieke kennis nodig – die studenten nog niet hebben. Mentoren daaren- tegen hebben op basis van hun ervaring veel context-specifieke kennis, ofwel praktijk- kennis. De veronderstelling was dat mentoren, op basis van hun praktijkkennis, een rol spelen bij beslissingen over de uitvoering van de ideeën uit de cases. Om die ver- onderstelling te toetsen, is in een vervolgstudie nagegaan welke bijdrage praktijkken- nis van mentoren levert aan het lesvoorbereidingsproces en aan het leren van studen- ten.

Mentoren blijken een sleutelrol te spelen in het lesvoorbereidingsproces. De praktijk- kennis die zij inbrengen ondersteunt het leren van studenten op drie manieren:

1. Mentoren interpreteren de praktijkvoorbeelden vanuit een vakdidactisch perspec- tief, waarbij ze de situatie in de casus duiden en verbinden aan een leerlijn voor geletterdheid. Hierdoor krijgen studenten zicht op de vakdidactische inhoud van de situatie in de casus.

2. Mentoren relateren de specifieke situatie in de casus aan de specifieke situatie in de eigen groep, met name wat betreft het niveau van de leerlingen en de mogelijke doelen en instructie voor deze leerlingen. Hierdoor worden de cases verrijkt en krij- gen studenten zicht op de beginsituatie van de leerlingen, nodig voor hun lesprak- tijk.

3. Mentoren geven adviezen voor een les, in het bijzonder voor instructie en doelen die aansluiten bij het leren van de leerlingen in hun groep. De adviezen leiden tot een verfijning, substantiële uitwerking of wijziging van het oorspronkelijk lesidee van de student.

De lesvoorbereidingsopdracht richt de aandacht van mentoren op de vakdidactische inhoud van de cases, al gebruiken zij over het algemeen geen vakdidactische begrippen die studenten leren op het opleidingsinstituut.

Het blijkt dat studenten vakdidactische ideeën uit de cases toepassen in hun lesprak- tijk en bij de verantwoording van hun handelen gebruikmaken van de praktijkkennis van hun mentor, met name over (1) leren van leerlingen, (2) doelen en (3) instructie op het vlak van beginnende geletterdheid. Ook hebben studenten meer zicht gekregen op de verschillende verschijningsvormen van de vakdidactiek in de praktijk van de basisschool: ze zijn beter in staat de theorie te herkennen in de praktijk.

(5)

5. Conclusies en aanbevelingen

VILMS draagt bij aan de verbinding van theorie en praktijk. Een gezamenlijke les- voorbereiding door mentor en student, met gebruikmaking van rich media-cases, helpt Pabo-studenten om vernieuwende vakdidactische ideeën te vertalen naar hun lesprak- tijk. Naar aanleiding van praktijkvoorbeelden expliciteren mentoren praktijkkennis die een bijdrage levert aan de interpretatie van de cases vanuit een vakdidactisch per- spectief en de toepassing van vernieuwende vakdidactiek door studenten. In de pre- sentatie worden hiervan concrete voorbeelden gegeven aan de hand van videomateri- aal van lesvoorbereidingsgesprekken en videoportfolio’s.

Aanbevelingen voor de lerarenopleiding zijn:

• Geef praktijkkennis van mentoren een prominente plaats in het opleidingscurricu- lum.

• Zorg voor een betere afstemming tussen de rol van mentoren en lerarenopleiders, met name wat betreft hun specifieke kennisbijdrage aan het leren van studenten.

• Communiceer met mentoren over de theoretische begrippen (uit de Kennisbasis Pabo) die in de verschillende leerjaren worden aangeboden in het Pabo-curriculum.

Referenties

Barnett-Clarke, C. (2001). “Case design and use: Opportunities and limitations”. In:

Research in Science Education, jg. 13, nr. 1, p. 309-312.

Blijleven, P.J. (2005). Multimedia-cases. Naar een brug tussen theorie en praktijk.

Dissertatie. Enschede: Universiteit Twente.

De Blauw, A., R. Zandt, J. van het Bronkhorst, C. Aarnoutse & L. Verhoeven (2000).

Werken aan tussendoelen beginnende geletterdheid [cd-rom]. Nijmegen:

Expertisecentrum Nederlands.

Hatch, T. & P. Grossman (2009). “Learning to look beyond the boundaries of repre- sentation:

Using technology to examine teaching”. In: Journal of Teacher Education, jg. 60, nr. 1, p. 70-85.

Vervoort, M. (2013). Kijk op de praktijk: rich media-cases in de lerarenopleiding.

Dissertatie. Enschede: Universiteit Twente.

5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De ontwikkeling van de drie aspecten in hun onderlinge samenhang kan behalve in de tijd ook in vergelijking met andere ondernemingen bezien worden. Deze

WATER - BLADEREN - STAM - VERANKEREN - ZUURSTOF - TAKKEN - WORTELS - BLADEREN Vul de woorden op de juiste plaats in. Delen van de boom en

graag op deze pagina, over DE HELE PAGINA, dus ook over de gekleurde balken heen, onze

De vaststelling dat socio-economische verschillen in de rol van ouders (en bijgevolg in de vrijetijdsbesteding van jongeren) niet zozeer te wijten zijn aan de doelen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Die factoren zijn te vinden in stabiliteit op economische terrein en vooral in demografische omstandigheden van de doorgaans kleine tot middelgrote steden in die provincie en

The present study analyses the impact of tokens, particularly those of presence, on the internal organization of guilds. Primarily, the two main methods of individualization, i.e.

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of